NL193646C - Elektrische holle wanddoos. - Google Patents

Elektrische holle wanddoos. Download PDF

Info

Publication number
NL193646C
NL193646C NL9500611A NL9500611A NL193646C NL 193646 C NL193646 C NL 193646C NL 9500611 A NL9500611 A NL 9500611A NL 9500611 A NL9500611 A NL 9500611A NL 193646 C NL193646 C NL 193646C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hollow wall
wall box
fixing member
groove
hook
Prior art date
Application number
NL9500611A
Other languages
English (en)
Other versions
NL9500611A (nl
NL193646B (nl
Inventor
Albertus Berendsen
Original Assignee
Abb Patent Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Abb Patent Gmbh filed Critical Abb Patent Gmbh
Publication of NL9500611A publication Critical patent/NL9500611A/nl
Priority to NL9600016A priority Critical patent/NL194020C/nl
Priority to NL9600015A priority patent/NL194142C/nl
Publication of NL193646B publication Critical patent/NL193646B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193646C publication Critical patent/NL193646C/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • H02G3/123Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in thin walls

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Casings For Electric Apparatus (AREA)
  • Connection Or Junction Boxes (AREA)
  • Details Of Rigid Or Semi-Rigid Containers (AREA)
  • Rigid Containers With Two Or More Constituent Elements (AREA)

Description

1 193646
Elektrische holle wanddoos
De uitvinding heeft betrekking op een elektrische holle wanddoos, zoals bijvoorbeeld een schakelaardoos, een aftakdoos e.d., welke doos van voren in een doorgaand gat in een wand kan worden ingezet, met een 5 radiaal buitenwaartse uitstekende, aan de vrije rand aangebrachte vasthoudflens en met ten minste een tweetal van voren te bedienen, aan de omtrek gelijkmatig verdeeld aangebrachte fixeerorganen, welke in de ingezette toestand van die holle wanddoos van achteren tegen de wand kunnen worden aangetrokken, zodanig, dat de wand tussen die vasthoudflens en de fixeerorganen vastgeklemd kan komen te zitten, waarbij elk fixeerorgaan een langgerekte, zich langer dan de axiale lengte van de holle wanddoos 10 uitstrekkende vorm heeft, en in een axiale geleiding op het buitenvlak van de holle wanddoos verplaatsbaar geleid wordt en aan zijn, zich van de vasthoudflens afgekeerde zijde bevindende einde een aanvormsel bevat, waarvan althans een gedeelte dwars op de langsrichting van het fixeerorgaan is gericht, en een aanslag vormt voor aankomst tegen de achterzijde van de holle wand.
Een dergelijke holle wanddoos of elektrische doos voor een spouwmuur is bestemd en ingericht om te 15 worden bevestigd in een doorgaand gat in een wand, welke zich bevindt op een bepaalde afstand van een muurwandvlak, en is bekend uit de Franse octrooiaanvrage 25.66.848.
De bekende holle wanddoos is voorzien van snelbevestigingsbandjes die aan hun uiteinde voorzien zijn van blokkeerorganen, die bij voorkeur een naar buiten gekeerde V- of A-vorm bezitten. De snelbevestigingsbandjes zijn in hun achterste gedeelte ongesteund door de wanddoos, waardoor de blokkeerorganen in 20 enige mate tot binnen het ruimste profiel van de wanddoos naar binnen gebogen kunnen worden, hetgeen het installeren vergemakkelijkt.
Doordat bij de bekende wanddoos de snelbevestigingsbandjes over een groot deel van hun lengte ongesteund zijn is de ingebogen toestand daarvan niet stabiel. Tijdens het invoeren van de holle wanddoos in de doorgang in de wand zal de installateur daarom een maatregel moeten nemen om te zorgen dat de 25 blokkeerorganen niet naar buiten bewegen en aldus het profiel van de holle wanddoos tijdens het invoeren op hinderlijke wijze zouden vergroten. In het eenvoudigste geval zal de installateur hiervoor de holle wanddoos met beide handen moeten inbrengen.
Doel van de uitvinding is om hierin verbetering te brengen. Volgens de uitvinding wordt er daartoe in voorzien, dat het aanvormsel U-vormig of haakvormig is, waarbij in de ruststand de bodem daarvan op 30 stabiele wijze aan de radiale binnenzijde van de langsas van het fixeerorgaan uitsteekt en het vrije been van het aanvormsel ongeveer in de langsas ligt, een en ander zodanig dat het aanvormsel zich in de, aan de holle wanddoos gemonteerde toestand achter de bodem van de holle wanddoos bevindt en bij het uittrekken van het fixeerorgaan voorwaarts bij het glijden langs het over de buitenwand van de holle wanddoos radiaal naar buiten zwenkt om van achteren tegen de wand aan te komen liggen.
35 Met de maatregelen volgens de uitvinding wordt bereikt dat de grendeluiteinden van de fixeerstrip zich in de ruststand op stabiele wijze binnen de contouren van de holle wanddoos bevinden en bij installatie op volledig beheerste wijze bij het aantrekken van de strips naar buiten gedwongen worden. Tijdens het inbrengen van de wanddoos wordt geen hinder ondervonden van heen en weer bewegende uiteinden van de fixeermiddelen, zodat de installatie vergemakkelijkt is en op meer beheerste wijze plaats kan vinden.
40 Opgemerkt wordt dat uit het Duitse Offenlegungsschrift 40.20.678 een elektrische holle wanddoos van de in de aanhef genoemde soort bekend is, waarbij door schroeven verstelbare, alsmede in- en uitzwenkbare bevestigingsorganen worden toegepast, welke in hun ingezwenkte stand in een kamer van de holle wanddoos het inzetten van die doos in het gat in de wand mogelijk maken en in een uitgezwenkte stand dienst doen voor het fixeren van die doos in het gat in de wand. Door bediening van de schroeven 45 verplaatsen zich de vasthoudorganen tot tegen het binnenvlak van de wand waardoor de wand geklemd komt te zitten tussen enerzijds een aan de doos gevormde flens en de vasthoudorganen.
Uit het Duitse Offenlegungsschrift 40.20.677 is het bekend aan de buitenzijde spreidorganen aan te brengen, welke door middel van telkens een schroef tot in de gespreide stand kunnen worden gebracht.
Van belang is daarbij, dat het gat in de wand conisch moet worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het 50 uittrekken kan worden vermeden.
Een verdere uitvoeringsvorm is bekend uit het Duitse octrooischrift 37.17.443, waarbij aan de buitenzijde van de holle wanddoos schroeven zijn aangebracht welke op afstand uiteen aangebrachte lippen dragen, waarbij, bij het draaien van de schroef de lippen naar buiten zwenken.
Bij deze, van schroeven voorziene, holle wanddozen bestaat het probleem hierin, dat het veel tijd vergt 55 de schroeven zo lang te draaien, tot de bevestigingslippen tegen het binnenvlak van de wand komen aan te liggen respectievelijk met spreidlichaam zo verre vervormd is, dat een fixering van de holle wanddoos in de wand is bereikt. In het bijzonder bij de uitvoering met het spreidorgaan is het ook noodzakelijk, de diameter 193646 2 van het gat in de wand nauwkeurig aan te houden, aangezien het klemmend vast blijven zitten niet gewaarborgd is.
Bij voorkeur is het vrije einde van het vrije been zodanig afgeschuind, dat het in gespannen en buitenwaarts gezwenkte stand een loodrecht op de langsas verlopend ringvormig vlak vormt, dat vlak aan 5 komt te liggen tegen het binnenvlak van de wand.
Volgens een andere voorkeur is het vrije einde van het vrije been puntig of voorzien van tanden, een en ander zodanig, dat dat einde in gespannen stand met de punt respectievelijk de tanden tot in het binnenvlak van de wand ingedrukt is.
Volgens een andere voorkeur is het vrije einde van het been dat met het langgerekte gedeelte van het 10 fixeerorgaan een V-vormige gedaante vormt, convex uitgevoerd, betrokken op het die V-vormige gedaante begrenzende vlak van het langgerekte gedeelte.
Bij voorkeur bevat hierbij het vrije been een zich nabij de wortel daarvan bevindend bereik, dat met het langgerekte gedeelte een scherpe hoek insluit, en een daarop aansluitend bereik, dat boogvormig eindigt in een raaklijn, welke loodrecht op het langgerekte gedeelte van het fixeerorgaan verloopt.
15 Volgens weer een andere voorkeur bevat het fixeerorgaan een haak, welke een evenwijdig aan het langgerekte gedeelte van het fixeerorgaan verlopend verlengstuk bevat, dat voor de geleiding van een drukveer dienst doet, welke in de gemonteerde toestand tegen het binnenvlak van de wand aanligt.
Volgens een andere uitvoering wordt de axiale geleiding tenminste in het bereik van de vrije rand gevormd door een oog, dat het fixeerorgaan zodanig omvat, dat een axiale verplaatsing mogelijk is.
20 Bij voorkeur wordt hierbij de axiale geleiding in het overige bereik tussen het oog en de bodem gevormd door een axiaal verlopende groef.
Alternatief wordt de axiale geleiding tussen het oog en de bodem gevormd door een C-vormige of zwaluwstaartvormige groef.
25 Aan de hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvoorbeelden volgens de uitvinding zijn afgebeeld, zal de uitvinding en zullen verdere voordelige nadere uitwerkingen en verbeteringen daarvan thans nog worden toegelicht en beschreven.
Figuur 1 is een aanzicht van een holle wanddoos volgens de uitvinding; figuur 2 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn ll-ll in figuur 1; 30 figuur 3 is een aanzicht in pïjlrichting P van de holle wanddoos; figuur 4 toont, op vergrote schaal een deel van de uitgevonden holle wanddoos; figuur 5 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn V-V; figuur 6 laat een verdere nadere uitwerking van de uitvinding zien overeenkomstig de aanzichtfiguur 5; figuur 7 is een doorsnede-met-aanzicht van een holle wanddoos met een verdere uitvoeringsvorm van 35 grendelelementen voor de fixeerorganen; figuur 8 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn VIII—VIII in figuur 7; figuur 9 toont een verdere uitvoeringsvorm voor het vormen van een grendelelement; figuur 10 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn X-X in figuur 9; figuur 11 is een gedeeltelijke doorsnede-met-aanzicht van een holle wanddoos met een deelbereik van 40 een fixeerorgaan en met een grendelelement; figuur 12 is een doorsnede-met-aanzicht volgens de lijn XII—XII in figuur 11; en figuur 13 laat een verdere uitvoeringsvorm van het fixeerorgaan zien.
Allereerst wordt thans verwezen naar figuur 2.
45 Volgens deze figuur bevindt zich in een wand 10 een doorgaand gat 11, waarin een potvormige, elektrische holle wanddoos 12 is ingezet. Die holle wanddoos 12 bevat een cilindervormig gedeelte 13, dat aan zijn ene einde door middel van een bodemwand 14 gesloten is en aan zijn andere einde een radiaal buitenwaarts gerichte bevestigingsflens 15 bevat, welke in de gemonteerde stand van de holle wanddoos 12 tegen de buitenzijde van de wand 10 aan ligt. Blijkens figuur 1 is de vasthoudflens 15 niet rondgaand 50 aangebracht doch onderverdeeld in een tweetal, elk een betrekkelijk klein omtreksbereik van de holle wanddoos 12 bedekkende vasthoudflenzen 15, 15a, welke diametraal tegenover elkaar liggen en radiaal buitenwaarts uitsteken, waarbij de buitendiameter van die vasthoudflensgedeelten 15 en 15a groter is, dan de diameter van het door de muur gebroken gat 11.
Tussen de vasthoudflensgedeelten 15 en 15a bevinden zich eveneens diametraal tegenover elkaar twee 55 fixeerplaatsen 16 en 17, terwijl zich tussen de vasthoudflensgedeelten 15,15a en die fixeerplaatsen 16 en 17 aan het cilindrische gedeelte telkens een uitsparing 18 en 19 bevindt, welke uitsparingen een zwaluwstaartvormige gedaante hebben zodat verdere holle wanddozen op die uitsparingen 18 en 19 kunnen 3 193646 worden aangesloten.
De fixeerplaatsen 16 en 17, waarvan in figuur 2 de fixeerplaats 16 nader is afgebeeld, bezitten een aanvormsel 20, dat in het bereik van de wand 10 nabij de vrije rand van de holle wanddoos 12 als een gesloten oog 21 is uitgevoerd en in het bereik tussen het oog 21 en de bodem 14 een open C-vormige 5 dwarsdoorsnede heeft, welke vrije beeneinden 22 en 23 naar elkaar toe zijn gekeerd. Dóór het oog 21 heen reikend en geleid en in het C-vormige aanvormsel 20 is een langgerekt, in dwarsdoorsnede plat rechthoekig fixeerdeel 24 ingezet, dat, zoals in figuur 2 met streeppuntlijnen weergegeven, aan zijn ene einde is voorzien van een U-vormige haak 25, waarvan de U-vorm ongeveer loodrecht op de langsrichting van het fixeerdeel 24 verloopt, waarbij het vrije been 26 van die U-vormige haak ongeveer in het verlengde van het 10 fixeerdeel 24 eindigt, terwijl daarentegen de bodem van de U-vorm tot voorbij de platzijde van het fixeerdeel 24 reikt.
Voor het beter inbrengen van het fixeerdeel 24 is dit aan zijn tegengestelde einde voorzien van een dwarsdoorsnedevernauwing 27.
Voor het fixeren van de holle wanddoos in het inwendige van het gat 11 wordt het fixeerdeel respectieve-15 lijk wordt telkens een fixeerdeel 24 dóór C-vorm van het aanvormsel 20 en dóór het oog 21 van de bodem uit naar voren toe doorgestoken en wel zo ver, tot de haak 25, zoals weergegeven in figuur 2, tot achter de bodem 14 van de holle wanddoos 12 grijpt. Uiteraard wordt een fixeerdeel 24 zowel op de fixeerplaats 16 alsook op de fixeerplaats 17 aangebracht. De stand van de fixeerdelen 24, zoals in figuur 2 met streeplijnen weergegeven, waarbij de haken 25 van die fixeerdelen achter de bodem 14 van de holle wanddoos 12 20 grijpen, is de opslag- en transportstand.
Wanneer nu de holle wanddoos 12 in het gat 11 van de wand 10 moet worden gefixeerd, wordt eerst de holle wanddoos 12 dóór het gat 11 heengestoken, totdat de flenzen 15 en 15a komen aan te liggen tegen de buitenzijde van de wand 10. Het invoegen van de holle wanddoos met de fixeerorganen 24 kan zonder problemen worden uitgevoerd, aangezien zich wegens de vormgeving van de haken 25 met de in niet 25 vervormde toestand uit de langsprojectie uitstekende bodem van de U-vorm van de haken 25 en de benen 26 binnen de contour van de holle wanddoos 12 en daardoor ook binnen de, door het gat 11 gedefinieerde cilinder bevinden. Wanneer nu de holle wanddoos 12 in de in figuur 2 weergegeven stand in het gat 11 van de wand 10 is ingezet, worden de fixeerdelen 24 voorwaarts in pijlrichting A er uitgetrokken, waarbij de haak 25 door het oplopen op het cilindrische gedeelte 13 van de holle wanddoos 12 zodanig vervormd raakt, dat 30 het vrije been naar buiten wordt gespreid en aldus in het bereik buiten de door het gat 11 gedefinieerde cilinder komt te liggen. Zodra het been 26 tegen het binnenvlak van de wand komt aan te liggen, één en ander zoals in figuur 2 met getrokken lijnen is weergegeven, is de holle wanddoos gefixeerd en kan het naar buiten uitstekende lengtestuk van de fixeerdelen 24 worden afgesneden.
De afstand van de vrije benen 22 en 23 moet zodanig worden gekozen, dat de haak 25 respectievelijk 35 het been 26 naar buiten kan zwenken. In plaats van een C-vorm van het aanvormsel kan uiteraard op eenvoudige wijze ook een U-vormige gedaante worden toegepast, zoals in figuur 3 is aangeduid. Wanneer een C-vormige gedaante wordt toegepast, zou het bereik van de haak 25 ten opzichte van de rest van het fixeerdeel 24 overeenkomstig de afstand van de beeneinden 22, 23 smaller worden uitgevoerd.
De fixeerplaats 16 is in de figuren 4 en 5 op vergrote schaal afgebeeld. In het inwendige van het oog 21 40 wordt het fixeerdeel 24 geleid, waarbij de haak 25 door het U-vormige of C-vormige aanvormsel 20 wordt geleid.
Het vrije einde van het been 26 is, betrokken op het buitenvlak van het been 26, afgeschuind onder een hoek a, welke zodanig is bemeten, dat het vrije einde 28 van het been 26 in de gemonteerde toestand, dat wil zeggen in de stand volgens figuur 5 loodrecht op de langsas van de holle wanddoos 12 verloopt en 45 daardoor passend tegen het binnenvlak 29 van de wand 10 komt aan te liggen.
Ter fixering van het fixeerorgaan 24 in de in figuur 5 weergegeven stand is, in de vrije rand 30 van de holle wanddoos 12 een grendelelement 31 ingegoten, dat een L-vormige gedaante heeft, waarbij het korte been 32 van de L-vorm onder een stompe hoek ten opzichte van het lijf 33 van de L-vorm van het grendelelement is omgebogen; dat lijf 33 van het grendelelement 31 verloopt evenwijdig aan de middenas 50 van de holle wanddoos 12 terwijl de punt van het been 32 naar buiten is gericht en grijpt in de glijbaan van het fixeerorgaan 24, zodat de punt van het been 32 in geringe mate tot in het inwendige van het fixeerorgaan 24 ingeboord of ingedrukt kan komen te zitten.
Met andere woorden: de afstand van de punt van het been 32 tot het tegenovergelegen binnenvlak van het oog 21 is kleiner, dan de dikte van het fixeerorgaan 24.
55 Figuur 6 laat een alternatieve uitvoeringsvorm zien ten opzichte van hetgeen in figuur 5 is afgebeeld.
In de vrije rand 34 van de holle wanddoos 35, waarbij de fixeerplaatsen zo zijn uitgevoerd als bij de holle wanddoos 12 volgens figuur 1, is voorzien in een naar buiten naar de vrije rand toe open U-vormige groef 193646 4 36, waarin een U-vormig grendelelement 37 is ingezet. Dat grendelelement 37 bevat een tweetal onderling evenwijdige benen 38 en 39, waarvan het been 39 aan zijn vrije einde is voorzien van een onder een stompe hoek ten opzichte daarvan aangebracht omgeknikt gedeelte 40; dit omgeknikte gedeelte 40 komt, wat de werking en de functie daarvan betreft overeen met het been 32 van het grendelelement 31. Het 5 omgeknikte gedeelte 40 is daarbij voorzien van een punt 41, waarvan de afstand tot het niet nader weergegeven oog kleiner is dan overeenkomt met de dikte van het fixeerorgaan, zodat de punt 41 tot in de bewegingsbaan van het fixeerorgaan 24 reikt. De door de groef 36 gevormde, zich radiaal buiten bevindende beenwand 42 van de holle wanddoos 35 is, op afstand van het vrije einde voorzien van een doorgaande opening 43, waarin een uitgeponst gedeelte 44 aan het been 39 ter vergrendeling ingrijpt, 10 wanneer het grendelelement 37 in de groef 36 is ingestoken. Betrokken op de U-vorm van het grendelelement 37 reikt het uitgeponste gedeelte 44 naar buiten, in dezelfde richting als het omgeknikte gedeelte 40.
Boven het uitgeponste gedeelte 44 is voorzien in een verder uitgeponst gedeelte 45 dat binnenwaarts reikt en de veerwerkzaamheid van het omgeknikte gedeelte verbetert. Het been 39, waaraan zich het 15 omgeknikte gedeelte 40 bevindt, is langer dan het been 38, dat in het inwendige van de groef 36 is ingelaten. Het uitgeponste gedeelte 45 heeft daarenboven nog het verdere voordeel, dat - in tegenstelling met de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 - het omgeknikte gedeelte 40 door middel van een gereedschap, bijvoorbeeld een schroevendraaier, van het fixeerorgaan 24 kan worden afgelicht, zodat het fixeerorgaan gemakkelijker in zijn geleiding, d.w.z. in het oog 21 bewogen respectievelijk verplaatst kan worden.
20 Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 is het vrije einde 28 van het been 26 vlak; uiteraard kan het ook puntig, afgerond of van tanden voorzien zijn waarmee dat vrije been tot in het binnenvlak 29 van de wand 10 kan indringen.
Bij bepaalde holle wanddozen kan het omtreksbereik van de vasthoudflensgedeelten 15 en 15a vergroot uitgevoerd zijn, hetgeen in het bijzonder het geval is, wanneer het niet nodig is, naast een holle wanddoos 25 een verdere holle wanddoos met uitsparingen 18 en 19 aan te sluiten.
Zoals hierboven aangegeven, kan het aanvormsel C-vormig, zoals in figuur 4 weergegeven, zijn uitgevoerd; ook is echter een U-vormige gedaante mogelijk en, op bijzonder vereenvoudigde wijze is een geleiding onder bepaalde omstandigheden niet noodzakelijk. Er kan dan mee worden volstaan dat de haak 25 in het bereik van de vrije rand van de buitenwand respectievelijk het buitenvlak van het wandgedeelte 13 30 naar buiten worden gedrukt.
Het is ook mogelijk, in plaats van het ingezette grendelelement 31 respectievelijk 37 aan de holle wanddoos een op geschikte wijze aangevormd, een passende punt bevattend aanvormsel toe te passen; voor dat geval zou aan de zijde van het fixeerorgaan 24, dat met dat aanvormsel zou moeten samenwerken, een ribbeling kunnen worden toegepast, waarin dat aanvormsel vergrendelend een ligplaats zou 35 kunnen innemen.
Figuur 7 laat een holle wanddoos 50 zien met een bodem 51 en een zijwand 52. Blijkens figuur 8 is de zijwand 52 aan diametraal tegenover elkaar gelegen mantellijnen voorzien van axiaal verlopende groeven 53, welke worden begrensd door axiaal verlopende, radiaal uitstekende lijsten 54 en 55. Voor het vormen van grendelelementen of weerhaken voor de fixeerorganen is voorzien in een U-vormige strook 56 uit 40 verend elastisch materiaal, bij voorkeur uit verenstaal, welks benen 57 en 58 in de groeven 53 worden geleid; tegen het buitenvlak van de bodem 51 ligt het lijf 59 van de beugel 56 aan. Dit lijf 59 is in niet gemonteerde, ontspannen toestand convex naar het buitenvlak van de bodem 51 door een stempel-bewerking voorgevormd respectievelijk vóórgebogen.
De einden van de benen 57 en 58 zijn ongeveer V-vormig dubbel omgezet, waarbij het ene been 60 van 45 de V-vorm aansluit op het been 57; het andere been 61, dat van een punt soortgelijk aan de punt 32 of 41 is voorzien, reikt tot buiten de contour van de holle wanddoos en is daardoor op identieke wijze werkzaam aan de punten 32 en 41; zij raken vastgehaakt in het fixeerorgaan 24. De punt van de V-vorm grijpt in een radiaal doorgaand gat 62 respectievelijk 63 terwijl, op grond van de convexe voorbuiging van het lijf 59 en de daardoor bereikte veenwerking de beugel 56 vastgeklemd raakt tussen het lijf en de armen 60 van de 50 V-vormige beeneinden.
De V-vorm van de beeneinden is schematisch afgebeeld; uiteraard zijn er ook modificaties en optimaliseringen van deze vorm mogelijk, teneinde een veilige, betrouwbare fixering en vergrendeling van de fixeerorganen te bereiken.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 5 is het grendelelement respectievelijk de weerhaak 31 in de holle 55 wanddoos ingegoten; het grendelelement 31 kan, blijkens de figuren 9 en 10, ook in een zwaluwstaartvormige groef 65 en daarin gefixeerd worden.
Thans wordt nader verwezen naar figuur 11.

Claims (9)

1. Elektrische holle wanddoos, zoals bijvoorbeeld een schakelaarsdoos, een aftakdoos e.d., welke doos van voren in een doorgaand gat in een wand kan worden ingezet, met een radiaal buitenwaarts uitstekende, aan de vrije rand aangebrachte vasthoudflens en met tenminste een tweetal van voren te bedienen, aan de omtrek gelijkmatig verdeeld aangebrachte fixeerorganen, welke in de ingezette toestand van die holle wanddoos van achteren tegen de wand kunnen worden aangetrokken, zodanig, dat de wand tussen die 55 vasthoudflens en de fixeerorganen vastgeklemd kan komen te zitten, waarbij elk fixeerorgaan een langgerekte, zich langer dan de axiale lengte van de holle wanddoos uitstrekkende vorm heeft, en in een axiale geleiding op het buitenvlak van de holle wanddoos verplaatsbaar geleid wordt en aan zijn, zich van 193646 6 de vasthoudflens afgekeerde zijde bevindende einde een aanvormsel bevat, waarvan althans een gedeelte dwars op de langsrichting van het fixeerorgaan is gericht, en een aanslag vormt voor aankomst tegen de achterzijde van de holle wand, met het kenmerk, dat het aanvormsel (25; 86; 100) U-vormig of haakvormig is, waarbij in de ruststand de bodem daarvan op stabiele wijze aan de radiale binnenzijde van de langsas 5 van het fixeerorgaan (24) uitsteekt en het vrije been (26) van het aanvormsel ongeveer in de langsas ligt, een en ander zodanig dat het aanvormsel (25; 86; 100) zich in de, aan de holle wanddoos (12; 70; 102) gemonteerde toestand achter de bodem (14) van de holle wanddoos bevindt en bij het uittrekken van het fixeerorgaan (24; 85; 101) voorwaarts bij het glijden langs het over de buitenwand van de holle wanddoos (12) radiaal naar buiten zwenkt om van achteren tegen de wand (10; 94) aan te komen liggen.
2. Holle wanddoos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije einde van het vrije been (26) zodanig is afgeschuind, dat het in gespannen en buitenwaarts gezwenkte stand een loodrecht op de langsas verlopend ringvormig vlak vormt, dat vlak aan komt te liggen tegen het binnenvlak (29) van de wand (10).
3. Holle wanddoos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije einde van het vrije been (26) puntig 15 is of is voorzien van tanden, één en ander zodanig, dat dat einde in gespannen stand met de punt respectievelijk de tanden tot in het binnenvlak (29) van de wand (10) ingedrukt is.
4. Holle wanddoos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vrije einde van het been (86) dat met het langgerekte gedeelte van het fixeerorgaan (85) een V-vormige gedaante vormt, convex uitgevoerd is, betrokken op het die V-vormige gedaante begrenzende vlak van het langgerekte gedeelte.
5. Holle wanddoos volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het vrije been (86) een zich nabij de wortel daarvan bevindend bereik bevat, dat met het langgerekte gedeelte een scherpe hoek insluit, en een daarop aansluitend bereik, dat boogvormig eindigt in een raaklijn, welke loodrecht op het langgerekte gedeelte van het fixeerorgaan (85) verloopt.
5 193646 Aan de zijwand 70 van een holle wanddoos 71 is aan het einde daarvan voorzien in een verdikking 72, waarin een, naar de vrije rand van de zijwand 70 toe open groef 73 is ingebracht, welke met de groef 36 volgens figuur 6 overeenkomt. Op gelijke wijze als daér, is er, in de zich aan de buitenzijde bevindende wand 74 van de groef 73 een achterwaartse verspringing aangebracht welke om vervaardigingsredenen 5 door een in figuur 11 niet weergegeven uitsparing (soortgelijk aan de uitsparing 43 in figuur 6) wordt gevormd. In de groef 73 is een golfvormig grendelelement 76 ingestoken, dat een viertal in tegengestelde richting uitstekende golftoppen 77, 78, 79 en 80 bevat; de golftoppen 77 en 79 komen aan te liggen tegen de wand 74 van de groef 73 en de golftop 78 tegen de tegenovergelegen zich aan de binnenzijde bevindende wand 81 van de groef 73, zodat door deze drie golftoppen het grendelelement 76 in het 10 inwendige van de groef 73 is vastgelegd; het grendelelement 76 bezit een met het uitgeponste gedeelte 44 overeenkomend uitgeponst gedeelte 82, dat achter de achterwaartse verspringing 75 grijpt, zodat het grendelelement 76 niet uit de groef 73 kan worden getrokken. Op de golftop 80 sluit de punt 83 van het grendelelement 76 aan, welke in een zaagtandvormige verdieping 84 aan het fixeerorgaan 85 ingrijpt. Het fixeerorgaan 24 volgens de figuren 1, 2 en 5 is voorzien van een haak 25 van ongeveer L-vormige 15 gedaante. Het fixeerorgaan 85 bevat een boogvormige haak 86, welks dikte van de wortel 87 van de haak met de dikte D1 naar het vrije einde 88 toe afneemt. De buitencontour 89 gaat over in een cirkelboog, welks middelpunt MH samenvalt met het middelpunt van de binnencontour 90 van de haak 86. Die binnencontour 90 gaat in het, in de gemonteerde toestand betrokken op de holle wanddoos zich aan de buitenzijde bevindende langszijvlak 91 van het fixeerorgaan 85 over in een cirkelboog met een kromtestraal R,, welks 20 grootte slechts zodanig moet worden bemeten, dat kerfwerkingen en daardoor veroorzaakte spanningspieken worden vermeden. Daardoor vormt de haak 86 met het langgerekte bereik van het fixeerorgaan 85 een V-vorm, waarbij die V-vorm in het bereik van de wortel 87 van de haak een puntige openingshoek heeft; het vrije einde 88 van de haak 86 verloopt langs de raaklijn, welke loodrecht op het langszijvlak 91 verloopt. De binnencontour 90 komt, in de gemonteerde toestand aan te liggen tegen het binnenvlak 93 van 25 een wand 94. Blijkens figuur 12 bezit het fixeerorgaan 85 een zwaluwstaartvormige dwarsdoorsnede in het bereik van het langgerekte gedeelte 95, dat wordt geleid in een overeenkomstig uitgevoerde groef 96; die groef komt bijvoorbeeld overeen met de groef 20, waarbij echter de groef 20 slechts een U-vormige gedaante doch geen zwaluwstaartvormige gedaante heeft. Uiteraard zou de groef 20 eveneens zwaluwstaartvormig kunnen 30 zijn evenals het langgerekte gedeelte van het fixeerorgaan 24. Figuur 13 toont een verdere uitvoeringsvorm van de haak 100 van een fixeerorgaan 101 voor een holle wanddoos 102. De haak 100 bevat een loodrecht op het langgerekte gedeelte 103 van het fixeerorgaan 101 verlopende arm 104, waaraan is voorzien in een evenwijdig aan het langgerekte gedeelte 103 verlopende ribbe 105 welke voor de geleiding van een veer 106 dienst doet.
35 Van belang is namelijk bij de fixering van de holle wanddoos, evenals bij de andere uitvoeringsvormen volgens de figuren 1-11, dat de haak 25 of 86 of 100 verende eigenschappen heeft. Terwijl bij de uitvoeringsvormen volgens de figuren 1-11 de verende eigenschappen van het materiaal en de vorm van het grendelelement worden benut, is bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 13 oorzaak van de verende eigenschappen een veer 106. Een dergelijke veer is noodzakelijk, om toleranties in de dikte van een holle 40 wand 94 of andere veranderingen in het verloop van de tijd te vereffenen. Uiteraard zijn een reeks modificaties mogelijk, zonder daardoor het kader van de uitvinding te verlaten. Van belang is, dat aan de holle wanddoos een naar voren toe ulttrekbaar fixeerorgaan is aangebracht, dat aan de holle wanddoos in axiale richting een geleiding heeft en is voorzien van een haak, welke bij het uitrekken door het buitenvlak van de holle wanddoos radiaal buitenwaarts tot achter de wand 10 wordt 45 gedrukt.
6. Holle wanddoos volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het fixeerorgaan (101) een haak (100) bevat, 25 welke een evenwijdig aan het langgerekte gedeelte (103) van het fixeerorgaan (101) verlopend verlengstuk (105) bevat, dat voor de geleiding van een drukveer (106) dienst doet, welke in de gemonteerde toestand tegen het binnenvlak van de wand aanligt.
7. Holle wanddoos volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de axiale geleiding (20) tenminste in het bereik van de vrije rand wordt gevormd door een oog (21), dat het fixeerorgaan (24) 30 zodanig omvat, dat een axiale verplaatsing mogelijk is.
8. Holle wanddoos volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de axiale geleiding in het overige bereik tussen het oog (21) en de bodem wordt gevormd door een axiaal verlopende groef.
9. Holle wanddoos volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de axiale geleiding tussen het oog (21) en de bodem (14) wordt gevormd door een C-vormige of zwaluwstaartvormige groef. Hierbij 5 bladen tekening
NL9500611A 1994-03-31 1995-03-30 Elektrische holle wanddoos. NL193646C (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9600016A NL194020C (nl) 1994-03-31 1996-09-11 Elektrische holle wanddoos.
NL9600015A NL194142C (nl) 1994-03-31 1996-09-11 Elektrische holle wanddoos.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE4411211 1994-03-31
DE4411211 1994-03-31
DE4415452 1994-05-03
DE4415452 1994-05-03

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9500611A NL9500611A (nl) 1995-11-01
NL193646B NL193646B (nl) 2000-01-03
NL193646C true NL193646C (nl) 2000-05-04

Family

ID=25935253

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9500611A NL193646C (nl) 1994-03-31 1995-03-30 Elektrische holle wanddoos.

Country Status (2)

Country Link
DE (1) DE4443519C2 (nl)
NL (1) NL193646C (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AT404080B (de) 1994-11-04 1998-08-25 Putz Georg Elektroinstallationsdose für die montage in wänden, insbesondere hohlwänden
DE19742847A1 (de) * 1997-09-29 1999-04-01 Abb Patent Gmbh Elektrisches Installationsgerät
US9088143B2 (en) * 2013-02-10 2015-07-21 Gerald Macaulay Brey Apparatus and method for mounting an electrical junction box
USD1028903S1 (en) 2021-12-15 2024-05-28 Ipex Technologies Inc. Outlet box
USD1038039S1 (en) 2021-12-15 2024-08-06 Ipex Technologies Inc. Outlet box

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE784150A (fr) * 1971-07-26 1972-09-18 Lange & Co Boite de derivation electrique ou similaire
DE2137299C3 (de) * 1971-07-26 1980-12-11 Lange & Co, 5880 Luedenscheid Elektrische Abzweigdose
DE2244879A1 (de) * 1972-09-13 1974-03-21 Merten Geb Elektrisches installationsgeraet
FR2566848B1 (fr) * 1984-06-28 1987-11-06 Aero Plast Dispositif pour la fixation d'une manchette sur une ouverture d'une paroi quelconque d'epaisseur variable
DE3717443A1 (de) * 1987-05-23 1988-12-01 Wiska Hoppmann & Mulsow Gmbh & Elektro-hohlwanddose
DE4020678A1 (de) * 1990-06-29 1992-01-02 Kaiser Gmbh & Co Kg Elektrische hohlwanddose

Also Published As

Publication number Publication date
NL9500611A (nl) 1995-11-01
DE4443519C2 (de) 2000-10-05
DE4443519A1 (de) 1995-10-05
NL193646B (nl) 2000-01-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5246322A (en) Fastening element comprising a dowel-shaped sleeve
US5244324A (en) Anchoring retainer for threaded fastener
US4053701A (en) Grommet assembly for furniture articles
NL193646C (nl) Elektrische holle wanddoos.
US7568868B2 (en) Device for connecting a support element to an add-on piece
US20190128300A1 (en) Spring device and connecting device
US6229091B1 (en) Wire harness protector
HU222133B1 (hu) Bedugó feszítőék
KR100413722B1 (ko) 힌지
JP3350487B2 (ja) ヒンジ
NL2012933B1 (en) Connector for connecting profiled-section elements.
EP0504115B1 (en) A hinge for metal door and window fixtures
US4091499A (en) Mounting plate for furniture hinges
JPH04244608A (ja) 2つの成形棒を解離可能に結合するための装置
US6204463B1 (en) Self-adjusting switch mechanism with anti-adjustment protection
NL1001709C2 (nl) Inrichting voor het bevestigen van een voorwerp, meer in het bijzonder van een leiding, aan een wand.
US8931140B2 (en) Hinge, particularly for a furniture
NL194142C (nl) Elektrische holle wanddoos.
NL9900011A (nl) Electrische holle wanddoos.
KR20070098836A (ko) 윈드실드 와이퍼 장치
JPS594017B2 (ja) 家具へのヒンジハウジング装着具
KR20060122846A (ko) 윈도우 와이핑 장치용 와이퍼 아암
RU2761809C2 (ru) Петля
US9657504B2 (en) Hinge pin for a hinge or joint
FR2626828A1 (fr) Connecteur pour solidariser un etrier de balai d'essuie-glace et un bras a extremite recourbee en u

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20150330