NL192596C - Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. - Google Patents
Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL192596C NL192596C NL8304135A NL8304135A NL192596C NL 192596 C NL192596 C NL 192596C NL 8304135 A NL8304135 A NL 8304135A NL 8304135 A NL8304135 A NL 8304135A NL 192596 C NL192596 C NL 192596C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- roll
- space
- crop
- spaces
- pick
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01F—PROCESSING OF HARVESTED PRODUCE; HAY OR STRAW PRESSES; DEVICES FOR STORING AGRICULTURAL OR HORTICULTURAL PRODUCE
- A01F15/00—Baling presses for straw, hay or the like
- A01F15/07—Rotobalers, i.e. machines for forming cylindrical bales by winding and pressing
- A01F15/0705—Arrangements for continuous operation
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvesting Machines For Specific Crops (AREA)
- Agricultural Machines (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
- Pretreatment Of Seeds And Plants (AREA)
Description
1 192596
Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen
De uitvinding heeft betrekking op een rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen gewas, met een opneeminrichting voor het opnemen van het gewas van de grond, waarbij de inrichting ten minste twee 5 oprolruimten van althans ongeveer gelijke axiale breedte voor het vormen van balen omvat, waarbij de werkzame breedte van de opneeminrichting in hoofdzaak gelijk is aan de axiale breedte van een oprol-ruimte, welke oprolruimten een zich over de axiale breedte uitstrekkende toevoerspleet en een, aan de van de toevoerspleet afgekeerde zijde aanwezige losdeur hebben, waarbij de inrichting is voorzien van omschakelmiddelen voor omschakeling van de toevoer van gewas van één oprolruimte naar de andere 10 oprolruimte en omgekeerd.
Een dergelijke inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.064.116. Deze bekende inrichting bezit twee oprolruimten voor het vormen van balen die, gerekend in de rijrichting van de inrichting, achter elkaar zijn opgesteld. In de achterste oprolruimte wordt een eerste gewasbaai gereedgemaakt en vanuit de achterste oprolruimte op het veld gelegd. Tijdens deze procedure wordt begonnen met het vormen van een 15 tweede baal in de voorste oprolruimte. Hiertoe omvat de machine een tweetal deflecteurs waarmee de stroom opgenomen gewas naar hetzij de voorste, hetzij de achterste oprolruimte geleid kan worden. Nadat de baal in de voorste oprolruimte is opgerold, worden de deflecteurs omgezet en wordt de gevormde baal omsnoerd en gelost, terwijl in de achterste oprolruimte wederom een nieuwe baal wordt gevormd. Hiermede wordt vermeden dat de voortgang van de inrichting over het veld voortdurend moet worden onderbroken.
20 Een nadeel van deze bekende inrichting is gelegen in het feit dat in de stand van de deflecteurs waarbij het gewas naar de voorste oprolruimte wordt geleid, de bewegingsrichting van de gewasstroom van een achterwaarts gerichte opneembeweging door de deflecteurs moet worden omgebogen naar een voorwaarts gerichte oprolbeweging. Vooral bij de opname van veel gewas treden verstoppingen op bij dit ombuigen van de bewegingsrichting van de gewasstroom. Bovendien moet de bekende inrichting worden voorzien van een 25 robuuste installatie om de zware in de voorste oprolruimte gevormde balen zijwaarts af te leggen op de grond.
Het doel van de uitvinding is, met behoud van de voordelen van de bekende inrichting, te komen tot een machine waarmede de geschetste nadelen worden vermeden. Dit is volgens de onderhavige uitvinding gerealiseerd met behulp van een inrichting waarin de oprolruimten, gezien in de rijrichting A van de 30 inrichting, naast elkaar zijn opgesteld, waarbij de omschakelmiddelen een bedieningselement omvatten voor het in een richting dwars op de rijrichting van de machine doen bewegen van hetzij de opneeminrichting, hetzij een tussen een vast en centraal ten opzichte van de inrichting opgestelde opneeminrichting en een oprolruimte opgestelde gewastoevoerinrichting.
Opgemerkt wordt dat in het Duitse "Offenlegungsschrift” 2.848.777 een inrichting bekend is, waarbij twee 35 oprolruimten achter elkaar zijn geschakeld en waarbij de bovenste helft van de inrichting tezamen met twee reeds gevormde balen achterwaarts en na het lossen van de balen wederom voorwaarts verplaatsbaar is.
Dit vergt een zware constructie en een relatief grote hoeveelheid bedieningsvermogen.
Uit het Amerikaanse octrooi 2.833.206 is een inrichting bekend, waarbij in een grote ruimte voor de balen, meerdere balen kunnen worden gewikkeld. Ook deze inrichting bezit niet de voordelen van de 40 inrichting volgens de uitvinding.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een tekening.
Figuur 1 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 is een bovenaanzicht volgens pijl II in figuur 1 van een aan een trekker gekoppelde inrichting in 45 een eerste werkstand; figuur 3 is een bovenaanzicht volgens pijl II in figuur 1 van een aan een trekker gekoppelde inrichting in een tweede werkstand; figuur 4 is een doorsnede en aanzicht volgens de lijn IV—IV in figuur 1; figuur 5 is een doorsnede en aanzicht volgens de lijn V-V in figuur 4; 50 figuur 6 is een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm; figuur 7 is een bovenaanzicht van een aan een trekker gekoppelde inrichting volgens figuur 6 in een eerste werkstand.
De door een trekker 1 getrokken inrichting volgens figuur 1 bezit een gestel 2, dat ondersteund wordt door 55 aan weerszijden van de inrichting gelegen loopwielen 3, bestaande uit twee loopwielen aan elke zijde van de inrichting. De inrichting bezit een op zichzelf bekende opneeminrichting 4, die van het veld opgenomen gewas in de richting van één van twee kamers of oprolruimten 5, respectievelijk 6 (figuren 2, 3) stuwt.
192596 2
Gerekend ten opzichte van de rijrichting A zijn de oprolruimten 5 en 6 naast elkaar gelegen en bezitten dezelfde omtreksvorm en afmetingen. De oprolruimten 5 en 6 worden aan de buitenzijden van de inrichting begrensd door zijwanden 7, respectievelijk 8 en aan de naar elkaar toegekeerde zijden door naast elkaar opgestelde zijwanden 9, respectievelijk 10. De naar elkaar toegekeerde zijwanden 9 en 10 bezitten dezelfde 5 afmetingen en zijn op zeer korte afstand naast elkaar opgesteld.
De inrichting is met de trekker 1 gekoppeld door middel van een trekarm 11, die met behulp van een ongeveer verticale scharnieras met een trekhaak van de trekker is verbonden. Aan de voorzijde van de inrichting is een aandrijfkast 12 opgesteld die voorzien is van een ingaande as 13, die door middel van een tussenas 14 in aandrijfbare verbinding brengbaar is met een aftakas van de trekker 1. De aandrijfkast 12 10 bezit een uitgaande as 15 (figuren 4, 5), die loodrecht op de rijrichting A en in de richting van de in figuur 1 zichtbare zijkant van de inrichting is gericht. De uitgaande as 15 bezit een in figuur 5 zichtbare, massieve doorsnede, die de vorm heeft van een gelijkzijdige zeshoek en wordt omgeven door een star aan de aandrijfkast 12 bevestigde cilindervormige pijp 16 (figuren 4 en 5), die nabij de in figuur 1 zichtbare zijkant van de inrichting star bevestigd is aan een aandrijfkast 17, die zich vanaf de pijp 16 neerwaarts uitstrekt tot 15 aan de voorzijde van de opneeminrichting 4. De aandrijfkast 17 omvat een in figuur 1 schematisch aangegeven kettingaandrijving voor de opneeminrichting 4 en wordt aangedreven vanaf een op de as 15 aangebracht kettingwiel, dat zich in de aandrijfkast 17 bevindt.
De as 15 steekt door de aandrijfkast 17 heen en eindigt in de vast ten opzichte van het gestel 2 opgestelde aandrijfkast 17A en drijft via een op de as 15 bevestigd kettingwiel 18 door middel van een 20 ketting 19 een kettingwiel 20 aan, waarvan de as 21 evenals het kettingwiel 20 buiten de zijkant van de inrichting uitsteekt. De as 21 strekt zich over de gehele breedte van de inrichting uit en is aan de andere zijde van de inrichting in de zijwand 8 gelegerd. De as 21 is - zoals uit figuur 1 blijkt - opgesteld aan de voorzijden van de beide oprolruimten 5 en 6. Boven de as 21 zijn evenwijdig aan de as 21 opgestelde, ongeveer horizontaal en dwars op de rijrichting A gerichte assen 22 aangebracht, die alle vanaf het 25 meervoudig uitgevoerde kettingwiel 20 worden aangedreven. De assen 22 strekken zich eveneens over de gehele breedte van de inrichting uit en zijn in de beide zijwanden 7 en 8 gelegerd. De kettingaandrijvingen tussen de as 22 en de naastliggende as 21 alsmede tussen de overige assen 22 onderling zijn - zoals uit figuur 1 blijkt - uitgevoerd als korte kettingoverbrengingen, die zich steeds slechts over de afstand tussen twee naast elkaar gelegen assen uitstrekken. Om de as 21 en om elk van de assen 22 zijn gewas-30 verplaatsingsrollen 23 aangebracht, die samen een zich over de gehele breedte van de inrichting uitstrekkende voorste begrenzing van de beide oprolruimten 5 en 6 definiëren. Deze groep rollen 23 is aangegeven met het verwijzingscijfer 24. De as 22 van de bovenste rol 23 van de groep 24 is afzonderlijk aangegeven met het verwijzingscijfer 22A.
De kettingaandrijving zet zich vanaf het onderste kettingwiel 20 van de groep 24 in neerwaartse richting 35 voort en drijft via de in figuur 1 zichtbare kettingaandrijving een bovenste invoerrol 25, twee naast elkaar opgestelde onderste invoerrollen 26, alsmede een viertal gewastransportrollen 27 aan. De rollen 25 en 26 en de kettingaandrijving van deze rollen vormen een gewastoevoermechanisme voor beide kamers 5 en 6. Tussen de onderzijde van de invoerrol 25 en de bovenzijden van de invoerrollen 26 is een ruimte aanwezig die als toevoeropening 28 voor het door de opneeminrichting 4 aangevoerde gewas dient en aansluit op de 40 opneeminrichting 4. De gewastransportrollen 27 bezitten een diameter, die ongeveer de helft van die van de groep 24 bedraagt, in verband met het feit dat zij ten dele boven de loopwielen 3 zijn gelegen.
De groep rollen 24, de achterste rol 26 en de rollen 27 vormen de hiervoor genoemde voorste begrenzing van de oprolruimten 5 en 6, welke begrenzing - zoals uit het zijaanzicht volgens figuur 1 blijkt -ongeveer de vorm heeft van een halve cirkel. De invoerrol 25 is buiten deze vorm gelegen, aangezien de 45 aandrijfinrichting van die van de overige rollen verschilt in verband met zijn invoerfunctie. De rollengroep 24 en de rollen 26 en 27 behoren derhalve tot beide oprolruimten 5 en 6. De assen van deze rollen zijn gelegerd in een in zijaanzicht boogvormig frame 29, respectievelijk een boogvormige frameplaat 29, die aan weerszijden van de inrichting zijn gelegen en met elkaar verbonden zijn door de assen 22.
In tegenstelling met de voorste begrenzing van de oprolruimten 5 en 6, die voor beide ruimten door 50 dezelfde rollen wordt gevormd, zijn de achterste begrenzingen van de ruimten 5 en 6 van elkaar gescheiden, De aandrijving van de rollen die de achterste begrenzingen van de ruimten 5 en 6 vormen, worden dan ook vanaf beide zijkanten van de inrichting bewerkstelligd. Daartoe is de bovenste as 22A van de groep 24 uitgevoerd als de as die de in figuur 1 zichtbare aandrijving van de achterste begrenzing van de ruimte 5 vertakt naar de andere zijde van de inrichting.
55 Vanaf de as 22A wordt, gerekend in achterwaartse en neerwaartse richting, een groep rollen 30 aangedreven, die - gezien in figuur 1 - de cilindervormige begrenzing door de groep 24 en die van de rollen 27 in een achterwaartse richting voortzet. De groep rollen 30, die aansluit bij de rol 23 die om de as 3 192596 22A is gelegen, omvat vier rollen die zich uitstrekken tussen de zijwanden 7 en 9 van de oprolruimte 5. Gerekend in achterwaartse en neerwaartse richting sluit aan de groep rollen 30 een groep rollen 31 aan, die de cirkelvormige achterste begrenzing van de ruimte 5 voortzet en aansluit bij de hiervoor genoemde rollen 27. De draaiingsassen en de kettingwielen van de rollen van de groepen 30 en 31 zijn wat betreft de 5 oprolruimte 5 gelegerd in de zijwanden 7 en 9 van deze oprolruimte en vormen samen een achterwaarts en opwaarts verzwenkbare deur 32 voor het verwijderen van een opgerolde gerede baal uit de inrichting. Er wordt hierbij gewezen op het feit dat de zijwanden 7 en 9 zich in voorwaartse richting uitstrekken tot aan het boogvormige frame 29, waarin de groep rollen 24 en de rollen 25 t/m 27 zijn gelegerd. De met de deur mee verzwenkbare zijwanden van de oprolruimte 5 beslaan derhalve - gezien in het zijaanzicht volgens figuur 1 10 - vrijwel de gehele cirkelvormige zijdelingse afsluitingen van de oprolruimte 5.
Vanaf de plaats van de as 22A strekt zich in neerwaartse en schuin achterwaartse richting een kettingaandrijving 33 uit, door middel waarvan een as 34 aandrijfbaar is, die zich slechts uitstrekt tussen de zijwanden 7 en 9 van de oprolruimte 5 en in deze zijwanden is gelegerd. De as 34 draagt een gewas-verplaatsende rol 35, die eveneens slechts tussen de zijwanden 7 en 9 is gelegen. Vanaf een om de as 34 15 gelegen kettingwiel, dat aan de buitenzijde van de zijwand 7 is opgesteld, wordt door middel van afzonderlijke kettingaandrijvingen de rollen van de groep 31 aangedreven. De rol 34 is nabij de onderzijde van de zich in gesloten toestand bevindende deur 32 opgesteld. De onderste rol van de een afzonderlijke begrenzingswand vormende groep rollen 31 ligt naast de rol 35 en de bovenste rol van de groep 31 ligt op korte afstand achter en onder de achterste rol van de groep 30. De groep 31 beslaat - gezien in figuur 1 -20 een omtrekshoek van de achterste en onderste begrenzing van de oprolruimte 5 van ongeveer 50-70°. De gehele groep rollen 31 is verzwenkbaar om de draaiingsas 37 van zijn onderste rol ten opzichte van de overige rollen en de zijwanden van de deur 32. Zodoende kan de wand of groep 31 bij gesloten toestand van de deur de in figuur 1 met stippellijnen aangegeven stand innemen, welke stand in neerwaartse richting wordt begrensd door een niet-getekende aanslag. Deze stand wordt onder invloed van het eigengewicht van 25 de groep rollen ingenomen, maar het eigengewicht van de wand 31 kan ter. dele worden opgenomen door middel van een ontlastingsveer. De draaiingsassen van de rollen van deze groep 31 zijn gelegerd in aan weerszijden van de rollen opgestelde boogvormige dragers, die binnen de zijwanden 7 en 9 zijn gelegen en nauw aansluiten tegen deze zijwanden van de oprolruimte 5. In de aan de binnenzijde van de zijwand 7 gelegen drager zijn tevens de kettingwielen en de overige delen van de kettingsaandrijvingen van deze 30 rollen gelegen, welke aandrijving aan het om de onderste as 37 gelegen kettingwiel worden ontleend. Bij de gesloten toestand van de deur 32 en bij de naar voren gezwenkte, met stippellijnen aangegeven stand van de groep 31 bevinden de rol 35 en de groep rollen 31 zich ten opzichte van de zijwanden 7 en 9 in de in figuur 1 aangegeven stand. Indien de deur 32 geopend wordt in de richting van de in figuur 1 met stippellijnen aangegeven stand (richting B) verzwenkt de groep rollen 31 zich onder invloed van zijn eigen 35 gewicht eveneens in de met stippellijnen aangeven stand 31A (figuur 1). De langs de wand gemeten lengte van de groep rollen 31 is groter dan de helft van de gehele lengte van de achterste begrenzingen van elk van de kamers 5, 6 en is ongeveer gelijk aan de diameter van de betreffende oprolruimte.
De achterste begrenzing van de oprolruimte 6 wordt op identieke wijze gevormd door groepen rollen 30 en 31 en een rol 35, die zich eveneens slechts tussen de zijwanden 8 en 10 van de ruimte 6 uitstrekken.
40 De aandrijving van deze rollen vindt plaats via een aandrijfkast 38 (figuren 2, 3) die tegen de zijwand 8 aanligt en vergelijkbaar is met de aandrijfkast 36 van de ruimte 5, alsmede via een aandrijving 39 aan de zijde van de zijwand 8 (die vergelijkbaar is met de aandrijving 33) voor de aandrijving van de rollen van de ruimte 5. Zoals vermeld, vindt de aandrijving van de aandrijfkasten 38 en 39 plaats door middel van de as 22A van de bovenste rol van de groep 24, die ter plaatse van de bovenzijde van de zijwand 8 in de 45 bovenzijde van de aandrijving 39 treedt. De groep rollen 31 van de oprolruimte 6 is evenals die van de oprolruimte 5 weer verzwenkbaar om een afzonderlijke as 37, die zich slechts tussen de zijwanden 8 en 10 uitstrekt. De zijwand 8 van de aandrijfruimte 6 strekt zich (overeenkomstig de zijwand 7) in voorwaartse richting uit tot de achterste cirkelboogvormige begrenzing van het boogvormige frame 29 dat op overeenkomstige wijze aan de zijde van de zijwand 8 de assen 22 van de rollen van de voorste begrenzing van de 50 oprolruimte 6 draagt.
Aan de voorzijde van de inrichting is onder de aandrijfkast 12 een zich over de gehele breedte van de inrichting uitstrekkend profiel 40 aangebracht (figuren 4 en 5), dat vast is bevestigd aan de aan weerszijden van de inrichting aangebrachte boogvormige frames 29. Zoals uit figuur 5 blijkt bezit het profiel 40 in hoofdzaak de vorm van een U-profiel waarvan de beide benen 41 horizontaal en in voorwaartse richting zijn 55 gericht en onderling zijn verbonden door een lijf 42, dat verticaal is gericht en met zijn grootste afmeting horizontaal en dwars op de rijrichting A is gelegen. De benen 41 zijn aan hun van het lijf 42 afgelegen einden neerwaarts, respectievelijk opwaarts afgebogen en vormen flenzen 43, die, gezien in figuur 5, 192596 4 verticaal zijn gericht en met hun grootste afmeting horizontaal en dwars op de rijrichting A zijn opgesteld.
Het profiel 40 is uit dik plaatstaal vervaardigd. Tegen de voorzijde van het profiel 40 is een eveneens plaatstalen profiel 44 aangebracht, dat - gezien in de doorsnede volgens figuur 5 - in hoofdzaak dezelfde afmetingen als die van het profiel 40 bezit en zodanig opgesteld is, dat de profielen 40 en 44 spiegelbeeldig 5 zijn opgesteld ten opzichte van een verticaal vlak tussen hun flenzen 43. Het profiel 44 bezit echter flenzen 45, die - ten opzichte van de flenzen 43 van het profiel 40 gezien - in doorsnede iets korter zijn uitgevoerd. De flenzen 45 liggen enerzijds tegen de buitenvlakken van de flenzen 43 aan en anderzijds tegen de binnenvlakken van plaatstrippen 46, waan/an de grootste afmeting horizontaal en loodrecht op de rijrichting A zijn gericht. Tussen de plaatstrippen 46 en de nabijgelegen flenzen 43 zijn afstandsstrippen 47 aange-10 bracht, waarvan de in figuur 5 zichtbare dikte in geringe mate groter is dan de dikten van de flenzen 45 van het profiel 44. De afstandsstrippen 47 worden door middel van bouten 48 tussen de plaatstrippen 46 en de flenzen 43 geklemd. Op deze wijze is bereikt dat de flenzen 45 en daarmede het gehele profiel 44 in een richting dwars op de rijrichting A tussen de flenzen 43 en de plaatstrippen 46 kan verschuiven, zodat het gehele profiel 44 zijdelings verschuifbaar is ten opzichte van het profiel 40. De trekarm 11 is star tegen de 15 voorzijde van het profiel 44 bevestigd. Gerekend in een richting loodrecht op de rijrichting A bedraagt de lengte van het profiel 44 ongeveer de helft van de lengte van het profiel 40, welke laatstgenoemde lengte gelijk is aan de afstand tussen de buitenste zijwanden 7 en 8 van de inrichting. De tandwielkast 17 van de opneeminrichting 4 is - zoals uit figuur 4 blijkt - star bevestigd aan een uiteinde van het profiel 44. De aandrijfkast 12 is samen met de opneeminrichting 4 en de trekarm 11 eveneens aan het profiel 44 20 bevestigd. De uitgaande as 15 echter van de aandrijfkast 12 is met één uiteinde gelegerd in het boogvormige frame 29 van de ene zijwand 7 en met het andere einde in de zijwand 8. De aandrijfkast 12 is samen met de trekarm 11, de opneeminrichting 4, de aandrijfkast 17 en het profiel 44 verschuifbaar over de as 15, die daarbij ten opzichte van de zijwanden van de inrichting op zijn plaats blijft.
Nabij de zijwand 7 is in het einde van het profiel 40 een verticale zwenkas 49 gelegerd. Om de zwenkas 25 49 is een hydraulische cilinder 50 verzwenkbaar, die aan zijn andere einde door middel van een verticale zwenkas 51 gelegerd is in het van de zijwand 7 afgekeerde einde van het profiel 44. Door bekrachtiging van de hydraulische cilinder 50 vanuit de bestuurderszitplaats van de trekker 1 kan derhalve worden bereikt dat de trekarm 11, de aandrijfkast 12, de aandrijfkast 17 alsmede de daaraan bevestigde, gehele opneeminrichting 4 dwars op de rijrichting A verplaatsbaar is door verschuiving van het profiel 44 ten opzichte van 30 het profiel 40, waarbij de aandrijfkast 12 langs de as 15 verschuift en door deze as wordt afgesteund.
Zoals uit de figuren 1 t/m 3 blijkt, bevindt zich boven elke kamer of oprolruimte 5 en 6 een hydraulische cilinder 52, respectievelijk 53, waarvan telkens één uiteinde om een horizontale dwarsas zwenkbaar is aangebracht in een steun 54. De steunen 54 van de beide hydraulische cilinders 52 en 53 zijn door middel van een horizontale dwarsbalk 55 afgesteund op de beide zijwanden van de inrichting. De andere, achterste 35 einden van de beide hydraulische cilinders 52 en 53 zijn door middel van steunen 56 verbonden met dwarsbalken 57, respectievelijk 58, die aan hun einden bevestigd zijn aan de zijwanden 7 en 9 van de oprolruimte 5, respectievelijk aan de zijwanden 10 en 8 van de oprolruimte 6. Gezien in bovenaanzicht (figuren 2, 3) liggen de hartlijnen van de cilinders 52 en 53 in de in de rijrichting gelegen symmetrievlakken van de oprolruimte 5, respectievelijk 6.
40 Tijdens het bedrijf wordt de inrichting door de trekker 1 over het veld voortbewogen waarbij de inrichting is ingesteld volgens figuur 2 en de opneeminrichting 4 aan de zijde van de zijwand 7 is opgesteld. De inrichting wordt zodanig gereden dat de opneeminrichting 4 juist over een op het veld liggend zwad 59 wordt gereden. De opneeminrichting 4, aangedreven door middel van de tussenas 14, de aandrijfkast 12, de as 15 op de aandrijfkast 17 raapt het in het zwad 59 liggend gewas op en voert het door de invoeropening 45 28 (tussen de rollen 25 en 26) in de oprolruimte 5 (figuur 2). De groep rollen 24, de rollen 26 en 27, de rol 35, de groep rollen of wand 31 en de groep rollen 30 worden aangedreven in de richting C. De wand 31 bevindt zich in de in figuur 1 met stippellijnen aangegeven stand. Het door de opneeminrichting 4 in de oprolruimte 5 gebrachte gewas wordt door de rollen 26, 27 en 35 achterwaarts gevoerd, stuit daarna tegen de voorwaarts verzwenkte groep rollen 31 aan en wordt daardoor opwaarts en voorwaarts teruggerold, 50 waarbij de kern van de te vormen baal wordt gevormd. Tijdens het inbrengen van het gewas groeit de baal en drukt bij toenemende diameter de groep rollen 31 opwaarts in de richting D over vorming van harde gewaslagen totdat de groep 31 bij nagenoeg gerede baal de stand inneemt waarbij deze groep aansluit bij de door de andere rollen gevormde cilindrische begrenzing van de oprolruimte 5. Indien de gehele oprolruimte 5 is gevuld, wordt de trekkerbestuurder gewaarschuwd door middel van een niet-getekende 55 eindschakelaar, die door de in de richting D terugzwenkende groep rollen 31 wordt bediend. De bestuurder, of de genoemde eindschakelaar stelt daarbij een niet-getekende bindinrichting in werking, die de in de oprolruimte 5 rondwentelende baal bindt, bijvoorbeeld door het omwikkelen met een snoer of touw, dat aan 5 192596 het einde van deze binding automatisch wordt afgesneden.
Indien het hiervoor genoemde signaal door de eindschakelaar wordt gegeven, stelt de trekkerbestuurder de hydraulische cilinder 50 in werking, waardoor het samenstel van de trekarm 11, aandrijfkast 12, aandrijfkast 17 en opneeminrichting 4 ten opzichte van het overige deel van de inrichting langs het profiel 5 40 en langs de as 15 dwars op de rijrichting A verplaatst totdat de cilinder 40 zijn andere stand (figuur 3) heeft bereikt. In deze eindstand bevindt de opneeminrichting zich geheel voor de oprolruimte 6 (figuur 3). Deze gebeurtenissen vinden plaats terwijl de trekker en de inrichting voortrijden. Gerekend ten opzichte van de grond en het zwad 59 verplaatst, met uitzondering van de hiervoor genoemde verschuivende delen, het overige deel van de inrichting, dat wil zeggen in hoofdzaak de oprolruimten 5 en 6 met hun aandrijvingen en 10 begrenzingen, zich met betrekking tot de opneeminrichting 4, de grond, het zwad en de trekker in een richting die dwars is gericht op de rijrichting A. De opneeminrichting 4 blijft derhalve steeds gewas uit het zwad 59 opnemen.
Tussen de zijwand 9 van de oprolruimten 5 en de onmiddellijk daarnaast gelegen zijwand 10 van de oprolruimte 6 is een snijorgaan in de vorm van messen 60 aangebracht, die met hun snijkant in het midden 15 van de totale breedte van de invoeropening 28 zijn opgesteld, zodat - in het bijzonder tijdens het zijdelings verschuiven van de opneeminrichting 4 - de gewasstromen duidelijk worden gescheiden en waarbij gewashalmen zich niet nabij de voorzijden van de wanden 9 en 10 kunnen ophopen of wikkelen.
In de opstelling volgens figuur 3 wordt op dezelfde wijze als hiervoor omschreven voor de oprolruimte 5, de oprolruimte 6 gevuld en aansluitend wordt de baal gebonden. Daarna wordt de opneeminrichting 4 weer 20 in de stand volgens figuur 2 geplaatst, waarbij het achter de opneeminrichting 4 gelegen deel van de inrichting weer dwars ten opzichte van de trekker en de opneeminrichting verschuift door bediening van de hydraulische cilinder 50.
Op deze wijze is het mogelijk dat de opneemruimte 6 wordt gevuld, terwijl de in de oprolruimte 5 aanwezige baal wordt gebonden. Deze bindtijd kan namelijk van ongeveer dezelfde orde van grootte zijn als 25 de voor het oprollen van de baal benodige tijd, zodat het produceren van balen in het geheel niet door het bindproces wordt vertraagd of gestoord. Uiteraard geldt dit ook omgekeerd: terwijl de baal in de ruimte 5 wordt gevormd, wordt de gerede baal in de ruimte 6 gebonden.
Indien een baal in één van de ruimten 5 of 6 is gebonden en het touw of snoer is afgesneden, wordt de betreffende hydraulische cilinder 52 of 53 door de trekkerbestuurder bediend, waardoor de bij de ruimte 5 of 30 6 behorende deur die voor beide gevallen met het verwijzingscijfer 32 is aangegeven, wordt geopend. De deur achter de ruimte waarin dan een baal wordt gevormd blijft uiteraard gesloten. Door het openen van de deur 32 worden de zijwanden van de betreffende oprolruimte meegenomen, die zich uitstrekken tot aan de achterbegrenzing van het boogvormige frame 29, zodat de gehele zijwand van de betreffende ruimte achterwaarts en opwaarts wordt meeverzwenkt. Aangezien de zich in deze ruimte bevindende gerede baal 35 zich tussen de zijwanden inklemt, wordt door het opzwenken van de deur de baal door de zijwanden uit de oprolruimte getrokken en valt door eigengewicht bij opgezwenkte deur neerwaarts op de grond. Dit uittreden van de baal tussen de zijwanden uit wordt bevorderd door het feit dat de groep rollen 31 in de opgezwenkte stand van de deur voorover valt en met zijn eigengewicht op de bovenzijde van de gewasbaai drukt, waardoor het uittreden van de baal wordt bevorderd. De wand 31 dient derhalve eveneens als uitstoot-40 middel voor een gewasbaai. Indien de baal is verwijderd en de deur weer wordt gesloten, bevindt de groep rollen (stand 31A in figuur 1) zich in de stand, die geschikt is voor het oprollen van de kern van een nieuw te vormen baal. De oprolruimten of kamers 5 en 6 liggen, gezien in de rijrichting, derhalve aansluitend naast elkaar en hebben - gezien in het zijaanzicht volgens figuur 1 - een samenvallende cilindrische begrenzing.
In de transportstand van de inrichting wordt de opneeminrichting 4 door middel van de cilinder 50 in het 45 midden van de breedte van de inrichting opgesteld.
In het uitvoeringsvoorbeeld bezitten de oprolruimten een diameter van ongeveer 150 cm, terwijl de totale breedte van de beide oprolruimten tezamen ongeveer 240 cm bedraagt.
De inrichting volgens de uitvinding, die door het tweede uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 6 en 7 wordt belichaamd, bezit eveneens twee in eikaars verlengde gelegen oprolruimten 5 en 6, die begrensd 50 worden door begrenzingen in de vorm van gewasverplaatsingsrollen, welke rollen aangedreven worden door kettingaandrijvingen. Deze rollen en groepen rollen, alsmede hun aandrijvingen en opstellingen, de constructie van de beide deuren 32, alsmede de hydraulische cilinders voor het openen van de deuren zijn dezelfde als die aan de hand van het vorige uitvoeringsvoorbeeld zijn beschreven.
De opneeminrichting 4, die een breedte heeft die - evenals in het vorige uitvoeringsvoorbeeld -55 overeenkomt met de breedte van één van de oprolruimten 5 of 6, is in dit uitvoeringsvoorbeeld vast aangebracht ten opzichte van het overige deel van de inrichting en bevindt zich op symmetrische wijze ten opzichte van een verticaal langssymmetrievlak 61 dat tussen de zijwanden 9 en 10 van de beide oprol- 192596 6 ruimten ligt. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de opneeminrichting 4 echter op grotere afstand vóór de invoeropening 28 aangebracht dan in het eerste uitvoeringsvoorbeeld. Tussen de opneeminrichting 4 en de invoeropening 28 van één van de beide oprolruimten 5 of 6, is een verplaatsbare gewastoevoerinrichting 62 aangebracht, die het door de opneeminrichting 4 opgenomen gewas óf transporteert naar de invoeropening 5 28 van de oprolruimte 5, óf naar de invoeropening 28 van de oprolruimte 6. Tussen de zijwanden 7 en 8 is weer het profiel 40 aangebracht, ten opzichte waarvan het profiel 44 verschuifbaar is zoals hiervoor is beschreven aan de hand van figuur 5. De dwars op de rijrichting gemeten lengte van het profiel 44 bedraagt ongeveer de helft van de afstand tussen de zijwanden 7 en 8, terwijl het profiel 40 zich weer over de gehele afstand tussen de zijwanden 7 en 8 uitstrekt. Het profiel 44 is op dezelfde wijze als in het eerste uitvoerings-10 voorbeeld ten opzichte van het profiel 40 verschuifbaar door middel van de hydraulische cilinder. De profielen 40 en 44 zijn echter op grotere hoogte dan in het vorige uitvoeringsvoorbeeld aangebracht en wel ongeveer ter hoogte van de op afstand ervoor gelegen aandrijfkast 12 en op geringe afstand voor de beide onderste rollen van de groep 24.
Tussen de naar voren verlengde zijwanden 7 en 8 is op een plaats die schuin voor en onder de 15 aandrijfkast 12 is gelegen, een horizontale dwarsbalk 63 aangebracht, die de voorste einden van de verlengde zijwanden 7 en 8 op starre wijze verbindt. De trekarm 11 is in het midden van deze dwarsbalk 63 bevestigd. Schuin onder en achter de dwarsbalk 63 is in de beide zijwanden een krukas 64 gelegerd, die zich horizontaal en dwars op de rijrichting A uitstrekt. Deze krukas 64 wordt, samen met de opneeminrichting 4 door middel van kettingaandrijving (figuur 6) vanaf de uitgaande as van de aandrijfkast 12 20 aangedreven. De krukas 64 omvat vier op regelmatige afstanden van elkaar geplaatste krukken, die gezien in bovenaanzicht, regelmatig zijn verdeeld over de breedte van de opneeminrichting 4. De krukken zijn opeenvolgend steeds onderling over een hoek van 90° opgesteld. Elk van de vier krukken, die tijdens aandrijving evenwijdig aan het symmetrievlak 61 draait, drijft een balk aan, die door middel van een verticale zwenkas met de bijbehorende kruk is verbonden. Vanaf de zwenkas is elke balk achterwaarts en 25 schuin buitenwaarts gericht. Het achterste einde van elke balk 65 is door middel van een horizontale, dwars op het vlak 61 gerichte zwenkas zwenkbaar verbonden met een opwaarts gerichte arm. De vier armen van de vier balken zijn zwenkbaar om een gezamenlijke met de onderzijde van het profiel 44 verbonden zwenkas, die horizontaal en loodrecht op het vlak 61 is gericht. Gezien in bovenaanzicht maken de balken deel uit van een zwenkbaar parallellogram. De balken dragen elk aan hun onderzijde een rij neerwaarts 30 uitstekende tanden, die tot op korte afstand boven een onderste afsluitplaat reiken. De afsluitplaat wordt ondersteund door dwarsbalken, die door de voorste verlengingen van de zijwanden 7 en 8 worden gedragen. De afsluitplaat bezit - gezien in bovenaanzicht - de vorm van een gelijkzijdig trapezium, waarvan de korte evenwijdige zijde een breedte heeft, die overeenkomt met de werkbreedte van de opneeminrichting 4, terwijl de lange evenwijdige zijde zich over de volle breedte van de inrichting uitstrekt. Het gebied waarin 35 de van tanden voorziene balken werkzaam zijn, wordt aan de zijkanten begrensd door zijplaten die ongeveer verticaal zijn opgesteld en om loodrecht op de afsluitplaat gerichte scharnieren ten opzichte van de dwarsbalk 63 zwenkbaar zijn opgesteld. De onderste begrenzingslijnen van de beide op afstand opgestelde, onderling evenwijdig opwaarts gerichte zijplaten liggen op korte afstand boven de bovenzijde van de afsluitplaat. Aan hun naar het profiel 44 toegerichte hoeken zijn de beide platen ten opzichte van het 40 profiel 44 zwenkbaar aangebracht door middel van scharnieren.
Tijdens bedrijf wordt de inrichting door de trekker 1 voortbewogen, zoals in figuur 7 is voorgesteld, waarbij de opneeminrichting 4, die ten opzichte van de oprolruimten 5 en 6 een vaste stand inneemt, gewas opneemt uit het zwad 59. Dit opgenomen gewas wordt door de opneeminrichting 4 op de voorzijde van de afsluitplaat gebracht, waarbij de bewegende tanden, die een gesloten baan doorlopen, het gewas achter-45 waarts over de afsluitplaat naar de invoeropening 28 bewegen. In de in figuur 7 getekende stand, is het profiel 44 recht voor de invoeropening 28 van de oprolruimte 5 opgesteld. Het oprollen van een gewasbaai in de ruimte 5 geschiedt op dezelfde wijze als beschreven is voor het eerste uitvoeringsvoorbeeld. Indien de baal de ruimte 5 geheel vult en het binden van de baal dient aan te vangen, wordt de hydraulische cilinder door de trekkerbestuurder bekrachtigd, waardoor het profiel 44 ten opzichte van het profiel 40 in een richting 50 loodrecht op het symmetrievlak 61 verschuift, totdat het profiel 44 voor de invoeropening 28 van de oprolruimte 6 is gelegen. Hierbij zwenken de balken elk met hun rij tanden scharnierend met het profiel 44 mee, zodat het gewas dat door de opneeminrichting 4 op de plaat wordt gebracht, nu door de bewegende tanden in de invoeropening 28 van de ruimte 6 wordt geschoven. De benodigde zwenking van het gewastoevoermechanisme is relatief gering omdat de kamers 5, 6 in eikaars verlengde zijn opgesteld.
55 Tijdens het oprollen van de zich in de ruimte 6 bevindende baal, vindt de binding van de baal in de ruimte 5 plaats. De gebonden baal in de ruimte 5, wordt tijdens het oprollen in de ruimte 6 door het openen van de zich achter de ruimte 5 bevinden deur 32 uit de ruimte 5 verwijderd. Het oprollen van de baal in de ruimte 6
Claims (4)
1. Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen gewas, met een opneeminrichting voor het opnemen van het gewas van de grond, waarbij de inrichting ten minste twee oprolruimten van althans ongeveer gelijke axiale breedte voor het vormen van balen omvat, waarbij de werkzame breedte van de opneem- 15 inrichting in hoofdzaak gelijk is aan de axiale breedte van een oprolruimte, welke oprolruimten een zich over de axiale breedte uitstrekkende toevoerspleet en een, aan de van de toevoerspleet afgekeerde zijde aanwezige losdeur hebben, waarbij de inrichting is voorzien van omschakelmiddelen voor omschakeling van de toevoer van gewas van één oprolruimte naar de andere oprolruimte en omgekeerd, met het kenmerk, dat de oprolruimten (5, 6), gezien in de rijrichting A van de inrichting, naast elkaar zijn opgesteld, waarbij de 20 omschakelmiddelen een bedieningselement (50) omvatten voor het in een richting dwars op de rijrichting van de machine doen bewegen van hetzij de opneeminrichting (4), hetzij een tussen een vast en centraal ten opzichte van de inrichting opgestelde opneeminrichting (4) en een oprolruimte (5 of 6) opgestelde gewastoevoerinrichting (62).
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het niet door deuren omsloten deel van beide 25 oprolruimten (5, 6) wordt begrensd door gewasverplaatsingsorganen, die over de totale axiale breedte van beide oprolruimten (5, 6) doorlopen.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de trekarm (11) van de inrichting vast aan de opneeminrichting (4) is bevestigd en de opneeminrichting (4) tezamen met de trekarm (11) zijwaarts verplaatsbaar met de inrichting is verbonden.
4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de opneeminrichting vast met de inrichting is verbonden en in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van het verticale in de rijrichting verlopende symmetrievlak van de inrichting is opgesteld, met het kenmerk, dat een transportplaat is aangebracht tussen de opneeminrichting en de twee toevoerspleten van beide oprolruimten, waarbij boven de transportplaat de gewastoevoerinrichting is aangebracht, die bestaat uit een aantal evenwijdig naast elkaar opgestelde heen en weer 35 aandrijfbare gewastransportbalken, die zich uitstrekken vanaf de opneeminrichting tot één van beide toevoerspleten, waarbij de werkbreedte van het stel gewastransportbalken althans nagenoeg overeenkomt met de breedte van een toevoerspleet, en dat de gewastransportbalken met hun nabij de opneeminrichting gelegen uiteinden draaibaar zijn om zich opwaarts uitstrekkende zwenkassen en met hun nabij de toevoerspleet gelegen uiteinden onderling met elkaar zijn verbonden en met die uiteinden gezamenlijk 40 loodrecht op de rijrichting verplaatsbaar zijn van de ene naar de andere toevoerspleet en omgekeerd. Hierbij 5 bladen tekening
Priority Applications (5)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8304135A NL192596C (nl) | 1983-12-01 | 1983-12-01 | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. |
GB08429345A GB2150490B (en) | 1983-12-01 | 1984-11-21 | Balers |
US06/676,298 US4651512A (en) | 1983-12-01 | 1984-11-29 | Baler |
DE19843443719 DE3443719A1 (de) | 1983-12-01 | 1984-11-30 | Ballenpresse |
US06/812,763 US4796417A (en) | 1983-12-01 | 1985-12-23 | Balers |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8304135 | 1983-12-01 | ||
NL8304135A NL192596C (nl) | 1983-12-01 | 1983-12-01 | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8304135A NL8304135A (nl) | 1985-07-01 |
NL192596B NL192596B (nl) | 1997-07-01 |
NL192596C true NL192596C (nl) | 1997-11-04 |
Family
ID=19842801
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8304135A NL192596C (nl) | 1983-12-01 | 1983-12-01 | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (2) | US4651512A (nl) |
DE (1) | DE3443719A1 (nl) |
GB (1) | GB2150490B (nl) |
NL (1) | NL192596C (nl) |
Families Citing this family (19)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL192596C (nl) * | 1983-12-01 | 1997-11-04 | Texas Industries Inc | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. |
DE3578688D1 (de) * | 1984-05-18 | 1990-08-23 | Ford New Holland Inc | Rundballenpresse. |
FR2591850B1 (fr) * | 1985-12-20 | 1989-05-05 | Rivierre Casalis | Procede et dispositif de confection de balles cylindriques d'un produit agricole dans une presse ramasseuse. |
US5404702A (en) * | 1994-05-05 | 1995-04-11 | Lewis; Johnny M. | Retrofitable wide windrow apparatus |
US5901541A (en) * | 1997-04-30 | 1999-05-11 | Lindquist; Dale | Corn stover collection apparatus |
US6421992B1 (en) * | 2000-11-13 | 2002-07-23 | Deere & Company | Cotton harvester with two bale chambers |
DE10106013A1 (de) * | 2001-02-09 | 2002-08-14 | Deere & Co | Rundballenpresse |
IES20020206A2 (en) | 2001-03-22 | 2002-11-13 | Welmount Ltd | A combined baler/bale wrapper |
US7043892B1 (en) | 2004-08-02 | 2006-05-16 | Anthony Kessler | Multiple baling system |
FI121209B (fi) * | 2006-05-29 | 2010-08-31 | Fixteri Oy | Menetelmä ja järjestely puunkorjuuseen |
US7818954B2 (en) * | 2007-05-03 | 2010-10-26 | Vermeer Manuafcturing Company | Corn stalk baling method and apparatus |
US8113110B2 (en) * | 2009-03-31 | 2012-02-14 | Deere & Company | Square baler for simultaneously forming multiple bales |
CA2949670C (en) * | 2014-05-19 | 2022-12-13 | Gyro-Trac Corporation | Baling apparatus and method |
CN105145010B (zh) * | 2015-06-19 | 2017-05-10 | 盐城工学院 | 制作处理高含水率淤泥、新吹填土的棉花秸秆捆的打捆机 |
US11006579B2 (en) * | 2018-10-31 | 2021-05-18 | Deere & Company | Agricultural harvesting machine with a multiple stage compression system |
US11102931B2 (en) * | 2018-10-31 | 2021-08-31 | Deere & Company | Agricultural harvesting machine with a multiple stage compression system |
US11140830B2 (en) | 2019-01-09 | 2021-10-12 | Great Plains Manufacturing, Inc. | High capacity baler with multiple knotters |
US11684015B2 (en) | 2019-08-07 | 2023-06-27 | Cnh Industrial America Llc | Agricultural baling system with controlled tractor steering to balance bale density |
US11547056B2 (en) * | 2020-03-11 | 2023-01-10 | Cnh Industrial America Llc | Frame assembly for an agricultural round baler |
Family Cites Families (20)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2833206A (en) * | 1955-09-26 | 1958-05-06 | Deere Mfg Co | Baling machine |
US3020830A (en) * | 1959-05-22 | 1962-02-13 | Joseph J Harrington | Dual chamber automatic hay baler |
NL6713534A (nl) * | 1967-10-05 | 1969-04-09 | ||
DE2015226A1 (de) * | 1970-03-31 | 1971-10-21 | Metten, Gerrit Jan, 4459 Emlichheim; Schölten, Hendrik, 4459 Echteier | Maschinenkombination aus Schwadenrechen, Duo-Presse und Arbeitsmaschine "Heu-Combi" |
US3665690A (en) * | 1971-02-08 | 1972-05-30 | Louis Wenger | Hay baling machine |
DE2353381A1 (de) * | 1973-10-25 | 1975-05-07 | Helwig Schmitt | Aufsammelpresse |
US4022003A (en) * | 1976-02-09 | 1977-05-10 | Sperry Rand Corporation | Controlling the size of a roll core formed in a crop material roll forming machine |
DE2626263C2 (de) * | 1976-06-11 | 1983-04-28 | Maschinenfabrik Fahr Ag Gottmadingen, 7702 Gottmadingen | Wickelpresse zum Herstellen von Ballen aus landwirtschaftlichem Halmgut, insbesondere Heu |
FR2398448A1 (fr) * | 1977-07-29 | 1979-02-23 | Anvar | Presse ramasseuse permettant la mise en bottes cylindriques de fibres vegetales sans l'aide de lien |
SU749370A1 (ru) * | 1977-11-10 | 1980-07-23 | Головное Специализированное Конструкторское Бюро По Сеноуборочной Технике | Рулонный пресс-подборщик |
DE2848777A1 (de) * | 1978-11-10 | 1980-05-22 | Bollmann Sen | Doppelrollballenpresse |
DE60956T1 (de) * | 1981-03-25 | 1983-05-11 | John Deere S.A., 45011 Orleans | Ballenpresse. |
DE64116T1 (de) * | 1981-05-06 | 1983-05-26 | John Deere S.A., 45011 Orleans | Ohne unterbrechung arbeitende rundballenpresse. |
DE3166911D1 (en) * | 1981-05-06 | 1984-12-06 | Deere John | Continuously operable hay-rolling machine |
DE8114378U1 (de) * | 1981-05-15 | 1981-08-13 | Claas Ohg, 4834 Harsewinkel | Zuckerrohrerntemaschine mit Halmteilern |
DE3151580A1 (de) * | 1981-12-28 | 1983-07-07 | Claas Ohg, 4834 Harsewinkel | Rundballengrosspresse |
DE8213107U1 (de) * | 1982-05-06 | 1982-09-02 | Gebrüder Welger GmbH & Co KG, 3340 Wolfenbüttel | Rollballenpresse für landwirtschaftliche Halmgüter mit einer Ballenabrollvorrichtung |
DE3248066A1 (de) * | 1982-12-24 | 1984-06-28 | Maschinenfabriken Bernard Krone Gmbh, 4441 Spelle | Rollballenpresse |
DE3311132A1 (de) * | 1983-03-26 | 1984-09-27 | Claas Ohg, 4834 Harsewinkel | Vorrichtung zum aufwickeln und umhuellen eines zylinderischen erntegutballens |
NL192596C (nl) * | 1983-12-01 | 1997-11-04 | Texas Industries Inc | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. |
-
1983
- 1983-12-01 NL NL8304135A patent/NL192596C/nl not_active IP Right Cessation
-
1984
- 1984-11-21 GB GB08429345A patent/GB2150490B/en not_active Expired
- 1984-11-29 US US06/676,298 patent/US4651512A/en not_active Expired - Lifetime
- 1984-11-30 DE DE19843443719 patent/DE3443719A1/de active Granted
-
1985
- 1985-12-23 US US06/812,763 patent/US4796417A/en not_active Expired - Fee Related
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB8429345D0 (en) | 1985-01-03 |
DE3443719C2 (nl) | 1990-03-08 |
US4651512A (en) | 1987-03-24 |
NL192596B (nl) | 1997-07-01 |
NL8304135A (nl) | 1985-07-01 |
GB2150490A (en) | 1985-07-03 |
US4796417A (en) | 1989-01-10 |
GB2150490B (en) | 1987-06-10 |
DE3443719A1 (de) | 1985-06-13 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL192596C (nl) | Rijdbare inrichting voor het vormen van ronde balen. | |
NL9500648A (nl) | Inrichting voor het vormen van balen gewas. | |
US5752374A (en) | Agricultural machine, in particular self-propelled large baler | |
CA2334450C (en) | Large round baler | |
US6640699B2 (en) | Round baler bale chamber having simplified discharge arrangement | |
US8656832B2 (en) | Round baler having lateral guides for the compression belt | |
CA2389400C (en) | Non-stop large round baler | |
US4212149A (en) | Crop baling machines | |
EP0082170B1 (en) | Method and apparatus for forming bales | |
BE1018853A3 (nl) | Een balenpers met een verbeterde stripper rol. | |
EP0337006B1 (en) | Baling machine for forming cylindrical bales of crop | |
NL8304137A (nl) | Inrichting voor het vormen van balen gewas. | |
EP1214875A1 (de) | Rundballenpresse | |
US4169347A (en) | Belt-type baler for cylindrical bales | |
US5365836A (en) | Apparatus for wrapping round bales | |
US5419253A (en) | Round bale wrapping method including wrapping with self-adhering tape | |
NL8400130A (nl) | Inrichting voor het vormen van balen gewas. | |
EP1135017B1 (de) | Presse zur herstellung von im wesentlichen quaderförmigen pressballen aus landwirtschaftlichem erntegut | |
FR2565768A1 (fr) | Botteleuse a alimentation par-dessous | |
NL9300712A (nl) | Balenverzamelaar met rollen en daarvoor geschikte persinrichting. | |
US4229934A (en) | Bale rolling machine | |
FR2564282A1 (fr) | Ramasseuse de mise en balles de recoltes avec dispositif rotatif unique d'alimentation | |
CA1072812A (en) | Belt type baler for cylindrical bales | |
EP0339730B1 (en) | Round baler with variable bale chamber and sledge assembly | |
AU595860B2 (en) | Machine for forming cylindrical bales of crop |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20020701 |