NL192398C - Snelkoppeling voor fluïda onder druk. - Google Patents

Snelkoppeling voor fluïda onder druk. Download PDF

Info

Publication number
NL192398C
NL192398C NL8500504A NL8500504A NL192398C NL 192398 C NL192398 C NL 192398C NL 8500504 A NL8500504 A NL 8500504A NL 8500504 A NL8500504 A NL 8500504A NL 192398 C NL192398 C NL 192398C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
housing
coupling
sleeve
slide
locking
Prior art date
Application number
NL8500504A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192398B (nl
NL8500504A (nl
Original Assignee
Swagelok Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Swagelok Co filed Critical Swagelok Co
Publication of NL8500504A publication Critical patent/NL8500504A/nl
Publication of NL192398B publication Critical patent/NL192398B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192398C publication Critical patent/NL192398C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/08Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members
    • F16L37/12Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members using hooks, pawls or other movable or insertable locking members
    • F16L37/133Couplings of the quick-acting type in which the connection between abutting or axially overlapping ends is maintained by locking members using hooks, pawls or other movable or insertable locking members using flexible hooks
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L37/00Couplings of the quick-acting type
    • F16L37/28Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means
    • F16L37/30Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in each of two pipe-end fittings
    • F16L37/32Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in each of two pipe-end fittings at least one of two lift valves being opened automatically when the coupling is applied
    • F16L37/34Couplings of the quick-acting type with fluid cut-off means with fluid cut-off means in each of two pipe-end fittings at least one of two lift valves being opened automatically when the coupling is applied at least one of the lift valves being of the sleeve type, i.e. a sleeve is telescoped over an inner cylindrical wall
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8593Systems
    • Y10T137/87917Flow path with serial valves and/or closures
    • Y10T137/87925Separable flow path section, valve or closure in each
    • Y10T137/87941Each valve and/or closure operated by coupling motion
    • Y10T137/87949Linear motion of flow path sections operates both
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/8593Systems
    • Y10T137/87917Flow path with serial valves and/or closures
    • Y10T137/87925Separable flow path section, valve or closure in each
    • Y10T137/87973Coupling interlocked with valve, or closure or actuator

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Quick-Acting Or Multi-Walled Pipe Joints (AREA)

Description

Snelkoppeling voor fluïda onder druk
De uitvinding heeft betrekking op een snelkoppeling voor fluïda onder druk, omvattend een eerste koppelingdeel en een daarmee samenwerkend tweede koppelingdeel, waarbij het eerste koppelingdeel een 5 van een boring voorzien huis, een eerste klep op een klepstang die in het huis is ondersteund tegen axiale beweging, een schuif die door het huis ondersteund is, eerste grendelorganen aan het huis, en een beweegbare huls, die door het huis radiaal buiten de eerste grendelorganen gedragen wordt, omvat, waarbij het samenwerkende tweede koppelingdeel een van een boring voorzien huis en een tweede klep omvat, waarbij de schuif over het huis verschuifbaar is tussen een gesloten positie, waarin deze met de eerste klep 10 in aangrijping is, en een open positie, waarin deze axiaal van de eerste klep af verplaatst is, waarbij de eerste grendelorganen haakgedeelten omvatten, die direct aangrijpbaar zijn in het huis van het tweede koppelingdeel, om de koppelingdelen te koppelen, en waaibij de beweegbare huls axiaal beweegbaar is op het holle huis, tussen een grendelende positie en een niet-giendelende positie.
Een dergelijke koppeling is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.123.099. Het tweede koppeling-15 deel (of adapter) bezit tweede grendelorganen, die bevestigd zijn aan een schuif die tegen de werking van een drukveer in verschoven kan worden om een doorlaat te verschaffen langs een vaststaande tweede klep. Het tweede koppelingdeel moet ingestoken worden in het eerste koppelingdeel (of fitting) tot aangrijping van de tweede klep op de eerste klep van het eerste koppelingdeel, waarbij de eerste grendelorganen op het huis van het tweede koppelingdeel grendelen. Daarna wordt de beweegbare huls verschoven voor 20 vergrendeling door de tweede grendelorganen op de met de beweegbare huls verbonden schuif van het eerste koppelingdeel, en het openen van de doorgang langs de beide kleppen, door verschuiven van de gekoppelde schuiven in zowel het eerste als het tweede koppelingdeel.
Het is een nadeel van de bekende inrichting dat zowel het eerste als het tweede koppelingdeel voorzien zijn van grendelorganen en beweegbare onderdelen, zodat beide koppelingdelen relatief complex zijn, en 25 daardoor gevoelig voor vervuiling en dus voor storingen.
Het is een doel van de uitvinding een verbeterde snelkoppeling voor fluïde onder hoge druk te verschaffen. Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een snelkoppeling van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de schuif voorzien is van tweede grendelorganen met binnenste eindgedeelten, bevestigd aan de schuif, en met vrije buitenste eindgedeelten, die aangrijpbaar zijn in het huis van het samenwerkende 30 koppelingdeel, waarbij de vrije buitenste eindgedeelten zo geplaatst zijn dat zij aangrijpen in het huis, wanneer de schuif in de gesloten positie is voordat de eerste grendelorganen aangrijpen in het huis tijdens het koppelen, en zij vrijgemaakt zijn van het huis nadat de eerste grendelorganen vrijgemaakt zijn van het huis tijdens het ontkoppelen.
Hiermee wordt bereikt, dat alle grendelorganen in het eerste koppelingdeel ondergebracht zijn. Hierdoor 35 kan de schuif met zijn veer in het tweede koppelingdeel vervallen, in de plaats waarvan de tweede klep in het tweede koppelingdeel verschuifbaar wordt. Het tweede koppelingdeel is hierdoor aanmerkelijk vereenvoudigd en nauwelijks gevoelig voor vervuiling, aangezien het huis van het tweede koppelingdeel in ontkoppelde toestand geheel afgesloten is door de tweede klep. Dit is voor het tweede koppelingdeel van belang, omdat dit in het eerste koppelingdeel ingestoken wordt en daarom in veel gevallen aan een slang 40 bevestigd zal zijn, en dus op de grond en dergelijke terecht kan komen. Het eerste koppelingdeel is nauwelijks ingewikkelder geworden, aangezien hier al een schuif aanwezig was, waar nu de tweede grendelorganen aan bevestigd zijn.
Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.234.965 een snelkoppeling met een eerste en tweede koppelingdeel bekend is, waarbij het eerste koppeldeel een huis, een verschuifbare klep en een 45 verschuifbare huls bezit, en grendelorganen aan het huis. Het tweede koppelingdeel, dat in het eerste koppelingdeel gestoken moet worden, bezit slechts een verschuifbare klep in zijn huis. Doordat slechts één stel grendelorganen aanwezig is worden bij inkoppelen de kleppen al opengeduwd voordat de beide koppelingdelen met elkaar vergrendeld zijn. Deze snelkoppeling is derhalve niet geschikt voor fluïda onder druk, aangezien de koppelingdelen tijdens het koppelen dan uit elkaar gedrukt worden.
50 Volgens een voordelige uitvoering omvatten de tweede grendelorganen naar buiten gerichte uitsteeksels tussen de binnenste eindgedeelten en de buitenste eindgedeelten, en omvat de beweegbare huls een ringvormige, naar buiten uitstekende hotte, waarbij de uitsteeksels in de holte passen in de niet-gekoppeide positie, en radiaal naar binnen uit de holte geduwd worden als gevolg van de relatieve beweging van de schuif in relatie tot de huls, bij het inbrengen van het tweede koppelingdeel in het eerste koppelingdeel.
55 Hierdoor vormt de verschuifbare huls direct een vergrendeling in gekoppelde toestand en ontgrendeling in ontkoppelde toestand voor de tweede grendelorganen, zodat een vereenvoudigd eerste koppelingdeel ontstaat.
Wanneer hierbij de eerste grendelorganen aan hun vrije uiteinden naar buiten gerichte uitsteeksels omvatten, is het voordelig dat de uitsteeksels in de holte vallen in de niet-vergPendelende positie van de beweegbare huls, en radiaal naar binnen geduwd worden wanneer de huls naar de grendelende positie bewogen wordt, zodat de holte van de verschuifbare huls eveneens de vergrendeling en ontg rendeling van 5 de eerste grendelorganen verzorgt.
De uitvinding zal hieronder aan de hand van de tekening worden toegelicht met behulp van een uitvoerings-voorbeeld, met niet op schaal getekende figuren.
Figuur 1 is een langsdoorsnede, waarin weergegeven is dat de koppeling volgens de onderhavige 10 uitvinding net ingekoppeld wordt of net na het uitkoppelen daarvan; figuur 2 is een aan figuur 1 overeenkomstige afbeelding, op grotere schaal, waarin de koppeling in de ingekoppelde vorm daarvan weergegeven is; figuur 3 is een eindaanzicht van een grendelvingerstelsel, op een nog grotere schaal, dat verbonden is aan de schuif in de huiskoppeling van figuren 1 en 2; 15 figuur 4 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens IV-IV in figuur 3, waarbij de lengte van de vingers verkort is weergegeven; figuur 5 is een eindaanzicht van een lichtklepgeleidingsonderdeel, dat opgenomen is in het steelstelsel van figuren 1 en 2, op dezelfde schaal als de figuren 3 en 4; figuur 6 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens VI-VI in figuur 5; 20 figuur 7 is een eindaanzicht van een lichtklepgeleidingsasonderdeel, dat gebruikt wordt bij het steelstelsel van figuren 1 en 2, op dezelfde schaal als de figuren 3-6; figuur 8 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens VIII—VIII in figuur 7; figuur 9 is een bovenaanzicht van de bladveer, die gebruikt wordt om de met de bedieningshuls samenhangende arreteerknop in een naar buiten gerichte zin te drijven, op dezelfde schaal als figuur 2; 25 figuur 10 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens X-X in figuur 9; figuur 11 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens XI-XI in figuur 9; figuur 12 is een bovenaanzicht van de in figuur 9 weergegeven bladveer, die op de bedieningshuls geïnstalleerd is; figuur 13 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens VIII—XIII in figuur 12; 30 figuur 14 is een bovenaanzicht van de arreteerknop, die in samenhang met de bedieningshuls gebruikt wordt; figuur 15 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens XV-XV in figuur 14; figuur 16 is een bovenaanzicht van de arreteerknop zoals deze gemonteerd is in de bedieningshuls in samenwerkende samenhang met de bladveer; en 35 figuur 17 is een doorsnede, in hoofdzaak volgens XVII—XVII in figuur 16.
Er volgt nu een beschrijving van een voorkeursuitvoering, die echter niet in beperkende zin bedoeld is.
Figuur 1 toont een samengaand paar huis- en steelkoppelingonderdelen of -stelsels A en B respectievelijk in een positie waarin deze net ingekoppeld worden bij de beweging axiaal naar elkaar toe.
40 Het huisstelsel A omvat een deel of onderdeel C, dat een schuifdeel D heeft, dat daarop axiaal verschuifbaar is. Het schuifdeel D wordt normaal naar rechts gedrukt in figuur 1 in aangrijping met een huisklep E door middel van een schroefveer 12. De huisklep E is het eindgedeelte van een lang onderdeel of bout F, dat of die centraal vastgehouden wordt binnen het huisdeel C door steunribben G.
Het steelstelsel B omvat samenwerkende steeldelen of -onderdelen H en H1, welke een lichtklep I daarin 45 aangebracht hebben, die normaal naar links gedrukt wordt in figuur 1 in aangrijping met een zitting aangrenzend aan een open einde van het steelstelsel door middel van een schroefveer 14. De veer 14 omgeeft een geleidingsas J, die zich uitstrekt door een opening in een geleidingsonderdeel K, waartegen de veer ook werkt.
Wanneer een samengaand paar huis- en steelstelsels A, B ingekoppeld moeten worden, worden zij 50 ingesteld zoals in figuur 1 weergegeven. Opgemerkt zal worden dat het buitenste eindgedeelte van het steelonderdeel H1 in aangrijping is met het buitenste eindgedeelte van het schuifdeel D en bij beweging van de stelsels A, B naar elkaar toe het schuifdeel D zich naar links terugtrekt in figuur 1 buiten aangrijping met de huisklep E. Tegelijkertijd gaat de huisklep E het open einde van het steelonderdeel H1 binnen en komt deze in aangrijping met de lichtklep 1 om deze van zijn zitting af, d.w.z. naar rechts in figuur 1, te bewegen. 55 Wanneer de stelsels eenmaal ingekoppeld zijn, zijn de delen ingericht zoals algemeen weergegeven is in figuur 2 en kan fluïdumstroming plaatsvinden door de ingekoppelde stelsels.
Het huisdeel C is van inwendige schroefdraad voorzien zoals algemeen aangegeven is met 16 voor o ___ verbinding met een andere fluTdumleiding. Andere onderlinge verbindingsorganen zouden echter ook met voordeel aangewend kunnen worden. Een uitwendige omtreksgroef 18 in het huisdeel C neemt op losse wijze naar binnen gerichte eerste eindgedeelten 20 van een aantal grendelonderdelen L op. Deze grendelonderdelen bestaan bij voorkeur uit metalen stampstukken, en hebben boogvormige vormgevingen 5 in een eindaanzicht. De tegenovergestelde eindgedeelten van de grendelonderdelen L omvatten naar binnen gerichte grendelhaken 22 en naar buiten gerichte g rendeluitsteeksels 24.
Een in hoofdzaak cilindrische aanslaghuls M is over het huisdeel C ingesteld en heeft een buitenste eindgedeelte dat omgekeerd naar binnen gebogen is zoals algemeen aangegeven met 28. Het omgekeerd gebogen eindgedeelte 28 heeft een axiaal gericht gedeelte dat over de axiaal gerichte gedeelten van een 10 eerste eindgedeelte 20 van de grendelonderdelen L ligt voor het op losse wijze vasthouden daarvan binnen de groef 18 voor het veroorloven van de zwenkbeweging van de tegenovergestelde eindgedeelten van de grendelonderdelen naar de langsas 30 van de koppeling toe en daarvan af. Een snapring 32, die opgenomen is in een geschikte uitwendige omtreksgroef in het huisdeel C, houdt de aanslaghuls M in positie. De aanslaghuls M omvat een naar buiten gerichte omtrekskraal rand 34 voor verstijving daarvan tegen 15 vervorming en omvat ook een uiteinde 36.
Bedieningsorganen in de vorm van een in hoofdzaak cilindrische huls N omgeeft de grendelonderdelen L en heeft een buitenste eindgedeelte omgekeerd naar binnen gebogen zoals algemeen aangegeven met 40. Een naar buiten gerichte omtrekskraalrand 42 vormt een binnenste omtreksuitsparing 44 die een geleidelijke schuinte heeft om een kamoppervlak voor samenwerking met de grendeluitsteeksels 24 te vormen. In de 20 buitenste vrijgegeven positie van de grendelonderdelen L zoals in figuur 1 weergegeven zijn de grendeluitsteeksels 24 in de uitsparing 44 opgenomen. Dit verband dient ook om de bedieningshuls N vast te houden en de volledige verplaatsing naar rechts uit het huisstelsel A tegen te gaan. Het binnenste eindgedeelte van de bedieningshuls N is verschuifbaar opgenomen en geleid binnen de aanslaghuls M, en een schroefveer 46 is ingesteld tussen het omgekeerd geboden buitenste eindgedeelte van de aanslaghuls 25 M en het binnenste uiteinde van de bedieningshuls N voor het normaal van de aanslaghuls M af drukken van de bedieningshuls M.
Een in hoofdzaak rechthoekige opening 48 in de bedieningshuls N neemt arreteerorganen in de vorm van een arreteerknop O op, die afhangende benen 50 heeft, welke vrij opgenomen zijn door een sleuf 52, die enigszins van de rechthoekige opening 48 verwijderd is. Een in hoofdzaak platte bladtypeveer P drukt 30 de arreteerknop normaal omhoog in de afbeelding van figuur 1. Het buitenoppervlak van de arreteerknop O heeft een flauwe helling om het per ongeluk indrukken van de knop te voorkomen wanneer deze in aanraking komt met een buitengelegen object met een relatieve beweging in hoofdzaak naar de aanslaghuls M toe. De arreteerknop O heeft ook een binneneinde 56 dat in aangrijping te brengen is met het binneneinde 36 van de aanslaghuls om verdere beweging van de bedieningshuls N binnen de aanslaghuls M naar 35 links in figuur 1 tegen te gaan tot de arreteerknop O ingedrukt wordt om het binneneinde 56 van de knop onder het einde 36 van de aanslaghuls door te laten gaan.
Het steelstelsel B omvat samenwerkende koppelingorganen op het steelonderdeel Hl in de vorm van een omtreksgroef 60 voor het opnemen van de grendelhaken 22. Wanneer de bestanddelen ingesteld zijn zoals in figuur 1 weergegeven, leidt de beweging van het huisdeel C en het steelonderdeel H1 naar elkaar 40 toe tot het naar links terugtrekken van de schuif D. Tegelijkertijd bewegen de grendelhaken 22 langs het buitenoppervlak van de schuif D en een buitenoppervlakgedeelte 62 van het steelonderdeel H1 tot de grendelhaken 22 de groef 60 bereiken. Op dit punt zwenken de grendelonderdelen L naar binnen voor opname van de grendelhaken 22 binnen de groef 60. De veer 46, die zich tussen de aanslaghuls M en de bedieningshuls N bevindt, drukt de bedieningshuls N naar rechts in figuur 1. Dit leidt tot het samenwetken 45 van het kamoppervlakgedeelte van de uitsparing 44 met de grendeluitsteeksels 24 om de grendelhaken 22 in de groef 60 te drijven. Hierdoor wordt ook de bedieningshuls N vrijgegeven voor beweging naar rechts vanuit de grendelvrijgeefpositie van figuur 1 naar de grendelvasthoudpositie van figuur 2. In de grendel-vasthoudpositie zijn de buiteneinden van de grendeluitsteeksels 24 in aangrijping met het binnenste cilindrische oppervlak van de bedieningshuls N op een plaats die verwijderd is van de uitsparing 44 aan de 50 tegenovergestelde zijde daarvan van het omgekeerd gebogen buitenste eindgedeelte 40. Ook komt het buiteneinde van het omgekeerd gebogen eindgedeelte 40 in aangrijping met een aanslag 64 op het steelonderdeel H voor het vasthouden van de bedieningshuls N om de verdere beweging daarvan naar rechts in figuur 2 tegen te gaan.
Wanneer de bestanddelen verbonden zijn zoals in figuur 2 weergegeven, vereist deze veibinding de 55 beweging van de bedieningshuls N naar links tot de grendeluitsteeksels 24 in hoofdzaak uitgericht zijn met de uitsparing 44. De axiale beweging van de bedieningshuls N naar links in figuur 2 wordt echter tegengegaan daar het uiteinde 56 van de arreteerknop O in aangrijping komt met het uiteinde 36 van het aanslag- .«.«.WWW t orgaan dat door de aanslaghuls M gevormd wordt. Teneinde de bedieningshuls N vrij te maken voor de beweging naar zijn vrijgeefpositie, is het nodig om de arreteerknop O in te drukken en deze ingedrukt te houden terwijl de bedieningshuls N axiaal naar links gedreven wordt zodat het uiteinde 56 van de arreteerknop onder het uiteinde 36 van de aanslag door zal gaan zoals in figuur 1 weergegeven. Het grendelorgaan 5 vereist dus onafhankelijke bewegingen in twee verschillende richtingen voor het bewegen daarvan naar een vrijgeefpositie. De beweging van de knop O verloopt in hoofdzaak naar de langsas 30 van de koppeling toe en daarvan af waarbij de beweging in hoofdzaak zwenkend verloopt om de knopbenen 50 in de sleuf 52. Wanneer de uitsparing 44 eenmaal in hoofdzaak uitgericht is met de grendeluitsteeksels 24, worden door de aandrukwerking van de veer 12, die de schuif D naar rechts drijft, ook de steeionderdelen H en H1 naar 10 rechts gedreven. De samenwerkende kamoppervlakken tussen de grendelhaken 22 en groef 60 zorgen voor het door kamwerking in hoofdzaak radiaal naar buiten bewegen van de eindgedeeiten van de grendel· onderdelen L voor opname van de grendeluitsteeksels 24 in de uitsparing 44. Het is mogelijk dat de schuif D in zijn open positie vastzit waarbij de aandrukkracht van de veer 12 onvoldoende is om deze naar zijn gesloten positie te bewegen. In dat geval hebben de groef 60 en grendelhaken 22 samenwerkende 15 kamoppervlakken, die voor de naar buiten gerichte beweging van de grendels zorgen om de grendeluitsteeksels 24 in de groef 44 in te stellen wanneer met de hand kracht uitgeoefend wordt om de huis· en steelkoppelingstelsels A, B te scheiden. De lichtklep I zal dan sluiten door het in aangrijping komen daarvan met een zitting op het steelonderdeei H1 onder de aandrukkracht van de veer 14. De schuif D kan echter vast blijven zitten in zijn open positie en dit kan resulteren in ongewenste fluïdumlekkage uit het huis-20 koppelingstelsel A.
De positieve beweging van de schuif D uit zijn open positie van figuur 2 naar zijn gesloten positie van figuur 1 wordt verkregen door het verbinden van een aantal vingers of grendels R aan het schuifdeel D voor samenwerking daarmee bij het naar zijn gesloten positie trekken van de schuif wanneer de huis· en steelkoppelingstelsels A, B gescheiden worden. De vingers of grendels R en schroefveer 12 vormen 25 sluitorganen voor het met kracht naar zijn gesloten positie bewegen van het schuifdeel D.
Zoals in figuur 3 en 4 weergegeven, heeft een ringonderdeel S axiale en radiale flenzen 70,72, waarbij de axiale flens 70 voorzien is van naar binnen gerichte klinken 74. Ofschoon er zoals weergegeven drie klinken 74 zich ongeveer 120° uiteen bevinden, zal het duidelijk zijn dat andere aantallen klinken en andere tussenafstanden verschaft kunnen worden. Bij de weergegeven inrichting bevinden een paar vingers of 30 grendels R zich ongeveer 180° uiteen en buiten uitgericht verband met de klinken 74.
Elke vinger omvat een dun, veerkrachtig binnenste eindgedeelte 76 dat gelast of op andere geschikte wijze aan de axiale flens 70 van het ringonderdeel S bevestigd is. De overige vingers R hebben een in hoofdzaak grotere radiale dikte dan de binnenste eindgedeeiten 76 om zodoende in hoofdzaak stijf te zijn. De binnenste eindgedeeiten 76 zijn gebogen nabij hun snijdingen met de eigenlijke vingers zodat de vingers 35 zich naar buiten uitstrekken vanaf de langsas van het ringonderdeel onder een hoek van ongeveer 5°. De binnenste eindgedeeiten van de vingers R zijn op veerkrachtige wijze buigbaar voor de radiaal naar binnen verlopende vingerbeweging vanuit de in figuur 3 en 4 weergegeven positie. Wanneer de vingers eenmaal naar binnen bewogen zijn vanuit de in figuur 3 en 4 weergegeven posities, worden zij op veerkrachtige wijze radiaal naar buiten gedrukt onder de invloed van de buigspanning in de binnenste eindgedeeiten 76.
40 De buitenste eindgedeeiten van de vingers R hebben naar binnen gerichte uitsteeksels of grendelhaken 78 met schuin verlopende kamoppervlakken aan de tegenovergestelde einden daarvan. De naar buiten gerichte uitsteeksels 80 zijn aangebracht tussen de binnenste en buitenste eindgedeeiten van de vingers, en deze uitsteeksels bevinden zich bij voorkeur in hoofdzaak dichter bij de buitenste eindgedeeiten van de vingers dan bij de binnenste eindgedeeiten daarvan. De tegenovergestelde langseinden van de uitsteeksels 45 80 zijn voorzien van schuin verlopende kamoppervlakken zoals in figuur 4 weergegeven.
Een uitwendige omtreksgroef 82 is in het schuifdeel D aangrenzend aan het binnenste eindgedeelte daarvan gevormd. De axiale flens 70 op het ringonderdeel S wordt dicht opgenomen over het binnenste eindgedeelte van het schuifdeel D, en de klinken 74 snappen in de groef 82 voor het vasthouden van het ringonderdeel S dat aan de schuif D verbonden is. Wanneer de koppelingstelsels A, B ingekoppeld zijn 50 zoals in figuur 2 weergegeven, liggen de huisgrendelhaken 22 en schuifgrendelhaken 78 in een in hoofdzaak gemeenschappelijk vlak loodrecht op de langsas van het schuifdeel D, en zijn deze opgenomen in de omtreksgroef 60 in het steelstelsel voor het ingekoppeld houden van de koppelingstelsels A, B.
In de positie van figuur 2 met de schuif D open, bevinden de naar buiten gerichte uitsteeksels 24 en 80 op de huisgrendels L en schuifvingers R zich axiaal uiteen en buiten uitgericht verband met de inwendige 55 groef 44 in de huls N. Bij beweging van de huls N van de positie van figuur 2 naar de positie van figuur 1 voor het uitkoppelen van de koppelingstelsels A, B is de binnenste omtreksgroef 44 op de huis N uitgericht met de naar buiten gerichte uitsteeksels 24 op de huisgrendels L zodat deze grendels naar buiten zwenken kunnen naar de in figuur 1 weergegeven positie. Op dat moment bevinden de naar buiten gerichte uitsteeksels 80 op de schuifvingers R zich echter nog axiaal van de groef 44 af zodat de vingers R in hun vetgrendelingspos'rtie gehouden worden met de grendelhaken 78 daarvan in de groef 60 opgenomen. De scheiding van de koppelingstelsels A, B resulteert in een trekkracht op de schuifvingers R voor het naar zijn 5 gesloten positie trekken van de schuif D en, wanneer de schuif D zijn gestoten positie in aangrijping met de hulsklep E in hoofdzaak bereikt, zullen de naar buiten gerichte uitsteeksels 80 op de vingers in uitgericht verband met de hulsgroef 44 bewogen zijn. Hierdoor wordt het voor de schuifvingers R dan mogelijk om naar buiten te bewegen naar de in figuur 1 weergegeven positie onder de verende buigkracht die door de binnenste eindgedeelten 76 daarvan verschaft wordt. Door de naar buiten gaande beweging van de 10 schuifvingers R komende grendelhaken 78 buiten aangrijping met de groef 60 en wordt hierdoor de volledige scheiding van de koppelingstelsels A, B mogelijk gemaakt.
Wanneer de schuifvingers R zich in de positie van figuur 2 bevinden, d.w.z. naar binnen bewogen zijn naar de langsas 30, bevinden zij zich in een werkzame positie voor het verschaffen van een positieve trekkracht op het schijfdeel D om dit naar zijn gesloten positie te bewegen wanneer de koppelingstelsels 15 gescheiden worden. De vingers R zijn naar buiten beweegbaar van de langsas 30 af naar de in figuur 1 weergegeven onwerkzame positie waarin de naar buiten gerichte grendeluitsteeksels 24, 80 op de huisgrendels L en vingers R axiaal met elkaar uitgericht zijn terwijl de grendelhaken 22, 78 zich axiaal van elkaar af bevinden. In de open positie van de schuif D (figuur 2) zijn de grendelhaken 22, 78 dus axiaal met elkaar uitgericht terwijl de grendeluitsteeksels 24, 80 zich axiaal van elkaar af bevinden, en in de gesloten 20 positie van de schuif D (figuur 1) zijn de grendeluitsteeksels 24, 80 axiaal uitgericht met elkaar terwijl de grendelhaken 22, 78 zich axiaal van elkaar af bevinden.
Voldoende speling is verschaft tussen de huisgrendels L om de schuifvingers R zonder belemmering op te nemen. De samenwerkende kamoppervlakken tussen de groef 60 en schuifgrendelhaken 78 versterken de naar buiten gaande beweging van de schuifvingers R naar hun onwerkzame positie wanneer de 25 koppelingstelsels A, B gescheiden worden. De samenwetkende kamoppervlakken tussen de schuifgrendel* uitsteeksels 80 en groef 44 versterken de naar binnen gaande beweging van de schuifvingers R naar hun werkzame positie wanneer de koppelingstelsels A, B ingekoppeld worden. De beweging van de schuifvingers R verloopt onder de regeling van de bedieningsorganen die door de axiaal beweegbare huls N gevormd worden. In één relatieve axiale positie tussen de huls N en de vingers werkt de huls N met de 30 grendeluitsteeksels 80 samen voor het in hun werkzame positie houden van de vingers. In een andere relatieve axiale positie tussen de huls N en de vingers wordt de radiaal naar buiten gaande beweging van de vingers naar hun onwerkzame positie verschaft door opname van de grendeluitsteeksels 80 in de groef 44.
Wanneer de koppelingstelsels A, B samen ingesteld zijn voor inkoppeling zoals in figuur 1 weergegeven, 35 bewegen de schuifgrendelhaken 78 eerst in de groef 60 als het klepzittingonderdeel H1 in aangrijping komt met het schuifdeel D om dit naar links te bewegen in figuur 1 terwijl door de samenwerkende kamoppervlakken tussen de uitsteeksels 80 en de groef 44 de schuifgrendels naar binnen bewegen. Bij axiale verplaatsing van het schuifdeel D en de grendels of vingers R naar links over een voldoende afstand om de grendelhaken 22, 78 axiaal uit te richten, bewegen de grendelhaken 22 ook in de groef 60.
40 Met de koppelingstelsels ingekoppeld zoals in figuur 2 weergegeven, resulteert de scheiding van de delen eerst in het naar buiten zwenken van de huisgrendels L waarbij de uitsteeksels 24 in de groef 44 opgenomen worden. De schuifgrendelhaken 78 blijven echter met de groef 60 verbonden tot de schuif D en schuifgrendels of vingers R axiaal naar rechts bewogen zijn in figuur 2 over een voldoende afstand voor het axiaal uitrichten van de schuifgrendeluitsteeksels 80 met de groef 44 en de huisgrendeluitsteeksels 24. Op 45 dat moment zwenken de schuifvingers R ook naar buiten om de volledige scheiding van de koppelingstelsels mogelijk te maken.
Zoals in figuren 1 en 2 weergegeven, is het huisklepondeideei E één eindgedeelte van een lang onderdeel 90 met een van uitwendige schroefdraad voorzien tegenovergesteld eindgedeelte 92 dat in een van inwendige schroefdraad voorzien gat 94 in het geribde steunonderdeel G opgenomen is. Het geribde 50 steunonderdeel G wordt binnen het holle huisonderdeel deel C vastgehouden tussen een naar binnen gerichte kraag 96 en een snapring 98 die in een geschikte omtreksgroef in het huisonderdeel C opgenomen is. De snapring 98 bevindt zich tussen de kraag 96 en de huisklep E.
Zoals figuren 5 en 6 weergeven heeft het geribde geleidingsonderdeel K een aantal in omtrekszin uiteengelegen radiale ribben 102 welke zich naar buiten uitstrekken vanaf een cilindrische geleidingshuls 55 104 die een axiaal gat 106 daardoor heeft. De axiale lengte van de geleidingshuls 104 van de ribben 102 tot het vrije einde van de geleidingshuls is in hoofdzaak groter dan de axiale afmeting van de ribben 102. Hoewel het geleidingsonderdeel K op geschikte wijze vervaardigd kan worden volgens een verscheidenheid van gebruikelijke weikwijzen, kunnen poedermetaalmethodes in het bijzonder wenselijk blijken.
Figuren 7 en 8 tonen een lang hol geleidingsasonderdeel J dat een lange en holle cilindrische geleidings-as 108 heeft met een enigszins afgerond uiteinde 110 en liporganen in de vorm van drie naar buiten gerichte rechthoekige lippen 112 die in omtrekszin gelijke afstanden uiteen liggen aan het tegenoverge-5 stelde einde daarvan. De lippen 112 zijn enigszins omgekeerd teruggebogen naar het afgeronde einde 110 toe. Het geleidingsonderdeel J kan gestampt worden uit plat metaalmateriaal en heeft, zoals in figuur 8 weergegeven, een langsnaad 114 die zich langs de geleidingsas 108 uitstrekt. Ook snijdt de naad het afgeronde einde 110 ter plaatse van een centraal gat 116 en snijdt deze het tegenovergestelde einde tussen twee aangrenzende lippen 112.
10 De axiale lengte van de holle geleidingsas 108 is ten minste ongeveer van dezelfde lengte als de totale axiale lengte van het gat 106 in de geleidingshuls 104 van het geleidingsonderdeel K. De geleidingsas 108 is opgenomen in het geleidingshulsgat 106 voor het geleiden van de axiale beweging van de lichtklep I. De schroefveer 14 omgeeft de geleidingshuls 104 en de geleidingsas 108, en heeft één einde aanliggend tegen de ribben 102 en een tegenovergesteld einde aanliggend tegen de geieidingsonderdeeilippen 112.
15 Het steelonderdeei H (figuren 1 en 2) is uitgevoerd in de vorm van een holle romp die van inwendige schroefdraad voorziene kleine en grote eindgedeetten 120,122 heeft. Een naar binnen gerichte kraag 124 is dichter aangebracht bij het kleine eindgedeelte 120 dan het grote eindgedeelte 122 en is naar het grote eindgedeelte 122 toegekeerd. Het klepzittingonderdeel H1 is van uitwendige schroefdraad voorzien en is opgenomen binnen het grote eindgedeelte 122. Deze inrichting vereenvoudigt de montage van de lichtklep 20 en maakt het mogelijk om verschillende soorten verioopstukken in het kleine einde 120 te gebruiken.
Figuren 9-11 tonen bladtype veerorganen P die gestampt zijn uit een platte strook van roestvrij staal. Tegenovergestelde vleugels 130 strekken zich naar buiten uit vanaf een plat gebied 132 en zijn gebogen tot in hoofdzaak dezelfde kromte als het binnenoppervlak van de bedieningshuls N. Een sleufdoordringings-gedeelte 134 verloopt schuin naar links van het platte gebied 132, en gaat over in een in hoofdzaak plat en 25 enigszins omhoog hellend gedeelte 136 dat op zijn beurt overgaat in een omhoog hellend gedeelte 138.
Een hellend gedeelte 140 strekt zich omlaag naar links uit van het omhoog hellende gedeelte 138 en gaat over in een ander in hoofdzaak plat enigszins omhoog hellend gedeelte 142 dat uitloopt in het omlaag gebogen eindgedeelte 144. Een hellend gedeelte 148 strekt zich omlaag naar rechts uit vanaf het platte gebied 132 en gaat over in een ander in hoofdzaak plat gebied 150 dat aansluit op het omhoog hellende 30 gedeelte 152 om uit te lopen in een plat eindgedeelte 154. Het hellende gedeelte 134 heeft een smallere breedte dan het overige gedeelte van de veer P en divergeert naar buiten langs het in hoofdzaak platte gebied 136.
De veer P is ingesteld op de bedieningshuls N zoals in figuren 12 en 13 weergegeven. Alle delen van de veer P rechts van de sleuf 52 en het hellende gedeelte 134 bevinden zich binnen de huls N, terwijl alle 35 delen van de veer P links van de sleuf 52 en het hellende gedeelte 134 zich buiten de huls N bevinden. Het platte gebied 132, de vleugels 130 en het platte eindgedeelte 154 komen in aangrijping met het binnenoppervlak van de huls N. De vleugels 130 zorgen voor de stabiliteit door het onder een hoek komen te staan van de veer P tegen te gaan en deze in hoofdzaak evenwijdig aan de langsas van de bedieningshuls N te houden. Het platte eindgedeelte 154 bevindt zich aan de tegenovergestelde zijde van de kraalrand 42 40 en de groef 44 vanaf de sleuf 52. De hellende gedeelten 148,152, die verbonden zijn door het platte gedeelte 150, zorgen voor de veerwerking.
Het in hoofdzaak platte gedeelte 136 is bestemd om in aangrijping te komen met het buitenoppervlak van de huls N tussen de sleuf 52 en de opening 48. De hellende gedeelten 138,142 maken de omlaag verende buiging mogelijk, terwijl het hellende gedeelte 140 enige meegevendheid naar rechts van het gedeelte 142 45 toelaat. De breedte van het hellende gedeelte 134 is in hoofdzaak minder dan de breedte van de sleuf 52, en de lengte van de veer is zodanig dat het gedeelte 142 en het eindgedeelte 144 neergedrukt kunnen worden door de opening 48.
Bij beschouwing van figuren 14-17 wordt gezien dat de arreteerknop O ingebracht wordt tot in de opening 48 van binnen de huls N en dat deze tegenovergestelde zijomtreksgebieden 160 en een achterom-50 treksgebied 162 heeft, dat in aangrijping komt met het binneoppervlak van de huls N nabij de opening 48. De arreteerknop O heeft verheven gebieden 164,166, waarbij het gebied 166 hoger is dan het gebied 164. De eindgedeetten 56 van het verheven gebied 164 nabij het achteromtreksgebied 162 kunnen in aangrijping komen met het binneneinde 36 van de aanslaghuls M om de langsgerichte beweging van de huis N naar links in figuren 1 en 2 te blokkeren om zodoende de grendelonderdelen L in hun vergrendelde posities te 55 houden.
Een knopkraag 170 verloopt hellend omhoog naar rechts vanaf het achteromtreksgebied 162 tot in het verheven gebied 164 tussen de eindgedeetten 56. Het verheven gebied 166 loopt uit in een paar zijdelingse

Claims (3)

1. Snelkoppeling van fluïda onder druk, omvattend een eerste koppelingdeel (A) en een daarmee samenwerkend tweede koppelingdeel (B), waarbij het eerste koppelingdeel (A) een van een boring voorzien huis 35 (C), een eerste klep (E) op een klepstang (F) die in het huis (C) is ondersteund tegen axiale beweging, een schuif (D) die door het huis (C) ondersteund is, eerste gtendelotganen (L) aan het huis (C), en een beweegbare huls (N), die door het huis (C) radiaal buiten de eerste grendelorganen (L) gedragen wordt, omvat, waarbij het samenwerkende tweede koppelingdeel (B) een van een boring voorzien huis (Η, H1) en een tweede klep (I) omvat, waarbij de schuif (D) over het huis (C) verschuifbaar is tussen een gesloten 40 positie, waarin deze met de eerste klep (E) in aangrijping is, en een open positie, waarin deze axiaal van de eerste klep (E) af verplaatst is, waarbij de eerste grendelorganen (L) haakgedeelten (22) omvatten, die direct aangrijpbaar zijn in het huis (Η, H1) van het tweede koppelingdeel (B), om de koppelingdelen te koppelen, en waarbij de beweegbare huls (N) axiaal beweegbaar is op het holle huis (C), tussen een grendelende positie en een niet-grendelende positie, met het kenmerk, dat de schuif (D) voorzien is van 45 tweede grendelorganen (R) met binnenste eindgedeelten (76), bevestigd aan de schuif (D), en met vrije buitenste eindgedeelten (78), die aangrijpbaar zijn in het huis (Η, H1) van het samenwerkende koppelingdeel (B), waarbij de vrije buitenste eindgedeelten (78) zo geplaatst zijn dat zij aangrijpen in het huis (Η, H1), wanneer de schuif (D) in de gesloten positie is voordat de eerste grendelorganen (L) aangrijpen in het huis (Η, H1) tijdens het koppelen, en zij vrijgemaakt zijn van het huis (Η, H1) nadat de eerste grendelorganen (L) 50 vrijgemaakt zijn van het huis (Η, H1) tijdens het ontkoppelen.
2. Koppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede grendelorganen (R) naar buiten gerichte uitsteeksels (80) omvatten tussen de binnenste eindgedeelten (76) en de buitenste eindgedeelten (78), en dat de beweegbare huls (N) een ringvormige, naar buiten uitstekende holte (44) omvat, waarbij de uitsteeksels (80) in de holte (44) passen in de niet-gekoppelde positie, en radiaal naar binnen uit de holte 55 (44) geduwd worden als gevolg van de relatieve beweging van de schuif (D) in relatie tot de huls (N), bij het inbrengen van het tweede koppelingdeel (B) in het eerste koppelingdeel (A).
3. Koppeling volgens conclusie 2, waarbij de eerste grendelorganen (L) aan hun vrije uiteinden naar buiten gerichte uitsteeksels (24) omvatten, met het kenmerk, dat de uitsteeksels (24) in de holte (44) vallen in de niet-vergrendelende positie van de beweegbare huls (N), en radiaal naar binnen geduwd worden wanneer de huls (N) naar de grendelende positie bewogen wordt. Hierbij 5 bladen tekening
NL8500504A 1984-02-27 1985-02-22 Snelkoppeling voor fluïda onder druk. NL192398C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US58374784 1984-02-27
US06/583,747 US4596272A (en) 1984-02-27 1984-02-27 Coupling

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8500504A NL8500504A (nl) 1985-09-16
NL192398B NL192398B (nl) 1997-03-03
NL192398C true NL192398C (nl) 1997-07-04

Family

ID=24334395

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8500504A NL192398C (nl) 1984-02-27 1985-02-22 Snelkoppeling voor fluïda onder druk.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US4596272A (nl)
JP (1) JPH0774676B2 (nl)
AU (1) AU3808585A (nl)
BE (1) BE901817A (nl)
CA (1) CA1249852A (nl)
DE (1) DE3507151C2 (nl)
FR (1) FR2560346B1 (nl)
GB (1) GB2154684B (nl)
NL (1) NL192398C (nl)

Families Citing this family (22)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4685490A (en) * 1983-01-19 1987-08-11 Swagelok Company Coupling
US4884591A (en) * 1988-09-01 1989-12-05 Aeroquip Corporation Reconnectable frangible ball valve coupling
US4982761A (en) * 1989-06-20 1991-01-08 Swagelok-Quick Connect Co. Valved quick connect/disconnect coupling
US5178428A (en) * 1990-06-18 1993-01-12 Axis Usa, Inc. Armature gripping machine
EP0462318A1 (en) * 1990-06-18 1991-12-27 AXIS SpA Armature gripping machine
US5123447A (en) * 1991-03-11 1992-06-23 Calvin John H Quick disconnect coupling
DE9204384U1 (nl) * 1992-03-31 1992-07-09 Weh Gmbh, Verbindungstechnik, 7918 Illertissen, De
US6082401A (en) * 1995-01-06 2000-07-04 Colder Products Company Low spill high flow quick coupling valve assembly
CN1057590C (zh) * 1995-01-06 2000-10-18 考尔得产品公司 低漏失大流量快速联结阀组件和连接/分开该组件的方法
TW327672B (en) * 1995-10-05 1998-03-01 Babcock & Wilcox Co Field serviceable fill tube for use on heat pipes
US6161578A (en) * 1996-10-09 2000-12-19 Colder Products Company Low spill high flow quick coupling valve assembly
US6375227B1 (en) 1999-11-01 2002-04-23 Patrick J. Brenner Lateral displacement assist collar for hose coupler
US6543814B2 (en) 2000-08-10 2003-04-08 John M. Bartholomew Quick connector
JP4564325B2 (ja) * 2004-10-15 2010-10-20 日東工器株式会社 管継手の雌型継手
DE102004053538A1 (de) * 2004-11-05 2006-05-11 Veritas Ag Kupplungsvorrichtung zum Verbinden von Leitungen und Kraftfahrzeug mit einer derartigen Kupplungsvorrichtung
US7575024B2 (en) 2005-11-05 2009-08-18 Snap-Tite Technologies, Inc. Threaded coupling with flow shutoff
US7762279B2 (en) 2005-11-05 2010-07-27 Snap-Tite Technologies, Inc. Threaded coupling with flow shutoff
US8960310B2 (en) * 2011-06-14 2015-02-24 Cameron International Corporation Apparatus and method for connecting fluid lines
DE102012000607A1 (de) * 2012-01-16 2013-07-18 Norma Germany Gmbh Kupplungselement und Entriegelungselement für das Kupplungselement
ITMI20130522A1 (it) * 2013-04-05 2014-10-06 Alfa Gomma S P A Innesto rapido idraulico o oleodimamico per fluido in pressione
DE102014103888A1 (de) * 2014-03-21 2015-09-24 Norma Germany Gmbh Steckkupplungselement
SE542889C2 (en) * 2017-09-08 2020-08-11 Steelwrist Ab Hydraulic coupling device and female coupling unit

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3123099A (en) * 1964-03-03 High pressure fluid coupling
GB504404A (en) * 1937-11-03 1939-04-25 Dunlop Rubber Co Improvements in or relating to pipe joints
US2468849A (en) * 1947-10-15 1949-05-03 Foster J Trainor Detachable coupling
US2637572A (en) * 1950-07-14 1953-05-05 Us Army Self-sealing coupling
DE1131952B (de) * 1956-03-12 1962-06-20 Bo Nilsson Hoffstroem Ventil-Steckkupplung fuer Rohr- oder Schlauchleitungen mit radial beweglichen Sperrfingern
US2951713A (en) * 1956-03-12 1960-09-06 Hoffstrom Bo Nilsson Couplings
GB856471A (en) * 1957-07-31 1960-12-14 Aeroquip Corp Self-sealing coupling
US3039794A (en) * 1958-07-14 1962-06-19 On Mark Couplings Inc Quick disconnect coupling for high pressure fluids
US3224728A (en) * 1960-04-18 1965-12-21 Aeroquip Corp Self-sealing coupling
US3113588A (en) * 1960-05-09 1963-12-10 On Mark Couplings Inc Fluid conduit coupling
US3211178A (en) * 1961-07-24 1965-10-12 Aeroquip Corp Concentric coupling
US3613726A (en) * 1965-12-02 1971-10-19 Purolator Products Inc Balanced pressure coupling
US3474827A (en) * 1966-02-09 1969-10-28 Emco Wheaton Coupler and adapter and seal structure therefor
US3435848A (en) * 1967-03-20 1969-04-01 James R Johnston Fluid line coupler
DE1947939C3 (de) * 1969-09-22 1973-10-25 Wolf-Geraete Gmbh, 5240 Betzdorf Aus einem Aufnahmeteil und einem Steckteil bestehende Steckkupplung fur Schlauche, insbesondere Gartenschlauche
US4266614A (en) * 1979-07-12 1981-05-12 Otis Engineering Corporation Valve
US4442863A (en) * 1981-04-30 1984-04-17 Systron Donner Corp. Fluid line coupling device

Also Published As

Publication number Publication date
US4596272A (en) 1986-06-24
NL192398B (nl) 1997-03-03
JPS60196491A (ja) 1985-10-04
CA1249852A (en) 1989-02-07
DE3507151C2 (de) 1995-08-10
AU3808585A (en) 1985-09-05
FR2560346A1 (fr) 1985-08-30
GB2154684A (en) 1985-09-11
FR2560346B1 (fr) 1988-12-30
GB8504932D0 (en) 1985-03-27
JPH0774676B2 (ja) 1995-08-09
NL8500504A (nl) 1985-09-16
GB2154684B (en) 1987-08-19
DE3507151A1 (de) 1985-08-29
BE901817A (fr) 1985-06-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL192398C (nl) Snelkoppeling voor fluïda onder druk.
US4671540A (en) Coupling
JP6968937B2 (ja) クランプ
EP1929192B1 (en) Quick connector
US6983958B2 (en) Supply connection device for a fluid pressure system
US5683117A (en) Retainer clip for a connector
US4903942A (en) Coupling device with retained actuating members
CA2928872C (en) Self-locking push-to-connect insert
US4786085A (en) Coupling device for tubular members
US5620210A (en) Fluid conduit coupling
KR101096008B1 (ko) 퀵-커넥트 엔드 피팅
JPS62220794A (ja) 解放可能な押込み式接手具
US20170284582A1 (en) Quick connect fluid conduit connector having latch with integral spring arms for button release
US20090322076A1 (en) Clamping coupling element and a coupling including such an element
US8973889B2 (en) Tube clamp
US20050057042A1 (en) Push button bayonet tube connector
US5238221A (en) Plug-in coupling for hoses
TW200907209A (en) A coupling device for a fluid line
US6199967B1 (en) Drawer slide and drawer incorporating quick-release connection
JPH0233390B2 (nl)
US4216982A (en) Speed slip-on hose coupler
US5970588A (en) Unlockable snap fastener
JPS61248993A (ja) 流体管路取付け具組立体
US4771872A (en) Clutch mechanism with freewheeling unit disengageable in the driving direction including releasable locking means
WO1988009883A1 (en) Release bearing mechanism of clutch

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20000901