NL1043145B1 - Hoefijzer. - Google Patents

Hoefijzer. Download PDF

Info

Publication number
NL1043145B1
NL1043145B1 NL1043145A NL1043145A NL1043145B1 NL 1043145 B1 NL1043145 B1 NL 1043145B1 NL 1043145 A NL1043145 A NL 1043145A NL 1043145 A NL1043145 A NL 1043145A NL 1043145 B1 NL1043145 B1 NL 1043145B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
horseshoe
recess
tone
branches
edge
Prior art date
Application number
NL1043145A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus M Kerckhaert Michiel
Original Assignee
Kerckhaert Hoefijzerfabriek B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kerckhaert Hoefijzerfabriek B V filed Critical Kerckhaert Hoefijzerfabriek B V
Priority to NL1043145A priority Critical patent/NL1043145B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1043145B1 publication Critical patent/NL1043145B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01LSHOEING OF ANIMALS
    • A01L1/00Shoes for horses or other solipeds fastened with nails
    • A01L1/02Solid horseshoes consisting of one part

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Footwear And Its Accessory, Manufacturing Method And Apparatuses (AREA)

Abstract

Hoefijzer (1) in U-vorm omvattende een toongedeelte (2) en twee takken (3,4), waarbij het hoefijzer (1) voorts een ondervlak (7) heeft, een bovenvlak (8), evenals een binnenrand (9) en buitenrand (10), waarbij het toongedeelte (2) een afschuining omvat die dunner is aan de buitenrand (10) dan aan de binnenrand (9), waarbij het toongedeelte (2) in het ondervlak (7) aan de binnenrand (9) ter hoogte van de middellijn voorzien is van een uitstulping (21) die verder onder de voet ligt.

Description

Hoefijzer. De huidige uitvinding heeft betrekking op een hoefijzer.
zonder de uitvinding hiertoe te beperken heeft de huidige uitvinding meer specifiek betrekking op sen hoefijzer voor gebruik bij racepaardsn of sportpaarden, Zoals bekend bestaat een U-vornig hoefijzer hoofdzakelijk uit een toongedeelte dat tegen de voorzijde van de hoef wordt aangebracht, en twee takken die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeslte tot aan sen betrefiend uiteinde van het hoefijzer. De uiteinden van het hoefijzer worden aangebracht tegen de achterzijde van de hoef.
Voorts heeft een hoefijzer een zogenaamd onderviak en een bovenvlak of draagvlak dat bedoeld is om Legen een hoef te worden genageid en wordt de radiaal meest naar binnen gelegen rand van het hoefijzer de binnenrand genoemd, de radiaal messt naar buiten gelegen rand van het hoefijzer de buitenrand, Er zijn reeds vele soorten hoefijzers bekend voor gebruik bij paardenraces, welke doorgaans uit een licht materiaal worden vervaardigd, meestal aluminium om het paard zo min mogelijk te belasten, US-A-6085462 beschrijft een dergelijk hoefijzer dat eerst ingelopen moet worden voordat het paard er prettig op loopt. Tijdens gebruik slijt het hoefijzer waardoor het naonkele maanden door een nieuw hoefijzer vervangen moet worden.
Deze bekende hoefiljzers zijn echter nog steeds voorverbetering vatbaar,
Voornamelijk op het vlak van het niet moeten inlopen van het hoefijzer kan er nog veel verbeterd worden,
Hiertoe wordt: in het hosïijzer een opzet voorzien, Een opzet is een afrolling in de voorzijde van het hoefijzer, Door deze opzet zal de voet met de minste kracht kunnen afrollen en gebeurt het lopen natuurlijker.
De hoeïijzers dienen dan ook niet te moeten ingelopen worden, Het bertreft
158 hierbij specifiek de voorijzers.,
EP2732702 beschrijft een dergelijk hoefijzer.
Het hoefijzer vormt een aïrolvlak aan de onderzijds van het midgen door het midden dunner te maken dan de aangrenzende zijdelen,
Dit is echter een verzwakking van het hoefijzer.
US-A-259630 beschrijft een hoefijzer in wigvorm met een vlakke boven- en onderzijde onder een hoek van elkaar,
Nog een nadeel van bestaande hoefijzers is dat het toongedeeltae breed wordt waardcor het hosïijzer zwaar wordt.
Het vitbalanceren van de hoef vergt immers dat het gewicht evenredig moet verdeeld zijn vooraan en achteraan de voet ten opzichte van de middellijnen of asiiinen.
De huidige uitvinding heeft dan ook tot doel aan de voornoemde en eventuele andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een hoefijzer in U-vorm omvattende een toongedeelte en twee takken die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeelte tot aan een betreffend uiteinde van het hoefijzer, waarbij het hoefijzer voorts een onderviak heeft voor contact met de grond, een bovenvlak dat bedoeld is om tegen een hoef te worden genageld, evenals een binnenrand en buitenrand, waarbij aan het ondervlak van het hoefijzer een groef is voorzien bestaande uit twee gescheiden groefgedeelten die zich uitstrekken in één van de takken van het hoefijzer, waarbij het toongedeelte een afschuining omvat die dunner is aan de buitenrand dan aan de binnenrand, waarbij het toongedeelte in minstens het onderviak aan de binnenrand minstens ter hoogte van de middellijn voorzien is van een uitstulping die verder onder de voet ligt.
Het paard zal minder energie verbruiken door het afrollen en het voorbeen zal sneller wegkunnen waardoor het paard met de achterbenen niet kan schoppen tegen de voorbenen bij het lopen.
De voet zal gemakkelijker en sneller kunnen rollen als het breekpunt verder onder de voet ligt, Het breekpunt. is het punt waarop de voet op het hoefijzer gaat kantelen. Tevens biedt een dergelijk hoefijzer langer steun aan de hoef tijdens het afrollen.
Doordat het hoogste punt van het hoefijzer zo ver mogelijk naar achter onder de voet moet liggen is een zekere breedte vereist: van het toongedeslte van het hoefijzer.
Het hoogste punt 1s dat punt van het hoefijzer waar het toongedeelte dikker is.
De voorzijde van het toongedeelte is dunner dan de achterzijde, Bij een hoefijzer volgens de uitvinding met een uitstulping van het toongedeelte ver onder de voet ligt het breekpunt verder onder de voet en zal de voet bij het bewegen van het been eerder kantelen.
Doordat de voet eerder en gecontroleerd afrolt, kan het paard de richting zelf bepalen, De teenbelasting wordt hierdoor sterk teruggebracht.
De verbeterde afrolling zorgt ervoor dat de kracht om de voet af te rollen vermindert en het paard gemakkelijker kan lopen, Ben ander belangrijk voordeel is dat het gewicht van het hoefijzer aanzienlijk lager is door het bewust gebruik van uitsparingen, uithollingen of afschuiningen en aldus gebruik van minder materiaal, In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een hoefijzer volgens de uitvinding zijn de delen naast de uitstulping in de richting van de twee takken voorzien van een uitsparing.
Het bovenvlak van het hoefijzer is bij voorkeur eveneens voorzien van een uitsparing gaande van de ene tak over het toongedeelte tot de andere tak, met uitzondering van de uiteinden van de takken waar er geen uitsparing is voorzien en over ongeveer 1/3 van de breedte ter hoogte van detakken en ongeveer 2/5 van de breedte ter hoogte van het toongedeelte. De uitsparing is breder in het toongedeelte dan ter hoogte 5 van de groefgedeelten of de takken, en dit om het hoefijzer in het toongedeelte lichter te maken en het gewicht te minimaliseren, De breedte van het toongedeelte is evenredig met het gewicht van het hoefijzer. Om dit gewicht te compenseren is een uitholling of afschuining voorzien in de delen net naast het breedste deel van het toongedeelte, De afrolling wordt gemaximaliseerd en het gewicht geminimaliseerd, zonder aan sterkte in te boeten. Het hoefijzer zal niet 18 breken, Hierdoor moeten de hielen niet extra verzwaard worden bij het uitbalanceren van het hoefijzer. Op de takken is er bijgevolg minder gewicht nodig.
De volgende voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een hoefijzer volgens de uitvinding zijn uiteengezet in de vervolgconclusies en worden nader toegelicht in de peschrijving van de tekeningen, Het bovenvlak is bij voorkeur eveneens voorzien van een uitstuiping ter hoogte van de middellijn van het toongedeelte. De uitstulping loopt bij voorkeur door van het ondervlak tot het bovenvlak, Hierdoor is het hoefijzer minstens terhoogte van de middellijn van het toongedeelte over de volledige dikte voorzien van een uitstulping aan de binnenrand.
De uitstuiping is bij voorkeur puntvormig, met een spitse of (geleidelijk) afgeronde punt, De uitstulping houdt een verbreding in van de algemene breedte van het toongedeelte aan de binnenrand van het hoefijzer, Direct naast de uitstulping, links en rechts van de middellijn, bij {0 voorkeur geleidelijk, bevindt zich een versmalling van de breedte van het troongedeelte of een uitsparing van materiaal in de vorm van een afschuining.
De breedte of afstand tussen de uitstulping en de voorzijde van het hoefijzer ter hoogte van de middellijn is maximaal. Dit houdt in dat de breedte van de rest van net toongedeelte en de takken minder breed is dan de breedte ter hoogte van de uitstulping voorzien op de middellijn van net hoefijzer.
De hoogte van het toongedeelte ter hoogte van de uitstulping is bij voorkeur maximaal.
De uitsparing loopt door aan de binnenrand van de twee takken.
De uitsparing ioopt door over de uiteinden naar de buitenrand van de twee takken tot aan het toongedeelte.
Het hoefijzer is voorzien van een centraal deel in het toongedeelte en de twee takken.
Het centraal deel is vlak of licht afgeschuind naar de buitenrand toe.
De groef is verdiept in het centraal deel van de twee takken, waarbij de croef is afgebakend door een binnenste opstaande rand en een buitenste opstaande rand.
De groef is voorzien van nagelgaten, De buitenste opstaande rand heeft een kleinere tophoogte dan de binnenste opstaande rand voor een verbeterde zijdelingse afrolling, Het hoefijzer is het breedst aan de uitstulping van het toongedeelte en is smaller ter hoogte van de twee Lakken. De uitsparing is een afschuining van een dikker centraal deel naar een dunnere binnenrand of buitenrand, De uitsparing heeft ter hoogte van de uiteinden van het toongedeelte of het begin van de groef een maximale breedte, De uitsparing ter hoogte van de groef houdt een aanzienlijke breedte aan, Het bovenvlak onvat een effen deel en is aan de binnenrand voorzien van een aanzienlijke uitsparing in het roongedeelte.
De uitsparing is in het toongedeelte voorzien over een breedte van ongeveer 40% a 60% en op de takken ongeveer 30% a 40%. De uitsparing loopt door in de twee takken uitgezonderd aan de uiteinden, Het bovenvlak is over de volledige buitenrand voorzien van een uitsparing, zowel in het roongedeelte als in de twee takken.
De twee takken zijn in het bovenvlak aan de buitenrand voorzien van een dwarse lip in elke tak.
Het hoefijzer kan cok voorzien zijn van een teenlip ({éên lip) of uitgevoerd zijn zonder lippen, Het hoefijzer is bij voorkeur vervaardigd uit aluminium of staal.
Het hoefijzer is een voorijzer, Ter hoogte van de middellijn {sectie A-AA) heeft de uitstulping een tophoogte van 8,90 mm ten opzichte van het vlak van de hoef en heeft de voorzijde van het hoefijzer een tophoogte van 3,7 mm.
De afschuining van het toongedeelte strekt zich uit over meer dan 50% van de tophoogte van de uitstulping.
Aan de uiteinden van het toongedeelte bedraagt de breedte van de uitsparing of afschuining tussen de 20% en 50% vande totale breedte van het hoefijzer, bij voorkeur tussen 30% en 40%. De overgang tussen de uitsparing of afschuining en een binnenrand of buitenrand is bij voorkeur in een rechte lijn uitgevoerd maar kan cok in een uitgeholde lijn uitgevoerd zijn. De uitsparing in het toongedeelte is breder om het ijzer in 16 het toongedeelte lichter te maken, Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een hoefijzer volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een onderaanzicht op een hoefijzer volgens de uitvinding weergeeft, meer speciaal een voorijzer; figuur 2 schematisch een bovenaanzicht weergeeft op het hoefijzer uit figuur 1; figuren 3 tot 8 doorsneden weergeven respectievelijk volgens de lijnen A-A, B-B, C-C, D-D, E-E en F-F in figuur 1; figuur © schematisch een zijaanzicht weergeeft op het hoefijzer uit figuur 1 en Z; en figuur 10 een aanzicht weergeeft van de lip van figuur
2.
10 | In de praktijk worden de hoefijzers voorzien in | verschillende maten, zo bijvoorbeeld maat 00, maat 0, maat 1, maat 2, maat 3 en maat 4. Hoe groter de maat, hoe groter de diameter (maximale breedte en hoogte) van het hoefijzer | en hoe breder de takken. In de figuren wordt een hoefijzer maat 1 weergegeven. De doorsnedes zijn eveneens representatief voor de andere maten van hoefijzers.
Een hoefijzer maat 00 heeft een afmeting van 126,5 mm breedte en 127 mm hoogte. Voor maat 0 is dit respectievelijk 132 mm en 133 mm; voor maat 1 137 mm en 138 am; voor maat 2 143 mm en 144 mm; voor maat 3 150 mm en 151 mm en voor maat 4 158 en 159 mm. Het in figuur 1 weergegeven hoefijzer 1 bestaat uit een middelste gedeelte, het zogenaamde toongedeelte 2, welk in figuur 1 schematisch is afgebakend door twee stippellijnen, en uit twee takken 3 en 4 die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeeite 2 tot aan een betreffend uiteinde 5, respectievelijk © van het hoefijzer 1. Het hoefijzer 1 heeft voorts een ondervlak 7, weergegeven in figuur 1, evenals een bovenvlak of draagvlak 8 dat bedoeld is om tegen een hoef van een paard Le worden genageld, welk bovenvlak 8 is weergegeven in figuur 2. Het bovenvlak 8 is voorzien van twee lippen 27 (figuur 2) dwars op de takken 3 en 4 ter hoogte van sectie C-C.
De radiaal meest maar binnen gelegen rand 3 van het hoefijzer 1 wordt de binnenrand 9 genoemd, terwijl de radiaal meest naar buiten gelegen rand 10 van het hoefijzer l de buitenrand 10 wordt genoemd.
In het ondervlak 7 van het hoefijzer 1 is een groef 12 voorzien, die bestaat uit twee groefgedeelten 13 en 14. Hierbij strekt elk groefgedselte 13 of 14 zich uit in één van de twee takken, respectievelijk in tak 3 en tak 4, tussen het toongedeelte 2 en het betreffende uiteinde van het hoefijzer 1, respectievelijk uiteinde 5 en uiteinde 6, Blk groefgedeelte 13 of 14 ligt verdiept in een tak 3 of 4, meer bepaald in het centraal deel 11 van het hoefijzer.
De groefgedeelten 13 en 14 zijn aan beide uiteinden gesloten, Het centraal deel 11 strekt zich uit van het ene uiteinde 5 van het hoefijzer 1 over het toongedeelte 2 naar het andere uiteinde 6. Het centraal deel 11 is in wezen vlak. Het deel van het centraal deel 11 dat zich aan de buitenrand 15 van het hoefijzer 1 bevindt ter hoogte van de groefgedeelten 13 of 14 ligt lager {is dunner} dan het centraal deel 11 dat zich aan de binnenrand 16 van het hoefijzer 1 bevindt ter hoogte van de groefgedselten 13 of 14.
De binnenste opstaande rand 16 is breder dan de buitenste opstaande rand 15.
In de groefgedeeltes 13 en 14 zijn op regelmatige afstanden van elkaar nagelgaten 18 voorzien, teneinde het hoefijzer 1 met nagels op een hoef van een paard te kunnen vastnagelen, Het centraal deel 11 van het toongedeelte 2 heeft een maximale breedte tussen de tip 26 of het uiterste punt van de voorzijde aan de buitenrand en de uitstulping of tip 21 aan de binnenrand. De tippen 21 en 26 bevinden zich in het midden van het toongedeelte 2.
Figuur 3 toont een doorsnede van de tip 21 tot de tip 26. De tip 21 aan de binnenrand 9 is puntig uitgevoerd. Aan beide zijden van de tip 21 wordt het centraal deel 11 smaller door een afschuining 19 die voorzien is in het hoefijzer 1, gaande van de tip 21 aan de binnenrand 9 tot aan het uiteinde 5 of 6 van het hoefijzer 1 en terug via de buitenrand 10 tot aan het toongedeelte 2. De afschuining bevindt zich dus, afgezien van de tip 21 met maximale 20° breedte, over de binnenrand 9 en buitenrand 10 van de takken 13 en 14, De (geleidelijk) puntige tip 21 is voorzien zowel in het ondervlak 7 als in het bovenvlak 8. Aan beide zijden van de tip Z1 is materiaal uitgespaard door de breedte van het hoefijzer te verkleinen en voorts bij een constante breedte te voorzien van een afschuining in materiaal, Hierdoor kan, in tegenstelling tot huidige hoefijzers, een brede tip 21 gecombineerd worden met een licht gewicht door de besparing aan materiaal,
Het toongedeelte 2 is voorzien van een afschuining over de, bij voorkeur volledige, breedte van de breedte tussen de tippen 21 en 26 en over de, bij voorkeur volledige, breedte van het toongedeelte 2. Hierdoor kan de voet van het paard maximaal afrollen. Zoals weergegeven in de doorsnedes van de takken 3 en 4 ter hoogte van de groefgedeeltes 13 en 14 (figuren 4, 5 en 6) is de buitenrand 15 van de groefgedeeltes lager dan de binnenrand 16, Hierdoor voorziet het hoefijzer 1 in een zijdelingse afschuining van het ondervlak 7 voor een extra verbeterde afrolling van het been. Niet enkel is het hoefijzer aan de buitenrand dus dunner dan aan de binnenrand, beide uiterste buiteriranden van de takken 3 en 4 zijn ook afgeschuind. Voor de buitenrand betekent dit nog een betere afrolling van het been. Voor beide randen betekent dit een gewichtsvermindering van materiaal, dus een lichter en aangenamer hoefijzer 1.
Zoals te zien in de doorsnedes (figuren 3 tot 6) is het povenviak aan de binnenrand evensens licht afgeschuind. Dit resulteert in een vermindering van materiaal en een gewichtsbesparing. Deze afschuining is in dit voorbeeld voorzien van de tip van het hoefijzer tot de doorsnede C-C of maximaal tot aan het einde van de groefgedeeltes 13 en 14, Om een idee te geven van de typische maten van een hoeïijzer volgens de uitvinding wordt verder een hoefijzer maat 1 toegelicht als referentismaat.
Ter hoogte van sectie A-A is de tip 21 van de binnenrand hoger dan de tip 26 van de buitenrand. Een typische hoogte van tip 21 is 8,90 mm en van tip 26 is 3,7 mm.
Het centrum van het toongedeelte is afgeschuind en voorziet een minder hoge tip 26 zodanig dat de hoef mooi kan afrollen, Tegelijkertijd heeft het hoefijzer ter hoogte van de tippen 21 en 246 een maximale breedte voor een maximale afrolling. Het break punt bevindt zich zo maximaal onder de hoef. De hoogte van de tip 21 wordt bepaald door de dikte van de hoefijzers. De afrolling stopt voor elke maatvoering aan het tweede nagelgat. Aangezien de afrolling groter/langer wordt naargelang een grotere maat, maar de dikte van de hoefijzers hetzelfde blijft, zal de hoogte van de tip 21 niet vergroten naargelang de maatvoering toeneemt maar verkleinen, De tophoogte ter hoogte van sectie B-B is 8,93 mm. De tophoogte is 9,00 mm ter hoogte van secties C-C, D-D, E- E en F-F. Deze blijft dezelfde voor de andere maten van hoefijzer. De buitenste opstaande rand 15 in de secties B-B, C-C en D- D van de takken 3 en 4 heeft bovendien een lagere tophoogte dan de tophoogte van de binnenste opstaande rand 16. Hierdoor kan het hoefijzer 1 ook afrollen aan de zijkanten van de voorste helft van het hoefijzer 1. Zoals weergegevenop figuur 1 door de aslijnen bevinden de secties B-B, Ct en D-D zich in de voorste twee helften I en II van het hoefijzer 1.
Bectie E-E heeft een symetrische doorsnede, Hierdoor krijgt de hoef van het paard voldoende steun na afrolien in Je heiften III en IV, of naar de uiteinden 5 en 6 toe, Ter hoogte van sscties EE en F-F is het centraal deel 11 vlak. In sectie B-B is het centraal deel 11 van de binnenste opstaande rand 16 viak over een breedte van 3,5 mm. Het centraal deel 11 van de buitenste opstaande rand iS is 14 licht afgeschuind naar de buitenrand 10 toe, Hierdoor is een extra afrolling voorzien. Sectie BB bevindt zich immers net op het uiteinde van het toongedeelte 2 dat een optimale aïroiling moet voorzien aan de voorkant van de hoef.
De afschuining 12 aan de binnenvand 9S is afgeschuind over 3,5 mm (hoefijzer maat 1) in sectie B-B; en iets minder cover de secties C-D en D-D; nog iets minder over sectie EE {dus een steilere kortere aïschuining). De afschuining over sectie F-F is typisch 9 mm (voor hoefijzer maat 1}, Grotere maten van hoefijzers hebben zen afschuining aan de binnenrand die geleidelijker loopt over een langere afstand, De afschuining aan de buitenrand is quasi hetzelfde voor grotere of kleinere maten van hoefijzers,
Het centrale deel 11 van de buitenste opstaande rand 15 is vlak voor secties C-C en D-D. Sectie A-A heeft een typische breedte van tip 21 tot tip 26 van 27,5 mm, Kieinere maren van hoefijzer hebben een kleinere breedte: 25,5 mm voor maat 00 en 26,5 mm voor maat
0. Grotere maten hebben een grotere breedte gaande van 28 mm voor maten Z en 3, en 28,5 mm voor maat 4.
De afschuining van het centrale deel 11 ter hoogte van de uitstulping in sectie A-A verloopt over deze volledige breedte, van een grotere hoogte aan de tip 21 van de binnenrand tot een kleinere hoogte aan de tip 26 van de buitenrand.
De afschuining 19 aan de buitenrand 10 is voorzien over een breedte van 2,25 mm in sectie B-B; 4,46 mm in sectie C-C; 4,2 mm in sectie D-D en 5,3 mm in sectie E-E, Deze typische maten voor hoefijzers maat 1 zijn kleiner voor kleinere maten hoefijzers en groter voor grotere maten hoefijzers. De binnen- en buitenrand 9 en 10 van het bovenvlak 8 zijn bij voorkeur eveneens iets afgeschuind, dit on scherpe hoeken te vermijden, Het bovenvlak 8 van het hoefijzer 1 sluit aan de buitenrand 10 vlak aan tegen de hoef van het paard. Aan de binnenrand 9 is het bovenvlak iets afgeschuind, en komt ongeveer 1,5 mm van de hoef te liggen. De binnen- en buitenrand 9 en 10 hebben een typische hoogte van 3,7 mm in de secties B-B, C- C, D-D en E~E. De hoogte van de uiterste rand {uiteinde 5en 6} van sectie F-E is 4,6 mm. De uiteinden verliezen hierdoor geen stevigheid, De afschuining van de binnenrand 9 van het bovenvlak 8 heeft een typische breedte van 12 mm voor sectie A~A. Voor kieinere maten van hoefijzers is dit kleiner, nl. 11 mm voor maat 00 en 11,5 mm voor maat 0. Voor grotere maten van hoefijzers wordt deze breedte groter, van 12 mm voor maat 2, over 13,5 mm voor maat 3 tot 14 mm voor maat 4. De uitsparing in de teen 1s breder voor toenemende maten om het ijzer in het teengedeelte lichter Le maken. Bij grotere maten waarbij het teengedeelte ook breder is, wordt de uitsparing aldus ook groter gemaakt.
De afschuining van de binnenrand 9 van het bovenvlak 8 verloopt over een afstand van (voor hoefijzer maat 1} 9,15 mm voor sectie B-B; 7,72 mm en 7,88 mm voor respectievelijk sectie C-C en D=D; over 3,28 mm voor sectie E-E.
De afschuining van de binnenrand 9 van het ondervlak 7 ter hoogte van de secties B-B, C-C en D-D is ongeveer geiijkiopend als die van het bovenvlak, Zowel voor het bovenviak als het ondervlak voltrekt de afschuining zich in het algemeen over een grotere afstand voor grotere maren. zoeis weergegeven in figuur 2 heeft het bovenvlak een aanzienlijke afschuining 28 aan de binnenrand 9 van de voorste helften I en II. De afschuining stopt ter hoogte van sectie E-B, De voliedige buitenrand 10 is voorzien vaneen kleine afschuining 29. Ter hoogte van de binnenrand 2 van de uiteinden 5 en 6 is er geen afschuining voorzien voor voldoende stevigheid en hoefvastheid. Het centrale deel 30 van het bovenvlak is vlak, Bij voorkeur zijn alle gedeelten van het hoefijzer 1 vervaardigd uit aluminium of staal.
De breedte van de groefgedeelten 13 en 14 is nagenoeg constant over de lengte van de groefgedeelten 13 en 14, Het hoefijzer 1 volgens de uitvinding heeft een typische breedte van 27,5 mm ter hoogte van sectie A-A van de tippen 21 en 26, of het centrum van het toongedeelte 2; een breedte van 24,95 mm ter hoogte van sectie B-B aan het uiteinde van het toongsdeelte 2; naar een breedte van 23 mm ter hoogte van sectie D-D en E-E op de gebogen takken. Het uiteinde van de takken is 24 mm breed.
Voor xkleinere/grotere maten van hoefijzers zijn de afmetingen kleiner/groter. Zo varieert de breedte ter hoogte van sectie B-B aan het uiteinde van het toongedeelte 2 van 22,6 mm tot 26,85 mm, Deze ter hoogte van de secties C-C, D-D en E~E op de gebogen takken van 21 mm tot 24,25 mm. Deze op het uiteinde van de takken van 22 tot 25 mm. Het hoefijzer 1 is dus op zijn breedst in het midden van het Toongedeelte {sectie A-AA} en wordt smaller naar de takken 3 en 4 {secties B-B, C=C, D-D en E-E) en de uiteinden 5 en 6 toe. De uiteinden zelf zijn ongeveer 1 mm breder dan de gebogen takken,
Het hoefijzer kan zowel voor het linkse als voor het rechtse been gebruikt worden, gezien het symmetrisch is ten opzichte van de as A-A, Br is in wezen geen verschil tussen een hoefijzer voor een linkse poot of een rechtse poot, De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm van een hoefijzer 1 overeenkomstig de uitvinding, doch sen hoefijzer 1 volgens de uitvinding kan in alleriei vormen en afmetingen en op verschillende manieren worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden, Het zijaanzicht in figuur 9 toont de aanzienlijk afgeschuinde tip 26 in het ondervlak 7 van de hoef, evenals de afschuining aan de uiteinden van de takken, Verder is de lip 27 zichtbaar die dwars is voorzien op de takken 3 en 4 aan het bovenvlak 8. De rand aan de binnenzijde van de lip heeft een radius van RO,8.
Figuur 10 toont een detail van de lip 27. De lip 27 is gebogen en volgt de gebogen vorm van de takken 3 en 4, De lip 27 is afgeschuind, of verdund, naar de tip van de iip toe,

Claims (1)

  1. Conclusies.
    1.~ Hoefijzer (1) in U-vorm omvattende een toongedeelte (2) en twee Lakken {3,4} die zich elk uitstrekken vanaf het toongedeelte (2) tot aan een betreffend uiteinde {5,5} van net hoefijzer {1), waarbij het hoefijzer (1} voorts een ondervlak (7) heeft voor contact met de grond, een bovenvlak (8B) dat bedoeld is om tegen een hoef te worden genageld, evenals een binnenrand (9) en buitenrand (10), waarbij aan het ondervlak {7} van het hoefijzer (1) een groef (12) is voorzien bestaande uit twee gescheiden groefgedeelten (13,14) die zich uitstrekken in één van de takken (3,4) van het hoefijzer (1), waarbij net toongedeelte {2} een afschuining omvat die dunner is aan de buitenrand (10) dan aan de binnenrand (9), daardoor gekenmerkt dat het toongedeelte {2} minstens in het ondervlak (7) aan de binnenrand (9) minstens ter hoocte van de middellijn voorzien is van een uitstulping {21} die verder onder de voet ligt.
    2. Hoefijzer (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de delen naast de uitstulping {21} in de richting van de twee Lakken (3,4) voorzien zijn van een uitsparing (19) om het hoefijzer lichter te maken.
    3. Hoefijzer {1} volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de uitstulping {21} doorloopt tot in het bovenvlak (8).
    4.- Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitstulping (21) puntvormig is.
    5. Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de breedte van het hoefijzer ter hoogte van de uitstulping (21) (sectie A-A) of de afstand tussen de uitstulping (21) en de voorzijde (26) van het hoeïijzer (1) ter hoogte van de middellijn maximaal is. b.~ Hoefijzer {1} volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (19) doorloopt aan de binnenrand {9} van de twee takken (3,4).
    7.- Hoefijzer (1) volgens voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (19) doorloopt over de uiteinden {5,6} naar de buitenrand (10) van de twee takken (3,4) tot aan het toongedeelte (Z}.
    8. Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het hoefijzer {1} is voorzien van een centraal deel (11) in het toongedeelte (2) en de twee takken {3,4}.
    9.- Hoefijzer {1} volgens voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de ventraal deel (11) vlak is of licht afgeschuind naar de buitenrand {10} toe.
    10,- Hoefijzer (1) volgens één van de twee voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de groef (12) isverdiept in het centraal desl (11) van de twee takken (3,4}, waarbij de groef {12} is afgebakend door een binnenste opstaande rand {16) en een buitenste opstaande rand (15).
    il.- Hoefijzer (1) volgens voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de buitenste opstaande rand (15) een kleinere tophoogte heeft dan de binnenste opstaande rand (16) voor een zijdelingse afrolling.
    l2.- Hoefijzer {1} volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de groef (12) voorzien is van nagelgaten (18).
    13. Hoefijzer {1} volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het hoefijzer {1} breedst is aan de uitstulping (21) van het toongedeelte (2) en smaller is in de twee takken (3,4).
    14.- Hoefijzer (1) volgens één of mesrdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing {19} een afschuining is van een dikker centraal deel {Li} naar sen dunnere binnenrand {9} of buitenrand (10).
    15.- Hoefijzer {1} volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (19) ter hoogte van de uiteinden van het toongedeelte (2) of het begin van de groef (12) een maximale breedte heeft,
    16.~ Hoefijzer (1) volgens voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (19) ter hoogte van de groef (12) een aanzienlijke breedte aanhoudt.
    17,- Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conciusies, daardoor gekenmerkt dat net bovenviak (8) een effen deel (30) omvat en aan de binnenrand {98} voorzien is van een aanzienlijke uitsparing (28) in het toongedeelte (2).
    18.- Hoefijzer (1) volgens de voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (28) in het toongedeelte (2) voorzien is over een breedte van ongeveer 40% 3 60% en op de takken ongeveer 30% a 40%.
    i9,- Hoefijzer (1) volgens één van de twee voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing (28) doorloopt in de twee takken (3,4) uitgezonderd aan de uiteinden (5,06).
    20, Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het bovenvlak (8) over de volledige buitenrand {10} voorzien is van een uitsparing (29), zowel in het toongedeelte (2) als in de twee takken (3,4),
    21.- Hoefijzer {1) volgens één of mesrdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de twee takken {3,4} in het bovenvlak (8) aan de buitenrand {190) voorzien zijn van een dwarse lip (27) in elke tak (3,4) of van één teenlip, of uitgevoerd zonder lippen,
    22.~ Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het vervaardigd is ult aluminium of staal.
    23.~ Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het hoefijzer {1} een voorijzer is.
    24, - Hoefijzer (1) volgens voorgaande conclusie, daardoor gekenmerkt dat de afschuining van het toongedeelte (2) groter is dan 50% van de tophoogte van de uitstulping (21).
    25.7 Hoefijzer (1) volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat aan de uiteinden van het toongedeelte (2) de breedte van de uitsparing of afschuining (19) tussen de Z0$ en 50% van de totale breedte van het hoefijzer (1) bedraagt, bij voorkeur tussen 30% en 40%.
    26.~ Hoefijzer {1} volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de overgang tussen de uitsparing of afschuining (19) en een binnenrand (3) of buitenrand (10) in een rechte lijn is uitgevoerd.
    27,- Hoefijzer {1} volgens één of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de overgang tussen de uitsparing of afschuining (19) en een binnenrand (9) of buitenrand (10) in een uitgeholde lijn is uitgevoerd.
    28. Boefijzer {1} volgens &én of meerdere van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparing {28} in het toongedeeite {2} breder 1s om het ijzer in het toongedeslte (2) lichter te maken.
NL1043145A 2019-02-08 2019-02-08 Hoefijzer. NL1043145B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1043145A NL1043145B1 (nl) 2019-02-08 2019-02-08 Hoefijzer.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1043145A NL1043145B1 (nl) 2019-02-08 2019-02-08 Hoefijzer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1043145B1 true NL1043145B1 (nl) 2020-08-19

Family

ID=65685915

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1043145A NL1043145B1 (nl) 2019-02-08 2019-02-08 Hoefijzer.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1043145B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US259630A (en) 1882-06-13 Horseshoe
US6085462A (en) 1994-08-24 2000-07-11 Speedling, Inc. Molded plant tray
US20070289750A1 (en) * 2004-03-09 2007-12-20 Joseph Vaillant Mechanical Shoeing for Hoof, Which is Intended, in Particular, for Sport Horses
US20090044511A1 (en) * 2006-03-14 2009-02-19 Dennis Brisson Method and apparatus for prescribing and manufacturing a corrective horseshoe
CH698136B1 (fr) * 2008-06-11 2009-05-29 Haras Nat Suisse Fer à cheval, en particulier pour le ferrage orthopédique de chevaux de sport et son procédé de fabrication.
EP2732702A2 (en) 2012-11-20 2014-05-21 Huup Geurts Horseshoe

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US259630A (en) 1882-06-13 Horseshoe
US6085462A (en) 1994-08-24 2000-07-11 Speedling, Inc. Molded plant tray
US20070289750A1 (en) * 2004-03-09 2007-12-20 Joseph Vaillant Mechanical Shoeing for Hoof, Which is Intended, in Particular, for Sport Horses
US20090044511A1 (en) * 2006-03-14 2009-02-19 Dennis Brisson Method and apparatus for prescribing and manufacturing a corrective horseshoe
CH698136B1 (fr) * 2008-06-11 2009-05-29 Haras Nat Suisse Fer à cheval, en particulier pour le ferrage orthopédique de chevaux de sport et son procédé de fabrication.
EP2732702A2 (en) 2012-11-20 2014-05-21 Huup Geurts Horseshoe

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11388949B2 (en) Shoe having a concave outsole
US7093379B2 (en) Shoe sole with rounded inner and outer side surfaces
US6748674B2 (en) Shoe sole structures using a theoretically ideal stability plane
NL1043145B1 (nl) Hoefijzer.
US6668470B2 (en) Shoe sole with rounded inner and outer side surfaces
US7082697B2 (en) Shoe sole structures using a theoretically ideal stability plane
US5566765A (en) Horseshoe
AU2013383835B2 (en) Shoe having mobile cleats
KR100579751B1 (ko) 운동화용 밑창
BE1019791A3 (nl) Hoefijzer.
US3425493A (en) Horseshoe
US7624811B2 (en) Horseshoe crease structure for improved traction and locking attachment nails
AU652927B2 (en) Horseshoe
NL1032780C2 (nl) Verbeterd hoefijzer.
US6729411B2 (en) Horseshoe
NL2011823B1 (nl) Hoefijzer
US6467549B1 (en) Horseshoe with improved traction and cushioning features
NL2025978B1 (nl) Hoefijzer
NL2003744C2 (nl) Schoen.
US349081A (en) Territory
US252210A (en) g-oodenotjgh
US198923A (en) Improvement in horseshoes
NO167847B (no) Anordning for styring av skistoevel og stoevelsaale for samme
US20240000185A1 (en) Outsole for a footwear article
US415003A (en) Horseshoe-pad