NL1042468B1 - Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel - Google Patents

Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel Download PDF

Info

Publication number
NL1042468B1
NL1042468B1 NL1042468A NL1042468A NL1042468B1 NL 1042468 B1 NL1042468 B1 NL 1042468B1 NL 1042468 A NL1042468 A NL 1042468A NL 1042468 A NL1042468 A NL 1042468A NL 1042468 B1 NL1042468 B1 NL 1042468B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
flow
insulating
wall
space
medium
Prior art date
Application number
NL1042468A
Other languages
English (en)
Inventor
Ing Franklin Hagg Drs
Original Assignee
Innovy
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Innovy filed Critical Innovy
Priority to NL1042468A priority Critical patent/NL1042468B1/nl
Priority to PCT/NL2018/050500 priority patent/WO2019017784A1/en
Priority to EP18766361.2A priority patent/EP3655594A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1042468B1 publication Critical patent/NL1042468B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/62Insulation or other protection; Elements or use of specified material therefor
    • E04B1/74Heat, sound or noise insulation, absorption, or reflection; Other building methods affording favourable thermal or acoustical conditions, e.g. accumulating of heat within walls
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B7/00Special arrangements or measures in connection with doors or windows
    • E06B7/02Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B7/00Special arrangements or measures in connection with doors or windows
    • E06B7/02Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses
    • E06B2007/026Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses with air flow between panes
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F5/00Air-conditioning systems or apparatus not covered by F24F1/00 or F24F3/00, e.g. using solar heat or combined with household units such as an oven or water heater
    • F24F5/0075Systems using thermal walls, e.g. double window
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F7/00Ventilation
    • F24F7/007Ventilation with forced flow
    • F24F7/013Ventilation with forced flow using wall or window fans, displacing air through the wall or window

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Acoustics & Sound (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Building Environments (AREA)

Abstract

Klimaatregelsysteem voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte, waarbij het klimaatregelsysteem een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat, welk isolatiesamenstel een door een doorstroommedium doorstroombare isolatiewand omvat, die de binnenruimte ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte afscheidt. Het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium superadiabatisch door de isolatiewand te laten stromen.

Description

Figure NL1042468B1_D0001
Octrooicentrum Nederland © Aanvraagnummer: 1042468 © Aanvraag ingediend: 19 juli 2017 © 1042468 © B1 OCTROOI © Int. Cl.:
E04B 1/76 (2018.01) E04B 1/74 (2018.01) E06B 7/02 (2018.01) F24F 5/00 (2018.01) F24F 7/013 (2018.01)
0 Aanvraag ingeschreven: © Octrooihouder(s):
12 februari 2019 Innovy te Heiloo.
0 Aanvraag gepubliceerd:
- © Uitvinder(s):
drs. ing. Franklin Hagg te Alkmaar.
© Octrooi verleend:
12 februari 2019
© Gemachtigde:
© Octrooischrift uitgegeven: ir. J.C. Volmer c.s. te Rijswijk.
14 mei 2019
Klimaatregelsysteem met een doorstroom baar isolatiesamenstel
Klimaatregelsysteem voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte, waarbij het klimaatregelsysteem een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat, welk isolatiesamenstel een dooreen doorstroommedium doorstroombare isolatiewand omvat, die de binnenruimte ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte afscheidt. Het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium superadiabatisch door de isolatiewand te laten stromen.
NL B1 1042468
Figure NL1042468B1_D0002
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
- 1 Titel: Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel
De uitvinding heeft betrekking op een klimaatregelsysteem dat een doorstroombaar thermisch isolatiesamenstel omvat.
Voor het regelen en/of handhaven van een binnenklimaat in een ruimte wordt doorgaans een klimaatregelsysteem toegepast. Veelvuldig vormt een thermisch isolatiesamenstel onderdeel van dit klimaatregelsysteem, om een temperatuurverschil tussen de ruimte met de omgeving te helpen bewerkstelligen en/of handhaven. Hiertoe wordt een warmteflux tussen de ruimte en diens omgeving door thermische geleiding van het materiaal dat de ruimte omhult zo veel mogelijk gereduceerd.
Andere onderdelen van een klimaatregelsysteem kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een ventilatiesysteem, die de uitwisseling van lucht in de ruimte met de omgevingslucht bewerkstelligt, en een - eventueel met elkaar geïntegreerd verwarmings- en of koelingssysteem.
De uitvinding betreft een klimaatregelsysteem, dat een specifiek thermisch isolatiesamenstel omvat, dat doorstroombaar is. Het doorstroombare isolatiesamenstel omhult hierbij een thermisch, van een omgeving te isoleren ruimte, ten minste gedeeltelijk.
Zoals bijvoorbeeld bekend uit NL7810215, stroomt in een dergelijk isolatiesamenstel een doorstroommedium tegen de warmtestroom in door een doorstroombare (isolatie)wand. In dit geval is de omgeving de buitenlucht, waarbij het medium wordt gevormd door lucht vanuit de buitenlucht, die hiervandaan dwars door de wand heen stroomt in de richting van de te isoleren ruimte. Hierbij stroomt het medium sneller dan de snelheid van de warmte door dit medium in tegengestelde richting - waardoor de stroming gedefinieerd wordt als superadiabatisch.
De warmtesnelheid is een diffuse grootheid, welke afhangt van de gemiddelde weglengte en de snelheid van de moleculen in een medium en kan worden bepaald uit het Pecletgetal Pe, welke groter is dan 1 als de mediumsnelheid groter is dan de gemiddelde warmtesnelheid. Hierbij geldt dat Pe = v I p Cp/λ, waarbij v = mediumsnelheid loodrecht op het oppervlak van de doorstroombare isolatiewand, I = weglengte door de doorstroombare isolatiewand en dus de dikte van de doorstroombare isolatiewand, p = de dichtheid van het doorstroommedium, Cp = de warmtecapaciteit van het doorstroommedium en λ = de warmtegeleidingscoëfficiënt van het doorstroommedium.
-2Afhankelijk van de dikte van de doorstroombare isolatiewand gaat het bijvoorbeeld bij lucht om doorstroomsnelheden van 0,1-4 mm/s en dus 0,1-4 liter/s per m2 van het doorstroomoppervlak. Het doorstroomoppervlak wordt hierbij gevormd door het oppervlak van de isolatiewand dat hoofdzakelijk loodrecht staat op de stromingsrichting van het medium door de isolatiewand. Bij water gaat het afhankelijk van de dikte van het doorstroombare (isolatie)materiaal om 0,001-10 pm/s en dus om 0,001 - 10 milliliter/s per m2 (isolatie)oppervlak.
Door de superadiabatische eigenschap van de stroming van het medium wordt een tegengesteld gerichte flux van geleidingswarmte door de (isolatie)wand heen geblokkeerd: de warmte of koude kan niet tegen de stroming in stromen. Stroomt het medium hierbij van warm naar koud, dan treedt er een warmtefront op, welke een tegengesteld gerichte flux van koude blokkeert. Is de mediumstroming daarentegen van koud naar warm, dan treedt er een koufront op, welke een tegengestelde gerichte flux van warmte blokkeert. Onder warmte of koude wordt hier de relatieve toestand van het doorstroommedium bedoeld en is warmte warmer dan koude, zoals de mens warmte en koude ervaart.
Bij het doorstromen van de (isolatie)wand neemt het medium, afhankelijk van het warmer of kouder dan de omgeving zijn van de ruimte, respectievelijk warmte of koude op. Deze warmte of koude wordt gerecupereerd in een warmtewisselaar of warmtepomp, middels welke de warmte of koude weer nuttig kan worden gebruikt voor het verwarmen of koelen van de te isoleren ruimte - bijvoorbeeld met behulp van een verwarmings- en/of koelingssysteem van een klimaatregelsysteem.
Door het blokkeren van een geleidingswarmteflux door de (isolatie)wand, wordt een verlies van warmte of koude in de ruimte door geleiding door de wand heen naar een omgeving grotendeels geëlimineerd. Doordat tevens de bij doorstroming opgenomen warmte door het medium wordt gerecupereerd, is bij gebruik van dit systeem, bijvoorbeeld als onderdeel van een klimaatregelsysteem, voor het handhaven van een temperatuurverschil tussen de ruimte en de omgeving hoofdzakelijk energie nodig om de genoemde recuperatieverliezen te compenseren.
Wanneer de ruimte een binnenruimte betreft, is het gebruikelijk deze tevens te ventileren, bijvoorbeeld middels een ventilatiesysteem van het klimaatregelsysteem. Dit ventilatiesysteem bewerkstelligt de toevoer van lucht vanuit de omgevingsruimte, over het algemeen de buitenlucht, naar de binnenruimte, en de afvoer van lucht vanuit de
-3binnenruimte naar de omgevingsruimte. Deze bestaat veelal uit één of meerdere lokaal of centraal opgestelde pompen, bijv, ventilatoren, en eventueel een buizensysteem voor het geleiden van de ventilatielucht.
In dit geval is er voor het handhaven van een temperatuurverschil met de omgeving tevens energie nodig om de ventilatieverliezen te compenseren - dat wil zeggen, de flux van warmte of koude vanuit de ruimte naar de omgeving door het in- en uitstromen van ventilatielucht.
Binnenruimten, maar mogelijkerwijs tevens andere ruimten, worden bovendien regelmatig deels omhuld door doorzichtige panelen, zoals ramen, voor de toetreding van daglicht tot de ruimte. Andere constructieve bouwelementen kunnen tevens deel van de omhulling vormen. In dit geval is er voor het handhaven van een temperatuurverschil met de omgeving mogelijkerwijs tevens energie nodig om de geleidingsverliezen door deze materialen te compenseren - dat wil zeggen, de flux van warmte of koude vanuit de ruimte naar de omgeving door thermische geleiding van de materialen, waaruit deze zijn opgebouwd.
Volgens een eerste aspect van de uitvinding heeft deze ten doel een klimaatregelsysteem te voorzien, die de benodigde energie voor het regelen en/of handhaven van het binnenklimaat van een ten minste gedeeltelijk door een doorstroombaar isolatiesamenstel omhulde ruimte verder beperkt.
Het eerste aspect van de uitvinding voorziet in een klimaatregelsysteem volgens conclusie 25 1.
Dit klimaatregelsysteem is geschikt voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte en omvat een doorstroombaar isolatiesamenstel. Dit isolatiesamenstel omvat ten minste twee, door een doorstroommedium, doorstroombare isolatiewanden, die de binnenruimte ten minste gedeeltelijk omhullen en van ten minste één omgevingsruimte afscheiden.
Het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium superadiabatisch door de, ten minste twee, isolatiewanden te laten stromen.
Het isolatiesamenstel is verder ingericht om een hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van de, ten minste ene, omgevingsruimte naar de
-4binnenruimte door ten minste één van de ten minste twee isolatiewanden te laten stromen, en gelijktijdig een hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van de binnenruimte naarde, ten minste ene, omgevingsruimte door ten minste één andere van de ten minste twee isolatiewanden te laten stromen.
Hierbij vormt elke isolatiewand, waar het doorstroommedium richting de binnenruimte stroomt een ingaande isolatiewand en elke isolatiewand, waar het doorstroommedium richting een omgevingsruimte stroomt, een uitgaande isolatiewand.
Door de inrichting van het isolatiesamenstel met zowel ingaande als uitgaande isolatiewanden, maakt de uitvinding, indien de binnenruimte warmer is dan de omgevingsruimte, zowel gebruik van een koufront, namelijk middels de ingaande wand, als van een warmtefront, namelijk middels de uitgaande wand, mogelijk. Ten opzichte van reeds bekende systemen, zoals in NL7810215, die alleen ingaande wanden omvatten en daarmee alleen van een koufront gebruik maken, is het mogelijk het debiet van het doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) door de isolatiewanden te beperken. Immers, alleen de ingaande wanden maken gebruik van het doorstroommedium hiervandaan; door de uitgaande wanden stroomt doorstroommedium, dat vanuit de binnenruimte komt. Het vervangen van een ingaande wand van één van twee even grote isolatiewanden uit een bekend systeem door een uitgaande wand, zoals in de uitvinding, halveert het benodigde debiet van het doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n). Indien het in de binnenruimte kouder is dan de omgevingsruimte is dit ook het geval, maar zijn dan de warmtefronten koufronten en koufronten warmtefronten.
Dit levert met name een voordeel op bij een temperatuurverschil tussen de binnenruimte en de omgevingsruimte, waarbij de stroming van doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) in de richting van de binnenruimte een warmte- of koudeflux veroorzaakt, die toeneemt met toenemend debiet van de stroming, namelijk met de warmtecapaciteit van het doorstroommedium als evenredigheidsconstante. Om het temperatuurverschil ten minste te handhaven, moet het klimaatregelsysteem deze warmteof koudeflux compenseren. De energie die hiervoor benodigd is wordt bij gebruik van de uitvinding gereduceerd door deze flux te verminderen, zoals bewerkstelligd door de vermindering van het genoemde stromingsdebiet.
Is het bijvoorbeeld in de binnenruimte warmer dan in de omgevingsruimte(n), dan ontstaat er bij een Pe>1 in elke ingaande isolatiewand een koufront en in elke uitgaande isolatiewand een warmtefront. Doordat het doorstroommedium zowel in de ingaande als
-5de uitgaande wand(en) wordt gebruikt, is er bijvoorbeeld bij gelijk debiet van doorstroommedium door de ingaande en uitgaande wand(en) twee maal minder doorstroommedium nodig om een warmteblokkade te realiseren, en twee maal minder energie nodig om het doorstroommedium op te warmen. Ten opzichte van bekende doorstroombare isolatiesystemen zoals die geopenbaard in NL7810215 gaat er zodoende twee maal minder warmte verloren in het klimaatregelsysteem, terwijl de geleidingswarmte over het gehele doorstroombare isolatiesamenstel even effectief wordt geblokkeerd als bij een doorstromend isolatiesamenstel met alleen ingaande isolatiewanden.
Voorbeelden van doorstroombare isolatiematerialen zijn wol, van bijvoorbeeld glasvezels, steenvezels en plantaardige vezels, gestapelde dunne poreuze platen, van bijvoorbeeld kunststof, geperforeerde sandwich panelen, en isolatieparels of korrels, welke ingeklemd zijn tussen poreuze dunne platen.
In de praktijk kan bijvoorbeeld steenwol, glaswol, andere minerale of organische wol, vezelbalen, open kunststof schuim of ander open schuim, isolatieparels of korrels eventueel verpakt in geperforeerde folies worden gebruikt. Ook zijn gestapelde geperforeerde folies van verschillende materialen met een onderlinge afstand van 1 tot 20 mm mogelijk en jaloezieën van verschillende materialen.
Ook kunnen geperforeerde sandwichpanelen van verschillende materialen en vormen toegepast worden, zoals bijvoorbeeld honingraat of golfstructuren. Voor sommige toepassingen, zoals bij het verpompen van (grond)water is ook doorstroombare grond als isolatiemateriaal geschikt voor bijvoorbeeld de isolatie van een warmteopslag in de grond.
Bij voorkeur wordt het benodigde stromingsdebiet geminimaliseerd van het doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n). Bij voorkeur is het debiet van het doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) gelijk aan het debiet van het doorstroommedium vanuit de binnenruimte, bijvoorbeeld doordat ingaande en uitgaande isolatiewand(en) in hoofdzaak gelijke totale afmetingen en/of eigenschappen hebben.
Bij voorkeur is hierbij de stromingsrichting van de hoeveelheden stromingsmedium door de ten minste twee isolatiewanden periodiek omkeerbaar. Hierdoor verandert ten minste één ingaande wand in een uitgaande wand, en/of ten minste één uitgaande wand in een ingaande wand, bijvoorbeeld gelijktijdig.
-6Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door één of meerdere mediumpompen per isolatiewand, die in perioden lucht uit de isolatiewanden zuigen, en in tussenliggende perioden lucht de isolatiewand in pompen. Deze mediumpompen kunnen bijvoorbeeld steeds tussen een isolatiewand en een omgevingsruimte worden geplaatst, Hierbij kan 5 elke mediumpomp in de genoemde perioden respectievelijk lucht vanuit de betreffende isolatiewand de betreffende omgevingsruimte(n) in pompen, en lucht vanuit de omgevingsruimte(n) de isolatiewand in pompen.
De omkeerbaarheid van de stromingsrichting maakt, net als in een warmtewiel, uitwisseling van warmte tussen het doorstroommedium met de doorstroombare isolatiewand mogelijk, hetgeen tevens een warmterecuperatie van een hoeveelheid doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) richting de binnenruimte stroomt en een in tegengestelde richting stromende hoeveelheid mogelijk maakt. Omdat dit de eerder genoemde door het klimaatregelsysteem te compenseren warmte- of koudeflux verder vermindert, wordt de hiervoor benodigde energie van het klimaatregelsysteem door deze omkeerbaarheid verder gereduceerd.
De warmtewisseling door de omkeerbaarheid van de stromingsrichting van het doorstroommedium is bijvoorbeeld vergelijkbaar met die in de menselijke neus. Hierbij wordt bij het inademen de ingeademde lucht door de neus opgewarmd, welke daardoor op diens beurt afkoelt, en bij het uitademen door de neus afgekoeld, waardoor de neus weer opwarmt.
Door de genoemde omkeerbaarheid vindt de warmtewisseling intern plaats in het al aanwezige doorstroombare isolatiemateriaal van de isolatiewand(en). Dit levert ten opzichte van de stand van de techniek een voordeel op, waarin zoals in NL7810215 het doorstroommedium voor deze warmteuitwisseling na het doorstromen van de isolatiewand(en) naar een op afstand opgestelde warmtewisselaar moet worden geleid, bijv, middels een buizensysteem. Bij het systeem volgens uitvinding is geen aanvullend materiaal nodig om de warmtewisseling te bewerkstelligen. Bovendien is het niet nodig bijv, een centrale warmterecuperator en/of bijv, een (complex) buizensysteem op te nemen ten behoeve van de recuperatie van de warmte en/of koude uit de stroming van het doorstroommedium door bijv, een op afstand geplaatst ander onderdeel van het klimaatregelsysteem.
In een uitvoering van de uitvinding is het doorstroommedium lucht, bijvoorbeeld vanuit de omgevingsruimte(n). In deze uitvoering is het isolatiesamenstel ingericht om de
-7 hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) en de binnenruimte respectievelijk de ingaande en uitgaande isolatiewand(en) in te laten stromen, en om de hoeveelheden na het doorstromen van respectievelijk de ingaande isolatiewand(en) als ventilatielucht de binnenruimte in te laten stromen, en van de uitgaande isolatiewand(en) als afvoerlucht de omgevingsruimte(n) in te laten stromen.
In deze uitvoering fungeert het doorstroommedium naast een middel voor het blokkeren van geleidingswarmte in de isolatiewand(en) ook als ventilatielucht. Dit levert ten opzichte van de stand van de techniek een voordeel op in het geval van een temperatuurverschil 10 tussen de binnenruimte en de omgevingsruimte(n), doordat de hoeveelheid energie in de lucht, die vanuit de omgevingsruimte(n) aangevoerd moet worden om de binnenruimte te ventileren kan worden gereduceerd met de hoeveelheid energie in de lucht, die door de ingaande isolatiewand(en) stroomt. In een klimaatregelsysteem, dat naast het isolatiesamenstel een ventilatiesysteem heeft voor het ventileren van de binnenruimte, is 15 het effect dat dit ventilatiesysteem, en daarmee het klimaatregelsysteem, hiervoor minder energie nodig heeft. Het gebruik van het doorstroommedium voor ventilatie van de binnenruimte resulteert hierbij dan ook in een (verdere) reductie van het energiegebruik door het klimaatregelsysteem.
Bij voorkeur omvat het isolatiesamenstel in deze uitvoeringsvorm verder ten minste één binnenwand, die de binnenruimte afbakent, en ten minste één binnenspouw die zich ten minste tussen de ten minste ene binnenwand en de isolatiewand(en) uitstrekt. Hierbij is het isolatiesamenstel ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit ingaande isolatiewand(en) de binnenspouw, of één van de binnenspouwen, in te laten stromen en 25 vanuit de binnenruimte de binnenspouw, of één van de binnenspouwen, in te laten stromen, alvorens deze respectievelijk als ventilatielucht de binnenruimte en de uitgaande isolatiewand(en) in te laten stromen. Bij voorkeur zijn er hiertoe één of meerdere openingen voorzien in de binnenwand(en).
Het voorzien van de binnenspouw(en) tussen de uitgaande isolatiewand(en) en de binnenruimte faciliteert het over het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verdelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt. Daarnaast maakt dit het mogelijk de lucht, die vanuit de binnenruimte de binnenspouw(en) binnenstroomt eventueel na te behandelen, bijvoorbeeld middels filters, bevochtigers, drogers, ventilatoren en/of andere 35 nabehandelingsapparatuur, die in de opening(en) in de binnenwand(en) zijn geplaatst, wanneer aanwezig, bijvoorbeeld om vervuiling van de uitgaande isolatiewand(en) tegen te gaan en de lucht lokaal te verpompen.
-8Het voorzien van de binnenspouw(en) tussen de ingaande isolatiewand(en) en de binnenruimte faciliteert het vanaf het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verzamelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt. Daarnaast maakt dit het mogelijk de lucht, die vanuit de binnenspouw(en) de binnenruimte binnenstroomt eventueel voor te behandelen, bijvoorbeeld middels filters, bevochtigers, drogers, ventilatoren en/of andere voorbehandelingsapparatuur die in de opening(en) in de binnenwand(en) zijn geplaatst, wanneer aanwezig, bijvoorbeeld ten behoeve van de kwaliteit van de lucht als ventilatielucht.
Het isolatiesamenstel omvat bij voorkeur verder ten minste één buitenwand, die de omgevingsruimte(n) afbakent en ten minste één buitenspouw, die zich ten minste tussen de ten minste ene buitenwand en de ten minste e isolatiewanden uitstrekt. Hierbij is het isolatiesamenstel ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit één van de ten minste ene buitenspouw de ingaande isolatiewand(en) in te laten stromen en vanuit de buitenspouw(en) de omgevingsruimte(n) in te laten stromen, alvorens deze respectievelijk de ingaande isolatiewand(en) en als afvoerlucht de omgevingsruimte(n) in te laten stromen.
Het voorzien van de buitenspouw(en) tussen de uitgaande isolatiewand(en) en de omgevingsruimte(n) faciliteert het vanaf het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verzamelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt.
Het voorzien van de buitenspouw(en) tussen de ingaande isolatiewand(en) en de omgevingsruimte(n) faciliteert het vanaf het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verzamelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt. Daarnaast maakt dit het mogelijk de lucht, die vanuit de omgevingsruimte(n) de buitenspouw(en) binnenstroomt eventueel voor te behandelen, bijvoorbeeld middels filters, bevochtigers, drogers, ventilatoren en/of andere voorbehandelingsapparatuur, die in de opening(en) in de binnenwand(en) zijn geplaatst, wanneer aanwezig. Dit kan bijvoorbeeld dienen ten behoeve van de kwaliteit van de lucht als ventilatielucht, maar ook om de doorstroombare isolatiewand(en) te beschermen tegen vervuiling, verstopping en beschadiging en de lucht lokaal te verpompen.
Volgens een tweede aspect van de uitvinding heeft deze ten doel een klimaatregelsysteem te voorzien, die het benodigde debiet van omgevingslucht voor het
-9ventileren van een ten minste gedeeltelijk door het doorstroombare isolatiesamenstel omhulde ruimte verder beperkt.
Het tweede aspect van de uitvinding voorziet in een klimaatregelsysteem volgens conclusie 6.
Het klimaatregelsysteem omvat hierbij een doorstroombaar isolatiesamenstel, dat ten minste één door lucht doorstroombare isolatiewand omvat, die de binnenruimte ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte afscheidt.
Het isolatiesamenstel is hierbij ingericht om hoeveelheden van de lucht vanuit de ten minste ene omgevingsruimte de ten minste ene isolatiewand in te laten stromen, en de hoeveelheden van de lucht superadiabatisch in een richting van de ten minste ene omgevingsruimte naar de binnenruimte door de ten minste ene isolatiewand te laten 15 stromen.
Het isolatiesamenstel is bovendien ingericht om de hoeveelheden van de lucht na het doorstromen van de ten minste ene isolatiewand als ventilatielucht de binnenruimte in te laten stromen. De ten minste ene isolatiewand is hierbij ten minste een ingaande isolatiewand.
In deze uitvoering fungeert het doorstroommedium naast een middel voor het blokkeren van geleidingswarmte in de isolatiewand(en) als ventilatielucht. Dit levert ten opzichte van de stand van de techniek een voordeel op, doordat de hoeveelheid lucht die vanuit de 25 omgevingsruimte(n) aangevoerd moet worden om de binnenruimte te ventileren kan worden gereduceerd met de hoeveelheid lucht die door de ingaande isolatiewand(en) stroomt. In een klimaatregelsysteem dat naast het isolatiesamenstel een ventilatiesysteem heeft voor het ventileren van de binnenruimte, is het effect dat dit ventilatiesysteem, en daarmee het klimaatregelsysteem, hiervoor minder lucht vanuit de omgevingsruimte(n) 30 nodig heeft.
Bij voorkeur omvat het isolatiesamenstel hierbij verder ten minste één binnenwand, die de binnenruimte afbakent en ten minste een binnenspouw, die zich ten minste tussen de ten minste ene binnenwand en de isolatiewand(en) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is 35 ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit de isolatiewand(en) de ten minste ene binnenspouw in te laten stromen en vervolgens als ventilatielucht de binnenruimte in te laten stromen.
- 10Het voorzien van de binnenspouw(en) tussen de ingaande isolatiewand(en) en de binnenruimte faciliteert het vanaf het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verzamelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt. Daarnaast maakt dit het mogelijk de lucht die vanuit de binnenspouw(en) de binnenruimte binnenstroomt eventueel voor te behandelen, bijvoorbeeld middels filters, bevochtigers, drogers, ventilatoren en/of andere voorbehandelingsapparatuur, die in de opening(en) in de binnenwand(en) zijn geplaatst, wanneer aanwezig, bijvoorbeeld ten behoeve van de kwaliteit van de lucht als ventilatielucht.
Vanwege de eerder besproken voordelen is of zijn de binnenwand(en) bij voorkeur lokaal voorzien van één of meerdere openingen om de door de ten minste ene isolatiewand gestroomde hoeveelheden lucht als ventilatielucht doorheen de binnenruimte in te laten stromen.
Vanwege de eerder besproken voordelen is of zijn de opening(en) in de binnenwand(en) bij voorkeur voorzien van roosters, waarin nabehandelingsinrichtingen zijn aangebracht voor het nabehandelen van de door isolatiewand(en) gestroomde lucht, bijv, één of meerdere van filters, luchtbevochtigers, luchtdrogers en ventilatoren.
In een uitvoeringsvorm volgens het tweede aspect is het isolatiesamenstel bovendien ingericht om een hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van de ten minste ene omgevingsruimte naar de binnenruimte door ten minste één uitgaande isolatiewand te laten stromen, en gelijktijdig een hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van de binnenruimte naar de ten minste ene omgevingsruimte door ten minste één ingaande isolatiewand te laten stromen.
In een uitvoeringsvorm is de stromingsrichting van de hoeveelheden stromingsmedium door de ten minste twee isolatiewanden periodiek omkeerbaar. Hierdoor verandert ten 30 minste één ingaande wand in een uitgaande wand, en/of ten minste één uitgaande wand in een ingaande wand, bijvoorbeeld gelijktijdig.
Het isolatiesamenstel omvat bij voorkeur ten minste één buitenspouw, die zich ten minste tussen de buitenwand(en) en de isolatiewand(en) uitstrekt. Hierbij is het isolatiesamenstel 35 ingericht om de hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de buitenspouw(en) de isolatiewand(en) in te laten stromen.
- 11 Wanneer de uitgaande isolatiewand(en) zijn voorzien, faciliteert het voorzien van de buitenspouw(en) tussen de uitgaande isolatiewand(en) en de omgevingsruimte(n) het vanaf het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verzamelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt.
Het voorzien van de buitenspouw(en) tussen de ingaande isolatiewand(en) en de omgevingsruimte(n) faciliteert het vanaf het doorstroomoppervlak van de isolatiewanden verzamelen van de lucht, die de isolatiewand(en) doorstroomt. Daarnaast maakt dit het mogelijk de lucht, die vanuit de omgevingsruimte(n) de buitenspouw(en) binnenstroomt eventueel voor te behandelen, bijvoorbeeld middels filters, bevochtigers, drogers, ventilatoren en/of andere voorbehandelingsapparatuur die in de opening(en) in de binnenwand(en) zijn geplaatst, wanneer aanwezig. Dit kan bijvoorbeeld dienen ten behoeve van de kwaliteit van de lucht als ventilatielucht, maar ook om de doorstroombare isolatiewand(en) te beschermen tegen vervuiling, verstopping en beschadiging.
Volgens een derde aspect van de uitvinding heeft deze ten doel een doorstroombaar isolatiesamenstel te voorzien, die de kosten van een klimaatregelsysteem, dat een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat, verder verlaagt.
Het derde aspect van de uitvinding voorziet in een klimaatregelsysteem volgens conclusie
10.
Het klimaatregelsysteem omvat hierbij een doorstroombaar isolatiesamenstel, dat ten minste één door een doorstroommedium doorstroombare isolatiewand omvat, die de binnenruimte ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte afscheidt.
Het isolatiesamenstel is hierbij ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de ten minste ene omgevingsruimte de ten minste ene isolatiewand in te laten stromen en superadiabatisch door de ten minste ene isolatiewand te laten stromen.
Verder is het isolatiesamenstel ingericht om de hoeveelheden van het doorstroommedium voorafgaand aan het doorstromen van de ten minste ene isolatiewand voor te behandelen.
Deze voorbehandeling kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd middels filters, bevochtigers, drogers, ventilatoren en/of andere voorbehandelingsapparatuur die in de opening(en) in de binnenwand(en) zijn geplaatst, wanneer aanwezig. De voorbehandeling
- 12dient hierbij om de doorstroombare isolatiewand(en), maar eventueel ook andere onderdelen van het klimaatregelsysteem, waar het doorstroommedium doorheen stroomt, te beschermen tegen vervuiling, verstopping en beschadiging. Dit kan ten opzichte van systemen volgens de stand der techniek, waarbij deze voorbehandeling niet plaatsvindt, de levensduur van de isolatiewand(en) en/of deze andere onderdelen ten goede komen, hetgeen de kosten van het klimaatregelsysteem verder kan verlagen.
Bij voorkeur omvat het isolatiesamenstel hierbij verder één of meerdere buitenwanden, die de ten minste ene omgevingsruimte afbakenen en zich ten minste tussen de ten minste ene omgevingsruimte en de ten minste ene isolatiewand uitstrekken.
Het derde aspect van de uitvinding voorziet bovendien in een klimaatregelsysteem volgens conclusie 12.
Door de buitenwand(en) wordt of worden de isolatiewand(en) beschermd van beschadigende invloeden vanuit de omgevingsruimte(n), bijvoorbeeld weersomstandigheden. Dit kan ten opzichte van systemen volgens de stand der techniek, waarbij deze buitenwand niet is voorzien, de levensduur van de isolatiewand(en) en/of eventueel andere onderdelen van het klimaatregelsysteem, waar het doorstroommedium doorheen stroomt, ten goede komen, hetgeen de kosten van het klimaatregelsysteem verder kan verlagen.
Bij voorkeur omvat het isolatiesamenstel volgens dit aspect bovendien één of meerdere maatregelen volgens het eerste en/of tweede aspect van de uitvinding, om kosten voor onderdelen en/of materiaal in aanvulling op het isolatiesamenstel voor bijvoorbeeld warmtewisseling, warmterecuperatie en/of ventilatie in het klimaatregelsysteem te reduceren.
Volgens een vierde aspect van de uitvinding heeft deze ten doel een werkwijze te voorzien, die de benodigde energie voor het regelen en/of handhaven van het binnenklimaat van een ten minste gedeeltelijk door een doorstroombaar isolatiesamenstel omhulde ruimte verder beperkt.
Het vierde aspect van de uitvinding voorziet in een klimaatregelsysteem volgens conclusie
26.
Volgens een vijfde aspect van de uitvinding heeft deze ten doel een werkwijze te voorzien, die het benodigde debiet van omgevingslucht voor het ventileren van een ten minste gedeeltelijk door het doorstroombare isolatiesamenstel omhulde ruimte verder beperkt.
Het vijfde aspect van de uitvinding voorziet in een klimaatregelsysteem volgens conclusie
27.
Volgens een zesde aspect van de uitvinding heeft deze ten doel een werkwijze te 10 voorzien, die de kosten van een klimaatregelsysteem, dat een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat verder verlaagt.
Het zesde aspect van de uitvinding voorziet in een klimaatregelsysteem volgens conclusie
28. Het zesde aspect van de uitvinding voorziet bovendien in een klimaatregelsysteem 15 volgens conclusie 29.
Voor elk van de aspecten van de uitvinding kan het isolatiesamenstel één of meerdere van de navolgende maatregelen worden voorzien.
Een klimaatregelsysteem, dat buitenwanden omvat, die de omgevingsruimte(n) afbakenen en zich ten minste tussen de omgevingsruimte(n) en de ten minste ene isolatiewand uitstrekken, en ten minste één buitenspouw omvat, die zich ten minste tussen de buitenwand(en) en de isolatiewand(en) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht 25 om de hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de buitenspouw(en) de isolatiewand(en) in te laten stromen en verder ten minste één binnenwand omvat, die de binnenruimte afbakent, en ten minste een binnenspouw omvat, die zich ten minste tussen de binnenwand(en) en de isolatiewand(en) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit de isolatiewand(en) de binnenspouw(en) in te 30 laten stromen, en vervolgens als ventilatielucht de binnenruimte in te laten stromen, strekken de isolatiewand(en) zich bij voorkeur onder een hoek ten opzichte van de binnenwand(en) en buitenwand(en) uit - in het bijzonder zodanig, dat de binnenspouw(en) en buitenspouw(en) in een verticale richting taps toelopen. Eventuele openingen in de binnen- en/of buitenwanden zijn hierbij bij voorkeur voorzien ter hoogte van een in de verticale doorsnede dikker gedeelte van de aangrenzende spouw.
- 14Voor elk aspect kan het superadiabatisch stromen van de hoeveelheden van het doorstroommedium worden bewerkstelligd middels een drukval over de dikte van de isolatiewand(en). Hiertoe kunnen bijvoorbeeld één of meerdere pompen of ventilatoren worden voorzien.
De drukval over de isolatiewand(en) is voor elk aspect, in het bijzonder voor het eerste aspect, bij voorkeur zo klein mogelijk, ten behoeve van het beperken van de energievraag van het klimaatregelsysteem. Hiertoe kan bijvoorbeeld het doorstroomoppervlak van de isolatiewand(en) zo groot mogelijk uitgevoerd worden. Bij voorkeur bedraagt de drukval 10 over de isolatiewand(en) echter ten minste 15 maal de drukval over de binnenspouw(en) en/of buitenspouw(en), zodat de doorstroomsnelheid van het doorstroommedium goed verdeeld is over het wandoppervlak en hoog genoeg is om het superadiabatisch effect te bewerkstelligen.
Bij voorkeur is voor elk aspect het isolatiesamenstel ingericht om ten minste het superadiabatisch stromen van de hoeveelheden van het doorstroommedium laminair te laten plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd middels een minimale stromingssnelheid van het doorstroommedium - bijvoorbeeld door een minimale grootte van doorstroomopeningen in de isolatiewand(en) en/of een maximale doorstroomoppervlakte van de isolatiewand(en), en/of een minimaal doorstromingsdebiet van het doorstroommedium.
Bij voorkeur is voor elk aspect het isolatiesamenstel zodanig ingericht, dat bij het superadiabatisch door de isolatiewand(en) stromen van de hoeveelheden van het doorstroommedium het doorstroommedium ten minste in de isolatiewand(en) een Pecletgetal groter dan 1 heeft. Het superadiabatische effect wordt, zoals eerder beschreven, beïnvloed door de warmtecapaciteit, de geleiding en de straling van het materiaal van de isolatiewand en (thermische) turbulentie.
Bij voorkeur is voor elk aspect de isolatiewand, of zijn de isolatiewanden, en/of de buitenwand of buitenwanden, wanneer aanwezig, en/of de binnenwand of binnenwanden, wanneer aanwezig, ten minste gedeeltelijk transparant. Zodoende kunnen deze eventueel dienst doen als raam, wanneer de omgevingsruimte wordt gevormd door de buitenlucht.
Hierbij zijn de transparante gedeelten bij voorkeur ingericht om zon- en/of daglicht door te laten, en is het klimaatregelsysteem ingericht om de binnenruimte te verwarmen middels het doorgelaten zon- en/of daglicht. Het is ook mogelijk één of meerdere wanden aan het
- 15oppervlak, dat aan de buitenlucht grenst te voorzien van een transparante bekleding, om warmte uit daglicht op te vangen. Zoals met name relevant voor het eerste aspect van de uitvinding, kan dit de energievraag van het klimaatregelsysteem verder beperken, bijvoorbeeld wanneer deze tevens de binnenruimte verwarmt: de energie benodigd voor 5 de verwarming kan dan immers worden verminderd met de warmte verkregen uit het zon/en of daglicht.
Dit effect kan bovendien nog verder worden versterkt door het klimaatregelsysteem van een zonnecollector te voorzien om de binnenruimte te verwarmen middels het doorgelaten 10 zon-en/of daglicht.
Het superadiabatisch effect kan worden verstoord door turbulentie, doordat er in dit geval menging plaatsvindt. Dit vereist voor elk aspect dan ook dat de stroming van het doorstroommedium ten minste in de isolatiewand(en) laminair wordt gehouden. Bij voorkeur is voor het laminair houden van de stroming van het doorstroommedium bovendien de doorstroomsnelheid door ten minste de isolatiewand(en) zeer laag, bijvoorbeeld door het doorstroomoppervlak hiervan zeer groot uit te voeren en de doorstroomopeningen zo klein te maken, dat de stromingsweerstand groter is dan de thermiek, die thermische turbulentie kan veroorzaken.
De isolatiewanden zijn dan ook poreus uitgevoerd om de laminaire stroming te bewerkstelligen. Bij voorkeur is de isolatiewand, of zijn de isolatiewanden dan ook voorzien van (kleine) doorstroomopeningen, ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium daartussen superadiabatisch te laten stromen.
Bij voorkeur is de isolatiewand, of zijn de isolatiewanden, voorzien van lamellen, bijv, ten minste gedeeltelijk transparante lamellen, of geperforeerde sandwichpanelen, bijv, ten minste gedeeltelijk transparante sandwichpanelen, ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium daartussen superadiabatisch te laten stromen.
Hierbij kunnen de lamellen bijvoorbeeld uit PET-folie zijn vervaardigd, die bijvoorbeeld parallel boven elkaar gestapeld opgespannen worden met een vooraf bepaalde onderlinge afstand, om zo een lamellenpakket te vormen. Hierbij kan de folie bijv, ongeveer 0.05 mm dik zijn, kan de lengte van de lamellen bijv, rond de 80 cm bedragen en 35 de breedte bijv, rond de 8 cm, en kunnen de lamellen een onderlinge afstand in de hoogte van bijv, ongeveer 6 mm hebben.
- 16Om de stroming tussen de lamellen goed te verdelen, wordt er aan beide zijden van de breedte van het lamellenpakket bij voorkeur een geperforeerde folie gespannen over de hoogte en lengte van de lamellen, waarbij de perforatie bestaat uit gaatjes, bijv, met een diameter van ongeveer 0.4 mm. Deze kunnen bijv, een onderlinge afstand van rond de 6 mm in de hoogte hebben, en rond de 18 mm in de lengterichting van de lamellen.
Wanneer het lamellenpakket al dan niet gedeeltelijk uit transparante lamellen bestaat, eventueel voorzien van de geperforeerde folie, wordt deze bij voorkeur tussen twee glasramen geplaatst. Hierbij wordt bij voorkeur een spouw gevormd tussen het lamellenpakket, evt. met folie, en elk glasraam, om voor de aan- en afvoer van doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) en/of binnenruimte(n) het doorstroommedium gunstig over de breedte en hoogte van het lamellenpakket te verdelen.
- 17FIGUURBESCHRIJVING
Verdere voordelen en kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin:
Fig. 1 een schematische doorsnede toont van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 2 een schematische doorsnede toont van een tweede uitvoeringsvorm van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 3 een schematische doorsnede toont van een derde uitvoeringsvorm van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 4 een schematische doorsnede toont van een vierde uitvoeringsvorm van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 5 een schematische doorsnede toont van een vijfde uitvoeringsvorm van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens de uitvinding;
Fig. 6 een grafiek toont van de effectieve warmtegeleidingscoëfficiënt van verschillende doorstroombare isolatiematerialen afhankelijk van het Peclet-getal.
In Fig. 1 is een schematische doorsnede van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens onderhavige uitvinding afgebeeld.
Het doorstroombare isolatiesamenstel bestaat uit een doorstroombare isolatiewand 1, welke zich diagonaal tussen een buitenwand 2 en een tegenoverliggend binnenwand 3 van een gesloten doorstroombare ruimte 4 bevindt, welke daardoor gesplitst wordt in de buitenspouw 5 en de binnenspouw 6. Links van de binnenwand 3 bevindt zich een binnenruimte 7 en rechts van de buitenwand 2 een omgevingsruimte 8.
Het doorstroombare isolatiesamenstel wordt zodanig op of rond de binnenruimte 7 aangebracht, dat er geen doorstroommedium buiten de doorstroombare isolatiewand 1 om kan stromen. In een buitenopening 9 kan het doorstroommedium afhankelijk van de druk op het doorstroommedium naar binnen of naar buiten stromen in of uit de buitenspouw 5. In een binnenopening 10 kan het doorstroommedium afhankelijk van de druk naar buiten
-18of naar binnen stromen in of uit de binnenspouw 6. Het doorstroommedium stroomt dan door de doorstroombare isolatiewand 1.
Als het Peclet-getal van het doorstroommedium, dat door de doorstroombare isolatiewand 5 1 stroomt groter is dan 1 ontstaat er superadiabatische stroming en wordt de effectieve geleidingscoëfficiënt kleiner en de isolatie van de doorstroombare isolatiewand 1 beter.
Voor een goede stromingsverdeling over het oppervlak van de doorstroombare isolatiewand 1 moet de drukval over de doorstroombare isolatiewand 1 minstens 15 maal 10 groter zijn dan de drukval over de spouwen 5 en 6. Dit kan worden ingesteld middels de keuze van de doorstroombare isolatiewand 1 en/of de grootte van de spouwen 5 en 6.
De spouwen 5 en 6 zijn van wege de diagonale stand van de doorstroombare isolatiewand taps uitgevoerd om de afstand tussen de wanden 2 en 3 zo klein mogelijk te maken. Dit 15 is mogelijk doordat de massastroom van het doorstroommedium in de spouwen 5 en 6 vanaf of naar de openingen 9 en 10 toeneemt of afneemt.
De stroming van het doorstroommedium wordt aangegeven met een stroomlijn 11 in de vorm van een stippellijn. De stroming kan zowel naar binnen als naar buiten zijn. In, voor 20 of achter de openingen 9 en 10 kan apparatuur geplaatst worden om het doorstromend medium voor of na te behandelen, zoals pompen, ventilatoren, filters, gasabsorbers, bevochtigers, ontvochtigers, enz, zodat het doorstroommedium nuttig kan worden gebruikt en de doorstroombare isolatiewand 1 en de spouwen 5 en 6 niet vervuilen of verstoppen. Tevens kan daardoor het isolatiesamenstel lokaal worden gebruikt en is er geen ingewikkeld buizensysteem nodig naar bijvoorbeeld een centrale ventilator.
Stroomt het doorstroommedium bijvoorbeeld van de omgevingsruimte 8 naar de binnenruimte 7 en is het in de binnenruimte 7 warmer dan in de omgevingsruimte 8, dan treedt er in de doorstroombare isolatiewand 1 een koufront op, dat de geleidingswarmte 30 blokkeert en wordt het doorstroommedium opgewarmd, wat energie kost. Omdat het doorstroommedium nuttig wordt gebruikt was dit ook in een klimaatregelsysteem zonder doorstroombaar isolatiesamenstel noodzakelijk geweest - en kost dit ten opzichte van dit klimaatregelsysteem geen extra energie.
Stroomt het doorstroommedium bijvoorbeeld van de binnenruimte 7 naar de omgevingsruimte 8 en is het in de binnenruimte 7 warmer, dan treedt er in de doorstroombare isolatiewand 1 een warmtefront op, dat de geleidingswarmte blokkeert en
- 19gaat de warmte die in het doorstroommedium zit wel verloren. Omdat het doorstroommedium nuttig wordt gebruikt was dit ook in een klimaatregelsysteem zonder doorstroombaar isolatiesamenstel gebeurd, en kost dit ten opzichte daarvan geen extra energie. Dit is anders als deze energie terug wordt gewonnen - hetgeen wel een extra investering met zich meebrengt.
Stroomt het doorstroommedium bijvoorbeeld van de omgevingsruimte 8 naar de binnenruimte 7 en is het in de binnenruimte 7 kouder dan in de omgevingsruimte 8, dan treedt er in de doorstroombare isolatiewand 1 een warmtefront op, dat de geleidingswarmte blokkeert en wordt het doorstroommedium afgekoeld - hetgeen energie kost. Omdat het doorstroommedium nuttig wordt gebruikt, was dit ook in een klimaatregelsysteem zonder doorstroombaar isolatiesamenstel noodzakelijk geweest, en kost dit ten opzichte daarvan geen extra energie.
Stroomt het doorstroommedium bijvoorbeeld van de binnenruimte 7 naar de omgevingsruimte 8 en is het in de binnenruimte 7 kouder, dan treedt er in de doorstroombare isolatiewand 1 een koufront op, dat de geleidingswarmte blokkeert en gaat de koude die in het doorstroommedium zit verloren. Omdat het doorstroommedium nuttig wordt gebruikt, was dit echter ook zonder doorstroombaar isolatiesamenstel gebeurd, zodat dit geen extra energie kost. Dit is anders als de energie terug wordt gewonnen - hetgeen wel een extra investering met zich meebrengt.
In Fig. 2 is een schematische doorsnede van een doorstroombaar isolatiesamenstel van een tweede uitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding getoond, dat is samengesteld 25 uit twee van de in Fig. 1 gegeven doorstroombare isolatiesamenstellen bestaande uit de doorstroombare isolatiewanden 1, de gesloten ruimtes 4, de buitenwanden 2, de binnenwanden 3, de buitenspouwen 5, de binnenspouwen 6, de buitenopeningen 9 en de binnenopeningen 10, die een binnenruimte 7 omsluiten, welke daardoor ter plaatse geïsoleerd wordt.
Afhankelijk van de druk bij de linker buitenopening 7 en de druk van rechter buitenopening gaat er doorstromend medium door de doorstroombare isolatiewanden 1 stromen. Is de stroming zoals aangegeven in Fig.2 met de stroomlijn 11, dan stroomt het doorstroommedium in de linker doorstroombare isolatiewand 1 van buiten naar binnen en 35 rechts van binnen naar buiten, zodat met hetzelfde doorstroommedium in twee oppervlakken van de binnenruimte 7 de geleidingswarmte wordt geblokkeerd. Wordt alleen een naar buiten doorstromend medium gebruikt, dan zou twee keer zo veel
-20doorstromend medium nodig zijn geweest, om hetzelfde isolerend resultaat te leveren. Gevolg hiervan zou zijn dat er twee keer zo veel warmte nodig zou zijn, om het doorstroommedium op de temperatuur te brengen, welke in de binnenruimte 7 heerst.
Fig. 2 laat zien, dat bij de onderhavige uitvinding de binnenruimte 7 als doorvoer van het doorstroommedium kan dienen en dat er geen ingewikkeld buizensysteem nodig is, dat in verschillende bekende doorstroombare systemen wel nodig is. De stroming aangegeven met de stroomlijn 11 kan ook van rechts naar links zijn.
In, voor of achter de openingen 9 en 10 kunnen systemen geplaatst worden om het doorstroommedium voor of na te behandelen, zoals pompen, ventilatoren, filters, gasabsorbers, bevochtigers, ontvochtigers, enz, zodat het doorstroommedium nuttig en lokaal in de binnenruimte 7 kan worden gebruikt.
In Fig. 3 is een schematische doorsnede van een doorstroombaar isolatiesamenstel van een derde uitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding getoond. In tegenstelling tot Fig. 1 en Fig. 2 is hier de doorstroombare isolatiewand 1 gemaakt van transparante lamellen 12, welke voor een goede stromingsverdeling aan een zijde of aan beide zijden is bedekt met een dunne transparante geperforeerde plaat 13. De aldus opgebouwde doorstroombare isolatiewand 1 zit tussen een, in dit geval transparante, buitenwand 2 en een tegenoverliggende transparante binnenwand 3 en verdeelt de afgesloten doorstroombare ruimte 4 diagonaal in de buitenspouw 5 en binnenspouw 6.
In de buitenopening 9 kan het doorstromende medium afhankelijk van de druk op het medium naar binnen of naar buiten stromen in of uit de buitenspouw 5. In de binnenopening 10 kan het doorstromende medium afhankelijk van de druk naar buiten of naar binnen stromen in of uit de binnenspouw 6. Het doorstroommedium stroomt dan door de doorstroombare isolatiewand 1.
Als het Peclet-getal van de stroming door de doorstroombare isolatiewand 1 groter is dan 1, ontstaat er superadiabatische stroming en wordt de effectieve geleidingscoëfficiënt kleiner en de isolatie van de doorstroombare isolatiewand 1 beter.
Voor een goede stromingsverdeling over het oppervlak van de doorstroombare isolatiewand 1 moet de drukval over de doorstroombare isolatiewand 1 minstens 15 maal groter zijn dan de drukval over de spouwen 5 en 6, hetgeen kan worden ingesteld middels de grootte van de poriën van de geperforeerde plaat 13.
-21 De spouwen 5 en 6 zijn door de diagonale stand van de doorstroombare isolatiewand 1 taps uitgevoerd om de afstand tussen de wanden 2 en 3 zo klein mogelijk te maken. Dit is mogelijk doordat de massastroom van het doorstroommedium in de spouwen 5 en 6 vanaf 5 of naar de openingen 7 en 8 toeneemt of afneemt.
De afstand tussen de lamellen 12 is zodanig, dat de stroming tussen de lamellen 12 laminair blijft en is bij voorkeur 2 mm t/m 20 mm en de breedte 2 cm t/m 20 cm.
In Fig. 4 is een schematische doorsnede van een doorstroombaar isolatiesamenstel van een vierde uitvoeringsvorm volgens onderhavige uitvinding getoond. Achter de tegenoverliggende wand 3 van de derde uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding, zoals getoond in Fig. 3, is een spouw 14 gecreëerd, door een (zon)lichtwarmtecollector 19 te plaatsen en de spouw 14 van onder, boven, links en rechts af te dichten. Aan de onderkant is een opening 16 gemaakt, waardoor het doorstroommedium afhankelijk van de druk vanuit opening 8 kan uit- of instromen.
Tijdens het stromen door de spouw 14 kan het doorstroommedium warmte uitwisselen met de (zon)lichtwarmtecollector 19. Tevens kan (zon)licht, dat door het transparante doorstroombare isolatiewand 1 en tegenoverliggende wand 3 op de (zon)licht warmtecollector 19 schijnt, warmte afgeven aan de (zon)lichtwarmtecollector 19. De warmte wordt afgegeven aan een opwarmbaar medium dat door de (zon)lichtwarmtecollector 19 wordt opgevangen. Het opwarmbare medium komt naar binnen in opening 17 en komt naar buiten uit opening 18, alwaar beiden zijn aangesloten op een niet getoond verwarmings- of opslagsysteem.
In Fig. 5 is een schematische doorsnede van een doorstroombaar isolatiesamenstel volgens een vijfde uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding getoond. De doorstroombare isolatiewand 1 bevindt zich hierin diagonaal tussen een buitenwand 2 en een tegenoverliggende binnenwand 3 van een gesloten doorstroombare ruimte 4, welke daardoor gesplitst wordt in een buitenspouw 5 en een binnenspouw 6. In de buitenopening 9 kan het doorstroommedium afhankelijk van de druk op het medium naar binnen of naar buiten stromen in of uit de buitenspouw 5. In de binnenopening 10 kan het doorstroommedium afhankelijk van de druk naar buiten of naar binnen stromen in of uit de binnenspouw 6. Het doorstroommedium stroomt dan door de doorstroombare isolatiewand
1.
Als het Peclet-getal van de stroming door de doorstroombare isolatiewand 1 groter is dan 1, ontstaat er superadiabatische stroming en wordt de effectieve geleidingscoëfficiënt kleiner en de isolatie van de doorstroombare isolatiewand beter.
De buitenopening 9 is aangesloten op een omgevingsruimte 8, waarin het doorstroombare medium zich in een toestand A bevindt (bijvoorbeeld verse buitenlucht in koude toestand). De binnenopening 8 is aangesloten op een binnenruimte 7, waarin het doorstroombare medium zich in een toestand B bevindt (bijvoorbeeld binnenlucht in warme toestand).
Voor de buitenopening 9 is een mediumpomp 15 met filter geplaatst, welke het doorstroombare medium van of naar buitenspouw 5 verpompt. Is het doorstroombare medium bijvoorbeeld lucht dan betreft dit een ventilator met een luchtfilter. De mediumpomp15 kan bijvoorbeeld lucht naar de spouw 5 pompen of uit de spouw 5 zuigen. Door het in- en uitzuigen cyclisch uit te voeren zal tijdens de inzuigende periode lucht uit de binnenruimte 7 in toestand A door de doorstroombare isolatiewand 1 naar de omgevingsruimte 8 stromen.
Is bijvoorbeeld de verse lucht in de omgevingsruimte 8 kouder dan de lucht in de binnenruimteruimte 7, dan zal de doorstroombare isolatiewand 1 afkoelen en de doorstromende lucht opwarmen alvorens het naar binnenspouw 6 stroomt en uiteindelijk vers en opgewarmd naar de binnenruimte 7 stromen.
Wordt de mediumpomp 15 omgeschakeld naar uitzuigen, dan zal er warme gebruikte lucht vanuit binnenruimte 7 door de doorstroombare isolatiewand 1 stromen en de doorstroombare isolatiewand 1 weer opwarmen. Hierdoor zal het doorstroombare medium afkoelen, voordat het uiteindelijk in de koude omgevingsruimte 8 aankomt.
Wordt dit omschakelen van mediumpomp 15 cyclisch herhaald, dan ontstaat er aldus inwendige warmterecuperatie van warme gebruikte lucht naar verse koude lucht. Ditzelfde vindt ook bij het bekende warmtewiel plaats - echter wordt dit in de uitvinding statisch, zonder bewegende delen, bewerkstelligd, en is er bij onderhavige uitvinding tussen de ruimtes 7 en 8 vanwege de superadiabatische werking ook nog een zeer goede isolatie aanwezig. De vijfde uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding kan ook voor andere doorstroombare media en ook voor koude binnenruimtes worden gebruikt.
In Fig. 6 is een grafiek getoond van de U-waarden van verschillende doorstroombare isolatiematerialen volgens onderhavige uitvinding afhankelijk van het Pe getal met lucht
-23als doorstromend medium. Op de x-as 20 staat het Peclet-getal en op de y-as 21 staat de U-waarde in W/Km2 van verschillende doorstroombare isolatiematerialen.
De verschillende materialen vertonen ongeveer het volgende gedrag:
As = Ao exp(Cs Pe)
Waarbij As = effectieve warmtegeleidingscoëfficiënt in W/Km , Ao = warmtegeleidingscoëfficiënt bij Pe=0 in W/Km, Cs= superadiabatische constante en Pe = Peclet-getal van het doorstroommedium.
Voor de volgende doorstromende isolatiematerialen zijn de volgende eigenschappen gevonden met lucht als doorstromend medium:
Materiaal label Cs λο W/Km As (Pe=4) W/Km
Schuimrubber 5 cm dik 22 -0,407 0,109 0,021
zeslaags PET folie met steek 10 mm *) 23 -0,874 0,059 0,0018
Open EPS schuim 5 cm dik 24 -0,493 0,036 0,005
Schuimbeton 5 cm dik 25 -0,407 0,089 0,017
PET jaloezie 8 cm dik met steek 6 mm *) 26 -0,639 0,034 0,0026
Berekend met FlexPDE voor EPS 5 cm dik 27 -1 0,042 0,0008
Steenwol 5 cm dik 28 -0,627 0,038 0,0031
*) de zeslaags PETfolie is horizontaal geplaatst en de PET jaloezie vertikaal.
Materialen met een lage warmtegeleidingscoëfficiënt Ao bij Pe=0 en een lage superadiabatische constante Cs, zoals gelaagd PETfolie, PET jaloezie en steenwol geven de beste resultaten. De berekende waarde met FlexPDE geeft nog betere resultaten, echter is er geen (thermische) turbulentie in het model meegenomen, wat het resultaat te gunstig kan verbeteren. Omdat de dikte van de isolatiewand ook in de bepaling van het Pe getal zit, neemt de U-waarde progressief met de dikte af.
Zo is bij 5 cm dik steenwolmateriaal en een mediumsnelheid van 1 mm/s bij lucht Pe=0,001 *0,05*1,2*1000/0,024=2,5, en
As = 0,038 * exp(-0,627*2,5)=0,0079 W/Km, en
-2411=0,0079/0,05 = 0,158 W/Km2, hetgeen al 5 maal minder is dan bij stilstaande lucht.
Bij 10 cm steenwol is 11=0,0165 W/Km2 en 9,5 maal kleiner dan bij 5 cm dik en 23 maal kleiner dan bij stilstaande lucht en 10 cm dik materiaal. De U-waarde is dan zo klein, dat het praktischer is, om een lagere doorstroommediumsnelheid te kiezen van bijvoorbeeld 0,5 mm/s - hetgeen lagere ventilatie- en warmterecuperatieverliezen veroorzaakt. Uiteraard dient de mediumsnelheid zo groot te zijn, dat er bijvoorbeeld voldoende wordt geventileerd. De optimum configuratie hangt aldus bijvoorbeeld af van de grootte van het 10 isolatieoppervlak en de benodigde ventilatie, waaruit een bepaalde gewenste dikte van het isolatiewand volgt.
In een praktische uitvoering van een of meer van de bovenbeschreven uitvoeringsvormen is de doorstroombare isolatiewand 1 een bestaand isolatiemateriaal, zoals steenwol, 15 glaswol, andere minerale of organische wol, vezelbalen, open kunststofschuim of ander open schuim, isolatieparels of korrels eventueel verpakt in geperforeerde folies. Ook zijn gestapelde geperforeerde folies van verschillende materialen met een onderlinge afstand van 1 tot 20 mm mogelijk en jaloezieën van verschillende materialen. Ook zijn geperforeerde sandwichpanelen van verschillende materialen en vormen mogelijk, zoals 20 bijvoorbeeld honingraat of golfstructuren. Voor sommige toepassingen, zoals bij het verpompen van (grond)water is ook doorstroombare grond als isolatiemateriaal geschikt voor bijvoorbeeld de isolatie van een warmteopslag in de grond.

Claims (32)

  1. CONCLUSIES
    1. Klimaatregelsysteem voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7) , waarbij het klimaatregelsysteem een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat, welk isolatiesamenstel ten minste twee door een doorstroommedium doorstroombare isolatiewanden (1) omvat, die de binnenruimte (7) ten minste gedeeltelijk omhullen en van ten minste één omgevingsruimte (8) afscheiden,
    10 waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium superadiabatisch door de ten minste twee isolatiewanden (1) te laten stromen, met het kenmerk, dat
    15 het isolatiesamenstel verder is ingericht om een hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van de ten minste ene omgevingsruimte (8) naar de binnenruimte (7) door ten minste één van de ten minste twee isolatiewanden (1) te laten stromen, en gelijktijdig een hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van de binnenruimte (7) naar de ten minste ene omgevingsruimte (8) door ten
    20 minste één andere van de ten minste twee isolatiewanden (1) te laten stromen.
  2. 2. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 1, waarbij de stromingsrichting van de hoeveelheden stromingsmedium door de ten minste twee isolatiewanden (1) periodiek omkeerbaar is, bijv, middels periodieke omkering van een pomprichting van
    25 mediumpompen, ingericht om de hoeveelheden doorstroommedium afhankelijk van de pomprichting de isolatiewand in te pompen of uit te zuigen.
  3. 3. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het doorstroommedium lucht is, en waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden van het
    30 doorstroommedium vanuit de ten minste ene omgevingsruimte (8) en de binnenruimte (7) respectievelijk de ten minste ene en de ten minste ene andere van de ten minste twee isolatiewanden (1) in te laten stromen, en om de hoeveelheden na het doorstromen van respectievelijk de ten minste ene van de ten minste twee isolatiewanden (1) als ventilatielucht de binnenruimte (7) in te laten stromen en van de ten minste ene andere van
    35 de ten minste twee isolatiewanden (1) als afvoerlucht de ten minste ene omgevingsruimte (8) in te laten stromen.
  4. 4. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 3, waarbij het isolatiesamenstel verder ten minste één binnenwand (3) omvat, die de binnenruimte (7) afbakent en ten minste één binnenspouw (6) omvat, die zich ten minste tussen de ten minste ene binnenwand (3) en de ten minste twee isolatiewanden (1) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de
  5. 5 hoeveelheden lucht vanuit de ten minste ene van de ten minste twee isolatiewanden (1) één van de ten minste ene binnenspouw (6) In te laten stromen en vanuit de binnenruimte (7) één van de ten minste ene binnenspouw (6) in te laten stromen, alvorens deze respectievelijk ais ventilatielucht de binnenruimte (7) en de ten minste ene andere van de ten minste twee isolatiewanden (1) in te laten stromen.
    5. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 3 of 4, waarbij het isolatiesamenstel verder ten minste één buitenwand (2) omvat die de ten minste ene omgevingsruimte (8) afbakent, en ten minste één buitenspouw (5) omvat die zich ten minste tussen de ten minste ene buitenwand (2) en de ten minste twee isolatiewanden (1) uitstrekt, waarbij het
    15 isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit één van de ten minste ene buitenspouw (5) de ten minste ene van de ten minste twee isolatiewanden (1) in te laten stromen en vanuit één van de ten minste ene buitenspouw (5) de ten minste ene omgevingsruimte (8) in te laten stromen, alvorens deze respectievelijk de ten minste ene van de ten minste twee isolatiewanden (1) en als afvoerlucht de ten minste ene
    20 omgevingsruimte (8) in te laten stromen.
  6. 6. Klimaatregelsysteem voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7), waarbij het klimaatregelsysteem een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat,
    25 welk doorstroombaar isolatiesamenstel ten minste één door lucht doorstroombare isolatiewand (1) omvat, die de binnenruimte (7) ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte (8) afscheidt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van de lucht vanuit de ten minste 30 ene omgevingsruimte (8) de ten minste ene isolatiewand (1) in te laten stromen, en de hoeveelheden van de lucht superadiabatisch in een richting van de ten minste ene omgevingsruimte (8) naar de binnenruimte (7) door de ten minste ene isolatiewand (1) te laten stromen,
    35 waarbij het isolatiesamenstel verder is ingericnt om de hoeveelheden van de lucht na het doorstromen van de ten minste ene isolatiewand (1) als ventilatielucht de binnenruimte (7) in te laten stromen.
  7. 7. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 6, waarbij het isolatiesamenstel verder ten minste één binnenwand (3) omvat, die de binnenruimte (7) afbakent en ten minste een binnenspouw (6) omvat, die zich ten minste tussen de ten minste ene binnenwand (3) en de
    5 de ten minste ene isolatiewand (1) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit de ten minste ene isolatiewand de ten minste ene binnenspouw (6) in te laten stromen, en vervolgens als ventilatielucht de binnenruimte (7) in te laten stromen.
  8. 10 8. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 7, waarbij de ten minste ene binnenwand (3) lokaal is voorzien van één of meerdere openingen om de door de ten minste ene isolatiewand (1) gestroomde hoeveelheden lucht als ventilatielucht doorheen de binnenruimte (7) in te laten stromen.
    15 9. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 8, waarbij de één of meerdere openingen in de ten minste ene binnenwand (3) zijn voorzien van roosters, waarin nabehandelingsinrichtingen zijn aangebracht voor het nabehandelen van de door de ten minste ene isolatiewand (1) gestroomde lucht, bijv, één of meerdere van filters, luchtbevochtigers, luchtdrogers en ventilatoren.
    10. Klimaatregelsysteem voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7) , waarbij het klimaatregelsysteem een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat, welk doorstroombaar isolatiesamenstel ten minste één door een doorstroommedium
    25 doorstroombare isolatiewand (1) omvat, die de binnenruimte (7) ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte (8) afscheidt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de ten minste ene omgevingsruimte (8) de ten minste ene isolatiewand (1) in te laten
    30 stromen, en superadiabatisch door de ten minste ene isolatiewand (1) te laten stromen, met het kenmerk, dat het isolatiesamenstel verder is ingericht om de hoeveelheden van het doorstroommedium
    35 voorafgaand aan het doorstromen van de ten minste ene isolatiewand (1) voor te behandelen.
  9. 11. Klimaatregelsysteem volgens één van de conclusies 5-10, waarbij het isolatiesamenstel verder één of meerdere buitenwanden (2) omvat die de ten minste ene omgevingsruimte (8) afbakenen en zich ten minste tussen de ten minste ene omgevingsruimte (8) en de ten minste ene isolatiewand (1) uitstrekken.
  10. 12. Klimaatregelsysteem voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7) waarbij het klimaatregelsysteem een doorstroombaar isolatiesamenstel omvat, welk doorstroombaar isolatiesamenstel ten minste één door een doorstroommedium
    10 doorstroombare isolatiewand (1) omvat, die de binnenruimte (7) ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte (8) afscheidt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de ten minste ene omgevingsruimte (8) de ten minste ene isolatiewand (1) in te laten 15 stromen, en superadiabatisch door de ten minste ene isolatiewand (1) te laten stromen, met het kenmerk, dat het isolatiesamenstel verder één of meerdere buitenwanden (2) omvat, die de ten minste 20 ene omgevingsruimte (8) afbakenen en zich ten minste tussen de ten minste ene omgevingsruimte (8) en de ten minste ene isolatiewand (1) uitstrekken.
  11. 13. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 11 of 12, waarbij het isolatiesamenstel ten minste één buitenspouw (5) omvat, die zich ten minste tussen de één of meerdere
    25 buitenwanden (2) en de isolatiewand(en) (1) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de ten minste ene buitenspouw (5) de isolatiewand(en) in te laten stromen.
  12. 14. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 13, waarbij de buitenwand (2) of
    30 buitenwanden (2) lokaal is of zijn voorzien van één of meerdere openingen om de hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de omgevingsruimte(n) (8) doorheen de ten minste ene buitenspouw (2) in te laten stromen.
  13. 15. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 14, waarbij de één of meerdere openingen
    35 in de buitenwand(en) (2) zijn voorzien van roosters, waarin voorbehandelingsinrichtingen zijn aangebracht voor het voorbehandelen van het door de isolatiewand(en) (1) gestroomde
    -29doorstroommedium, bijv, één of meerdere van filters, luchtbevochtigers, luchtdrogers en ventilatoren.
  14. 16. Klimaatregelsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het
    5 isolatiesamenstel één of meerdere buitenwanden (2) omvat die de omgevingsruimte(n) (8) afbakenen en zich ten minste tussen de omgevingsruimte(n) (8) en de ten minste ene isolatiewand (1) uitstrekken, en ten minste één buitenspouw (5) omvat, die zich ten minste tussen de buitenwand(en) (2) en de isolatiewand(en) (1) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden van het doorstroommedium vanuit de
    10 buitenspouw(en) (5) de isoiatiewand(en) in te laten stromen, en verder ten minste één binnenwand (3) omvat, die de binnenruimte (7) afbakent, en ten minste een binnenspouw (6) omvat, die zich ten minste tussen de binnenwand(en) (3) en de isolatiewand(en) (1) uitstrekt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om de hoeveelheden lucht vanuit de isolatiewand(en) de binnenspouw(en) (6) in te laten stromen, en vervolgens als
    15 ventilatielucht de binnenruimte (7) in te laten stromen, waarbij de isolatiewand(en) zich ondereen hoek ten opzichte van de binnenwand(en) en buitenwand(en) uitstrekken, zodanig dat de binnenspouw(en) en buitenspouw(en) in een verticale richting taps toelopen.
  15. 17. Klimaatregelsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het
    20 superadiabatisch stromen van de hoeveelheden van het doorstroommedium wordt bewerkstelligd middels een drukval over de dikte van de door het doorstroommedium te doorstromen isolatiewand (1) of isolatiewanden (1).
  16. 18. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 17, waarbij de drukval over de dikte van de
    25 isolatiewand(en) (1) ten minste 15 maal de drukval over de binnenspouw(en) (6) en/of buitenspouw(en) (5) bedraagt
  17. 19. Klimaatregelsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om ten minste het superadiabatisch stromen van de
    30 hoeveelheden van het doorstroommedium laminair te laten plaatsvinden, e.g. door een minimale stromingssnelheid van het doorstroommedium, bijv, door een minimale grootte van doorstroomopeningen in de isolatiewand (1) of isolatiewanden (1) en/of een maximale doorstroomoppervlakte van de isolatiewand (1) of isolatiewanden (1), en/of een minimaal doorstromingsdebiet van het doorstroommedium.
  18. 20. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 19, waarbij het isolatiesamenstel zodanig is ingericht, dat bij het superadiabatisch door de isolatiewand (1) of isolatiewanden (1) stromen van de hoeveelheden van het doorstroommedium het doorstroommedium ten minste in de isolatiewand of isolatiewanden (1) een Peclet-getal groter dan 1 heeft.
  19. 21. Klimaatregelsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de
    5 isolatiewand (1) of isolatiewanden (1), en/of de buitenwand (2) of buitenwanden (2), wanneer aanwezig, en/of de binnenwand (3) of binnenwanden (3), wanneer aanwezig, ten minste gedeeltelijk transparant zijn.
  20. 22. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 21, waarbij de transparante gedeelten van
    10 de isolatiewand (1) of isolatiewanden (1), en/of de buitenwand (2) of buitenwanden (2), wanneer aanwezig, en/of de binnenwand (3) of binnenwanden (3), wanneer aanwezig, zijn ingericht om zon- en/of daglicht doorlaten, en waarbij het klimaatregelsysteem is ingericht om de binnenruimte (7) te verwarmen middels het doorgelaten zon- en/of daglicht.
    15
  21. 23. Klimaatregelsysteem volgens conclusie 22, waarbij het klimaatregelsysteem verder een zonnecollector (19) omvat om de binnenruimte (7) te verwarmen middels het doorgelaten zon- en/of daglicht.
  22. 24. Klimaatregelsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de
    20 isolatiewand (1) of isolatiewanden (1) zijn voorzien van doorstroomopeningen, ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium daartussen superadiabatisch te laten stromen.
  23. 25. Klimaatregelsysteem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de isolatiewand (1) of isolatiewanden (1) is/zijn voorzien van lamellen (12), bijv, ten minste
    25 gedeeltelijk transparante lamellen, of geperforeerde sandwichpanelen (13), bijv, ten minste gedeeltelijk transparante sandwichpanelen, ingericht om hoeveelheden van het doorstroommedium daartussen superadiabatisch te laten stromen.
  24. 26. Werkwijze voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7), waarbij 30 gebruik wordt gemaakt van een klimaatregelsysteem volgens één van de conclusies 1-5 en eventueel één van de conclusies 16-24.
  25. 27. Werkwijze voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7), waarbij gebruik wordt gemaakt van een klimaatregelsysteem volgens één van de conclusies 6-9 en
    35 eventueel één van de conclusies 16-24.
  26. 28. Werkwijze voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7), waarbij gebruik wordt gemaakt van een klimaatregelsysteem volgens één van de conclusies 10 of 11 en eventueel één van de conclusies 16-24.
    5
  27. 29. Werkwijze voor het regelen van het binnenklimaat van een binnenruimte (7), waarbij gebruik wordt gemaakt van een klimaatregelsysteem volgens één van de conclusies 12-15 en eventueel één van de conclusies 16-24.
  28. 30. Doorstroombare isolatiewand (1) voor het gebruik in een doorstroombaar
    10 isolatiesamenstel, dat een binnenruimte (7) ten minste gedeeltelijk omhult en van ten minste één omgevingsruimte (8) afscheidt, waarbij het isolatiesamenstel is ingericht om hoeveelheden van een doorstroommedium superadiabatisch door het doorstroombare isolatiewand (1) te laten stromen, met het kenmerk, dat de doorstroombare isolatiewand (1) een lamellenpakket omvat, dat meerdere parallel aan elkaar lopende lamellen (12) omvat, die zodanig op afstand van elkaar zijn geplaatst om een
    20 hoeveelheid van het doorstroommedium superadiabatisch in een richting van of naar de binnenruimte (7) door het doorstroombare isolatiewand te laten stromen.
  29. 31. Doorstroombare isolatiewand (1) volgens conclusie 30, waarbij de lamellen ten minste gedeeltelijk transparant zijn.
  30. 32. Doorstroombare isolatiewand (1) volgens conclusie 31, dat daglicht en/of zonlicht opvangt en energie daaruit terug levert aan een klimaatregelsysteem.
  31. 33. Gebouw voorzien van een klimaatregelsysteem volgens één van de conclusies 1-25, 30 welk gebouw een binnenruimte (7) omvat die ten minste gedeeltelijk omhuld en van ten minste één omgevingsruimte (8) van het gebouw afgescheiden wordt door middel van de isolatiewand(en) van het isoiatiesamenstei, bijv, in een buitenwand (2) of dak van het gebouw.
  32. 35 34. Gebouw voorzien van een doorstroombare isolatiewand (1) volgens conclusie 30, 31 of 32, welk gebouw een binnenruimte (7) omvat, die ten minste gedeeltelijk omhuld en van
    -32ten minste één omgevingsruimte (8) van het gebouw afgescheiden wordt door middel van de doorstroombare isolatiewand (1), bijv, in een buitenwand (2) of dak van het gebouw.
NL1042468A 2017-07-19 2017-07-19 Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel NL1042468B1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042468A NL1042468B1 (nl) 2017-07-19 2017-07-19 Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel
PCT/NL2018/050500 WO2019017784A1 (en) 2017-07-19 2018-07-19 THERMAL CONTROL SYSTEM FOR THROUGH FLOW THROUGH
EP18766361.2A EP3655594A1 (en) 2017-07-19 2018-07-19 Climate control system comprising an insulation assembly allowing through-flow

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1042468A NL1042468B1 (nl) 2017-07-19 2017-07-19 Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1042468B1 true NL1042468B1 (nl) 2019-02-12

Family

ID=59579886

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1042468A NL1042468B1 (nl) 2017-07-19 2017-07-19 Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP3655594A1 (nl)
NL (1) NL1042468B1 (nl)
WO (1) WO2019017784A1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2020204718A1 (en) 2019-04-05 2020-10-08 Reculight B.V. Insulated daylight ventilation system with a permeable insulation assembly and method for using such a system

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1042826B1 (nl) 2018-04-18 2019-10-24 Innovy Isolatiesamenstel onder een binnenruimte
NL2022003B1 (nl) 2018-11-15 2020-05-20 Innovy Isolatiesysteem met thermisch isolerende afscheiding
NL1043409B1 (nl) 2019-10-08 2021-06-01 Innovy Vouwbaar systeem plaatsbaar of geplaatst in een daglichtopening

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1995000722A1 (en) * 1993-06-24 1995-01-05 Skanska Teknik Ab Heat insulating external wall for buildings
DE19727788A1 (de) * 1996-07-10 1998-01-22 Voest Alpine Mach Const Bauelement zur Wärmedämmung, -isolierung und/oder -regulierung von Gebäudehüllen

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL7810215A (nl) 1978-10-11 1980-04-15 Drs H J Dorrestijn Systeem voor thermische isolatie.

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1995000722A1 (en) * 1993-06-24 1995-01-05 Skanska Teknik Ab Heat insulating external wall for buildings
DE19727788A1 (de) * 1996-07-10 1998-01-22 Voest Alpine Mach Const Bauelement zur Wärmedämmung, -isolierung und/oder -regulierung von Gebäudehüllen

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2020204718A1 (en) 2019-04-05 2020-10-08 Reculight B.V. Insulated daylight ventilation system with a permeable insulation assembly and method for using such a system

Also Published As

Publication number Publication date
WO2019017784A1 (en) 2019-01-24
EP3655594A1 (en) 2020-05-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1042468B1 (nl) Klimaatregelsysteem met een doorstroombaar isolatiesamenstel
US7694672B2 (en) Solar collector panel for heating ventilation air
US3987786A (en) Method and apparatus for collecting, storing and transmitting solar heat
US3590913A (en) Wall element having means for selective heating and cooling thereof
Karanafti et al. Assessment of buildings’ dynamic thermal insulation technologies-A review
DE202009013639U1 (de) Niedrigenergiegebäude, insbesondere autarkes Nullenergiehaus
WO2006102891A2 (en) Solar collector panel
WO2009095232A1 (de) Niedrigenergiegebäude, insbesondere treibhaus oder stallung
DE202006020354U1 (de) Temperatur-, Wärme- und/oder Kältebarriere insbesondere für oder in einer Vorrichtung zur Klimatisierung von Gebäuden
Skaff et al. Summer performance of ventilated windows with absorbing or smart glazings
US4316363A (en) Temperature control system
NO774152L (no) Innretning til overfoering av varme.
JPH02279936A (ja) 窓―、フアッサード―、及び壁構造
EP0626545A1 (de) Vorrichtung zur passiven solaren Beheizung von Gebäuden
CN107835919B (zh) 用于对建筑物进行热调节的窗户模块及方法
US6474983B1 (en) Heated industrial curtain
CN106247632A (zh) 一种窗式太阳能热水器
WO2011023218A1 (en) Enclosure for facades with climatising functions
DE10004180A1 (de) Wärmeaustauschzelle
DE102012022939A1 (de) Solarkollektor und Wäremspeicher
Garay-Martinez et al. Curtain wall with solar preheating of ventilation air. Full Scale Experimental Assessment
US10663194B2 (en) Modular solar air heater
Charvat et al. Experimental investigations of the performance of a solar air collector with latent heat thermal storage integrated with the solar absorber
RU118724U1 (ru) Устройство для вентиляции помещений
US20120003913A1 (en) Air barrier