NL1040763A

NL1040763A - Bevestigingsinrichting voor kozijnen.

Info

Publication number: NL1040763A
Application number: NL1040763A
Authority: NL
Inventors: Leopold Boudewijns Arthur
Original assignee: Leopold Boudewijns Arthur
Priority date: 2014-04-14
Filing date: 2014-04-14
Publication date: 2016-01-27
Also published as: NL1040763B1

Description

Titel: Bevestigingsinrichting voor kozijnen

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van een bouwkundig element tegen de open kopse kant van een spouwmuur, omvattende twee muurbladen en een spouw daartussen. In het bijzonder betreft het een inrichting voor het bevestigen van een stelkozijn in de negge of dagkant (het kopse binnenvlak van een raam- of deuropening) in een spouwmuur, ten behoeve van het daarop aanbrengen van een nieuw (raam- of deur)kozijn, bijvoorbeeld een kunststofkozijn, in een nieuw of bestaand gebouw.

Veelal worden stelkozijnen in de negge van de spouwmuur aangebracht door middel van spouwlatten die in de spouwruimte wordt geklemd en/of verlijmd (bijvoorbeeld met pur-schuim) . Een andere toegepaste methode is het tegen de kopse kant van het binnen- of buitenblad van de spouwmuur vastschroeven van het stelkozijn. Daarvoor moet in dat binnen- of buitenblad worden geboord en moeten daarin pluggen worden aangebracht. Beide gangbare methoden bezitten nadelen, inherent aan het op maat moeten maken van spouwlatten (in de tamelijk ruwe spouwruimte) en het werken met pur-schuim, resp. het probleem dat bij het boren in een muurblad het gevaar groot is dat de stenen van dat (immers halfsteens) muurblad barsten.

De onderhavige uitvinding beoogt te voorzien in een inrichting waarbij aanzienlijk sneller en betrouwbaarder kan worden gewerkt, wat zowel de prijs als de kwaliteit van het werk ten goede komt.

De uitvinding voorziet in een inrichting voor het bevestigen van een bouwkundig element tegen de open kopse kant van een spouwmuur, omvattende twee muurbladen en een spouw daartussen, welke inrichting ten minste twee klemdelen omvat waarvan ten minste één min of meer wigvormig is, met een smalle kant en een brede kant, alsmede aanspanmiddelen voor het aanspannen van de klemdelen nadat de inrichting in de spouw van de spouwmuur is ingebracht, een en ander zo ingericht en gedimensioneerd dat de klemdelen, na in de spouw te zijn ingebracht, door aanspannen van de aanspanmiddelen langs elkaar verschuiven en daarbij een kracht tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen.

Door toepassing van dergelijke bevestigingsinrichtingen, kan het maken van spouwlatten en het in de spouw lijmen daarvan, of het vastschroeven van stelkozijnen in de (smalle) kopse kanten van het binnen- of buitenblad van de spouwmuur, geheel achterwege worden gelaten.

Er kan zijn voorzien in twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen die, bij gebruik, beide met hun buitenkant een kracht tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen.

In een alternatieve uitvoering kan zijn voorzien in drie klemdelen, waarvan de middelste ten opzichte van de buitenste twee verschuifbaar is en waarvan, bij gebruik, de buitenste twee met hun buitenkant een kracht tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen.

De aanspanmiddelen kunnen worden gevormd door een schroef of bout. Als alternatief kunnen de aanspanmiddelen een "tie rib" of een ander trekorgaan omvatten.

Er kan, in een nadere uitwerking, voorzien zijn in een druk-schoen die enerzijds is verbonden met één of meer klemdelen en anderzijds met de aanspanmiddelen.

De uitvinding zal thans nader worden besproken aan de hand van onderstaande figuurbeschrijving.

Figuur 1 illustreert schematisch een eerste uitvoerings-voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 illustreert schematisch een tweede uitvoerings-voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 3 illustreert schematisch een derde uitvoerings-voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding.

De figuren 1-3 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding, namelijk een inrichting voor het bevestigen van een bouwkundig element, bijvoorbeeld een stel-kozijn, tegen de open kopse kant van een spouwmuur, omvattende twee muurbladen en een spouw daartussen. De spouwmuur en het aan te brengen stelkozijn zijn in de figuren niet getoond. Van de inrichting wordt een aantal exemplaren vanuit de negge (dagkant) in de spouwruimte geschoven en direct daarna vastgeklemd door middel van de aanspanmiddelen zoals die hieronder nader zullen worden behandeld.

Elke inrichting, getoond in figuur 1-3, omvat ten minste twee klemdelen 1 (afzonderlijk aangeduid door de indices a, b en c) waarvan ten minste één (in de figuren beide) min of meer wigvormig is, met een smalle kant 2 en een brede kant 3 (afzonderlijk aangeduid door de indices a, b en c), en verder aanspanmiddelen 4, 5 of 18-20 voor het aanspannen van de klemdelen 1 nadat de inrichting in de spouw van de spouwmuur is ingebracht. Een en ander is zo ingericht en gedimensioneerd dat de klemdelen, na in de spouw te zijn ingebracht, door aanspannen van de aanspanmiddelen langs elkaar verschuiven en daarbij, als gevolg van de wigwerking, waarbij de verschuiving (onder invloed van de aanspanmiddelen) in lengterichting wordt omgezet in een dwarskracht die tegen de binnenvlakken van beide muurbladen aan weerszijden van de spouw wordt uitgeoefend.

Figuur 1 illustreert schematisch een eerste uitvoeringsvoor-beeld van een inrichting volgens de uitvinding. Deze inrichting is voorzien van twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen 1 (a resp. b) die bij gebruik, d.w.z. na in de spouw te zijn ingebracht, door aanspannen van de aanspanmiddelen 4 langs elkaar verschuiven en daarbij, als gevolg van de wigwerking, beide met hun buitenkant (of buitenvlak) 6 (a resp. b) een kracht 7a resp. 7b tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen.

Figuur 2 illustreert schematisch een tweede uitvoeringsvoor-beeld van een inrichting volgens de uitvinding. Deze inrichting is voorzien van drie klemdelen 1 (resp. a, b en c), waarvan de middelste, lb, ten opzichte van de buitenste twee, la en lc verschuifbaar is en waarvan bij gebruik, d.w.z. na in de spouw te zijn ingebracht, door aanspannen van de aanspanmiddelen 4 langs elkaar verschuiven en daarbij, als gevolg van de wigwerking, beide met hun buitenkant (of buitenvlak) 6 (a resp. c) een kracht 7a resp. 7c tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen.

Zoals in de figuren 1 en 2 wordt getoond, kunnen de aanspanmiddelen worden gevormd door een schroef of bout 4.

Als alternatief kunnen de aanspanmiddelen een "tie rib" of een ander trekorgaan omvatten, bijvoorbeeld een (bolletjes) ketting 5, die samenwerkt met een sleutelgat 8, aangebracht aan het voorvlak 3a van het klemdeel la, waardoorheen de ketting 5 wordt gevoerd. Het achterste uiteinde van die ketting 5 is verbonden met het andere klemdeel, lb. Door, nadat de kleminrichting in de spouw is ingebracht, aan de ketting 5 te trekken en te verankeren in het sleutelgat 8, wordt het klemdeel lb naar voren getrokken en klemt zich onder invloed van de dwarskrachten 7a en 7b vast tegen de wederzijdse spouwvlakken.

Zowel in de uitvoering van figuur 1 als in de uitvoering van figuur 2 wordt gebruik gemaakt van een drukschoen 9 die enerzijds is verbonden met één (zoals in figuur 1) of meer (zoals in figuur 2) klemdelen 1 en anderzijds met de aanspanmiddelen 4 (of 5). De drukschoen 9 ligt in een groef 10. Als gebruik wordt gemaakt van een schroef of bout 4 als aanspanorgaan, is de drukschoen 9 voorzien van een boring 11 waarin de schroef of bout 4 wordt gedraaid voor het aanspannen van de kleminrichting door middel van verschuiving van de betreffende klemdelen 1 ten opzichte van elkaar en het daardoor teweegbrengen van de dwarskrachten 7. In de uitvoering van figuur 1 zijn de holten 12a resp. 12b aan de binnenzijde van de klemdelen 1, d.w.z. de zijde waar de klemdelen 1 tegen elkaar rusten en tijdens het aanspannen langs elkaar schuiven, zodanig verbreed dat de schroef of bout 4 niet in de knel kan komen tijdens het verschuiven van de klemdelen 1 ten opzichte van elkaar.

In beide uitvoeringen is (bij voorkeur) voorzien in een ge-leidingsconstructie met samenwerkende groeven 13 en veren (ruggen) 14, die zorgen voor een goede onderlinge geleiding van de klemdelen 1 tijdens het verschuiven/aanspannen.

Nadat er verschillende exemplaren van de inrichting volgens de uitvinding in de spouw zijn aangebracht en daarin vastgezet door aanspannen van de aanspanschroeven of -bouten (of van alternatieve aanspanmiddelen), worden de voorvlakken van die kleminrichtingen gebruikt als basiscomponenten om daartegen een stelkozijn (of ander bouwelement) te monteren. De klemelementen 1 zijn bij voorkeur van een spijker- en/of schroefbare kunststof vervaardigd, bijvoorbeeld polyetheen (PE) of eventueel polypropeen (PP). Deze (goedkope) kunststof bezit uitstekende glij-eigenschappen, waardoor de klemelementen 1 tijdens het aanspannen moeiteloos langs elkaar kunnen verschuiven. Desgewenst kunnen de klemelementen 1 zijn voorzien in breek- of snijgroeven 15 die het mogelijk maken om voor de spouw uitstekende gedeelten van de klemelementen 1 af te breken of te snijden.

Figuur 3 toont een uitvoering waarin de onderlinge glijvlak-ken 16a en 16b van de wiggen la en lb rond zijn, waardoor een betere onderlinge geleiding wordt verkregen. De glijvlakken 16a en 16b zijn bij voorkeur voorzien van dwarsribbels. Verder zijn in die vlakken 16a en 16b sleuven 17a resp. 17b aangebracht voor het opnemen van de aanspanmiddelen. Figuur 3 toont daarbij een alternatieve uitvoering voor de aanspanmiddelen voor het aanspannen van de klemdelen nadat de inrichting in de spouw van de spouwmuur is ingebracht, in figuur 3 uitgevoerd als spangereedschap met een trekveer 18, aan één uiteinde voorzien van een scharnierbaar anker 19 en aan het andere uiteinde van een handgreep 20. Het spangereedschap wordt in de sleuven 17a en 17b geplaatst, waarbij het anker 19 achter de achterzijde van wig lb omklapt en zich daar verankert. Vervolgens kan wig lb -langs de glijvlakken 16a en 16b- naar voren worden getrokken door aan de handgreep 20 te trekken, als gevolg van de veerkracht van trekveer 18. De dwarskracht die de wiggen la en lb op de binnenzijde van de spouwmuur uitoefenen blijven, als gevolg van die (beperkte) veerkracht, beperkt waardoor geen gevaar bestaat dat de spouwmuren aan weerszijden door de wiggen naar buiten kunnen worden gedrukt, waardoor beschadiging van de muur wordt voorkomen. Tevoren kunnen de naar de spouwvlakken toe gerichte vlakken 6a en 6b van de wiggen la en lb worden voorzien van een lijmlaag, waardoor de wiggen, na te zijn gepositioneerd en voldoende aangespannen, goed op hun plaats in de spouw blijven zitten.

Aldus kan worden voorzien in een inrichting waarbij aanzienlijk sneller en betrouwbaarder kan worden gewerkt dan tot dusverre het geval was, wat zowel de prijs als de kwaliteit van het werk ten goede komt.

Claims

1. Inrichting voor het bevestigen van een bouwkundig element tegen de open kopse kant van een spouwmuur, omvattende twee muurbladen en een spouw daartussen, welke inrichting ten minste twee klemdelen (1) omvat waarvan ten minste één min of meer wigvormig is, met een smalle kant (2) en een brede kant (3), alsmede aanspan-middelen (4,5,18-20) voor het aanspannen van de klemdelen nadat de inrichting in de spouw van de spouwmuur is ingébracht, een en ander zo ingericht en gedimensioneerd dat de klemdelen, na in de spouw te zijn ingebracht, door aanspannen van de aanspanmiddelen langs elkaar verschuiven en daarbij een kracht (7) tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij is voorzien in twee ten opzichte van elkaar verschuifbare klemdelen die, bij gebruik, beide met hun buitenkant (6) een kracht (7) tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen .

3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij is voorzien in drie klemdelen, waarvan de middelste ten opzichte van de buitenste twee verschuifbaar is en waarvan, bij gebruik, de buitenste twee met hun buitenkant (6) een kracht (7) tegen beide muurbladen aan weerszijden van de spouw uitoefenen .

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de aanspanmiddelen worden gevormd door een schroef of bout (4).

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de aanspanmiddelen een "tie rib" of een ander trekorgaan (5,18-20) omvatten.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de aanspanmiddelen een trekveer (18) omvatten.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij is voorzien in een drukschoen (9) die enerzijds is verbonden met één of meer klemdelen en anderzijds met de aanspanmiddelen.