NL1038123C2 - Houder, en samenstel van houder en uitstrijkelement. - Google Patents

Description

Houder, en samenstel van houder en uitstrijkelement

Eenmaal een octrooiaanvraag ingediend mag er niets meer aan toegevoegd worden. Aangezien er nog een constructievorm toegevoegd moet worden aan de ingediende octrooiaanvraag nr 1037720—16 februari 2010 met beroep op voorrang nr 2005003—30 juni 5 2010 volgt hier nog een octrooiaanvraag. De houder met uitstrijkelement welke toegevoegd wordt, verschilt op de manier waarop de houder geopend en gesloten wordt ( bekend van doppen op onder andere bepaalde sportdrankjes) inclusief een andere vorm dop die het uitstrijkelement afschermt van zijn omgeving. De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder voor het opnemen van een viskeus materiaal, omvattende een uitstroomopening 10 voor het naar buiten laten stromen van een viskeus materiaal vanuit de houder en uitdrijfmiddelen voor het door de uitstroomopening naar buiten uitdrijven van een zich in de houder bevindend viskeus materiaal.

Een dergelijke houder is bekend, bijvoorbeeld een tube tandpasta of een flacon braadboter. Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een houder met een additionele functie.

15 Dit doel wordt bereikt met de houder volgens de uitvinding, welke is voorzien van een uitstrijkelement voor het uitstrijken van een viskeus materiaal uit de houder, welk uitstrijkelement een uitsteeksel van de houder vormt waarvan een distaai eindgedeelte op afstand van de uitstroomopening is gelegen.

De houder volgens de uitvinding biedt de mogelijkheid om zowel het viskeuze materiaal aan te 20 voeren als uit te strijken op een oppervlak. Voor het uitstrijken dient een gedeelte van de houder zelf als handvat voor het uitstrijkelement.

Vele viskeuze materialen en toepassingen zijn denkbaar, zoals boter, eetbare of niet-eetbare pasta, flexibele kit of lijm. Bij eetbare pasta's kan gedacht worden aan smeerkaas, leverpastei, pindakaas, chocopasta, stroop en dergelijke. Ook kan gedacht worden aan 25 plamuurmiddel als viskeus materiaal, waarbij het uitstrijkelement de vorm van een plamuurmes kan hebben. In het algemeen kan bij viskeuze materialen worden gedacht aan halfvloeibare stoffen.Een distaai eindgedeelte wil zeggen dat het een eindgedeelte van het uitstekende uitstrijkelement is, dat verder in buitenwaartse richting van de houder is gelegen dan een daartegenover gelegen proximaal eindgedeelte van het uitstrijkelement.

30 Hoewel het distale eindgedeelte van het uitstrijkelement op afstand van de uitstroomopening is gelegen, kan een proximaal eindgedeelte van het uitstrijkelement eventueel ter plaatse van de uitstroomopening zijn gelegen. In dat geval kan het uitstrijkelement zodanig ten opzichte van de uitstroom opening zijn gepositioneerd, dat het 1 03 8123 2 viskeuze materiaal na uitdrijving uit de houder direct op het uitstrijkelement terechtkomt.

Het uitstrijkelement kan een langwerpige vorm hebben. Het is bij voorkeur langer dan 30% van de lengte van de houder, en bij hogere voorkeur langer dan 4 cm.

In een praktische uitvoeringsvorm is het uitstrijkelement flexibel en tenminste 5 buigzaam. Dit vergemakkelijkt het uitsmeren van het viskeuze materiaal. Het uitstrijkelement kan een geheel platte of een gebogen zijde hebben.

Het uitstrijkelement kan bijvoorbeeld een C-vormige dwarsdoorsnede hebben. Verder is het mogelijk dat de dwarsdoorsnede over de lengterichting van het uitstrijkelement verandert.

In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de uitdrijfmiddelen gevormd door de 10 vervormbaarheid van de houder teneinde het volume in de houder te kunnen verkleinen. In de praktijk kan de houder een tube zijn. De tube kan zodanige eigenschappen hebben dat na het samenknijpen en uitdrijven van het viskeuze materiaal de oorspronkelijke vorm daarvan weer terugkeert, zodat de handvatvorm van de houder voor de smeerbeweging gehandhaafd blijft.

Een afsluitdop kan losmaakbaar op de houder zijn gemonteerd. De afsluitdop kan 15 zodanig zijn uitgevoerd, dat deze in gemonteerde toestand het uitstrijkelement van de omgeving afscheidt.De uitvoeringsvorm zal hierna verder worden toegelicht aan de hand van tekeningen, welke schematisch zijn weergegeven.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de houder met uitstrijkelement volgens de uitvinding, in gesloten toestand.

20 Fig. 2 is een zijaanzicht van de uitvoeringsvorm volgens fig. 1.

Fig. 3 is een doorsnedenaanzicht van de dop in gesloten toestand, waarbij het uitstrijkelement is weggelaten.

Fig. 4 toont de positionering van het uitstrijkelement ten opzichte van de uitstroomopening.

25 Fig. 5 is een doorsnedenaanzicht van de dop waarbij het schuifbare deel is uitgetrokken, in de tekening geheel naar links geschoven en het uitstrijkelement is weggelaten.

Fig. 6 is een doorsnedenaanzicht van de dop waarbij het schuifbare deel, met daaraan vast het uitstrijkelement, is weggelaten.

Fig. 7 is een frontaal aanzicht van de dop zonder schuifbare deel, zoals weergegeven 30 in fig.6.

Fig. 8 is een doorsnedenaanzicht van een afsluitdop voor de houder volgens fig.l.

In fig. 1 wordt een uitvoeringsvorm van een houder 1 volgens de uitvinding getoond. De houder 1 bevat een viskeus materiaal 2 zoals boter, chocopasta of een vergelijkbare substantie. Door het schuifbare deel 8 uit te trekken,(geheel naar links te schuiven) wordt de 35 houder geopend. De houder 1 omvat een uitstroomopening 3 (niet zichtbaar) waardoor het 3 viskeuze materiaal 2 vanuit de houder 1 naar buiten kan stromen. In deze uitvoeringsvorm is de houder 1 een tube. Door het samen knijpen van de tube 1 kan het viskeuze materiaal 2 uit de tube 1 worden gedreven. In dit geval vormt daarom de tube 1 zelf de uitdrijfmiddelen voor het door de uitstroomopening 3 naar buiten uitdrijven van het viskeuze materiaal 2. De tube 1 5 is verder voorzien van een uitstrijkelement 4 voor het uitstrijken van het uit de tube 1 uitgedreven viskeuze materiaal 2.

Fig. 1 toont dat het uitstrijkelement 4 een uitsteeksel van de tube 1 vormt. Het uitstrijkelement 4 heeft een proximaal eindgedeelte 5 en een distaai eindgedeelte 6. Het distale eindgedeelte 6 ligt in buitenwaartse richting van de tube 1 gezien verder weg dan het daartegenover gelegen 10 proximale eindgedeelte 5 van het uitstrijkelement 4. Verder is in de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm het distale eindgedeelte 6 op afstand van de uitstroomopening 3 gelegen, terwijl het proximale eindgedeelte 5 ter plaatse van de uitstroomopening 3 is gelegen.

In de uitvoering weergegeven in fig. 1 is schroefdraad 10 getekend maar kan ook uit één stuk zijn gemaakt.Het gedeelte van de tube 1 waarin zich het viskeuze materiaal 2 bevindt 15 heeft een langwerpige vorm en versmalt vanaf het op afstand van de uitstroomopening 3 gelegen uiteinde van de tube 1 naar het nabij de uitstroomopening 3 gelegen gedeelte van de tube 1. De grootte en de vorm van de tube 1 kan heel verschillend zijn.

De lengte en doorsnede van de tube 1 zijn bij voorkeur zodanig dat deze goed hanteerbaar is, dus zowel in het licht van het uitduwen van het viskeuze materiaal 2 als in het licht van het 20 uitsmeren. Dus ook als de tube bijna leeg is, is het gewenst dat de grootte en vorm van de tube nog steeds zodanig is dat nog goed gesmeerd kan worden, omdat de tube 1 zelf als handvat voor het uitstrijkelement 4 fungeert. Het is eventueel mogelijk om de tube 1 een zodanige vorm te geven, dat deze ergonomisch goed in de hand licht.

Het uitstrijkelement 4 heeft ook een langwerpige vorm. De lengte richting van het 25 uitstrijkelement 4 komt overeen met de lengterichting van de tube 1. Het uitstrijkelement 4 heeft in deze uitvoeringsvorm een smeerkant 7, die in de lengterichting van het uitstrijkelement 4 onder een hoek met de hartlijn van de tube 1 staat. Hierdoor kan bij het smeren op een horizontaal vlak de tube onder een hoek met het horizontale vlak worden gehouden. De vorm van het uitstrijkelement 4 kan ook een lepel vorm hebben, of meer 30 algemeen een C-vormige dwarsdoorsnede. Het uitstrijkelement 4 kan ook een gekromd vlak hebben, dat in buitenwaartse richting overgaat ineen althans ongeveer plat vlak. De lengte van het uitstrijkelement 4 kan afhankelijk van de lengte van de tube 1 zijn, maar dat is niet noodzakelijk. Een praktische lengte om boter op een boterham te smeren, is bijvoorbeeld 4-5 cm, maar voor andere toepassingen zijn andere lengtes mogelijk. Om het uitsmeren van het 35 viskeuze materiaal 2 verder te vergemakkelijken, is het uitstrijkelement 4 buigzaam, zoals 4 bijvoorbeeld ook het geval is bij kunststof bestek.

De positionering van het uitstrijkelement 4 ten opzichte van de uitstroomopening 3 is te zien in fig.4, de uitstroomopening 3 ligt ter plaatse van de hartlijn van de tube 1 en het uitstrijkelement 4 strekt zich aan de buitenzijde van de uitstroomopening 3 uit. Er zijn nog vele 5 andere posities ten opzichte van de uitstroomopening 3 mogelijk. De uitstroomopening 3 kan bijvoorbeeld ook op afstand van de hartlijn van de tube 1 zijn gelegen, terwijl het uitstrijkelement 4 ter plaatse van de hartlijn van de tube 1 is gelegen. In dat geval kan de tube 1 zodanig worden vastgehouden, dat bij het samenknijpen daarvan het viskeuze materiaal 2 direct op een zijde van het uitstrijkelement 4 komt. Daardoor kan het viskeuze materiaal 2 op 10 het uitstrijkelement 4 direct worden uitgesmeerd.

Fig. 8 toont een afsluitdop 14, die na gebruik op de houder 1 kan worden bevestigd. Daartoe is de afsluitdop 14 en de houder 1 voorzien van een bajonetkoppeling 9. In plaats van de bajonetkoppeling 9 zijn allerlei andere verbindingsvormen mogelijk zoals schroefdraad of een klikverbinding. Bij voorkeur is de schroefdraad of bajonetverbinding 9 zodanig dat de 15 afsluitdop 14 aan de tube 1 vastgemaakt kan worden met minder dan één omwenteling, zodat het op en afschroeven snel kan gebeuren.

De bovenzijde van de afsluitdop 14 is althans ongeveer vlak, zodat de tube 1 met de afsluitdop 14 naar beneden gericht op een plat vlak stabiel kan blijven staan. Dit heeft als voordeel dat in ongebruikte toestand de viskeuze massa 2 in de richting van de 20 uitstroomopening 3 zakt en voor gebruik direct ter plaatse van de uitstroomopening 3 aanwezig is om de tube 1 uitgeduwd te worden.

Het uitstrijkelement 4 vormt één geheel met het schuifbare gedeelte 8, waarmee de houder 1 geopend en afgesloten wordt. Wanneer het schuifbare gedeelte 8 ingedrukt is, geheel naar rechts is geschoven volgens fig.l, is de houder afgesloten door het pinvormige deel 12, in gat 25 3, zie fig.3.Door het schuifbare gedeelte 8 uit te trekken, geheel naar links te schuiven volgens fig.5, komt de opening 3 vrij welke pin 12 afsloot.Na gebruik wordt het schuifbare gedeelte 8 weer naar rechts geschoven en is de houder 1 weer afjgesloten. Het uitstrijkelement 4 kan nu eventueel onder de kraan worden afgewassen.Om het uitstrijkelement 4 af te scheiden van zijn omgeving wordt dop 14 op de houder aangebracht, zoals eerder genoemd, door middel 30 van een bajonetsluiting 9 of schroefdraad of klikverbinding.Het aantal ribben 13 waar langs de inhoud uit de houder stroomt zijn er minimaal twee maar kunnen er ook veel meer zijn. In fig 7 zijn er 8 getekend.

De constructievorm weergegeven in fig 1 kan één geheel vormen met de houder 1 maar kan ook uitgevoerd worden met bijvoorbeeld een schroefdraadverbinding 10 zoals schematisch is 35 weergegeven.Daardoor is het eventueel mogelijk om dop 14 in fig .8 en dop 11, inclusief 5 uitstrijkelement 4, op een nieuwe houder 1 te bevestigen waarvan dan eerst de dop en een afsluitfolie verwijderd moeten worden.

Het uitstrijkelement 4 en ook de tube 1 kunnen zijn gemaakt van een kunststof, maar metaal is ook denkbaar.

5 De uitvinding is niet beperkt tot de in de tekeningen weergegeven en hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden die op verschillende manieren binnen het kader van de uitvinding kunnen worden gevarieerd. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de tube cilindervormig is in plaats van taps zoals in de getoonde figuren. Verder zijn alternatieve uitdrijfmiddelen denkbaar om het viskeuze materiaal de houder uit te drijven.

10 Voordeel van deze toegevoegde uitvoeringsvorm:

In gesloten toestand is deze uitvoeringsvorm goed afgesloten, zowel met dop 11 als met dop 14 en kan in gesloten toestand, dus wanneer het schuifbare deel 8 inclusief smeerelement 4, is ingedrukt eventueel afgewassen worden onder de kraan.

15 20 25 1 03 8 1 23

Claims (11)

1. Houder (1) voor het opnemen van een viskeus materiaal (2), omvattende een dop (11), één geheel vormend met houder (1) of op- en afschroefbaar door middel van schroefverbinding (10), met daarin uitstroomopening (3) voor het naar buiten laten stromen 5 van een viskeus materiaal (2) vanuit de houder (1) en uitdrijfmiddelen voor het door de uitstroomopening (3) naar buiten uitdrijven van een zich in de houder (1) bevindend viskeus materiaal (2), waarbij dop (11) is voorzien van een schuifbaar deel (8), waarmee houder (1) geopend en afgesloten wordt en één geheel vormt met uitstrijkelement (4) voor het uitstrijken van een viskeus materiaal (2) uit de houder (1), welke uitstrijkelement (4) een 10 uitsteeksel van de houder (1) vormt waarvan een distaai eindgedeelte (6) op afstand van de uitstroomopening (3) is gelegen.

2. Houder (1) volgens conclusie 1, waarbij een proximaal eindgedeelte (5) van het uitstrijkelement (4) ter plaatse van de uitstroomopening (3) is gelegen.

3. houder (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het uitstrijkelement (4) een langwerpige 15 vorm heeft, zoals gezien vanaf de houder (1).

4 Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstrijkelement (4) flexibel is en ten minste buigzaam is.

5. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstrijkelement (4)langer is dan 30% van de lengte van de houder (1), en bij voorkeur langer is dan 4cm.

6. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstrijkelement (4) een platte zijde heeft.

7. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstrijkelement (4) een gebogen zijde heeft.

8. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het uitstrijkelement (4) 25 een C-vormige dwarsdoorsnede heeft.

9. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de uitdrijfmiddelen worden gevormd door de vervormbaarheid van de houder (1) teneinde het volume in de houder (1) te kunnen verkleinen.

10. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de houder een tube (1) 30 is.

11. Houder (1) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een afsluitdop (14) losmaakbaar op de houder (1) is gemonteerd, welke het uitstrijkelement (4) van de omgeving afscheidt. 1 03 8 1 23