NL1037815C2 - Hooibouwinrichting. - Google Patents
Hooibouwinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1037815C2 NL1037815C2 NL1037815A NL1037815A NL1037815C2 NL 1037815 C2 NL1037815 C2 NL 1037815C2 NL 1037815 A NL1037815 A NL 1037815A NL 1037815 A NL1037815 A NL 1037815A NL 1037815 C2 NL1037815 C2 NL 1037815C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- control unit
- crop
- transfer means
- crop processing
- data
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D78/00—Haymakers with tines moving with respect to the machine
- A01D78/08—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels
- A01D78/10—Haymakers with tines moving with respect to the machine with tine-carrying rotary heads or wheels the tines rotating about a substantially vertical axis
- A01D78/1085—Having two rows of rotors on two different horizontal lines perpendicular to the advance direction of the machine
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01B—SOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
- A01B69/00—Steering of agricultural machines or implements; Guiding agricultural machines or implements on a desired track
- A01B69/003—Steering or guiding of machines or implements pushed or pulled by or mounted on agricultural vehicles such as tractors, e.g. by lateral shifting of the towing connection
- A01B69/004—Steering or guiding of machines or implements pushed or pulled by or mounted on agricultural vehicles such as tractors, e.g. by lateral shifting of the towing connection automatic
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Control Of Position, Course, Altitude, Or Attitude Of Moving Bodies (AREA)
- Guiding Agricultural Machines (AREA)
- Manipulator (AREA)
Description
Hooibouwinrichting ACHTERGROND VAN DE UITVINDING 5
De uitvinding heeft betrekking op een hooibouwinrichting, zoals een maaier voor gewas, of een hark, een schudder of keerder voor gemaaid gewas, waarbij de gewasverwerkingswerktuigen van de inrichting beheerst verplaatsbaar zijn tussen een werkstand in aangrijping met het gewas en een stand op afstand 10 van het gewas.
Bij het verwerken van een gewas in hooibouw wordt de verwerkingsinrichting, zoals een harkinrichting, in parallelle, heen en terug gaande werkslagen over het maaiveld verplaatst. Het over 180 graden keren van de hooibouwinrichting vindt plaats op dwarsstroken van het maaiveld, aan het begin 15 en aan het eind van het gebied waar de parallelle werkslagen worden uitgevoerd. Die dwarsstroken worden ook wel kopakker genoemd.
Uit overwegingen van efficiency worden de kopakkers bewerkt in aparte werkslagen gewoonlijk volgens de hoofdrichting van de kopakkers. Gewoonlijk worden de kopakkers eerst bewerkt. Het gewas ligt dan nog enige tijd 20 op het maaiveld, verspreid of in langgerekte zwaden.
Teneinde te voorkomen dat het gewas op de kopakker in ongewenste mate wordt beroerd door de werktuigen van de hooibouwinrichting brengt men deze werktuigen bij het binnenrijden van de kopakker aan het eind van een werkslag in een hogere stand, een paraatstand, waarin het gewas 25 functioneel niet wordt beroerd. Bij het vanaf de kopakker weer binnenrijden van het te bewerken gebied brengt men de werktuigen weer in de werkstand.
Uit NL octrooiaanvrage 95.00642 is een trekker bekend, die voorzien is van twee of meer, van elkaar verschillende, achter elkaar werkzame en opgestelde werktuigen, die in een ingestelde tijdsvolgorde na elkaar geheven en 30 neergelaten kunnen worden. De werktuigen kunnen bijvoorbeeld een combinatie maaier en hark vormen.
EP octrooiaanvrage 0.788.730 betreft het bij het ontmoeten van een dwars op de werkrichting gelegen zwad in een bepaalde tijdsvolgorde heffen en neerlaten van achter elkaar opgestelde werktuigen, zoals harken.
1037815 «r 2 EP octrooiaanvrage 1.364.573 stelt het snelheids-onafhankelijk in volgorde heffen/neerlaten van het voorste paar harken en het achterste paar harken bij het binnenrijden van de kopakker, respectievelijk bij het verlaten daarvan.
5 Uit EP octrooiaanvrage 1.306.000 is bekend om in bedrijf van een zelfrijdende maai-inrichting met vooraan een maaibalk en zowel links als rechts een maaibalk de voorste maaibalk en het paar zij-maaibalken bij het binnenrijden en verlaten van een kopakker na elkaar te heffen en neer te laten.
10 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een doel van de uitvinding is een hooibouwinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee ook bij het binnengaan en het verlaten van een kopakker die onder een schuine hoek staat met de werkslagen 15 een efficiënte volgorde van het heffen en neerlaten van de gewasverwerkingswerktuigen gerealiseerd kan worden.
Een doel van de uitvinding is een hooibouwinrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee bij het binnengaan en het verlaten van een kopakker die onder een schuine hoek staat met de werkslagen een zo goed 20 mogelijke afstemming van het heffen en neerlaten van de gewasverwerkingswerktuigen op de hoek van overgangslijn gerealiseerd kan worden.
Voor het bereiken van althans één dan deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een hooibouwinrichting, omvattend een in een 25 werkrichting verrijdbaar frame met tenminste een eerste en een tweede gewasverwerkingswerktuig, in het bijzonder gewasverplaatsingswerktuig, in het bijzonder harkwerktuig, die naast elkaar opgesteld zijn, en eerste en tweede overbrengingmiddelen voor het overbrengen van respectievelijk de eerste en tweede gewas-verwerkingswerktuigen van een werkstand waarin het gewas wordt 30 beroerd voor verplaatsing daarvan en een paraatstand, waarin het gewas functioneel niet wordt beroerd, en vice versa, een programmeerbare besturingseenheid voor de overbrengmiddelen, waarbij de eerste en tweede overbrengingsmiddelen onafhankelijk van elkaar activeerbaar zijn door de 3 besturingseenheid, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het verwerken van een eerste gegeven indicatief voor de hoek tussen de werkrichting van een werkslag van de inrichting over het terrein en tenminste één grenslijn, in het bijzonder beginlijn of eindlijn, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het bij 5 aankomst van de inrichting bij een onder een schuine hoek op de werkrichting staande grenslijn na elkaar activeren van de eerste en tweede overbrengmiddelen in afhankelijkheid van het eerste gegeven.
Aldus zullen de eerste en tweede gewasverwerkingswerktuigen bij het naderen van de onder een schuine hoek ten opzichte van de werkrichting 10 staande grenslijn onafhankelijk van elkaar in of uit de werkstand worden bewogen, waardoor een optimale afstemming op de werkelijke situatie mogelijk is. Het heffen of neerlaten van het ene gewasverwerkingswerktuig hoeft het andere gewasverwerkingswerktuig niet te beïnvloeden. De gebruiker van de inrichting hoeft in het geval van twee naast elkaar geplaatste werktuigen niet zelf in te 15 schatten wanneer hij het tweede werktuig, na het eerste werktuig, moet neerlaten of heffen. Bij een hoek van 90 graden zullen de beide gewasverwerkingswerktuigen tegelijk geheven/neergelaten kunnen worden.
In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding omvat deze een derde gewas-verwerkingswerktuig, bij voorkeur van hetzelfde 20 soort als de eerste en tweede gewasverwerkingswerktuigen, waarbij het derde gewas-verwerkingswerktuig in werkrichting achter de eerste en tweede gewasverwerkingswerktuigen gelegen is, en omvattend derde overbrengingmiddelen voor het overbrengen van het derde gewas-verwerkingswerktuig van een werkstand waarin het gewas wordt beroerd voor verwerking daarvan en een 25 paraatstand, waarin het gewas functioneel niet wordt beroerd, en vice versa, waarbij de eerste en tweede en derde overbrengingsmiddelen onafhankelijk van elkaar activeerbaar zijn door de besturingseenheid, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het bij aankomst van de inrichting bij de grenslijn na de eerste en/of tweede overbrengmiddelen activeren van de derde overbrengmiddelen in 30 afhankelijkheid van het eerste gegeven.
De aldus uitgevoerde inrichting volgens de uitvinding kan worden uitgebreid met een vierde gewas-verwerkingswerktuig, waarbij het vierde gewas-verwerkingswerktuig naast het derde gewas-verwerkingswerktuig gelegen is en 4 van hetzelfde soort is, en omvattend vierde overbengmiddelen voor het overbrengen van het vierde gewas-verwerkingswerktuig van een werkstand waarin het gewas wordt beroerd voor verwerking daarvan en een paraatstand, waarin het gewas functioneel niet wordt beroerd, en vice versa, waarbij de eerste, tweede, 5 derde en vierde overbrengingsmiddelen onafhankelijk van elkaar activeerbaar zijn door de besturingseenheid, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het bij aankomst van de inrichting bij de grenslijn na de eerste en/of tweede overbrengmiddelen en voor, tegelijk met of na de derde overbrengmiddelen activeren van de vierde overbrengmiddelen in afhankelijkheid van het eerste 10 gegeven.
In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding is de besturingseenheid ingericht voor het verwerken van een tweede gegeven indicatief voor de hoek tussen de werkrichting van een werkslag van de inrichting over het terrein en een referentielijn, in het bijzonder de Noord, waarbij de 15 besturingseenheid ingericht is voor het aanpassen van het eerste gegeven in overeenstemming met een bij wijziging van het tweede gegeven. Wanneer de werkrichting gewijzigd wordt en de inrichting onder een andere hoek de grenslijn nadert wordt daarmee rekening gehouden bij het activeren van de diverse overbrengmiddelen, zodat die activatie niet te laat ofte vroeg plaats zal vinden.
20 De gewas-verwerkingswerktuigen kunnen om respectieve rotatiehartlijnen roteerbaar zijn, in het bijzonder om in de werkstand in hoofdzaak verticale rotatiehartlijnen. In het bijzonder kunnen de gewasverwerkingswerktuigen uitgevoerd zijn als zogenoemde cirkelharken. De cirkelharken kunnen op op zich bekende wijze elk aangebracht zijn op eigen zwenkarm, die door middel van 25 bijvoorbeeld een cilinder verzwenkt kan worden om een in hoofdzaak horizontale zwenkhartlijn.
De rotatiehartlijnen van het eerste en tweede gewasverwerkingswerktuig zijn bij voorkeur in hoofdzaak op een lijn loodrecht op de werkrichting gelegen. De rotatiehartlijnen van het derde en vierde 30 gewasverwerkingswerktuig zijn bij voorkeur in hoofdzaak op een lijn loodrecht op de werkrichting gelegen.
In een verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de uitvinding is de besturingseenheid voorzien van een geheugen voor opslag van derde 5 gegevens indicatief voor de positie van elk op de inrichting aanwezige gewasverwerkingswerktuig ten opzichte van dat punt, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het activeren van de genoemde overbrengmiddelen mede in afhankelijkheid van de derde gegevens. Aldus wordt rekening gehouden met de 5 onderlinge afstand tussen de gewasverwerkingswerktuigen.
In een verdere ontwikkeling hiervan is de inrichting voorzien van meetmiddelen voor het meten van de afstand van de gewasverwerkingswerktuigen tot het referentiepunt, dan wel een verandering daarvan, welke meetmiddelen in werkzaam verband zijn met de 10 besturingseenheid voor afgifte van een betreffend meetsignaal voor opslag als derde gegevens.
In een verdere ontwikkeling is de inrichting voorts voorzien van middelen voor het meten van een vierde gegeven indicatief voor de snelheid van een punt van de inrichting in werkrichting, welke meetmiddelen in werkzaam 15 verband zijn met de besturingseenheid voor afgifte van een betreffend meetsignaal, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het activeren van de genoemde overbrengmiddelen mede in afhankelijkheid van de derde en vierde gegevens.
Aldus kan de volorde van activeren van de genoemde 20 overbrengmiddelen worden afgestemd op de snelheid van de inrichting bij het naderen en overschrijden van de grenslijn.
De inrichting kan zijn voorzien van een door een persoon te bedienen bedieningsmiddel voor het door de besturingseenheid laten activeren van de eerste overbrengmiddelen. Hiermee kan de gebruiker van de inrichting bij 25 het naderen van de grenslijn zelf het moment van het in gang zetten van het heffen/neerlaten bepalen, waarna de besturingseenheid verder voor de activering van de andere genoemde overbrengmiddelen, in de juiste volgorde, zorgt.
Opgemerkt wordt dat in WO octrooiaanvrage 84/02250 een meervoudige ploeg wordt getoond, waarin de ploegenscharen versprongen achter 30 elkaar zijn opgesteld, waarbij bij het bereiken van de dwars op de werkrichting staande overgangslijn naar een kopakker de ploegscharen achter elkaar geheven kunnen worden om te verzekeren dat toch al het bodemoppervlak wordt bewerkt.
Voorts wordt genoemd EP octrooiaanvrage 0.807.373, waarin ter 6 voorkoming van een zig-zagvormige overgangslijn voorgesteld is om een schuin achterwaarts en zijwaarts vanaf een trekker reikende, van een reeks ploegscharen voorziene balk gestuurd te heffen en neerlaten bij het bereiken van een onder een van 90 graden afwijkende hoek met de werkrichting staande overgangslijn naar 5 een kopakker. Daarbij wordt de balk als geheel vanaf de driepuntsophanging geheven en neergelaten, maar is een extra kantelbeweging van de reeks ploegscharen als geheel mogelijk met behulp van een aan balkeind, bij een steunwiel, voorziene cilinder. Met een instelbare besturingseenheid kan het moment waarop de cilinder wordt geactiveerd worden ingesteld, om het moment 10 van in- en uit de grond treden van de ploegscharen te beïnvloeden. Het heffen en neerlaten van de balk en het kantelen kan mede in afhankelijkheid van de gemeten afgelegde afstand of gemeten snelheid/tijd plaatsvinden. Doordat de ploegscharen als groep worden gekanteld wordt de effectiviteit van elke ploegschaar beïnvloed bij het veranderen van de hoogte van het balkeind.
15 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten 20 welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de 25 bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuur 1 en schematisch bovenaanzicht op een inrichting volgens de uitvinding;
Figuur 1A een schematische afbeelding van een besturingseenheid voor de inrichting van figuur 1; 30 Figuur 2 een schematische weergave van een werkplan voor de inrichting van figuur 1; en
Figuren 2A-L opeenvolgende stappen in het gebruik van de inrichting van figuur 1 in het werkplan van figuur 2.
7
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De hooibouwinrichting 1 van figuur 1 omvat een trekker 2 met een cabine 3 en een door de trekker getrokken harkinrichting 4, die met 5 koppelmiddelen 5 bevestigd is aan een ophanging 6 van de trekker 2.
In de cabine 3 van de trekker 2 bevindt zich een programmeerbare besturingseenheid 20 met bedienings/invoerpaneel 21 voor de diverse aandrijvingen in de hooibouwinrichting 1.
Vanaf de trekker 2 lopen aandrijfassen 7a, hydraulische leidingen 10 7b, electrische leidingen 7c en dataleidingen 7d naar de harkinrichting 4 voor het (laten) uitvoeren van verschillende functies, zoals het roteren van de cirkelharken 12a,b, 13a,b, het uitzetten/intrekken van de cilinders 16a,b, 17a,b, verlichting en meters, en doorgifte van meetgegeven naar de besturingseenheid 20.
De harkinrichting 4 omvat een frame met een langsbalk 9 met 15 langshartlijn S en achteraan een dwarsdrager 10 met steunwielen 11a,b. De harkinrichting heeft een merkpunt M, dat op een bekende afstanden in langsrichting en in dwarsrichting is gelegen van de rotorhartlijnen R1,2,3,4. De harkinrichting 4 omvat vier cirkelharken 12a,b en 13a,b, die respectievelijke, in de weergegeven werkstand in hoofdzaak verticale rotatiehartlijnen R1,2,3,4 bezitten. 20 De cirkelharken 12a,b en 13a,b zijn gelijksoortig aan elkaar en omvatten op bekende wijze een aantal in hoofdzaak radiaal reikende harkarmen die aan hun uiteinden zijn voorzien van groepen harktanden.
De cirkelharken 12a en 12b zijn bevestigd op zwenkarmen 14a, 14b, en daarmee verzwenkbaar om in hoofdzaak horizontale hartlijnen S1,S2 tussen 25 de weergegeven werkstand en een of meer geheven buiten-bedrijfstanden. Voor het uitvoeren van de zwenkbeweging zijn overbrengmiddelen vormende cilinders 16a, 16b voorzien, welke bediend worden via de besturingseenheid 20. De rotorhartlijnen R1 en R2 liggen op een lijn die gelegen is in een dwarsvlak dat loodrecht staat op langshartlijn S.
30 De cirkelharken 13a en 13b zijn bevestigd op zwenkarmen 15a, 15b, en daarmee verzwenkbaar om in hoofdzaak horizontale hartlijnen S3,S4 tussen de weergegeven werkstand en een of meer geheven buiten-bedrijfstanden. Voor het uitvoeren van de zwenkbeweging zijn overbrengmiddelen vormende cilinders 8 17a, 17b voorzien, welke bediend worden via de besturingseenheid 20. De zwenkarmen 15a,b zijn korter dan de zwenkarmen 14a,b. De rotorhartlijnen R3 en R4 liggen op een lijn die gelegen is in een dwarsvlak dat loodrecht staat op langshartlijn S.
5 De genoemde buiten-bedriifstanden omvatten een transportstand waarin de zwenkarmen in hoofdzaak verticaal omhoog gericht zijn, alsmede paraatstanden, waarin de harktanden van de cirkelharken 12a,b, 13a,b het te harken, op een maaiveld liggend gewas, niet functioneel beroeren, dat wil zeggen dat zij daarop niet de harkfunctie uitoefenen.
10 De nader in figuur 1A weergegeven besturingseenheid 20 kan via het bedieningspaneel 21 eerste gegevens ingevoerd krijgen omtrent de hoek tussen de werkrichting en de grenslijn die de overgang vormt tussen een hoofdgebied en een kopakker. Dit kan door middel van het ingeven van de waarde (aantal graden) van de betreffende hoek met een draaiknop 22 het 15 gradenaanwijzer en het bevestigen daarvan.
In de besturingseenheid 20 zijn vooraf -in de fabriek- al ingevoerd de afstanden in langsrichting tussen M en de voorzijdes van de cirkelharken 12a, 12b, 13a, 13b, alsmede de afstanden daartoe in dwarsrichting, als derde gegevens. Indien de zwenkarmen 14,a,b, 15a,b op zich telescopisch zijn kan 20 daarbij in een uitvoering tevens gebruik gemaakt worden van gegevens inzake de instelling van de lengte daarvan, in het bijzonder de afstand van R1-4 tot langshartlijn S. Daartoe kunnen dan sensoren op de zwenkarmen als lengtemeters geplaatst zijn die gegevens verstrekken aan de besturingseenheid 20.
25 De besturingseenheid 20 ontvangt tevens een gegeven van een snelheidsmeter van de trekker 2. Voorts is de besturingseenheid 20 voorzien van een GPS ontvanger.
In figuur 2 is een met de hooibouwmachine 1 te bewerken terrein 100 weergegeven. Het gras op dat terrein is eerder gemaaid, en ligt los verspreid. 30 Met de inrichting 1 dient het verspreid liggend gewas op op zich bekende wijze te worden geharkt tot in langgerekte zwaden. Voor het werk wordt het terrein 100 verdeeld in een centraal hoofdgebied 101, waar de inrichting 1 parallelle werkslagen kan uitvoeren, en twee kopakkers 102 en 103 waar de inrichting 1 kan 9 keren.
Aangegeven is -om hieronder te geven reden- de Noordrichting, de richting van de werkslagen W1,2, de grenslijn G1 tussen het hoofdgebied 101 en de kopakker 102 en de grenslijn G2 tussen het hoofdgebied 101 en de kopakker 5 103. De hoek gamma tussen Noordrichting en W1,2 bedraagt in dit voorbeeld 30 graden, de hoek delta tussen G1 en de Noordrichting 45 graden en de hoek epsilon tussen de Noordrichting en G2 15 graden. De hoek alpha tussen W1/W2 en G1 is daarbij 75 graden en de hoek beta tussen W1/W2 en G2 90 graden (in dit voorbeeld: W1,2 en G2 kunnen ook onder een andere hoek op elkaar staan.
10 De kopakkers 102,103 zijn bewerkt voordat het hoofdgebied 101 wordt bewerkt. Aldaar zijn al zwaden Z1 en Z2 gevormd, die eventueel ook wat dichter bij de grenslijn G1,G2 kunnen liggen. De inrichting 1 zal bij het wenden in de kopakkers 102 en 103 de zwaden Z1,2 kruisen, reden waarom het gewenst is de cirkelharken daarvan in de paraatstand te brengen tijdens dat wenden. 15 Daarenboven is het verspilling van vermogen om de harktanden in functioneel contact te houden met reeds geharkt oppervlak. Voor effectieve bewerking is het daarbij gewenst dat de cirkelharken bij het weer betreden van het hoofdgebied 101 op het juiste moment, op de juiste plaats, weer functioneel zijn.
In een eenvoudige uitvoering schat de bestuurder de grootte van de 20 hoek alpha tussen W1 en G1. Deze waarde stelt hij in met de draaiknop 22. Deze waarde wordt als eerste gegeven voor G1 in de besturingseenheid opgeslagen als hoekwaarde voor alpha. Hetzelfde gebeurd voor de grenslijn G2, waarbij de hoekwaarde voor beta tussen W2 en G2, opgeslagen als eerste gegeven voor G2. Die schattingen kan de bestuurder vooraf doen, aan het eind van het bewerken 25 van de kopakkers, al wetende wat de richting W1,2 zal zijn, of in een vóórslag op het hoofdgebied.
In figuur 2A rijdt de inrichting 1 met functionerende cirkelharken 12a,b, 13a,b in de eerste normale werkslag in de richting W1 en bereikt met de voorzijde van de cirkelhark 12a de grenslijn G1. Dan bedient de bestuurder van de 30 trekker 2 de knop 23 op het bedieningspaneel 21 om de besturingseenheid 20 de cilinder 16a in te trekken zodat de cirkelhark 12a naar de paraatstand zwenkt, naar de toestand van figuur 2B. De besturingseenheid heeft op basis van de eerder genoemde eerste, derde en vierde gegevens het moment bepaald waarop 10 de voorkant van cirkelhark 12b de grenslijn G1 bereikt en bedient dan de cilinder 16b om de cirkelhark 12b in de paraatstand te brengen, zie figuur 2C.
Hetzelfde doet de besturingseenheid 20 voor achtereenvolgens de derde cirkelhark 13a en de vierde cirkelhark 13b, zie de figuren 2D en 2E. De 5 harkinrichting 4 is nu functioneel vrij van het oppervlak en kan over de kopakker 102 rijden zonder het daarop gelegen zwad te verstoren, figuur 2F.
Deze volgorde in tijd slaat de besturingseenheid op in een geheugen, als gerelateerd aan overschrijding van G1.
Voor het beginnen van de volgende, teruggaande werkslag, richting 10 W2, dient de cirkelhark 12a weer als eerste bediend te worden, waartoe de bestuurder weer de knop 23 op het bedieningspaneel 21 bedient. De besturingseenheid 20 is ingericht om dan de eerder in het geheugen opgeslagen opeenvolging van handelingen bij de direct voorafgaande overschrijding van G1 toe te passen.
15 De besturingseenheid 20 laat de cilinder 16a aldus weer uitzetten om de zwenkarm 14a weer neerwaarts te zwenken, ter realisatie van de toestand van figuur 2H., en vervolgens de cilinder 16b om de cirkelhark 12b in de werkstand te brengen, zie figuur 2I. Hetzelfde doet de besturingseenheid 20 voor achtereenvolgens de derde cirkelhark 13a en de vierde cirkelhark 13b, zie de 20 figuren 2J en 2K. De harkinrichting 4 is nu geheel functioneel voor het harken van het gewas tijden het volgen van een baan naar de kopakker 103, figuur 2L.
Bij de grenslijn G2 vindt een procedure plaats die overeenkomst met die bij G1, echter op basis van de in de besturingseenheid ingevoerde hoek beta. De bestuurder van de trekker 2 bedient door de knop 23 weer de 25 besturingseenheid 20 om de cirkelhark 12a te laten heffen, waarbij vanwege de loodrechte hoek tussen grenslijn G2 en W2 de besturingseenheid 20 ook de cilinder 16b activeert om de cirkelhark 12b te heffen. De besturingseenheid bepaalt op basis van dat eerder genoemde eerste, derde en vierde gegevens het moment waarop de cilinders 17a,b moeten worden geactiveerd, en voert dat uit. 30 Net als bij de eerste passage van G1 wordt ook deze volgorde in tijd opgeslagen in een geheugen in de besturingseenheid als gerelateerd aan overschrijding van G2.
11
In een uitvoering is de besturingseenheid 20 ingericht voor het bijhouden van de gebeurtenissen van het bedienen van de cilinders 16a,b en 17a,b bij het overschrijden van de grenslijnen G1 en G2: op bij G1, neer bij G1, op 5 bij G2 en neer bij G2. Wanneer de inrichting weer op het hoofdgebied 101 in de richting W1 aankomt bij grenslijn G1, dan volgt de besturingseenheid 20 automatisch de eerder bepaalde en opgeslagen (tijd)volgorde voor G1, etcetera.
Indien de hoek tussen G2 en W2 niet loodrecht is dan volgt bij G2 een proces overeenkomstig aan dat bij G1, rekening houden met de specifieke 10 hoek beta.
Indien de snelheid bij het binnengaan van de kopakker sterk afwijkt van die bij het weer verlaten van de kopakker kan de bestuurder het automatisch gebruik van de voorgaande (tijd)volgorde onderdrukken, bijvoorbeeld door snel twee maal op knop 23 te drukken en vervolgens nog een keer op die knop. De 15 besturingseenheid staat dan voor die passage in een mode waarin opnieuw het gegeven van de snelheid wordt bepaald en gebruikt in het bepalen van de (tijds)volgorde.
Een vergelijkbare ingreep kan de bestuurder ook op andere momenten doen, bijvoorbeeld wanneer de werkelijke snelheid teveel afwijkt van 20 de snelheid die voor de betreffende grenslijn opgeslagen is bij de in de normale, eerste werkslag uitgevoerde passage daarvan. De bestuurder kan er ook voor kiezen om bij elke nieuwe pasage de snelheid opnieuw te laten bepalen en daarmee het vierde gegeven.
Het kan voorkomen dat W1 en/of W2 tijdens het werk wijzigen. In 25 dat geval kan het kompas in het GPS systeem benut worden, zie ook het voornoemde hoeken diagram. De besturingseenheid bepaalt de hoeken tussen de werkelijke werkrichtingen W1,2 en de Noord, vergelijkt die met de initieel bepaalde hoek gamma, en berekent daaruit een correctie ten opzichte van de initieel ingevoerde waarden voor alpha en beta.
30 In het bijzonder voor het geval de hoeken alpha en/of beta vrij scherp zijn kan in een verfijnde uitvoering door de besturingseenheid rekening worden gehouden met de werkelijke dwarsafstand van de rotorhartlijnen, in het bijzonder R1 en R2, tot de langshartlijn S, door gebruik te maken van de 12 gegevens van de voormelde lengtemeters.
Indien de grenslijnen langs hun lengte gedeelten met verschillende hoeken hebben kunnen de hoekgegevens daarvoor afzonderlijk worden ingevoerd in de besturingseenheid. Het bedieningspaneel geeft de bestuurder dan de 5 mogelijkheid om het van toepassing zijnde grenslijngedeelte te selecteren voor de besturingseenheid.
Indien de hooibouwinrichting niet over 180 graden wordt gewend in de kopakker maar zodanig is ingericht dat een teruggaande werkslag kan worden uitgevoerd door achteruit te rijden, dan kan de besturingseenheid de opgeslagen 10 volgorde van heffen van de werktuigen in omgekeerde zin laten uitvoeren.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de 15 reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
1 0 378 15
Claims (14)
1. Hooibouwinrichting (1), omvattend een in een werkrichting verrijdbaar frame met tenminste een eerste en een tweede gewas-5 verwerkingswerktuig, in het bijzonder gewasverplaatsingswerktuig, in het bijzonder harkwerktuig, die naast elkaar opgesteld zijn, en eerste en tweede overbrengingmiddelen voor het overbrengen van respectievelijk de eerste en tweede gewas-verwerkingswerktuigen van een werkstand waarin het gewas wordt beroerd voor verplaatsing daarvan en een paraatstand, waarin het gewas 10 functioneel niet wordt beroerd, en vice versa, een programmeerbare besturingseenheid (20) voor de overbrengmiddelen, met het kenmerk, dat de eerste en tweede overbrengingsmiddelen onafhankelijk van elkaar activeerbaar zijn door de besturingseenheid (20), dat de besturingseenheid ingericht is voor het verwerken van een eerste gegeven indicatief voor de hoek tussen de werkrichting 15 van een werkslag van de inrichting (1) over het terrein (100) en tenminste één grenslijn, in het bijzonder beginlijn of eindlijn, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het bij aankomst van de inrichting bij een onder een schuine hoek op de werkrichting staande grenslijn na elkaar activeren van de eerste en tweede overbrengmiddelen in afhankelijkheid van het eerste gegeven.
20. Inrichting (1) volgens conclusie 1, omvattend een derde gewas verwerkingswerktuig, waarbij het derde gewas-verwerkingswerktuig in werkrichting achter de eerste en tweede gewas-verwerkingswerktuigen gelegen is, en omvattend derde overbrengingmiddelen voor het overbrengen van het derde gewas-verwerkingswerktuig van een werkstand waarin het gewas wordt beroerd 25 voor verwerking daarvan en een paraatstand, waarin het gewas functioneel niet wordt beroerd, en vice versa, waarbij de eerste en tweede en derde overbrengingsmiddelen onafhankelijk van elkaar activeerbaar zijn door de besturingseenheid (20) waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het bij aankomst van de inrichting (1) bij de grenslijn na de eerste en/of tweede 30 overbrengmiddelen activeren van de derde overbrengmiddelen in afhankelijkheid van het eerste gegeven.
3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, waarbij het derde gewas- verwerkingswerktuig van hetzelfde soort is als de eerste en tweede gewas-verwerkingswerktuigen. 1 0 37 8 15
4. Inrichting (1) volgens conclusie 2 of 3, omvattend een vierde gewasverwerkingswerktuig, waarbij het vierde gewas-verwerkingswerktuig naast het derde gewas-verwerkingswerktuig gelegen is en van hetzelfde soort is, en omvattend vierde overbengmiddelen voor het overbrengen van het vierde gewas- 5 verwerkingswerktuig van een werkstand waarin het gewas wordt beroerd voor verwerking daarvan en een paraatstand, waarin het gewas functioneel niet wordt beroerd, en vice versa, waarbij de eerste, tweede, derde en vierde overbrengingsmiddelen onafhankelijk van elkaar activeerbaar zijn door de besturingseenheid (20), waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het bij 10 aankomst van de inrichting (1) bij de grenslijn na de eerste en/of tweede overbrengmiddelen en voor, tegelijk met of na de derde overbrengmiddelen activeren van de vierde overbrengmiddelen in afhankelijkheid van het eerste gegeven.
5. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 15 besturingseenheid ingericht is voor het verwerken van een tweede gegeven indicatief voor de hoek tussen de werkrichting van een werkslag van de inrichting (1) over het terrein (100) en een referentielijn, in het bijzonder de Noord, waarbij de besturingseenheid (20) ingericht is voor het aanpassen van het eerste gegeven in overeenstemming met een wijziging van het tweede gegeven.
6. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de gewas-verwerkingswerktuigen om respectieve rotatiehartlijnen roteerbaar zijn, in het bijzonder om in de werkstand in hoofdzaak verticale rotatiehartlijnen.
7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, waarbij de gewasverwerkingswerktuigen uitgevoerd zijn als zogenoemde cirkelharken.
8. Inrichting (1) volgens conclusie 7, waarbij de cirkelharken elk aangebracht zijn op eigen zwenkarm, die door middel van bijvoorbeeld een cilinder verzwenkt kan worden om een in hoofdzaak horizontale zwenkhartlijn.
9. Inrichting (1) volgens conclusie 6, 7 of 8, waarbij de rotatiehartlijnen van het eerste en tweede gewasverwerkingswerktuig in hoofdzaak op een lijn 30 loodrecht op de werkrichting zijn gelegen.
10. Inrichting (1) volgens één der conclusies 6-9, wanneer afhankelijk van conclusie 4, waarbij de rotatiehartlijnen van het derde en vierde gewasverwerkingswerktuig in hoofdzaak op een lijn loodrecht op de werkrichting zijn gelegen.
11. Inrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de besturingseenheid (20) voorzien is van een geheugen voor opslag van derde gegevens indicatief voor de positie van elk op de inrichting (1) aanwezige gewas- 5 verwerkingswerktuig ten opzichte van dat punt, waarbij de besturingseenheid (20) ingericht is voor het activeren van de genoemde overbrengmiddelen mede in afhankelijkheid van de derde gegevens
12. Inrichting (1) volgens conclusie 11, voorts voorzien van meetmiddelen voor het meten van de afstand van de 10 gewasverwerkingswerktuigen tot het referentiepunt, dan wel een verandering daarvan, welke meetmiddelen in werkzaam verband zijn met de besturingseenheid (20) voor afgifte van een betreffend meetsignaal voor opslag als derde gegevens.
13. Inrichting (1) volgens conclusie 11 of 12, waarbij de inrichting (1) 15 voorts is voorzien van middelen voor het meten van een vierde gegeven indicatief voor de snelheid van een punt van de inrichting (1) in werkrichting, welke meetmiddelen in werkzaam verband zijn met de besturingseenheid (20) voor afgifte van een betreffend meetsignaal, waarbij de besturingseenheid ingericht is voor het activeren van de genoemde overbrengmiddelen mede in afhankelijkheid 20 van de derde en vierde gegevens.
14. Inrichting (1) voorzien van één of meer van de in de bijgevoegde beschrijving en/of in de bijgevoegde tekeningen beschreven dan wel getoonde kenmerkende maatregelen. 25 1037815
Priority Applications (7)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1037815A NL1037815C2 (nl) | 2010-03-18 | 2010-03-18 | Hooibouwinrichting. |
RU2012144343/13A RU2562215C2 (ru) | 2010-03-18 | 2011-03-09 | Сеноуборочное устройство |
PCT/NL2011/000020 WO2011115477A1 (en) | 2010-03-18 | 2011-03-09 | Haymaking device |
PL11708344T PL2547188T3 (pl) | 2010-03-18 | 2011-03-09 | Urządzenie do obsługiwania siana |
DK11708344.4T DK2547188T3 (en) | 2010-03-18 | 2011-03-09 | HARVESTING DEVICE |
EP11708344.4A EP2547188B1 (en) | 2010-03-18 | 2011-03-09 | Haymaking device |
US13/621,882 US20130014480A1 (en) | 2010-03-18 | 2012-09-18 | Haymaking device |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1037815A NL1037815C2 (nl) | 2010-03-18 | 2010-03-18 | Hooibouwinrichting. |
NL1037815 | 2010-03-18 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1037815C2 true NL1037815C2 (nl) | 2011-09-20 |
Family
ID=43303823
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1037815A NL1037815C2 (nl) | 2010-03-18 | 2010-03-18 | Hooibouwinrichting. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US20130014480A1 (nl) |
EP (1) | EP2547188B1 (nl) |
DK (1) | DK2547188T3 (nl) |
NL (1) | NL1037815C2 (nl) |
PL (1) | PL2547188T3 (nl) |
RU (1) | RU2562215C2 (nl) |
WO (1) | WO2011115477A1 (nl) |
Families Citing this family (15)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE102010046938A1 (de) * | 2010-09-29 | 2012-04-26 | Claas Saulgau Gmbh | Verfahren und Vorrichtung zum Betreiben einer Rechkreiselaushubsteuerung |
NL2011697C2 (en) * | 2013-10-29 | 2015-04-30 | Forage Innovations Bv | Agricultural vehicle adapted for curve driving. |
JP6705686B2 (ja) * | 2016-03-31 | 2020-06-03 | 株式会社クボタ | 作業車 |
EP3251484B1 (de) | 2016-06-03 | 2018-09-26 | Kverneland Group Kerteminde A/S | Verfahren und vorrichtung zum betreiben einer landwirtschaftlichen maschine |
EP3378302B1 (en) * | 2017-03-21 | 2020-02-26 | Kverneland Group Mechatronics BV | Agricultural method for forming from previously-cut agricultural crop a windrow on a field |
EP3384755B1 (de) * | 2017-04-03 | 2020-06-10 | Kverneland Group Kerteminde AS | Verfahren zum steuern einer landwirtschaftlichen maschine beim schwaden eines ernteguts und eine anordnung mit einer landwirtschaftlichen maschine |
EP3384756B1 (de) * | 2017-04-03 | 2019-09-25 | Kverneland Group Kerteminde AS | Verfahren zum steuern einer landwirtschaftlichen maschine beim schwaden eines ernteguts auf einer landwirtschaftlichen nutzfläche und landwirtschaftliche maschine |
GB201905205D0 (en) * | 2019-04-12 | 2019-05-29 | Agco Feucht Gmbh | Agricultural implement |
JP7368203B2 (ja) | 2019-12-02 | 2023-10-24 | 三菱マヒンドラ農機株式会社 | 作業車両 |
GB201918845D0 (en) * | 2019-12-19 | 2020-02-05 | Agco Int Gmbh | Mower combination |
AT523684A1 (de) | 2020-04-08 | 2021-10-15 | Poettinger Landtechnik Gmbh | Verfahren zum Betreiben eines Mehrkreiselschwaders sowie Mehrkreiselschwader |
RU2778692C1 (ru) * | 2020-09-25 | 2022-08-23 | ФЖ Дайнемикс Ко., Лтд. | Способ автоматического изменения направления сельскохозяйственной машины, система для автоматического изменения направления сельскохозяйственной машины и их применение |
AT524930B1 (de) * | 2021-04-08 | 2022-12-15 | Poettinger Landtechnik Gmbh | Verfahren zum Säen mittels einer Sämaschine |
EP4282251A1 (en) * | 2022-05-25 | 2023-11-29 | CNH Industrial Belgium N.V. | A rotatable support for a ground-engaging element |
AU2023414165A1 (en) * | 2023-01-09 | 2024-09-05 | Topcon Positioning Systems, Inc. | Vehicle automatic control |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE19716379C1 (de) * | 1997-04-18 | 1998-06-18 | Krone Bernhard Gmbh Maschf | Heuwerbungsmaschine |
EP1013159A2 (de) * | 1998-12-23 | 2000-06-28 | Claas Saulgau Gmbh | Steuerung für landwirtschaftliche Arbeitsmaschine |
EP1306000A1 (de) * | 2001-10-23 | 2003-05-02 | Claas Saulgau Gmbh | Verfahren zur Optimierung der Erzeugung von qualitativ hochwertigem Futter |
DE20207865U1 (de) * | 2002-05-21 | 2003-10-02 | Kverneland Asa, Kverneland | Heuwerbungsmaschine |
EP1488679A1 (de) * | 2003-06-20 | 2004-12-22 | Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH | Heuwerbungsmaschine |
EP1658768A1 (de) * | 2002-12-13 | 2006-05-24 | Claas Saulgau Gmbh | Kreiselschwader |
Family Cites Families (14)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2039202A (en) * | 1979-01-12 | 1980-08-06 | Curtis Long Dev Ltd | A control system for an agricultural spraying machine or the like |
SU1107764A2 (ru) * | 1983-02-04 | 1984-08-15 | Чувашский сельскохозяйственный институт | Рабочий орган дл безотвальной обработки почвы |
FR2639507B1 (fr) * | 1988-11-28 | 1991-05-10 | Barlet Christian | Procede et dispositif pour l'epandage programme d'un produit actif a la surface du sol |
US5337959A (en) * | 1993-11-10 | 1994-08-16 | Ron Boyd | Spray control system for multiple segment boom sprayers |
GB2342342B (en) * | 1998-09-08 | 2003-06-11 | John George Culley | Control device for boom mounted agricultural equipment |
GB2344775A (en) * | 1998-12-16 | 2000-06-21 | Curtis George S | Sprayer/Spreader boom switching means |
GB2347368A (en) * | 1999-03-03 | 2000-09-06 | Curtis George S | Sprayer/spreader boom switching means |
FR2828988B1 (fr) * | 2001-09-06 | 2004-07-30 | Kuhn Sa | Machine de fenaison comportant des rotors lies a des bras porteurs realises en deux parties telescopiques |
ITAR20020036A1 (it) * | 2002-10-29 | 2003-01-27 | Faza S R L | Ranghinatore stellare trainato con regolazioni indipendenti |
DE102005041550A1 (de) * | 2005-08-31 | 2007-03-01 | Agrocom Gmbh & Co. Agrarsysteme Kg | Lenksystem eines Fahrzeugs |
DE102006004451A1 (de) * | 2006-01-31 | 2007-08-16 | Alois Pöttinger Maschinenfabrik Gmbh | Landmaschine |
RU2324326C1 (ru) * | 2007-07-06 | 2008-05-20 | Алексей Дмитриевич Старков | Грабли-ворошилки валкообразователи |
FR2945403B1 (fr) * | 2009-05-14 | 2014-10-17 | Kuhn Sa | Machine de fenaison, notamment une andaineuse de vegetaux. |
NL1037632C2 (nl) * | 2010-01-19 | 2011-07-20 | Forage Innovations Bv | Inrichting en samenstel voor het uitvoeren van werkzaamheden op een landbouwgrond. |
-
2010
- 2010-03-18 NL NL1037815A patent/NL1037815C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2011
- 2011-03-09 PL PL11708344T patent/PL2547188T3/pl unknown
- 2011-03-09 RU RU2012144343/13A patent/RU2562215C2/ru active
- 2011-03-09 EP EP11708344.4A patent/EP2547188B1/en active Active
- 2011-03-09 WO PCT/NL2011/000020 patent/WO2011115477A1/en active Application Filing
- 2011-03-09 DK DK11708344.4T patent/DK2547188T3/en active
-
2012
- 2012-09-18 US US13/621,882 patent/US20130014480A1/en not_active Abandoned
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE19716379C1 (de) * | 1997-04-18 | 1998-06-18 | Krone Bernhard Gmbh Maschf | Heuwerbungsmaschine |
EP1013159A2 (de) * | 1998-12-23 | 2000-06-28 | Claas Saulgau Gmbh | Steuerung für landwirtschaftliche Arbeitsmaschine |
EP1306000A1 (de) * | 2001-10-23 | 2003-05-02 | Claas Saulgau Gmbh | Verfahren zur Optimierung der Erzeugung von qualitativ hochwertigem Futter |
DE20207865U1 (de) * | 2002-05-21 | 2003-10-02 | Kverneland Asa, Kverneland | Heuwerbungsmaschine |
EP1658768A1 (de) * | 2002-12-13 | 2006-05-24 | Claas Saulgau Gmbh | Kreiselschwader |
EP1488679A1 (de) * | 2003-06-20 | 2004-12-22 | Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH | Heuwerbungsmaschine |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
DK2547188T3 (en) | 2016-05-09 |
EP2547188A1 (en) | 2013-01-23 |
US20130014480A1 (en) | 2013-01-17 |
RU2562215C2 (ru) | 2015-09-10 |
EP2547188B1 (en) | 2016-02-10 |
PL2547188T3 (pl) | 2016-06-30 |
WO2011115477A1 (en) | 2011-09-22 |
RU2012144343A (ru) | 2014-04-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1037815C2 (nl) | Hooibouwinrichting. | |
BE1024801B1 (nl) | Verbeteringen in of met betrekking tot tractor/aanhangwagen-combinaties | |
EP3725150B1 (en) | Agricultural implement | |
NL2007054C2 (nl) | Oogstmachine. | |
US20190116717A1 (en) | Method and device for operating an agricultural machine | |
CN104285595B (zh) | 改良型秸秆收获机 | |
EP2517543B1 (de) | Landwirtschaftliche Maschine | |
EP2687074A1 (en) | Support carriage for an agricultural machine | |
EP3259978B1 (en) | Agricultural tool control system | |
EP3082399B1 (en) | Agricultural rake | |
US6164051A (en) | Machine combination, a rake and pick-up and displacing member, as well as a method | |
EP3474655B1 (en) | An agricultural machine and a method for processing crop | |
NL8601486A (nl) | Hooibouwmachine. | |
EP2436251B1 (de) | Heuwerbungsmaschine zum Wenden von am Boden liegendem Erntegut | |
EP3811766A1 (en) | Improved agricultural implement | |
US7380393B2 (en) | Windrower for plant matter with three raking wheels | |
US4700535A (en) | Drum-type windrowing machine | |
EP3384756B1 (de) | Verfahren zum steuern einer landwirtschaftlichen maschine beim schwaden eines ernteguts auf einer landwirtschaftlichen nutzfläche und landwirtschaftliche maschine | |
EP3384755B1 (de) | Verfahren zum steuern einer landwirtschaftlichen maschine beim schwaden eines ernteguts und eine anordnung mit einer landwirtschaftlichen maschine | |
CZ210097A3 (cs) | Rotační řádkovač | |
US3866402A (en) | Side delivery rake support | |
EP1169909A1 (en) | An implement for displacing crop, such as grass of hay for example | |
US20230397534A1 (en) | Intermediate header height on self-propelled windrower for operation at high road speed | |
NL2009665C2 (nl) | Schudmachine voor op de grond liggend gewas. | |
NL8602065A (nl) | Machine voor het kneuzen van gewas. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20160401 |