NL1037625C2 - Hulpgereedschap bij boren. - Google Patents

Hulpgereedschap bij boren. Download PDF

Info

Publication number
NL1037625C2
NL1037625C2 NL1037625A NL1037625A NL1037625C2 NL 1037625 C2 NL1037625 C2 NL 1037625C2 NL 1037625 A NL1037625 A NL 1037625A NL 1037625 A NL1037625 A NL 1037625A NL 1037625 C2 NL1037625 C2 NL 1037625C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
drill
basic body
core drill
support
attachment
Prior art date
Application number
NL1037625A
Other languages
English (en)
Inventor
Rudolf Andreas Stuivenberg
Original Assignee
Rudolf Andreas Stuivenberg
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rudolf Andreas Stuivenberg filed Critical Rudolf Andreas Stuivenberg
Priority to NL1037625A priority Critical patent/NL1037625C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1037625C2 publication Critical patent/NL1037625C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B28WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
    • B28DWORKING STONE OR STONE-LIKE MATERIALS
    • B28D1/00Working stone or stone-like materials, e.g. brick, concrete or glass, not provided for elsewhere; Machines, devices, tools therefor
    • B28D1/02Working stone or stone-like materials, e.g. brick, concrete or glass, not provided for elsewhere; Machines, devices, tools therefor by sawing
    • B28D1/04Working stone or stone-like materials, e.g. brick, concrete or glass, not provided for elsewhere; Machines, devices, tools therefor by sawing with circular or cylindrical saw-blades or saw-discs
    • B28D1/041Working stone or stone-like materials, e.g. brick, concrete or glass, not provided for elsewhere; Machines, devices, tools therefor by sawing with circular or cylindrical saw-blades or saw-discs with cylinder saws, e.g. trepanning; saw cylinders, e.g. having their cutting rim equipped with abrasive particles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B49/00Measuring or gauging equipment on boring machines for positioning or guiding the drill; Devices for indicating failure of drills during boring; Centering devices for holes to be bored
    • B23B49/02Boring templates or bushings
    • B23B49/026Boring bushing carriers attached to the workpiece by glue, magnets, suction devices or the like
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B51/00Tools for drilling machines
    • B23B51/04Drills for trepanning

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Processing Of Stones Or Stones Resemblance Materials (AREA)
  • Drilling And Boring (AREA)

Description

Hulpgereedschap bij boren
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een hulpstuk voor gebruik bij het boren van gaten of snedes in een 5 object, in het bijzonder een constructie, zoals een dek of een wand (vloer of muur), met behulp van een zogenoemde kernboor, in het bijzonder diamantkernboor.
Standaard kernboren kenmerken zich door een op een boormachine te plaatsen cilindermantel met een dikte 10 van ongeveer 1-3 mm en een van boorsegmenten/boortanden voorziene verdikte boorrand, van ongeveer 2-5 mm dikte. De diameter van de mantel bedraagt meer dan 70 mm, in het bijzonder in het bereik van 80-250 mm
Met een kernboor worden bijvoorbeeld in verticale 15 of horizontale wanden (bijvoorbeeld van beton of steen) gaten geboord voor het maken van een doorgang voor een leiding of kanaal. Van groot belang is dat het booreind op een met de hartlijn van het te maken gat uitgelijnde wijze tegen het oppervlak van de wand wordt geplaatst. Tijdens 20 het begintraject van het boren ofwel het inzetten van de boor moet die uitlijning worden gehandhaafd. Dat is echter vooral bij verticale wanden en op hoger gelegen plaatsen lastig. Daarbij speelt mee dat de boormachine niet licht is, vaak 5 kg of meer. Vooral bij het aanzetten van de 10 37 6 25 2 kernboor worden dwarskrachten ondervonden die het moeilijk maken om de boor op zijn plaats te houden. Vanwege de afstand tussen het handvat van de boormachine en het object, vaak meer dan een halve meter, is voldoende 5 corrigeren lastig. Dat is vooral het geval wanneer onder een van 90 graden afwijkende hoek moet worden geboord omdat dan bij het inzetten van de boor, langdurig, slechts 1 zijde van de boor het materiaal raakt, slijpt en het materiaal in gaat.
10 Een oplossing die hiervoor bedacht is omvat het op de wand bevestigen van een V-vormige steun, die een bed vormt voor de boor. Omdat de draaiende boor met zijn buitenoppervlak steunt op de V-vormige steun neigt de boor echter tot weglopen, hetgeen door de werkman gecorrigeerd 15 moet worden. Dat vergt echter doorlopende kracht en oplettendheid.
Andere oplossingen maken gebruik van een binnen de kernboor aangebrachte centreerpen. In één uitvoering daarvan is de centreerpen telescopisch en voorzien van een 20 scherpe punt die op een merkteken wordt geplaatst. Bij het aanzetten van de boor vervormt de centreerpen als gevolg van dwarskrachten waardoor de punt van de pen niet meer concentrisch ligt met de kernboor, maar daarmee een behoorlijke afwijking heeft. Een andere uitvoering is 25 getoond in JP 11-320548, waarin op de wand een boorstandaard voor een kernboor wordt bevestigd, die binnen voorzien is van een centreerpen. De centreerpen is bevestigd aan de achterwand van de kernboor. In de wand wordt een blind gat gemaakt en op de wand wordt een daarmee 30 concentrische geleider voor de centreerpen bevestigd. Deze opstelling is nogal omslachtig.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
35 Een doel van de uitvinding is een hulpstuk te verschaffen waarmee het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een kernboor vergemakkelijkt 3 wordt.
Een doel van de uitvinding is een hulpstuk te verschaffen waarmee het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een kernboor voldoende 5 nauwkeurig kan worden uitgevoerd.
Een doel van de uitvinding is een eenvoudige voorziening te verschaffen voor het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een kernboor.
Een doel van de uitvinding is een eenvoudige 10 werkwijze te verschaffen voor het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een kernboor.
Een doel van de uitvinding is een veilige werkwijze te verschaffen voor het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een kernboor.
15 Een doel van de uitvinding is een werkwijze te verschaffen voor het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een kernboor, welke voor de werkman fysiek minder belastend is.
Een doel van de uitvinding is een werkwijze te 20 verschaffen voor het boren van gaten of snedes in objecten, zoals wanden, met een standaard kernboor.
Een doel van de uitvinding is een werkwijze te verschaffen voor het boren van gaten of snedes in objecten van steenachtig materiaal, inbegrepen beton, met een 25 standaard kernboor.
Voor het bereiken van althans een van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit een aspect, in een hulpstuk voor het met een kernboor boren van gaten of snedes in een object, zoals een wand, omvattend een basislichaam en 30 middelen voor bevestiging van het basislichaam op het object, in het bijzonder tegen het oppervlak van het object, waarbij het basisdeel voorzien is van een hartlijn en van één of meer boorgeleiders voor het centreren van de kernboor ten opzichte van de hartlijn, waarbij de 35 boorgeleiders voorzien zijn van boorgeleideroppervlakken voor het centrerend aangrijpen van het binnenoppervlak van de kernboor, waarbij het hulpstuk voorzien is van middelen 4 voor het, bij voorkeur traploos, instellen van de afstand van de boorgeleideroppervlakken tot de hartlijn van het basislichaam.
Met het hulpstuk volgens de uitvinding hoeven de 5 holle boren en/of de boormachine geen aanpassing, zodat deze standaard onderdelen kunnen zijn. De mantel van de standaard kernboor wordt benut voor de centrering en geleiding van de kernboor. De omgeving van het geboorde gat wordt niet beschadigd. Het hulpstuk kan ingezet worden voor 10 kernboren van verschillende diameters. Instelgemak wordt bevorderd indien de instelmiddelen centraal, tegelijk werkzaam zijn op alle boorgeleiders.
Teneinde te voorkomen dat de ingestelde afstand onder de invloed van de rotatie van de kernboor wijzigt, en 15 mogelijk de boorgeleideroppervlakken met hogere kracht tegen het binnenoppervlak van de kernboor aandrukken, is het hulpstuk volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van middelen voor het borgen van de ingestelde afstand van de boorgeleideroppervlakken.
20 In een eenvoudige uitvoering omvatten de instelmiddelen instelsledes die de boorgeleiders dragen, waarbij het basislichaam voorzien is van, zich bij voorkeur radiaal uitstrekkende instelslede-geleiders, waarbij de instelmidelen voorts bij voorkeur een of meer 25 spiraalvormige, in een vlak dwars op de hartlijn gelegen stuurmiddelen omvatten die om de hartlijn verdraaibaar zijn, alsmede op de instelsledes voorziene stuurvlakken die in aangrijping zijn met de spiraalvormige stuurmiddelen om daardoor gestuurd te worden in positie ten opzichte van de 30 instelslede-geleiders. Door verdraaiing van de spiraalvormige stuurmiddelen, bijvoorbeeld een spiraalvormige groef of ribbe, wordt de positie van de stuurvlakken, bijvoorbeeld een in de groef passende nok of een op de ribbe passende uitsparing, ten opzichte van de 35 hartlijn, en daarmee de positie van de instelsledes, gewijzigd. Voor elke instelslede kunnen dergelijke spiraalvormige stuurmiddelen voorzien zijn.
5
In een voordelige uitvoering zijn de bevestigingsmiddelen uitgevoerd als boutgat of schroefgat voor samenwerking met een of meer standaard bouten of schroeven en bijbehorende pluggen die in eenvoudige, in het 5 object geboorde gaten geplaatst zijn.
De geleiding wordt bevorderd indien de één of meer boorgeleiders vrij roteerbaar gelagerd zijn op het basislichaam. De boorgeleiders kunnen dan meedraaien met de kernboor, daardoor aangedreven, waardoor de 10 wrijvingskrachten beperkt blijven. In een eenvoudige uitvoering zijn de een of meerdere boorgeleiders echter wielvormig, met een rotatiehartlijn in hoofdzaak parallel aan de hartlijn van het basislichaam.
In een uitvoering zijn meerdere boorgeleiders 15 voorzien die op regelmatige tussenafstand van elkaar gelegen zijn volgens een cirkel die concentrisch is met de hartlijn van het basislichaam.
Indien het hulpstuk voorzien is van veermiddelen voor het ten opzichte van de hartlijn van het basislichaam 20 verend radiaal buitenwaarts, tot tegen een aanslag op het hulpstuk drukken van de boorgeleiders wordt steeds een goede aangrijping op de kernboor gerealiseerd, ook als het binnenoppervlak van de kernboor oneffen is door deuken of aanslag van materiaal. De veermiddelen kunnen hierbij 25 zodanig gekozen worden dat zij niet ingedrukt worden onder het gewicht van het booreind van de kernboor, maar pas bij een grotere last, maar wel (alle) worden ingedrukt bij het plaatsen van de kernboor.
De genoemde veermiddelen kunnen geplaatst zijn 30 tussen een aanslag op de voornoemde instelslede en de boorgeleider, waarbij de instelslede voorzien is van een aanslag voor begrenzing van de radiaal buitenwaartse verplaatsing van de boorgeleider ten opzichte van de instelslede. De ingestelde buitenste maat ligt vast, 35 terwijl binnenwaarts wel enige verplaatsing tegen de veerdruk in mogelijk is om de voornoemde oneffenheden op te vangen.
6
Het hulpstuk volgens conclusie 10 kan door de op de binnenzijde van de kernboor aangrijpende boorgeleiders aldaar ook steun bieden aan de kernboor indien het te maken gat of te maken snede afwijkt van de verticaal, in het 5 bijzonder horizontaal is, in het bijzonder aan een samenstel van boormachine met daarop gemonteerde kernboor. Dit is voordelig uit oogpunt van belasting van de werkman.
Het hulpstuk kan tevens van nut zijn bij het onder een van 90 graden afwijkende hoek met het oppervlak 10 van het object boren van gaten of snedes in het object. In een ontwikkeling van het hulpstuk volgens de uitvinding, conclusie 11, omvatten de middelen voor bevestiging van het basislichaam op het object een steun, die voorzien is van middelen voor bevestiging daarvan op het object, waarbij 15 het hulpstuk voorts voorzien is van middelen voor het instellen van de hoek tussen de steun en het basislichaam in een vlak dat de hartlijn van het basislichaam bevat. Het hulpstuk, in het bijzonder de steun, is daarbij bij voorkeur voorzien van middelen voor het borgen van de 20 ingestelde hoek. Aldus kan ook bij het boren onder een hoek een eenvoudige en betrouwbare geleiding en centrering van de kernboor worden verkregen. De steun heeft zodanige afmetingen dat deze binnen het te maken gat of de te maken snede blijft.
25 De steun zelf kan gedeeld zijn, met een eerste steundeel en een tweede steundeel, waarbij het eerste steundeel voorzien is van middelen voor bevestiging daarvan op het object en het tweede steundeel voorzien is van middelen voor bevestiging daarop van het basislichaam, 30 waarbij de steun voorts voorzien is van middelen voor het instellen van de hoek tussen het eerste en het tweede steundeel in een vlak dat de hartlijn van het basislichaam bevat. Dezelfde steun kan dan aangewend worden voor basislichamen afgestemd op verschillende diameterbereiken.
35 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een hulpstuk voor een boormachine met een kernboor, voorzien van een basislichaam met middelen voor bevestiging 7 op een object, zoals een wand, waarin met de kernboor een doorgaand gat te maken is, waarbij het basislichaam voorzien is van een hartlijn en van één of meer steundelen met steunoppervlakken die op de steun zijn geplaatst voor 5 het aangrijpen van het binnenoppervlak van de kernboor. Aldus kan het object, de wand, steun bieden aan de kernboor en de boormachine zonder dat voorzieningen aan de boormachine of buiten het te maken gat of de te maken snede op het object, de wand, nodig zijn.
10 In een uitvoering van dit hulpstuk zijn de één of meer steundelen roteerbaar gelagerd op het basislichaam. De één of meerdere steundelen kunnen wielvormig zijn, met een rotatiehartlijn in hoofdzaak parallel aan de hartlijn van het basislichaam. Meerdere steundelen kunnen zijn voorzien, 15 die op regelmatige afstand van elkaar gelegen zijn volgens een cirkel die concentrisch is met de hartlijn van het basislichaam.
De steundelen kunnen boorgeleiders vormen voor het centreren van de kernboor ten opzichte van de hartlijn 20 van het basislichaam, waarbij de boorgeleiders voorzien zijn van boorgeleideroppervlakken voor het centrerend aangrijpen van het binnenoppervlak van de kernboor.
De uitvinding verschaft voorts een samenstel van boormachine met één of meer holle boren en een hulpstuk 25 volgens de uitvinding.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het in een object, zoals een wand, boren van een gat of snede met behulp van een boormachine en een daarop gemonteerde kernboor, waarbij voorafgaande 30 aan het boren op het object ter plaatse van het te maken gat of de te maken snede een geleider voor de kernboor wordt bevestigd, welke geleider een hartlijn heeft die samenvalt met die van het te boren gat/de te boren snede, de kernboor met haar binnenoppervlak daarmee in geleidende 35 aangrijping wordt gebracht en het gat/de snede geboord wordt, onder voortdurende geleiding en centrering van de kernboor ten opzichte van de geleiderhartlijn, door de 8 geleider.
In een uitvoering wordt voorafgaande aan het in aangrijping met de geleider brengen van de kernboor de werkzame diameter van de geleider ingesteld in afstemming 5 op de diameter van de kernboor.
Het contact tussen het binnenoppervlak van de kernboor en de geleider is bij voorkeur rollend, in het bijzonder met rolhartlijnen parallel aan de geleiderhartlijn.
10 Tijdens het boren kan de boormachine met kernboor geheel gesteund worden door de geleider en door de werkman die de boormachine houdt.
Opgemerkt wordt dat uit de Franse octrooiaanvrage 2.864.921 een op een object te bevestigen hulpstuk voor 15 gebruik bij een kernboor bekend is, dat voorzien is van kantelbare, van tanden voorziene blokken die, nadat de boorbeweging voltooid is en de uigeboorde kern uit de kernboor neigt te vallen, het binnenoppervlak van de gebruikte kernboor gaan aangrijpen om een geheel uit de 20 kernboor vallen van de kern te voorkomen. De kern kan dan met de kernboor worden teruggehaald. Voor vertraging van de initiële valbeweging van de kern zijn een aantal op het binnenoppervlak van de kernboor aangrijpende kogels voorzien, die elk door een bijbehorende veer tegen een 25 vaste zitting gespannen zijn, op een instelbare wijze.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die 30 afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
35 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 9 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren 1A-C respectievelijk een schuin vooraanzicht op een voorbeelduitvoering van een hulpstuk 5 volgens de uitvinding, een schuin achteraanzicht en een schuin vooraanzicht op een onderdeel daarvan;
Figuur 2 een dwarsdoorsnede door het hulpstuk van figuren IA en 1B;
Figuren 2A en 2B schuine vooraanzichten op het 10 hulpstuk van figuren IA en 1B, met centreerwielen in respectievelijk een normaalstand en een naar binnen gedrukte stand;
Figuren 3A en 3B vooraanzichten op het hulpstuk van de figuren IA en 1B, respectievelijk in een maximale 15 stand en een minimale stand;
Figuren 4A-D respectievelijk opeenvolgende stadia in het gebruik van het hulpstuk van de figuren IA en 1B in het met een kernboor boren van een gat/snede in een verticale muur; 20 Figuren 5A-D respectievelijk opeenvolgende stadia bij het plaatsen van de kernboor en vervolgens boren;
Figuren 6A-C respectievelijk een zijaanzicht, een achteraanzicht en een schuin achteraanzicht op een steun voor het bevestigen van het hulpstuk van de figuren IA en 25 1B op een wand;
Figuren 7A en 7B respectievelijk een bovenaanzicht en een schuin aanzicht op het hulpstuk met steun van figuren 6A-C gemonteerd op een wand; en
Figuren 8A-C het hulpstuk met steun van figuren 30 6A-C gemonteerd in een hoek van twee wanden.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Het hulpstuk 1 van figuren 1A-C omvat een 35 basislichaam 2 dat onder meer is opgebouwd uit (zie ook figuur 2) een boven- of voorplaat 3 en een daarmee concentrische onder- of achterplaat 4. Beide platen 3 en 4 10 zijn doorstoken door een bus 5, die een bevestigingsmiddel vormt voor het op een wand bevestigen van het basislichaam 2, in het bijzonder een nauw passende doorgang 13 voor een standaard schroef 19 (figuur 4B) met zeskantkop die 5 bevestigd kan worden in een gat of snede in de wand, in het bijzonder onder tussenkomst van een standaard plug. De bus 5 bepaalt een hartlijn S (figuur 2), die tevens hartlijn is voor het basislichaam 2. De bus 5 is aan het ondereind voorzien van een kraag 9, die, zie figuur 1B, rotatievast 10 verbonden is met de onderplaat 4, door ineengrijping met aan de onderplaat 4 meegevormde nokken.
Tussen de beide platen 3 en 4 is een ringruimte vrijgelaten, waarin een om de bus 5 geplaatste afstandsring 7 opgenomen is. Aan de voorzijde van de bovenplaat 3 is een 15 stervormige drukplaat 6 om de bus 5 geplaatst. Door middel van een moerdeel 8, omvattend een moer 8a die aangrijpt op een buitendraad op bus 5 en een daarmee als één geheel gevormde huls 8b, kan de drukplaat 6 tegen de bovenplaat 3 gespannen worden waardoor deze op zijn beurt naar de 20 onderplaat 4 wordt gespannen. De bovenplaat 3 en de drukplaat 6 kunnen ook één geheel met elkaar vormen.
In de tussenruimte tussen de beide platen 3 en 4 is een schaaldeel 17 opgenomen, dat voorzien is van een teken 18 en door middel van door in de bovenplaat 3 25 aangebrachte gaten 15 reikende bouten 15 in positie kan worden vastgelegd aan de bovenplaat 3. Het teken werkt visueel samen met een diameteraanduiding 52 op de rand van de onderplaat 4. De aanduiding 52 geeft de buitendiameter van de boorsegmenten van de kernboren aan.
30 De bovenplaat 3 is voorzien van -in dit voorbeeld- drie radiale sleuven 50, die buitenwaarts openen. De sleuven 50 bieden nauw passende plaats aan instelsledes 20, die verschuifbaar zijn in de richtingen B (zie figuren IA, 2 en 3A,B). De instelsledes 20 omvatten 35 een grondplaat 21 en twee opstaande benen 22, die tussen zich een opneemruimte 24 bepalen. De benen 22 gaan aan hun boveneinden over in tweezijdige schouders 23, die met de 11 grondplaat 21 naar buiten openende groeven 25a bepalen en naar binnen groeven 25b die één geheel vormen met de opneemruimte 24. De groeven 25a passen schuivend op de randen van de sleuven 50. In het radiale binneneind is de 5 instelslede 20 voorzien van een met hartlijn S parallelle blinde boring 26, waarin een nog nader te bespreken pen 42 reikt. De boring 26 wordt aan de radiale buitenzijde begrensd door een wand 27, die als binnenaanslag dient voor een drukveer 51 (figuur 2). In het buiteneind is de 10 grondplaat 21 voorzien van een radiale gleuf 29.
De instelsledes 20 dragen boorgeleiders 30, die elk een schuif 31 omvatten die nauwpassend doch over een kleine afstand verschuifbaar opgenomen is in de opneemruimte 24. De boorgeleiders 30 omvatten voorts een op 15 de schuif 31 gemonteerd, op een vrij om hartlijn V roteerbare wijze gelagerd wiel 32, dat met zijn naaf op de schuif 31 bevestigd is door middel van een passend in gat 38 opgenomen bout 33. Het wiel 32 bezit een cilindervlak 36 en afgeronde randen 37. In het buiteneind van de schuif 30 20 is een blinde boring 34 voorzien, waarin opgenomen is een van een verbrede steunkop 41 voorziene borgpen 40, die met het uiteinde 45 reikt in de gleuf 29 in grondplaat 21. Aan de radiale binnenzijde is de boring 34 begrensd door een wand 35, waartegen het buiteneind van de drukveer 51 drukt. 25 De gleuf 29 is uitgelijnd met de veer 51. Hierdoor is een lineaire verplaatsing van de boorgeleider 30 ten opzichte van de instelslede 20 mogelijk, over afstand t (bijvoorbeeld 2 a 2,5 mm), begrensd door de einden van de gleuf 29 en de dikte van de borgpen 40. De boorgeleider 30 30 kan hierdoor niet radiaal vrij van de instelslede 20 uittreden.
De onderplaat 4 is in het bovenvlak voorzien van een aantal spiraalvormige sleuven 11, zie in het bijzonder figuren 1C en 2. Op regelmatige afstanden zijn in de bodem 35 daarvan doorgangen 12 aangebracht, die dienen voor het vergemakkelijken van de reiniging van het hulpstuk 1 en een ophoping van boorstof in de spiraalsleuven 11 tegengaan.
12
Aan de onderzijde is de onderplaat 4 voorzien van steunnokken 10.
Zoals in figuur 2 te zien is reikt een stuurpen 14 met een cilindrisch deel 42 en een in vorm aan de 5 spiraalvorm aangepast blokje 43 in een spiraalsleuf 11, met verdikking 44 steunend op de onderplaat 4. Het deel 42 reikt passend in de blinde boring 26 van de instelslede. Elke pen 14 heeft zijn eigen spiraalsleuf 11, die zich in dit voorbeeld, zie figuur 1C, over ongeveer 270 graden 10 uitstrekt.
Deze voorziening wordt gebruikt voor het instellen van de werkdiameter van de boorgeleiders 30, in het bijzonder de diameter van de cirkel bepaald door de buitenste oppervlakken 36 van de wielen 32, om deze in 15 overeenstemming te brengen met de binnendiameter van de mantel van een te gebruiken kernboor. Hiertoe wordt de moer 8a losgedraaid, waarna de bovenplaat 3 en de onderplaat 4 ten opzichte van elkaar om hartlijn S verdraaid kan worden (richting A, figuren 3A en 3B) ten opzichte van de 20 bovenplaat 3. De blokjes 43 volgen de spiraalsleuven 11, en door de pennen 14 worden de instelsledes 20 in radiale richting verschoven, richting B. Wanneer het teken 18 tegenover de juiste, op de rand van de onderplaat 4 afgebeelde diameteraanduiding 52 is gebracht zet men de 25 moer 8a weer vast, waardoor de beide platen 3 en 4 niet meer onderling kunnen verdraaien. Het diameterbereik kan aldus bijvoorbeeld 100-130 mm bedragen.
Nadat het hulpstuk 1 aldus in diameter is ingesteld kan men het plaatsen, zie figuur 4A, op een wand 30 100 waarin een gat of snede geboord moet worden. Eerst heeft men in het midden van het nog te boren gat/de te boren snede een gaatje 101 met een gewone boor gemaakt en daarin een plug geplaatst. Dan plaatst men in de richting F het hulpstuk 1 tegen het wandoppervlak, zodat dat met de 35 nokken 10 daarop ligt. Daarbij kunnen de in figuur 1C weergegeven inkepingen in de rand van de plaat 4 samenvallen met de kruislijnen op het wandoppervlak 102, 13 zodat men weet dan de hartlijn S samenvalt met de hartlijn van het te maken gat of de te maken snede. Vervolgens brengt men een schroef 19 in de doorgang 13 van de bus 5 en in de plug in gaatje 101, totdat het hulpstuk stevig 5 vastgelegd is tegen de wand 100.
Nadat ook gecontroleerd is of het moerdeel 8 strak zit kan men de boormachine pakken, voorzien van een kernboor 90. De boormachine is niet getekend, maar begrepen zal worden dat deze een samenstel vormt met de kernboor 90. 10 De kernboor 90 is standaard, met een bevestigingspen 91, een mantel 92, een achterwand 93 en een van diamantelementen voorziene boorrand 94. In de figuren 5A-C is de plaatsing in detail weergegeven. Daarbij is te zien dat het booreind 94 radiaal binnen en buiten uitsteekt van 15 de cilindermantel. Dit vormt voor de plaatsing echter geen bezwaar, omdat bij het verplaatsen van de kernboor in richting G het booreind 94 tegen de afgeronde wielrand 37 aankomt en deze tegen de veerdruk van veer 51 in radiaal binnenwaarts uit zijn weg drukt, zie figuur 5B. De grootte 20 van deze verplaatsing is maximaal voornoemde maat t (figuren 2 en 5A) . Wanneer de volgende afgeronde rand 37 bereikt is door het booreind 94 kan het wiel 32 weer onder invloed van de veerdruk naar buiten bewegen, totdat, in dit voorbeeld, de borgpen 40 tegen het buiteneind van de gleuf 25 29 is aangekomen. Te zien is dat de wielen 32 de buitenste omtrek van het hulpstuk bepalen. Gewoonlijk moet men eerst de boormachine aanzetten en dan het kernbooreind tegen het object plaatsen. Met de uitvinding is het goed mogelijk om dat ook in andere volgorde te doen. Het booreind wordt dan 30 tegen het wandoppervlak 102 gedrukt en de boormachine geactiveerd, waarna het booreind 94 geroteerd wordt in richting H en zijn weg vindt, richting I, in de wand 100 (figuren 4C, 4D en 5D) , totdat een snede 103 met de gewenste diepte is gemaakt in de wand 100.
35 Het is ook mogelijk een en ander zodanig in te stellen dat de borgpen 40, wanneer de wielen 32 het binnenoppervlak van de mantel 92 aangrijpen, nog niet tegen 14 het buiteneind van de gleuf 29 aankomt, maar bijvoorbeeld een halve mm op afstand daarvan. In dat geval kunnen de wielen ook uitstulpingen in het manteloppervlak volgen.
Het plaatsen van de kernboor 90 kan in plaats van 5 over de drie wielen 32 tegelijk ook uigevoerd worden door het kernboor 90 eerst over het bovenste wiel 32 te plaatsen en dan naar beneden te kantelen om de kernboor ook over de twee andere wielen 32 te brengen.
Opgemerkt wordt dat de veren 51 zodanig worden 10 gekozen dat zij na het plaatsen van de kernboor 90 niet door het gewicht daarvan worden ingedrukt. In het weergegeven voorbeeld zou anders het bovenste wiel 32 meer kunnen worden ingedrukt dan de andere twee wielen, met als gevolg dat de kernboor 92 niet meer gecentreerd zou zijn 15 met de hartlijn S. Het gewicht van een boormachine zelf kan bijvoorbeeld 7,5 kg bedragen, het gewicht van de kernboor 2 kg. De kernboor is bijvoorbeeld 30-40 cm lang. Het gewicht dat dan door het bovenste wiel 32 opgenomen wordt is dan ongeveer 2 kg. De veer 51 is echter zodanig gekozen dat 20 deze pas bij een kracht van bijvoorbeeld 30 N ingedrukt wordt, en bij bijvoorbeeld 110 N over de voornoemde afstand t is ingedrukt. De eventuele extra indrukking van de bovenste veer 51 als gevolg van op te nemen gewicht van het uiteinde van de kernboor is dan relatief zeer klein, 25 slechts een deel van een mm. Dit is geen bezwaar voor de nodige nauwkeurigheid.
De kernboor 90 wordt bij het boren door de boorgeleiders 30, in het bijzonder de wielen 32, gecentreerd gehouden ten opzichte van hartlijn S. De wielen 30 32 roteren vrij mee met het binnenoppervlak van de mantel 92 en voorkomen dat de boormachine weg kan schieten. Zij vormen daarbij bovendien een steun voor de kernboor en de boormachine, zodat het lichaam van de werkman aanzienlijk minder wordt belast en het boren gemakkelijker en veiliger 35 is.
Doordat vooral steun wordt verschaft bij het plaatsen van de boor wordt de plaatsing nauwkeuriger.
15
Beschadiging van de boorrand zal minder vaak voorkomen.
Het uitlijnen en plaatsen en zogenoemde inzetten van de kernboor (het eerste boortraject, in de orde van grootte van 1-2 cm diepte) is met een hulpstuk volgens de 5 uitvinding gemakkelijker, veiliger en nauwkeuriger.
Tijdens het voortgaand boren zorgt de centrering door het hulpstuk volgens de uitvinding voor centreren van de kernboor waardoor minder slijtage optreedt.
Indien een doorgaand gat gemaakt moet worden 10 boort men totdat de andere zijde van de wand is bereikt.
Het na het boren van een gat, in het bijzonder doorgaand gat, verwijderen van de geboorde kern is gemakkelijker omdat het hulpstuk volgens de uitvinding dat zich dan binnen de kernboor bevindt een schragen van de 15 kern in de kernboor tegengaat.
Voor het geval een gat of snede gemaakt moet worden onder een van 90 graden afwijkende hoek met het wandoppervlak 102 kan gebruik gemaakt worden van een steun zoals weergegeven in de figuren 6-8. De steun 70 kan deel 20 uitmaken van het hulpstuk volgens de uitvinding, als onderdeel van bevestigingsmiddelen voor het basislichaam 2.
De steun 70 van de figuren 6A-C omvat een eerste steundeel 71 en een tweede steundeel 72. Het eerste steundeel 71 omvat een eerste steunplaat 73 die voorzien is 25 van open sleuven 76a-c voor standaard bevestigingsschroeven voor het op een wand bevestigen van de steun 70. Het eerste steundeel 71 is voorts voorzien van twee opstaande platen 74. Het tweede steundeel omvat een tweede steunplaat 77, aan de onderzijde voorzien van een daarmee vaste moer 79 30 die in lijn ligt met een gat in de plaat 77. Twee opstaande platen 78 zijn bevestigd op de plaat 77 en zijn voorzien van sleuven 75. De platen 74 en 78 zijn om hartlijn W verdraaibaar met elkaar verbonden door middel van een boutverbinding 82. Een tweede boutverbinding 80 reikt door 35 de sleuven 75 en is aan het uiteinde voorzien van een aanslag-vormend, blokvormig moerdeel 81. De hoek alpha tussen de vlakken van de platen 73 en 77 kan worden 16 ingesteld door het lossen van de boutverbinding 80 en het naar de gewenste hoek alpha verdraaien van de beide steundelen 71 en 72 onderling, en het daarna weer vastzetten van de boutverbinding 80.
5 Daarvoor of daarna kan het basislichaam 2 op de plaat 77 bevestigd worden, door middel van een bout 19a (zie figuur 7A) die vanaf de voorzijde passend in doorgang 13 in bus 5 gestoken wordt en ingrijpt in moerdeel 79. Het aldus verkregen hulpstuk 1' kan dan met een standaard 10 schroef 19a door sleuf 76b op de juiste plaats op/tegen het oppervlak 102 van een wand 100 bevestigd worden. Daarna is de hartlijn S van het basislichaam juist gericht en kan men de kernboor 90 plaatsen, om daarna, gecentreerd door de wielen 32, een schuin gat/snede in de wand 100 te boren.
15 In het geval van een in een binnenhoek te maken gat of snede, zie figuren 8A-C, kan gebruik gemaakt worden van de sleuven 76a en 76c, voor bouten 19c, nadat de platen 73 en 77 onder de juiste hoek, hier 45 graden, zijn vastgezet.
20 De steun 70 heeft steeds zodanige buitenafmetingen dat deze binnen de omtrekscirkel bepaald door de buitenste vlakken van de wieloppervlakken 36 valt, ook wanneer de instelsledes 20 de binnenste positie innemen.
25 De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die 30 vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding. Zo kan bijvoorbeeld een alternatief hulpstuk volgens de uitvinding een basislichaam met daarmee rotatievaste centerbus omvatten, waarbij een vrij roteerbaar deel op de centerbus gelagerd is, voor rotatie 35 om de hartlijn S. Het roteerbaar deel kan daarbij voorzien zijn van middelen voor het aangrijpen van het binnenoppervlak van de mantel van de kernboor, zodanig dat 17 het roteerbaar deel de rotatie van de mantel volgt. De aangrijpmiddelen kunnen voor het bevorderen van de axiale verplaatsing van de mantel over het roteerbaar deel rubber wielen zijn, die vrij roteerbaar op het roteerbaar deel 5 gelagerd zijn voor rotatie om hartlijnen die loodrecht op de radiaal staan en in een vlak loodrecht op de hartlijn S zijn gelegen. Ook nu weer zou de radiale positie van de aangrijpmiddelen kunnen worden ingesteld met behulp van spiraalvormige sleuven.
10 37 6 25

Claims (25)

1. Hulpstuk voor het met een kernboor boren van gaten of sneden in een object, zoals een wand, omvattend een basislichaam en middelen voor bevestiging van het basislichaam op het object, in het bijzonder tegen het 5 oppervlak van het object, waarbij het basislichaam voorzien is van een hartlijn en van één of meer boorgeleiders voor het centreren van de kernboor ten opzichte van de hartlijn, waarbij de boorgeleiders voorzien zijn van boorgeleideroppervlakken voor het centrerend aangrijpen van 10 het binnenoppervlak van de kernboor, met het kenmerk, dat het hulpstuk voorzien is van middelen voor het, bij voorkeur traploos, instellen van de afstand van de boorgeleideroppervlakken tot de hartlijn van het basislichaam. 15
2. Hulpstuk volgens conclusie 1, waarbij de instelmiddelen centraal, tegelijk werkzaam zijn op alle boorgeleiders.
3. Hulpstuk volgens conclusie 1 of 2, voorzien van middelen 20 voor het borgen van de ingestelde afstand van de boorgeleideroppervlakken.
4. Hulpstuk volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de instelmiddelen instelsledes omvatten die de 25 boorgeleiders dragen, waarbij het basislichaam voorzien is van, zich bij voorkeur radiaal uitstrekkende instelslede-geleiders, waarbij de instelmidelen voorts bij voorkeur een of meer spiraalvormige, in een vlak dwars op de hartlijn gelegen stuurmiddelen omvatten die om de hartlijn 30 verdraaibaar zijn, alsmede op de instelsledes voorziene stuurvlakken die in aangrijping zijn met de spiraalvormige 10 376 25 stuurmiddelen om daardoor gestuurd te worden in positie ten opzichte van de instelslede-geleiders.
5. Hulpstuk volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 5 de bevestigingsmiddelen uitgevoerd zijn als boutgat of schroefgat voor samenwerking met een of meer standaard bouten of schroeven en bijbehorende pluggen die in in het object geboorde gaten geplaatst zijn.
6. Hulpstuk volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de één of meer boorgeleiders vrij roteerbaar gelagerd zijn op het basislichaam, waarbij de één of meerdere boorgeleiders bij voorkeur wielvormig zijn, met een rotatiehartlijn in hoofdzaak parallel aan de hartlijn van 15 het basislichaam.
7. Hulpstuk volgens één der voorgaande conclusies, omvattend meerdere boorgeleiders die op regelmatige tussenafstand van elkaar gelegen zijn volgens een cirkel 20 die concentrisch is met de hartlijn van het basislichaam.
8. Hulpstuk volgens één de voorgaande conclusies, voorzien van veermiddelen voor het ten opzichte van de hartlijn van het basislichaam verend radiaal buitenwaarts, tot tegen een 25 aanslag op het hulpstuk drukken van de boorgeleiders.
9. Hulpstuk volgens conclusies 4 en 8, waarbij de veermiddelen geplaatst zijn tussen een aanslag op de instelslede en de boorgeleider, waarbij de instelslede 30 voorzien is van een aanslag voor berenzing van de radiaal buitenwaartse verplaatsing van de boorgeleider ten opzichte van de instelslede.
10. Hulpstuk volgens de aanhef van conclusie 1 of volgens 35 één der voorgaande conclusies, waarbij de boorgeleiders tevens steundelen vormen voor een samenstel van boormachine met daarop gemonteerde kernboor.
11. Hulpstuk volgens de aanhef van conclusie 1 of volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de middelen voor bevestiging van het basislichaam op het object een steun 5 omvatten, die voorzien is van middelen voor bevestiging daarvan op het object, waarbij het hulpstuk voorts voorzien is van middelen voor het instellen van de hoek tussen de steun en het basislichaam in een vlak dat de hartlijn van het basislichaam bevat. 10
12. Hulpstuk volgens conclusie 11, waarbij de steun is voorzien van middelen voor het borgen van de ingestelde hoek.
13. Hulpstuk volgens conclusie 11 of 12, waarbij de steun een eerste steundeel en een tweede steundeel omvat, waarbij het eerste steundeel voorzien is van middelen voor bevestiging daarvan op het object en het tweede steundeel voorzien is van middelen voor bevestiging daarop van het 20 basislichaam, waarbij de steun voorts voorzien is van middelen voor het instellen van de hoek tussen het eerste en het tweede steundeel in een vlak dat de hartlijn van het basislichaam bevat.
14. Hulpstuk voor een boormachine met een kernboor, voorzien van een basislichaam met middelen voor bevestiging op een object waarin met de kernboor een gat of snede te maken is, waarbij het basislichaam voorzien is van een hartlijn en van één of meer steundelen met 30 steunoppervlakken die op de steun zijn geplaatst voor het aangrijpen van het binnenoppervlak van de kernboor.
15. Hulpstuk volgens conclusie 14, waarbij de één of meer steundelen roteerbaar gelagerd zijn op het basislichaam. 35
16. Hulpstuk volgens conclusie 15, waarbij de één of meerdere steundelen wielvormig zijn, met een rotatiehartlijn in hoofdzaak parallel aan de hartlijn van het basislichaam.
17. Hulpstuk volgens conclusie 14, 15 of 16, omvattend 5 meerdere steundelen die op regelmatige afstand van elkaar gelegen zijn volgens een cirkel die concentrisch is met de hartlijn van het basislichaam.
18. Hulpstuk volgens één der conclusies 14-17, waarbij de 10 steundelen boorgeleiders vormen voor het centreren van de kernboor ten opzichte van de hartlijn van het basislichaam, waarbij de boorgeleiders voorzien zijn van boorgeleideroppervlakken voor het centrerend aangrijpen van het binnenoppervlak van de kernboor. 15
19. Werkwijze voor het in een object, zoals een wand, boren van een gat of snede met behulp van een boormachine en een daarop gemonteerde kernboor, waarbij voorafgaande aan het boren op het object ter plaatse van het te maken gat of de 20 te maken snede een geleider voor de kernboor wordt bevestigd, welke geleider een hartlijn heeft die samenvalt met die van het te boren gat/de te boren snede, de kernboor met haar binnenoppervlak daarmee in geleidende aangrijping wordt gebracht en het gat/de snede geboord wordt, onder 25 voortdurende geleiding en centrering van de kernboor ten opzichte van de geleiderhartlijn, door de geleider.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij voorafgaande aan het in aangrijping met de geleider brengen van de 30 kernboor de werkzame diameter van de geleider wordt ingesteld in afstemming op de diameter van de kernboor.
21. Werkwijze volgens conclusie 19 of 20, waarbij het contact tussen het binnenoppervlak van de kernboor en de 35 geleider vrij rollend is, in het bijzonder met rolhartlijnen parallel aan de geleiderhartlijn.
22. Werkwijze volgens conclusie 19, 20 of 21, waarbij tijdens het boren de boormachine met kernboor geheel gesteund worden door de werkman die de boormachine houdt en de geleider. 5
23. Samenstel van boormachine met één of meer holle boren en een hulpstuk volgens één der conclusies 1-18.
24. Hulpstuk voorzien van een of meer van de in de 10 bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
25. Werkwijze voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde 15 tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1 0 37 6 25
NL1037625A 2010-01-15 2010-01-15 Hulpgereedschap bij boren. NL1037625C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037625A NL1037625C2 (nl) 2010-01-15 2010-01-15 Hulpgereedschap bij boren.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037625A NL1037625C2 (nl) 2010-01-15 2010-01-15 Hulpgereedschap bij boren.
NL1037625 2010-01-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1037625C2 true NL1037625C2 (nl) 2011-07-20

Family

ID=42831671

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1037625A NL1037625C2 (nl) 2010-01-15 2010-01-15 Hulpgereedschap bij boren.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1037625C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2014146319A1 (zh) * 2013-03-22 2014-09-25 Qu Yuancai 盘式扩孔器

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4579486A (en) * 1984-09-05 1986-04-01 George Damico Hole saw guide
DE4114703A1 (de) * 1991-05-06 1992-11-12 Hilti Ag Verfahren zur herstellung von bohrungen
JPH11320548A (ja) * 1998-03-20 1999-11-24 Misaki:Kk コアドリルのコンクリート落下防止装置
FR2864921A1 (fr) * 2004-01-09 2005-07-15 Jean Claude Sudan Accessoire pour scie cloche et scie cloche equipee de cet accessoire
JP2005271230A (ja) * 2004-03-23 2005-10-06 Nasu Denki Tekko Co Ltd 掘削方法及び穴掘削用治具
US20090169316A1 (en) * 2007-12-28 2009-07-02 Sewer Tap Inc. Dba Inserta Fittings Co. Coring Tool Alignment System

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4579486A (en) * 1984-09-05 1986-04-01 George Damico Hole saw guide
DE4114703A1 (de) * 1991-05-06 1992-11-12 Hilti Ag Verfahren zur herstellung von bohrungen
JPH11320548A (ja) * 1998-03-20 1999-11-24 Misaki:Kk コアドリルのコンクリート落下防止装置
FR2864921A1 (fr) * 2004-01-09 2005-07-15 Jean Claude Sudan Accessoire pour scie cloche et scie cloche equipee de cet accessoire
JP2005271230A (ja) * 2004-03-23 2005-10-06 Nasu Denki Tekko Co Ltd 掘削方法及び穴掘削用治具
US20090169316A1 (en) * 2007-12-28 2009-07-02 Sewer Tap Inc. Dba Inserta Fittings Co. Coring Tool Alignment System

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2014146319A1 (zh) * 2013-03-22 2014-09-25 Qu Yuancai 盘式扩孔器

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7997167B2 (en) Clamping and breaking device
US7597513B2 (en) Upright inclined-hole drilling jig
US9421694B2 (en) Hole saw assembly including drive shafts supported by a rotatable annulus
US6302408B1 (en) Tool system that can be coupled to a lathe drive shaft
US7473163B1 (en) Cutter grinding device
US4075794A (en) Honing tool
CN108422158B (zh) 一种制动鼓机械加工方法
US7954567B2 (en) Adjustable winged centering tool for use in pipes with varying diameter
CN108979551B (zh) 一种超轻型便携式架柱钻机
NL1037625C2 (nl) Hulpgereedschap bij boren.
US6517297B2 (en) Chuck and assembly with bit
CN211249214U (zh) 一种活塞缸加工用工装夹具
US8935973B2 (en) Bevelling apparatus for pipe re-facing machine
WO2011129745A1 (en) A machining assembly with the transmission adjustable into different positions
JP6541382B2 (ja) ジャッキ
KR101828638B1 (ko) 센트럴라이저
CN116037996A (zh) 一种快卡式钻头组件及其卡接固定方法
CN201572934U (zh) 辅助支撑装置及应用该辅助支撑装置的钻床
CN209796562U (zh) 一种调校装置
CN113146526A (zh) 一种模块化管钳
CN103894847A (zh) 一种多向加工夹具
CN207171009U (zh) 滑块安装孔加工装置
CN101987367B (zh) 辅助支撑装置及应用该辅助支撑装置的钻床
CN220849648U (zh) 一种瓦斯抽采半径测定装置
CN2174310Y (zh) 多功能引孔器

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160201