NL1037343C2 - Bedrukkingsinrichting. - Google Patents

Description

*

BEDRUKKINGSINRICHTING

De uitvinding betreft een inrichting voor het bedrukken van een baan substraatmateriaal. Bekend en 5 gebruikelijk is toepassing van een screen-printprocédé, dat volgens een vroeger algemeen gebruikelijke methode door middel van roterende sereens materiaal, bijvoorbeeld een textielmateriaal, voorziet van exact geregistreerde patronen ter vorming van een specifiek, bijvoorbeeld 10 meerkleurig, dessin. Een dergelijke inrichting is traditioneel in de textielindustrie al lange tijd gebruikt.

Het is met modernere technieken mogelijk en vrij gebruikelijk, de opbrengst per positie langs radiometrische weg te bepalen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van een 15 radio-actief materiaal, dat radio-actieve straling uitzendt, op basis waarvan de dikte van een opgebrachte laag drukmassa kan worden bepaald. Dergelijke inrichtingen zijn kostbaar en vereisen een zeer zorgvuldige beveiligde omgeving en behandeling.

20 Het is een doel van de uitvinding, een inrichting voor het bedrukken van de baan substraatmateriaal te verschaffen, die geen gebruik maakt van radiometrische metingen.

In verband daarmee verschaft de uitvinding een 25 inrichting voor het telkens successievelijk in één run met een vooraf bepaald patroon bedrukken van een baan substraatmateriaal, bijvoorbeeld karton, papier of textiel voor het vervaardigen van plano's voor verpakkingen, behang, of dergelijke, welke inrichting omvat: 30 een drager voor een voorraadrol substraatmateriaal; een aantal achter elkaar geplaatste bedrukkingsstations voor het successievelijk met een drukmassa, zoals een pasta, een verf of een inkt van een 1 03 73 43 \ 2 vooraf bepaalde samenstelling in respectieve, vooraf bepaalde patronen bedrukken van het de bedrukkingsstations achtereenvolgens passerende substraatmateriaal; doseermiddelen voor het individueel aan elk 5 bedrukkingsstation toevoeren van een gedoseerde stroom drukmassa; transportmiddelen voor het met een vooraf bepaalde snelheid vanaf een voorraadrol langs de bedrukkingsstations leiden van het substraatmateriaal; 10 een aan elk bedrukkingsstation toegevoegde weegschaal, waarop een houder kan worden geplaatst, in elk van de op de houders aanvankelijk een vooraf bepaalde hoeveelheid drukmassa is opgenomen, welke hoeveelheden vooraf zijn bepaald op basis van de nominale hoeveelheid 15 drukmassa die gedurende de vooraf gestelde lengte en breedte van het substraatmateriaal, alsmede de gemiddelde dikte van de daarop op te brengen laagdrukmassa in totaal gedurende de run, dat wil zeggen de doorloop van de genoemde vastgestelde lengte, vereist is; 20 welke weegschalen elk een meetsignaal, corresponderend met een gewicht van de in de betreffende houder aanwezige drukmassa afgeeft; een die meetsignalen ontvangende computer met een geheugen, waarin vooraf de relevante gegevens met 25 betrekking tot de doorlooptijd van het substraatmateriaal, het debiet van de drukmassa en de aanvangshoeveelheid drukmassa zijn opgenomen, een en ander zodanig, dat tijdens een run het gemeten debiet van elke drukmassa wordt bepaald, op basis 30 daarvan wordt bepaald, welke lengte aan substraatmateriaal nog kan worden bedrukt, welke voorspelde lengte wordt vergeleken met de nog te bedrukken lengte en tenslotte bij dreigend tekort een alarmering wordt geactiveerd.

3

Met een dergelijke inrichting is de radiometrische diktemeting van het opgebrachte materiaal vervangen door een eenvoudige, goedkoop en met een zeer hoge nauwkeurigheid uit te voeren gewichtsmeting, die het, 5 eveneens op eenvoudige wijze, mogelijk maakt, dat een computer het bedrukkingsprocédé tijdens een run bewaakt en in geval van een dreigend tekort van een van de bedrukkingsmassa's een alarmering activeert.

De voorraden drukmassa worden voorafgaand aan een 10 bedrukkingsrun zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de voorspelde of nominale vereiste hoeveelheid. In het ideale geval kan een run van een bepaalde lengte zodanig plaatsvinden, dat aan het einde van de run alle houders met drukmassa exact leeg zijn, zodat er geen restmassa of afval 15 resteert.

In de praktijk kan het opbrengen van drukmassa nooit zodanig nauwkeurig plaatsvinden, dat de massa van elke component aan het einde van een run exact nul bedraagt. In het geval van een overschot kan worden 20 vastgesteld, dat de betreffende drukmassa te ruim bemeten was. Voor volgende runs van hetzelfde type kan deze informatie met voordeel worden gebruikt. Daarom vertoont de inrichting volgens de uitvinding bij voorkeur het kenmerk, dat de computer gegevens van eerdere runs opslaat.

25 Anderzijds is het ook mogelijk, dat de computer tijdens een run vaststelt, dat het debiet van een bepaalde drukmassa groter is dan aanvankelijk oriënterend was vastgesteld. In dit geval dreigt er een tekort en moet er tijdig worden ingegrepen om zeker te stellen, dat een run 30 nog geheel kan worden voltooid.

Volgens weer een ander aspect van de uitvinding kan de inrichting in dit verband de bijzonderheid vertonen, dat de alarmering wordt gebruikt voor het bestellen van een additionele voorraad van de betreffende drukmassa.

4

Opgemerkt wordt, dat het onder bepaalde omstandigheden denkbaar is, dat de tijd om conform de hiervoor geschetste situatie nog in te grijpen, niet toereikend is. In dat geval moet de run voortijdig worden 5 afgebroken op het moment waarop de houder met de desbetreffende component leeg is. In dat geval zal er sprake zijn van restmassa, namelijk de overige componenten.

Het zal duidelijk zijn, dat steeds zoveel mogelijk gestreefd moet worden naar een restmassa nul. Met 10 het systeem volgens de uitvinding, in het bijzonder in het geval van het hiervoor beschreven lerende systeem, kan dat, zeker na een of twee eerdere runs, met een grote nauwkeurigheid plaatsvinden, zodanig, dat de restmassa's in de praktijk verwaarloosbaar gering zijn.

15 De uitvinding is toepasbaar voor het vervaardigen van verschillende produkten. Gedacht kan worden aan behang met veelkleurige patronen, patronen met verschillende materialen, zoals opschuimende materialen, doffe, zachtglanzende of hoogglanzende materialen, verschillende 20 kleuren en dikten, en dergelijke. Ook kan worden gedacht aan het vervaardigen van textiele materialen, bijvoorbeeld voor de kledingindustrie. Weer een andere toepassing van de inrichting volgens de uitvinding ligt op het terrein van de cartonage, in het bijzonder kwalitatief hoogwaardige 25 verpakkingen.

De inrichting volgens de uitvinding kan omvatten: een inrichting voor het doseren van een additief aan een in een vat aanwezige samenstelling, omvattende een weegelement, dat is ingericht voor het dragen en wegen van 30 het vat, een boven het weegelement geplaatst doseerelement voor het doseren van het additief, toevoermiddelen voor het aan het doseerelement toevoeren van het additief en een met het weegelement en het doseerelement verbonden besturingsorgaan voor het in afhankelijkheid van het door 5 het weegelement waargenomen gewicht besturen van de doseerinrichting.

Dergelijke inrichtingen zijn algemeen bekend. Ze zijn uitermate geschikt voor toevoegen van bijvoorbeeld 5 kleurstoffen aan basisverf voor het verkrijgen van verf met een bepaalde kleur.

De nauwkeurigheid van een dergelijke inrichting wordt enerzijds bepaald door de nauwkeurigheid van het weegelement en anderzijds door de nauwkeurigheid van de 10 doseerelementen. De nauwkeurigheid van de weegelementen op zich is voldoende groot om een reproduceerbare samenstelling te verkrijgen. Ook moderne doseerelementen hebben, bij een klein debiet, voldoende nauwkeurigheid.

Deze nauwkeurige doseerelementen hebben echter een klein 15 debiet.

Een doel van dit aspect van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting die, bij handhaving van een zeer grote nauwkeurigheid binnen een korte tijd een additief aan een samenstelling toe kan 20 voegen.

Dit doel wordt bereikt doordat het doseerelement is ingericht voor het met tenminste een groot en een klein, onderling verschillend debiet doseren van het additief en doordat het besturingsorgaan is ingericht voor het 25 aanvankelijk doen doseren van het doseerorgaan met een groot debiet en na het bereiken van een gewicht dat op een eerste vooraf bepaalde waarde van het streefgewicht af ligt doseren met een klein debiet tot het bereiken van de streefwaarde van het gewicht.

30 Hierbij wordt aanvankelijk een grote hoeveelheid additief met een groot debiet toegevoegd, hetgeen weinig tijd in beslag neemt. Wanneer de streefwaarde van het gewicht wordt genaderd wordt overgeschakeld naar doseren met een klein debiet opdat de gewenste nauwkeurigheid 6 bereikt kan worden. Hierbij wordt opgemerkt dat de waarde waarop van het grote naar het kleine debiet wordt overgeschakeld, zo dicht mogelijk bij de streefwaarde moet liggen, maar hier voldoende ver vanaf moet liggen opdat de 5 streefwaarde niet wordt overschreden. Ook dit proces neemt weinig tijd in beslag omdat slechts een kleine hoeveelheid additief behoeft te worden gedoseerd. Opgemerkt wordt dat de verhouding tussen het grote en het kleine debiet bijvoorbeeld een factor 10 omvat.

10 Voorts wordt hierbij opgemerkt, dat dit aspect van de uitvinding in eerste instantie betrekking heeft op het doseren van al dan niet viskeuze vloeistoffen, in het bijzonder de te doseren additieven. Dit geldt overigens eveneens voor de samenstelling waaraan de additieven moeten 15 worden toegevoerd.

Deze uitvoeringsvorm betreft eveneens een dergelijke werkwijze waarbij na het stoppen van het doseren met een groot debiet het additief aan het vat wordt gedoseerd met een middelgroot debiet tot het bereiken van 20 een gewicht dat op een tweede, kleinere vooraf bepaalde waarde onder de streefwaarde is gelegen en het vervolgens doseren van het additief met het kleine debiet.

Ook bij deze uitvoeringsvorm is het constructief aantrekkelijk wanneer de doseerelementen elk een afsluiter 25 met een groot debiet, een afsluiter met een middelgroot debiet en een afsluiter met een klein debiet omvatten.

De hierboven genoemde uitvoeringsvorm betreffen elk slechts het toevoegen van een enkel additief aan de samenstelling. In veel gevallen is het gewenst dat meer 30 dan één additief aan de samenstelling wordt toegevoegd.

Hiertoe verschaft een verdere voorkeursuitvoeringsvorm de maatregel dat de inrichting tenminste twee, elk boven het weegelement geplaatste doseerelementen omvat voor het elk doseren van een verschillend additief.

s 7

Voor veel toepassingen zoals het bereiden van drukinkt of farmaceutische preparaten is het van belang dat de samenstelling homogeen is.

De aanwezigheid van een roerinrichting biedt de 5 mogelijkheid verdere stoffen, zoals oplosmiddelen of vulmiddelen, waarvan de dosering minder nauwkeurig behoeft te geschieden toe te voegen.

Bij voorkeur omvatten de toevoermiddelen een zich hoofdzakelijk verticaal uitstrekkend, tot in de in het vat 10 aanwezige samenstelling onderdompelbaar kanaal.

Hiermede wordt de menging immers verbeterd. Het toevoerkanaal kan zijn voorzien van een debiet- of volume-meter om de hoeveelheid toegevoegde materiaal te kunnen bepalen.

15 De voordelen van de uitvinding komen in het bijzonder, doch niet uitsluitend tot uiting wanneer de samenstelling drukinkt of verf is en wanneer de inrichting is gekoppeld met een drukinrichting voor het bedrukken van substraat, zoals behang.

20 Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen. In de tekeningen tonen: figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; 25 figuur 2 een gedetailleerd zijaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting; figuur 3 een met figuur 2 overeenkomend detailaanzicht tijdens een andere stap van het met de inrichting uit te voeren proces; 30 figuur 4 een zijaanzicht van doseerelementen volgens de uitvinding; figuur 4a een bovenaanzicht van de in figuur 4 afgebeelde doseerelementen; 8 figuur 5 een detailaanzicht van een enkel doseerelement; figuur 5a een doorsnedeaanzicht van het in figuur 5 afgebeelde doseerelement volgens de lijn V - V; 5 figuur 6 een gedetailleerd zijaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting; en figuur 7 een schematisch aanzicht van de inrichting waarin de uitvinding is geïmplementeerd.

In figuur 1 is een doseerinrichting afgebeeld, 10 die is in essentie wordt gevormd door een doseerstation 1 en een mengstation 2. De stations zijn verbonden door een rollenbaan 3, waarin een weegplateau 4 is opgenomen ter plaatse van het mengstation 2 en waarover mengvaten 5 kunnen worden bewogen.

15 Het doseerstation omvat een boven het weegplateau 3 geplaatst doseerelement dat een aantal, in het onderhavige geval zes afsluiters 7 omvat. De afsluiters 7 zijn elk verbonden met een voorraadvat 10 voor kleurstoffen door middel van een leiding 9.

20 Het stel afsluiters 7 is in de lengterichting 8 beweegbaar, hetgeen in het bijzonder bij kleine mengvaten 5 van belang is om de uit de afsluiters tredende stroom kleurstoffen 6 in het mengvat terecht te laten komen. Het weegplateau 4 is ingericht voor het afgeven van een 25 elektrisch uitgangssignaal dat wordt toegevoerd aan een computer, waarvan het beeldscherm 11 is afgebeeld.

Het mengstation is voorzien van een in de rollenbaan 3 opgenomen, aandrijfbaar draaiplateau 12 waardoor het mengvat in rotatie kan worden aangedreven.

30 Voorts is boven het draaiplateau 12 op het frame een aandrijfeenheid 18 geplaatst, die is voorzien van een zich naar beneden uitstrekkende, in verticale richting beweegbare mengas 16, waaraan een agitatie-element 13 is bevestigd. Bij rotatie van de zich in zijn onderste positie 9 bevindende mengas 16 zal deze zich onder het niveau van de in het mengvat 5 aanwezige vloeistof bevinden. Voor het toevoeren van de in veel gevallen noodzakelijke oplosmiddel is een toevoerkanaal 14 aangebracht dat in verticale 5 richting beweegbaar is opdat het zich tot onder het niveau van de in het mengvat 5 aanwezige vloeistof bevindt.

In figuur 2 is het mengvat 5 opnieuw weergegeven en wel tijdens het toevoeren van een kleurstof in een dikke straal 25. Dit vormt het begin van de doseerhandeling. Het 10 vat 5 is aanvankelijk gevuld met een basisverf met een neutrale kleur en de uiteindelijke kleur van de te bereiden verf omvat bestanddelen van de in de mengvaten 10 aanwezige kleurstoffen. Deze gewichtshoeveelheden zijn in de computer 11 opgeslagen. Wanneer aldus het doseervat 5 zich onder de 15 samengestelde doseereenheid 7 bevindt wordt, in opdracht van de computer 11 een van de doseereenheden 7 met een groot debiet geopend totdat de gewenste gewichtshoeveelheid kleurstof met een zekere waarde is benaderd, hetgeen door het weegplateau 4 is gedetecteerd. Vervolgens wordt met een 20 kleiner debiet van de doseereenheid 7 het doseren voortgezet totdat de streefwaarde is bereikt. Dit is in figuur 3 weergegeven. Hierna wordt deze procedure herhaald met de andere kleurstoffen, totdat alle kleurstoffen en eventuele andere additieven zijn toegevoegd.

25 Uit de figuren 4, 4a, 5 en 5a blijkt dat elk van de doseerelementen 7 in essentie wordt gevormd door een bijvoorbeeld van metaal of kunststof vervaardigd huis 37 waarin een holte 38 is aangebracht waar de toevoerslang 9 voor het toevoeren van de kleurstof in uitmondt. In het 30 huis 37 in aansluiting op de holte 38 zijn drie zich naar beneden uitstrekkende openingen 41, 42 en 43 aangebracht die elk een verschillende doorsnede hebben, waarbij de doorsnede steeds overeenkomt met het debiet dat door de opening heen vloeit. In de praktijk kan dit betekenen dat 10 de oppervlakken van deze openingen zich verhouden als 1: 10: 100. Elk van de openingen 41, 42, 43 is afsluitbaar door een afsluitende klep, die beweegbaar is door een lineair aandrijfelement zoals een solenoïde 40. Deze 5 solenoïden 40 zijn bestuurbaar door de computer 11.

De belangrijkste onderdelen van het mengstation zijn reeds beschreven aan de hand van figuur 1. Een belangrijk aspect is het feit dat bij voorkeur de rotatieas van de draaitafel 45 waarop het mengvat is geplaatst niet 10 samenvalt met de rotatieas 16. Door dit verschil wordt de in het mengvat aanwezige vloeistof onderworpen aan een samengestelde, cycloïde beweging, met een groter mengeffect dan een enkelvoudige beweging. Dergelijke samengestelde bewegingen komen ook voor in keukenmachines, waarbij echter 15 het roerblad een samengestelde beweging uitvoert.

Overigens kunnen de desbetreffende middelen ook gebruikt worden voor het toevoeren van andere stoffen, waarvan de dosering minder kritisch is.

Ten slotte toont figuur 7 een drukwerk voor het 20 bedrukken van banen substraat 57, bijvoorbeeld banen behang. Het drukwerk omvat zeven zeefdrukwalsen of sereens 58 die elk zijn ingericht voor het op op zich bekende wijze door middel van zeefdruktechniek bedrukken van de vanaf een voorraadrol 55 toegevoerde substraatbaan 57 met een 25 verschillende kleur of structuur. De betreffende drukinkt of structuurpasta wordt via een respectievelijke pomp 60 vanuit een betreffend voorraadvat 61 onder besturing van een computer 67 toegevoerd aan de betreffende zeefdrukwals 58. Opgemerkt wordt dat de laatste zeefdrukwals 62 is 30 ingericht voor het aanbrengen van een zogenaamde topcoat, die bijvoorbeeld beschermende eigenschappen heeft. Hierbij is de computer 67 tevens ingericht voor het besturen van de aan het in figuur 7 getoonde proces voorafgaande mengproces.

11

In figuur 7 is blokschematisch aangeduid, dat de besturingseenheid, in het bijzonder de computer, een datapool-eenheid 63 omvat. De eerste doseerstraat is met het verwijzingsgetal 64 aangeduid, de tweede doseerstraat 5 met het verwijzingsgetal 65, de resterende drukmassa is met het verwijzingsgetal 66 aangegeven en het verbruik van de druklijn is het met het verwijzingsgetal 67 aangegeven.

10 1 03 7 3 43

Claims (20)

1. Inrichting voor het telkens successievelijk in 5 één run met een vooraf bepaald patroon bedrukken van een baan substraatmateriaal, bijvoorbeeld karton, papier of textiel voor het vervaardigen van plano's voor verpakkingen, behang, of dergelijke, welke inrichting omvat: 10 een drager voor een voorraadrol substraatmateriaal; een aantal achter elkaar geplaatste bedrukkingsstations voor het successievelijk met een drukmassa, zoals een pasta, een verf of een inkt van een 15 vooraf bepaalde samenstelling in respectieve, vooraf bepaalde patronen bedrukken van het de bedrukkingsstations achtereenvolgens passerende substraatmateriaal; doseermiddelen voor het individueel aan elk bedrukkingsstation toevoeren van een gedoseerde stroom 20 drukmassa; transportmiddelen voor het met een vooraf bepaalde snelheid vanaf een voorraadrol langs de bedrukkingsstations leiden van het substraatmateriaal; een aan elk bedrukkingsstation toegevoegde 25 weegschaal, waarop een houder kan worden geplaatst, in elk van de op de houders aanvankelijk een vooraf bepaalde hoeveelheid drukmassa is opgenomen, welke hoeveelheden vooraf zijn bepaald op basis van de nominale hoeveelheid drukmassa die gedurende de vooraf gestelde lengte en 30 breedte van het substraatmateriaal, alsmede de gemiddelde dikte van de daarop op te brengen laagdrukmassa in totaal gedurende de run, dat wil zeggen de doorloop van de genoemde vastgestelde lengte, vereist is; 1 03 73 43 welke weegschalen elk een meetsignaal, corresponderend met een gewicht van de in de betreffende houder aanwezige drukmassa afgeeft; een die meetsignalen ontvangende computer met een 5 geheugen, waarin vooraf de relevante gegevens met betrekking tot de doorlooptijd van het substraatmateriaal, het debiet van de drukmassa en de aanvangshoeveelheid drukmassa zijn opgenomen, een en ander zodanig, dat tijdens een run het 10 gemeten debiet van elke drukmassa wordt bepaald, op basis daarvan wordt bepaald, welke lengte aan substraatmateriaal nog kan worden bedrukt, welke voorspelde lengte wordt vergeleken met de nog te bedrukken lengte en tenslotte bij dreigend tekort een alarmering wordt geactiveerd. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de computer gegevens van eerdere runs.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de alarmering wordt gebruikt voor het bestellen van een additionele voorraad van de betreffende drukmassa. 25

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een inrichting voor het doseren van een additief aan een in een vat aanwezige samenstelling, omvattende: 30. een weegelement, dat is ingericht voor het dragen en wegen van het vat; - een boven het weegelement geplaatst doseerelement voor het doseren van het additief; - toevoermiddelen voor het aan het doseerelement toevoeren van het additief; - een met het weegelement en het doseerelement verbonden besturingsorgaan voor het in afhankelijkheid van 5 het door het weegelement waargenomen gewicht besturen van de doseerinrichting, met het kenmerk, dat - het doseerelement is ingericht voor het met tenminste een groot en een klein debiet doseren van het 10 additief; en - het besturingsorgaan is ingericht voor het aanvankelijk doen doseren van het doseerorgaan met een groot debiet en na het bereiken van een gewicht dat op een eerste vooraf bepaalde waarde van het streefgewicht af ligt 15 doseren met een klein debiet tot het bereiken van de streefwaarde van het gewicht.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 20 de doseerelementen elk een afsluiter met een groot debiet en een afsluiter met een klein debiet omvatten.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, 25 met het kenmerk, dat het doseerelement is ingericht voor het met een groot, een middelgroot en een klein debiet doseren van het additief en dat besturingsorgaan is ingericht voor het na het bereiken van een gewicht dat op de eerste vooraf 30 bepaalde waarde van het streefgewicht af ligt doseren met het middelgroot debiet, en na het bereiken van een gewicht dat op een tweede, vooraf bepaalde waarde, die kleiner is dan de eerste vooraf bepaalde waarde van het streefgewicht af ligt doseren met een klein debiet tot het bereiken van de streefwaarde van het gewicht.

7. Inrichting volgens conclusie 6, 5 met het kenmerk, dat de doseerelementen elk een afsluiter met een groot debiet, een afsluiter met een middelgroot debiet en een afsluiter met een klein debiet omvatten.

8. Inrichting volgens een der conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de inrichting tenminste twee, elk boven het weegelement geplaatste doseerelementen omvat voor het elk doseren van een verschillend additief.

9. Inrichting volgens een der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat het weegelement is opgenomen in een transportbaan voor het transporteren van het vat. 20

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat stroomafwaarts van de transportbaan een roerinrichting is geplaatst voor het roeren van de 25 samenstelling en de additieven.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de roerinrichting een zich 30 hoofdzakelijk verticaal uitstrekkende, tot in het vat beweegbare, in rotatie aandrijfbare staaf omvat, waaraan een volledig tot in de in het vat aanwezige samenstelling onderdompelbaar agitatie-element is bevestigd. *

12. Inrichting volgens conclusie 10 of , met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van toevoermiddelen voor het aan de samenstelling en additieven toevoeren van 5 een oplosmiddel.

13. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de toevoermiddelen een zich hoofdzakelijk 10 verticaal uitstrekkend, tot in de in het vat aanwezige samenstelling onderdompelbaar kanaal omvatten.

14. Inrichting volgens een der conclusies 4 - 13, met het kenmerk, dat 15 de samenstelling drukinkt of verf is en dat de inrichting is gekoppeld met een drukinrichting voor het bedrukken van substraat, zoals behang.

15. Werkwijze voor het doseren van een additief 20 aan een in een vat aanwezige samenstelling, omvattende de volgende stappen: - het aan het vat doseren van het additief met een groot debiet; - het tijdens het doseren wegen van het vat; 25. het bij het bereiken van een vooraf bepaalde waarde onder de streefwaarde van het gewicht stoppen van het doseren met een groot debiet; - het vervolgens aan het vat doseren van het additief met een klein debiet; 30. het tijdens het doseren wegen van het vat; - het bij het bereiken van de streefwaarde van het gewicht stoppen van het doseren.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat na het stoppen van het doseren met een groot debiet het additief aan het vat wordt gedoseerd met een middelgroot debiet tot het bereiken van een gewicht dat op 5 een tweede, kleinere vooraf bepaalde waarde van de streefwaarde van het gewicht is gelegen en het vervolgens doseren van het additief met het kleine debiet.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, 10 met het kenmerk, dat achtereenvolgens verschillende additieven aan de samenstelling worden gedoseerd.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, 15 met het kenmerk, dat na het toevoegen van de additieven de samenstelling wordt geroerd door een in rotatie aangedreven, volledig ondergedompeld roerelement.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, ' met het kenmerk, dat als roerelement een vlakke, ronde schijf wordt gebruikt.

20. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat tijdens of voorafgaand aan het roeren een oplosmiddel wordt toegevoegd. 1 03 73 43