NL1036870C2

NL1036870C2 - Inrichting voor het door middel van weven vervaardigen van een vezelmat.

Info

Publication number: NL1036870C2
Application number: NL1036870A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Bernardus Frenken; Jan Hendrik Nijenhuis; Johannes Hilbink
Original assignee: Ten Cate Itex B V
Priority date: 2009-04-17
Filing date: 2009-04-17
Publication date: 2010-10-19
Also published as: KR20120008500A; MX2011010844A; CN102439207B; ZA201107598B; AU2010237169A1; US20120125474A1; CN102439207A; RU2011146644A; JP2012524175A; WO2010120174A3; BRPI1016211A2; EP2419555A2; WO2010120174A2

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het door middel van weven vervaardigen van een vezelmat.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het door middel van weven vervaardigen van een vezelmat, waarbij de vezelmat is opgebouwd uit een drager, waarop vezels zijn aangebracht en waarbij de inrichting ten minste is voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van, de drager van de vezelmat vormende, kettingdraden, een inslaglade alsmede aan één 10 of beide zijden van het inslagvak opgestelde middelen voor het in het inslagvak inbrengen van één of meer inslagdraden.

De uitvinding heeft ook betrekking op een vezelmat, verkregen met behulp van een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

In deze octrooiaanvrage dient onder de term “vezelmat" allerlei 15 soorten dragers te worden beschouwd, waarop natuurlijke vezels of kunstvezels zijn aangebracht, welke vezelmatten voor allerlei toepassingen kunnen worden ingezet, zoals geotextiel of bijvoorbeeld als kunstgrassportvelden of als zogenoemde 3D matten of tapijten.

Het door middel van weven vervaardigen van een kunstgrasmat is 20 een techniek die de afgelopen jaren in opkomst is naast de bekende productietechnieken zoals tuften of breien. Weven verdient de voorkeur boven tuften, daar het tuftproces altijd in een vast patroon van rijen van garens plaatsvindt. Door middel van weven kan met behulp van de kammen in het inslagvak een semi-willekeurig patroon worden bereikt, wat de uitstraling van de vezelmat, bijvoorbeeld 25 een kunstgrasmat, verbetert en deze een natuurlijke uitstraling geeft.

Voorts is het weefproces een simpeler techniek dan het tuftproces. Bij tuften eerst de drager wordt geweven en vervolgens de vezels worden getuft,

De uitvinding beoogt een verbeterde techniek te verschaffen voor het vervaardigen van een vezelmat en een inrichting voor het door middel van 30 weven vervaardigen van een vezelmat te verschaffen waarmee efficiënt in één bewegingsstap een weefsel kan worden verkregen door middel van weven, voorzien van vrij opstaande kunstvezels van een semi-willekeurige, variabele en instelbare poolhoogte.

Overeenkomstig de uitvinding wordt de inrichting hierdoor 1036870 2 gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van snijmiddelen voor het op één of meer plaatsen doorsnijden van één of meer inslagdraden. Zodoende is het mogelijk om tijdens de weefstap reeds de vrije opstaande kunstvezels in het weefsel te creëren, waardoor een vezelmat met een variabele, instelbare poolhoogte kan 5 worden verkregen, die bijvoorbeeld een natuurlijk grasveld simuleert.

Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat de snijmiddelen na het inslagvak zijn opgesteld. Dit maakt het mogelijk om het verkrijgen van vrije opstaande kunstvezels reeds tijdens de weefstap mogelijk te maken. Hierdoor wordt voorkomen dat na het weven het 10 aldus verkregen weefsel een aanvullende bewerkingsstap dient te ondergaan, hetgeen de handeling vereenvoudigt en het productieproces aanzienlijk versneld.

Overeenkomstig een functioneel kenmerk van de uitvinding wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat de snijmiddelen ten minste één meselement omvatten. Meer in het bijzonder strekt hierbij het snijvlak van het ten 15 minste ene meselement zich loodrecht op de inbrengrichting van de inslagdraad uit. Dit aspect maakt het mogelijk om tijdens het weven reeds de inslagdraad op de gewenste positie door te snijden ter verkrijging van vrij opstaande kunstvezels.

Volgens een ander functioneel kenmerk van de uitvinding wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat het ten minste ene meselement vast is 20 opgesteld, terwijl bij een andere uitvoeringsvorm het ten minste ene meselement beweegbaar is opgesteld. Hierbij kan het tenminste ene meselement een knipbeweging ondergaan.

Bij een andere bewegende uitvoeringsvorm verdient het de voorkeur dat het ten minste ene meselement roteerbaar is, waarbij meer in het 25 bijzonder de snijmiddelen ten minste één roteerbaar aangedreven as omvatten, waarop meerdere op enige afstand van elkaar gelegen meselementen zijn aangebracht. Zodoende kunnen efficiënt en snel tijdens het weven de inslagdraden worden doorgesneden ter verkrijging van opstaande kunstvezels.

Teneinde de poolhoogte van de te verkrijgen losse opstaande 30 kunstvezels in te kunnen stellen, is hiertoe overeenkomstig de uitvinding de afstand tussen de meselementen instelbaar.

Ten behoeve van een bedrijfszeker doorsnijden van de inslagdraden op de gewenste posities omvat overeenkomstig de uitvinding de inrichting steunmiddelen voor de inslagdraden, welke steunmiddelen samenwerken 3 met de snijmiddelen.

Meer in het bijzonder omvatten bij een specifieke uitvoeringsvorm de steunmiddelen ten minste één staafdeel, waarover de door te snijden inslagdraden leidbaar zijn. Daarbij kan het staafdeel zijn voorzien van een 5 uitsparing, waarin althans een deel van het snijelement opneembaar is.

Teneinde een effectief inbrengen van de inslagdraden in de richting van de snijmiddelen mogelijk te maken wordt overeenkomstig een specifiek aspect van de uitvinding de inrichting hiertoe gekenmerkt doordat de steunmiddelen ten minste één, de inslagdraden ondersteunende, draadvormige steungeleider 10 omvatten, welke draadvormige steungeleider met een eerste einde is verbonden met het vrije einde van een staafdeel en met een ander einde is verbonden met de inrichting. Verder kan het vrije einde van het staafdeel schroefbaar met het staafdeel zijn verbonden, hetgeen een eenvoudig monteren van de draadvormige steungeleider mogelijk maakt.

15 Op deze wijze worden enkel de door te snijden inslagdraden in de richting van de snijmiddelen vervolgd, terwijl de inslagdraden die niet door het betreffende meselement doorgesneden dienen te worden langs het betreffende snijmiddel kan worden geleid, zonder dat deze worden doorgesneden.

Bij een functionele uitvoeringsvorm wordt de inrichting gekenmerkt 20 doordat de draadvormige steungeleider met zijn andere einde met behulp van een veerelement met de inrichting is verbonden. Door de draadvormige steungeleider deel uit te laten maken van het bewegende inslagvak, kan zodoende een inslagdraad die door het betreffende overeenkomende snijelement dient te worden doorsneden over de draadvormige steungeleiderinrichting van het meselement 25 worden geleid.

Verder kunnen de steunmiddelen kantelbaar ten opzichte van het inslagvak zijn, hetgeen een onverhoopt vastlopen of vasthaken van de inslagdraden achter het vrije einde van het staafdeel voorkomt.

Volgens een verder functioneel kenmerk van de inrichting 30 overeenkomstig de uitvinding is de draadvormige steungeleider van een kunststof dan wel een metaal vervaardigd.

Bij twee andere functionele uitvoeringsvormen kunnen de snijmiddelen behulp van ultrageluid of warmte de één of meer inslagdraden op één of meer plaatsen doorsnijden.

4

De uitvinding zal aan de hand van de navolgende figuurbeschrijving worden toegelicht met behulp van een tekening, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuur 1 een eerste aanzicht van een inrichting overeenkomstig de 5 uitvinding;

Figuren 2 tot en met 8 verdere aanzichten van de inrichting volgens

Figuur 1;

Figuren 9, 10a-10b voorbeelden van een layout van een vezelmat verkregen met de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

10 Voor een beter begrip van de uitvinding zal in de navolgende figuur beschrijving de overeenkomende onderdelen met het identieke referentiecijfer worden aangeduid.

Het referentiecijfer 1 duidt een weefinrichting aan welke wordt gebruikt voor het weven van een vezelmat.

15 Opgemerkt moet worden dat in deze octrooiaanvrage een vezelmat allerlei uitvoeringen kan bezitten, bijvoorbeeld een vezelmat voor ‘landscaping’ (bijvoorbeeld ten behoeve van het ondersteunen van dijklichamen) of vezelmatten met een louter sportieve functie, zoals een kunstgrassportmat voor voetbalvelden of hockeyvelden. Een dergelijke weefinrichting is voorzien van middelen 10 welke een 20 inslag of riet vormen voor kettingdraden 20, die vanachter de weefinrichting worden toegevoerd naar het inslagvak.

Een vezelmat zoals omschreven in deze aanvrage kan zowel natuurlijke vezels bevatten als kunststofvezels.

De inslaglade 10 dient om de kettingdraden op enige afstand van 25 elkaar te houden en ook om afwisselend inslagdraden 21 tussen de verschillende kettingdraden te weven. De kettingdraden 20 vormen zodoende de drager van de vezelmat.

Voor het inbrengen van de inslagdraden 21 zijn aan een zijde van het inslagvak inbrengmiddelen 11 opgesteld die, bijvoorbeeld met behulp van een 30 door het inslagvak heen en weer bewegend projectiel, bijvoorbeeld een grijper, danwel met behulp van lucht of water, de inslagdraden 21 vanaf een (niet weergegeven) voorraadspoel afnemen en door het inslagvak 10 tussen de verschillende kettingdraden 20 weven.

Een vezelmat bestaat uit een drager waarop kunstvezels zijn 5 aangebracht. De kunstvezels hebben daarbij een zekere poolhoogte en steken uit de drager omhoog om, in het geval dat de vezelmat bedoeld is at een geotextielmat of kunstgrasmat het aanzicht van natuurlijk gras te simuleren. Veelal wordt tussen de aldus opstaande vezels een instrooimateriaal aangebracht, bijvoorbeeld bestaande uit zand 5 en/of kleine kunststof deeltjes (bijvoorbeeld rubber). Bij het weven van een vezelmat zijn de inslagdraden, die uiteindelijk ook de opstaande kunstvezels dienen te vormen, volledig tussen de kettingdraden 20 aangebracht.

Teneinde een vezelmat te realiseren met vrije opstaande kunstvezels zijn, overeenkomstig de uitvinding, snijmiddelen 30 (zie figuur 2) aangebracht die in het 10 inslagvak 10 op een of meerdere plaatsen de verschillende inslagdraden 21 doorsnijden.

Zoals duidelijk getoond in figuur 2 (en 3-4-5) bestaan de snijmiddelen 30 uit een as 34 dat met behulp van steunflenzen 35 is bevestigd aan een gestel 39 dat deel uitmaakt van de weefinrichting. De steunas 34 Is roteerbaar aandrijfbaar door middel van een aandrijfeenheid 36 (bijvoorbeeld een elektromotor) dat via een tandwiel 36a en een 15 overbrengdrager 37 en een tandwiel 38 de steunas 34 roteerbaar aandrijft. Echter, ook andere wijzen van aandrijven door middel van een ketting of een ander soortige eindloze drager, zijn mogelijk.

Overeenkomstig de uitvinding zijn op bepaalde afstanden op de steunas 34 snijelementen 33 aangebracht, welke hier zijn uitgevoerd als roteerbaar aangedreven 20 messen 33. De meselementen 33 zijn weliswaar roteerbaar aandrijfbaar door middel van de steunas 34 maar staan verder vast opgesteld ten opzichte van het gestel 39 (en de weefinrichting 10). Tijdens het weven verplaatst de aldus geweven vezelmat (drager van kettingdraden 20 en ingebrachte inslagdraden 21) zich vanuit het inslagvak in de richting van het gestel 39 en de snijmiddelen 30.

25 Met behulp van roterende snijelementen worden de inslagdraden 21 op bepaalde posities doorgesneden, zodat een vrij opstaand einde als kunstgrasvezel kan fungeren. De rest van de inslagdraad blijft zodoende gewoven in de drager 20 opgenomen zodat een onverhoopt losraken van de kunstgrasvezel uit de drager 20 niet zonder kracht (bijvoorbeeld een trekbeweging) kan plaatsvinden.

30 Opgemerkt moet worden dat de snijmiddelen ook in andere uitvoeringen kunnen worden gerealiseerd zoals in de vorm van niet-bewegende, star opgestelde meselementen waarlangs de inslagdraad wordt gevoerd. Bij een andere uitvoeringsvorm kunnen de meselementen als kleine knipscharen worden uitgevoerd, welke op een geschikte wijze worden aangedreven.

6

Evenzo kunnen de snijmiddelen loodrecht zijn georienteerd ten opzichte van de inbrengrichting van de inslagdraad, zoals getoond in de Figuren. Echter een verbeterde snijactie kan worden gerealiseerd indien de snijmiddelen onder een hoek ten opzichte van de inbrengrichting van de inslagdraad 21 staan opgesteld.

5 Ten behoeve van een correct doorsnijden van de inslagdraden 21, zulks om kunstvezels met een gewenste poolhoogte te verkrijgen, is de weefinrichting overeenkomstig de uitvinding voorzien van steunmiddelen welke samenwerken met de verschillende snijelementen 23. Hierbij zijn de steunmiddelen aangeduid met het referentiecijfer 32 en uitgevoerd als staafdelen 32, welke star met het gestel 39 zijn 10 verbonden.

De functie van de staafdelen 32 is een passieve functie en gelegen in de vrije einden 32a welke de door te snijden inslagdraden opliften en over het staafdeel 32 in de richting van de snijelementen 33 leiden. Inslagdraden 21 welke niet dienen te worden doorgesneden worden onder het staafdeel 32 gevoerd en worden zodoende niet 15 door het overeenkomende snijelement 33 doorsneden, maar blijven ingeweefd tussen de kettingdraden 20 onaangetast. Zodoende wordt een geschikte hechting van de losse, als kunstgrasvezel dienende inslagdraden, in de kettingdraden 20 gegarandeerd.

Ten behoeve van een vakkundig en storingsvrij doorsnijden van de inslagdraden 21 door de snijelementen 33, kan elk staafdeel 32 zijn voorzien van een 20 uitsparing 32b waarin, althans een deel, van het snijvlak 33a van elk snijelement in opneembaar is.

Bij voorkeur is het vrije einde 32a van elk staafdeel 32 door middel van een schroefdraad 32c schroefbaar op het staafdeel 32. Het vrije einde 32a kan daarbij hol zijn uitgevoerd en zijn voorzien van een opening 32d waardoor een draadvormige 25 steungeleider 31 (zie figuur 2, 7 en 8), welke draadvormige steungeleider enerzijds met het vrije einde van het staafdeel 32 is verbonden en met zijn andere einde is verbonden met de inrichting.

Zoals de figuren 1, 2, 7 en 8 duidelijk tonen worden de draadvormige steungeleiders 31 door het inslagvak en het riet 10 geleid naar de zijde van de 30 weefinrichting alwaar de kettingdraden 21 de weefinrichting worden ingevoerd. De draadvormige steungeleiders 31 worden door de inslagmiddelen van de weefinrichting door het inslagvak heen en weer bewogen, zodat, afhankelijk van de weefactie, inslagdraden 21 onder en boven de draadvormige steungeleiders in het inslagvak worden ingevoerd.

7

De steungeleiders zijn bij voorkeur kantelbaar in de inrichting opgenomen, zodat een onverhoopt vastlopen of vasthaken van de inslagdraden achter het vrije einde ervan wordt voorkomen. Hiertoe is de steunbalk 39 kantelbaar ten opzichte van het inslagvak. Bijvoorbeeld kan de steunbalk 39 verbonden zijn met een excentrische 5 overbrenging, welke overbrenging vanuit de weefinrichting aandrijfbaar is.

Doordat elke draadvormige steungeleider 31 is verbonden met een staafdeel 32 zullen de over de betreffende draadvormige steungeleider 31 ingevoerde inslagdraden 21 onherroepelijk in de richting van het bijbehorende snijelement 33 worden gevoerd en aldaar worden doorgesneden.

10 Inslagdraden 21 die ter plaatse onder een draadvormige steungeleider 31 zijn ingebracht zullen derhalve ter plaatse van deze draadvormige steungeleider (en het staafdeel 32, respectievelijk het meselement 33) niet worden doorgesneden.

Zoals figuur 8 duidelijk toont zijn de verschillende draadvormige steungeleiders 31 met hun andere einde 31b verbonden met een steunbalk 10a van de 15 weefinrichting 10 en bij voorkeur door middel van een veerelement 40, zodat bewegingen en spanningen in de draadvormige steungeleider 31, welke spanningen tijdens het weven kunnen ontstaan, eenvoudig kunnen worden opgevangen.

Als voorbeeld wordt hieronder de parameters beschreven van een vezelmat verkregen met behulp van een inrichting overeekomstig de uitvinding. Een 20 dergelijke vezelmat wordt getoond in Figuur 9 waarbij de rij met cijfers langs het weefvak (of riet) 10 verwijzen naar de inslagdraden 20. Duidelijk getoond zijn de vrij uitstekende kunstgrasvezel 21 a-21b welke verkregen zijn door lokaal in de vezelmat de inslagdraden 21 door te snijden met behulp van de snijmiddelen 30. De vezelmat (of -tapijt) heeft een oppervlaktedichtheid van 1265 gr/m2, bestaande uit een garen van 8300 DTEX Het 25 aantal ‘picks’ per centimeter bedraag 14,5 cm, terwijl de poolhoogte van de vrijgesneden kunstvezels 21 a-21 b ongeveer 60 mm bedraagt.

In de figuren 10a-10b wordt een andere layout van een vezelmat geopenbaard, waar de referentie X de positie aangeeft waar de inslagdraad door de snijmiddelen 30 wordt doorgesneden ter verkrijging van afzonderlijke kunstvezels.

30 De mat is geweven volgens de volgende constructie: 20 inslagdraden plat + 10 kettingdraden afgebonden met tenminste een dubbele W-binding. Echter de weefinrichting kan zodanig worden geconfigureerd, dat geweven kan worden met 2-25 inslagdraden plat + 2-50 kettingdraden afgebonden met tenminsteeen dubbele-W-binding.

8

De vezelmatten die met behulp van de inrichting overeenkomst de uitvinding kunnen worden geproduceerd, zijn met name geschikt voor toepassing als geotextiel, landscaping, maar kunnen ook worden ingezet voor (voetbal)sportvelden. Kenmerkend voor dergelijke vezelmatten is dat gebruik wordt gemaakt van een twee-5 dimensionele weeftechniek, waarmee een functionele 3D (kunstgras)constructie wordt gerealiseerd.

10 1036870

Claims

1. Inrichting voor het door middel van weven vervaardigen van een vezelmat, waarbij de vezelmat is opgebouwd uit een drager, waarop vezels zijn 5 aangebracht en waarbij de inrichting ten minste is voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van, de drager van de vezelmat vormende, kettingdraden, een inslaglade alsmede aan één of beide zijden van het inslagvak opgestelde middelen voor het in het inslagvak inbrengen van één of meer inslagdraden, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van snijmiddelen voor het op één of meer plaatsen doorsnijden van 10 één of meer inslagdraden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de snijmiddelen na het inslagvak zijn opgesteld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de snijmiddelen ten minste één meselement omvatten.

4. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het snijvlak van het ten minste ene meselement zich loodrecht op de inbrengrichting van de inslagdraad uitstrekt.

5. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het snijvlak van het ten minste ene meselement zich onder een hoek ten 20 opzichte van de inbrengrichting van de inslagdraad uitstrekt.

6. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het ten minste ene meselement vast is opgesteld.

7. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het ten minste ene meselement beweegbaar is opgesteld.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tenminste ene meselement een knipbeweging ondergaat.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het tenminste ene meselement roteerbaar is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de snijmiddelen 30 ten minste één roteerbaar aangedreven as omvatten, waarop meerdere op enige afstand van elkaar gelegen meselementen zijn aangebracht.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afstand tussen de meselementen instelbaar is. 1036870

12. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting steunmiddelen voor de inslagdraden omvat, welke steunmiddelen samenwerken met de snijmiddelen.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de 5 steunmiddelen ten minste één staafdeel omvatten, waarover de door te snijden inslagdraden leidbaar zijn.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het staafdeel is voorzien van een uitsparing, waarin althans een deel van het snijelement opneembaar is.

15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, met het kenmerk, dat de 10 steunmiddelen ten minste één, de inslagdraden ondersteunende, draadvormige steungeleider omvatten, welke draadvormige steungeleider met een eerste einde is verbonden met het vrije einde van een staafdeel en met een ander einde is verbonden met de inslaglade.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het vrije einde 15 van het staafdeel schroefbaar met het staafdeel is verbonden.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de draadvormige steungeleider met zijn andere einde met behulp van een veerelement met de inrichting is verbonden,

18. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 12-17, met het 20 kenmerk, dat de steunmiddelen kantelbaar ten opzichte van het inslagvak zijn.

19. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 15-18, met het kenmerk, dat de draadvormige steungeleider van een kunststof is vervaardigd.

20. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 15-18, met het kenmerk, dat de draadvormige steungeleider van een metaal is vervaardigd.

21. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de snijmiddelen behulp van ultrageluid de één of meer inslagdraden op één of meer plaatsen doorsnijden.

22, Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de snijmiddelen behulp van warmte de één of meer inslagdraden op één of meer plaatsen 30 doorsnijden.

23. Vezelmat verkregen m et de inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies. 1036870