NL1035716C2 - Display- en bedieningssysteem voor een voertuig. - Google Patents

Description

Display- en bedieningssysteem voor een voertuig

De onderhavige uitvinding betreft een display- en bedieningssysteem voor voertuigen met een centrale 5 displayeenheid en minstens een afzonderlijke bedieningseenheid, die via een signaalverbinding is verbonden met de centrale displayeenheid en die minstens een instelinrichting bezit.

Display- en bedieningssystemen voor voertuigen met een 10 centrale displayeenheid en minstens een afzonderlijke bedieningseenheid, die via een signaalverbinding is verbonden met de centrale displayeenheid en die minstens een instelinrichting bezit, zijn algemeen bekend. Bij gebruikelijke display- en bedieningssystemen voor motorisch 15 werkende rijwielen vergt de overdracht van de instellingen van de bedieningseenheid naar de centrale displayeenheid evenwel veel constructiewerk en inspanning. Verder doet zich bij gebruikelijke display- en bedieningssystemen voor motorisch werkende rijwielen het probleem van een grote 20 elektrische vermogensopname voor. In het bijzonder bij elektrische rijwielen is een geringe vermogensopname van belangrijk voordeel.

De uitvinding heeft daarom tot doel, een display- en bedieningssysteem van de in het begin genoemde soort zo uit 25 te voeren, dat de overdracht van de instellingen van de bedieningseenheid naar de centrale displayeenheid plaatsvindt door middel van een flexibele en kostengunstige constructie en het energieverbruik wordt verminderd.

Dit doel wordt bij het display- en bedieningssysteem 30 volgens de aanhef van onafhankelijke conclusie 1 bereikt, doordat de afzonderlijke bedieningseenheid de verschillende instellingen van de instelinrichting via de signaalverbinding in een voor de op een bepaald moment 1 0 3 5 7 1 β j 2 gegeven instelinrichting configuratie eenduidig signaal overbrengt naar de afzonderlijke displayeenheid. Door deze samenwerking van de afzonderlijke bedieningseenheid en de centrale displayeenheid wordt een eenvoudiger constructie 5 van het voertuig mogelijk. Een verder voordeel is dat door deze manier van vermindering van het aantal over te brengen signalen en signaalleidingen een geringere elektrisch vermogensopname van het display- en bedieningssysteem bij een geringe dataoverdrachtsnelheid kan worden gerealiseerd, 10 zonder dat verlies aan informatie optreedt.

Het voor de op een bepaald moment gegeven instelinrichting configuratie eenduidige signaal kan een analoog signaalniveau of een digitaal signaal zijn. De signaalverbinding kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door 15 een elektrische signaalleiding, een radiogolf verzending of een lichtconductor.

De instelinrichting kan overeenkomstig de eisen aan de over te brengen instellingen worden gerealiseerd als een schakelaar of een analoog werkende instelinrichting. Bij 20 een gunstige uitvoering van de afzonderlijke bedieningseenheid zijn de schakelaars van de afzonderlijke bedieningseenheid kostengunstige drukschakelaars of schuifschakelaars, die ook meer dan twee schakelaarstanden kunnen innemen.

25 Verder kan de afzonderlijke bedieningseenheid een bewerkingsschakeling voor het bewerken van de signalen bezitten, die bij de verschillende instellingen van de schakelaars op de afzonderlijke bedieningseenheid worden gegenereerd. Op deze manier worden de signalen voorbereid 30 voor een zowel gunstige als energiebesparende overdracht.

Bij een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van het display-en bedieningssysteem van de onderhavige uitvinding bezit de afzonderlijke bedieningseenheid een eerste bewerkingslogica 3 voor het multiplexen van de signalen en bezit de centrale displayeenheid een tweede bewerkingslogica voor het demultiplexen van de signalen. Dit heeft het voordeel, dat de signalen op efficiënte wijze vanaf de bedieningseenheid 5 worden overgebracht naar de centrale displayeenheid.

Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld is het display- en bedieningssysteem uitgerust voor overdracht met een standaardprotocol. In het bijzonder de standaardprotocollen UART (Universal Asynchronous Receiver Transmitter) of SPI 10 (Serial Peripheral Interface) zijn voor de overdracht van voordeel, omdat ze een betrouwbare overdracht mogelijk maken en de daarvoor benodigde onderdelen kostengunstig zi jn.

Verder kan het signaal een 8 bits-woord zijn. In het 15 bijzonder kunnen de eerste drie bits van het 8 bits-woord synchronisatiebits zijn. Verder kunnen vijf bits van het 8 bits-woord voor de dataoverdracht worden gebruikt. Op deze manier zijn kostengunstige 8 bits-systemen inzetbaar.

Verder kan de afzonderlijke bedieningseenheid een 20 aansluiting voor een externe digitale of analoge signaaloverbrenger bezitten. De signaaloverbrenger kan in het bijzonder een potentiometer zijn. De aansluiting voor de potentiometer kan uitgevoerd zijn als een zijdelingse aansluiting of als een radiale aansluiting. Zo kunnen 25 instellingen aan de afzonderlijke bedieningseenheid eenvoudig afgelezen worden of aanvullende data worden ingevoerd, die inwerken op het bedieningssysteem en de bedrijfsparameters van het voertuig.

Bij een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van het display-30 en bedieningssysteem is een centrale besturingseenheid toegewezen aan de centrale displayeenheid. Daardoor wordt de besturing van het voertuig vereenvoudigd.

4

De centrale besturingseenheid kan buiten de centrale displayeenheid gesitueerd zijn. Op deze manier kan de centrale displayeenheid kostengunstiger vervaardigd worden. Bij het gebruik van verschillende displayeenheden aan een 5 voertuig voor verschillende gebruiksdoeleinden is dit bijzonder gunstig.

Verder kan de afzonderlijke bedieningseenheid op een stuur van het voertuig in de buurt van het handvat aanbrengbaar zijn. Dit maakt een grotere mate van 10 verkeersveiligheid mogelijk, omdat de berijder van het voertuig bij het bedienen van de afzonderlijke bedieningseenheid z'n hand in de buurt van het handvat kan houden.

Bij een gunstig uitvoeringsvoorbeeld bezit het 15 display- en bedieningssysteem een op het voertuig aan te brengen houder voor de centrale displayeenheid. De centrale displayeenheid is uit de houder voor de centrale displayeenheid verwijderbaar verbonden. Zo wordt een eenvoudige diefstalbeveiliging voor de centrale 20 displayeenheid gerealiseerd, die bij het voertuig een waardevol onderdeel vormt.

Verder kan de houder contacten bezitten om data over te brengen naar de centrale displayeenheid. In een gunstige uitvoering zijn de contacten zijdelings aangebracht. Op 25 deze manier zijn de contacten beter beschermd tegen regen en stuwwater en waterfilms, wanneer de centrale displayeenheid zich niet in de houder bevindt. De bescherming wordt verbeterd, wanneer op de drager van de contacten een dwarslijf is aangebracht, dat een overkapping 30 voor de contacten vormt.

In het bijzonder kan de houder voor de centrale displayeenheid een spanningsoverbrenger bezitten, om een voedingsspanning voor de centrale displayeenheid te 5 genereren. Verder kunnen aansluitingen voor een eerste spanningsniveau en een tweede spanningsniveau verschaft zijn. Het eerste spanningsniveau kan bijvoorbeeld 6 volt bedragen en het tweede spanningsniveau 24 volt. Op deze 5 manier zijn bij het display- en bedieningssysteem op de houder verschillende displayeenheden inzetbaar.

Verder kan de centrale displayeenheid dienen als een sleutel voor het voertuig. De sleutel kan zo uitgevoerd zijn, dat het voertuig vergrendeld is, wanneer de centrale 10 displayeenheid zich niet in de houder voor de centrale displayeenheid bevindt en het voertuig ontgrendeld is, wanneer de centrale displayeenheid zich in de houder voor de centrale displayeenheid bevindt. Dit heeft het voordeel, dat een afzonderlijke vergrendelingsinrichting bij het 15 voertuig kan worden bespaard. Verder kan de sleutel zo uitgevoerd zijn, dat de sleutel elektronische modules van het voertuig activeert of deactiveert of de sleutel dient als sleutel voor het elektronisch systeem van het voertuig. Op deze manier kan de veiligheid worden verhoogd en de 20 elektrische vermogensopname van het voertuig in de uitgeschakelde toestand verminderd worden.

In een gunstige uitvoering bezit het display- en bedieningssysteem een automatische uitschakel-schakeling. Wanneer de centrale displayeenheid uit de houder wordt 25 genomen, wordt het display- en bedieningssysteem automatisch uitgeschakeld. Dit stelt een vermindering van de elektrische vermogensopname veilig.

Verder kunnen elektrische verbruikers van de tweewieler bij het uit de houder nemen van de centrale 30 displayeenheid automatisch uitgeschakeld worden door de automatische uitschakel-schakeling, zoals bijvoorbeeld een elektromotor of een lichtinstallatie van het voertuig. Dit 6 garandeert een verdere vermindering van de elektrische vermogensopname in de uitgeschakelde toestand.

Verder kan de centrale displayeenheid een interne spanningsbron bezitten. Zo kan de centrale displayeenheid 5 ook na het uit de houder nemen bepaalde informatie weergeven. Dit is voor bepaalde toepassingen bijzonder gunstig, wanneer de gebruiker de gewenste informatie zou willen controleren. De interne spanningsbron van de centrale displayeenheid kan bijvoorbeeld worden 10 gerealiseerd door een batterij, een accumulator of een condensator.

Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld is de automatische uitschakel-schakeling buiten de centrale displayeenheid gesitueerd en zodanig uitgevoerd, dat het display- en 15 bedieningssysteem na het bedienen van de afzonderlijke bedieningseenheid zich niet in de houder voor de centrale displayeenheid bevindt. In het bijzonder bij onbevoegde bediening door derden bij een vergrendeld voertuig verhoogt deze uitvoering de veiligheid en maakt een verdere 20 vermindering van de elektrische vermogensopname mogelijk.

Bij een gunstige uitvoering kan de houder of de afzonderlijke bedieningseenheid een triggerschakeling bezitten. Wanneer de centrale displayeenheid in de houder wordt gebracht schakelt de triggerschakeling het display-25 en bedieningssysteem in. Dit verhoogt het comfort voor de rijder. Verder kan minstens een van de schakelaars zijn verschaft voor het inschakelen.

Verder kan op de afzonderlijke bedieningseenheid of de centrale displayeenheid een ingang voor signalen van 30 minstens een externe sensor verschaft zijn. Op deze manier kunnen verschillende meetwaarden van externe sensoren voor de rijder worden weergegeven, waartoe wordt verwezen naar de hart- of slagfrequentie van de rijder. Via een sensor * 7 kan bijvoorbeeld ook de laadtoestand van de batterijen worden weergegeven.

De centrale displayeenheid kan bedieningselementen bezitten, waardoor voor de gebruiker een verbeterde 5 bediening van het display- en bedieningssysteem mogelijk wordt gemaakt.

Door het samenwerken van de afzonderlijke bedieningseenheid en de centrale displayeenheid is een bijzonder flexibele uitvoering van de gewenste functies met 10 een eenvoudige overdracht van de instellingen naar de afzonderlijke bedieningseenheid mogelijk. Op gunstige wijze wordt het display- en bedieningssysteem van de onderhavige uitvinding toegepast op een motorisch aangedreven rijwiel. In het bijzonder kan het motorisch aangedreven rijwiel een 15 elektrisch rijwiel zijn, waarbij de vermindering van de elektrische vermogensopname van bijzonder belang is.

In het volgende wordt de uitvinding aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht; daarbij toont: 20 fig. 1 een overzichtsafbeelding van een display- en bedieningssysteem met een centrale displayeenheid, een afzonderlijke bedieningseenheid en een houder volgens een 25 uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding; fig. 2 een aanzicht met uiteen genomen delen van de afzonderlijke bedieningseenheid volgens een 30 voorkeuruitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding; 8 fig. 3a de afzonderlijke bedieningseenheid met een zijdelingse aansluiting voor een potentiometer volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding; 5 fig. 3b de afzonderlijke bedieningseenheid met een radiale aansluiting voor een potentiometer volgens een ander uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding; 10 fig. 4a de displayeenheid in de bedrijfsstand in de houder; fig. 4b de displayeenheid bij het uit de houder nemen 15 ervan; fig. 5 een verder uitvoeringsvoorbeeld van het display-en bedieningssysteem, waarbij de centrale displayeenheid niet op de houder, maar direct op 20 een hefboom voor een kleminrichting gesitueerd is; en fig. 6 een ander uitvoeringsvoorbeeld van het display-en bedieningssysteem, waarbij de centrale 25 displayeenheid niet op de houder en niet op de hefboom voor een kleminrichting, maar direct op een stuur aangebracht is.

Fig. 1 toont een display- en bedieningssysteem voor 30 een voertuig volgens een eerste uitvoeringsvoorbeeld. Het display- en bedieningssysteem bezit een centrale displayeenheid 1 en minstens een afzonderlijke bedieningseenheid 2, die met de display-inrichting 1 9 verbonden is via een niet afgebeelde signaalverbinding en die minstens een instelinrichting 3a, 3b bezit. De niet afgebeelde signaalverbinding kan bijvoorbeeld een elektrische signaalleiding, een radiover zending of een 5 lichtconductor zijn. Verschillende instellingen van de instelinrichting 3a, 3b op de afzonderlijke bedieningseenheid 2 worden vanaf de afzonderlijke bedieningseenheid 2 via de signaalverbinding in een voor de op een betreffende gegeven instelinrichting configuratie 10 eenduidig signaal overgebracht naar de centrale displayeenheid 1, waarbij het signaal een digitaal signaal of een analoog signaal kan zijn. In fig. 1 is getoond, dat de afzonderlijke bedieningseenheid 2 op een stuur van het voertuig is gesitueerd in de buurt van het handvat 6, 15 waarbij ook verscheidene bedieningseenheden 2 verschaft en volgens een niet in de tekening getoond uitvoeringsvoorbeeld aan beide stuureinden gepositioneerd kunnen zijn.

Fig. 2 toont, dat de afzonderlijke bedieningseenheid 2 20 een bewerkingsschakeling 4, in het bijzonder een geïntegreerde schakeling of een microprocessor voor het bewerken van de signalen kan bezitten, die bij de verschillende instellingen van de instelinrichting 3a, 3b bij de afzonderlijke bedieningseenheid 2 worden 25 gegenereerd. De afzonderlijke bedieningseenheid 2 kan een eerste bewerkingslogica voor het multiplexen van de signalen bezitten en de centrale displayeenheid 1 kan een tweede bewerkingslogica voor het demultiplexer van de signalen bezitten. Het signaal kan een 8 bits-woord zijn.

30 Verder kunnen de eerste drie bits van het 8 bits-woord synchronisatiebits zijn. Voor het overbrengen van het signaal kan een standaardprotocol, zoals bijvoorbeeld UART of SPI worden gebruikt. In fig. 2 is getoond, dat de 10 instelinrichtingen 3a, 3b van de afzonderlijke bedieningseenheid 2 uitgevoerd kunnen zijn als drukschakelaar en als schuifschakelaar.

Verder kan de externe bedieningseenheid 2 minstens een 5 ingang voor signalen afkomstig van een externe digitale en/of externe analoge sensor bezitten.

Fig. 3 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van het display- en bedieningssysteem, waarbij de afzonderlijke bedieningseenheid 2 een zijdelingse aansluiting 5a voor een 10 potentiometer bezit. Fig. 3b toont een ander uitvoeringsvoorbeeld van het display- en bedieningssysteem, waarbij de afzonderlijke bedieningseenheid 2 een radiale aansluiting 5b voor de potentiometer bezit. Een niet afgebeelde centrale besturingseenheid kan toegewezen zijn 15 aan de centrale displayeenheid 1, waarbij de niet afgebeelde centrale besturingseenheid buiten de centrale displayeenheid 1 gesitueerd kan zijn. Verder kan op de afzonderlijke bedieningseenheid 2 of de centrale displayeenheid 1 een niet afgebeelde ingang voor signalen 20 van een externe sensor verschaft zijn.

Fig. 4a toont het display- en bedieningssysteem met de centrale displayeenheid 1 in een bedrijfsstand in een houder 7 voor de centrale displayeenheid 1. Fig. 4b toont bij het display- en bedieningssysteem het uit de houder 7 25 nemen van de centrale displayeenheid 1. De houder 7 voor de centrale displayeenheid 1 kan zijdelings gesitueerde contacten 8 bezitten, zoals is afgebeeld in fig. 4b. De houder kan een niet afgebeelde spanningsoverbrenger bezitten, om een voedingsspanning voor de centrale 30 displayeenheid te genereren. Verder kan de centrale displayeenheid 1 een sleutelfunctie voor het voertuig hebben. Het voertuig is bijvoorbeeld vergrendeld, wanneer de centrale displayeenheid 1 zich niet in de houder 7 11 bevindt, en het voertuig is ontgrendeld, wanneer de centrale displayeenheid 1 zich in de houder 7 bevindt. Verder kan de sleutel elektronische modules van het voertuig activeren of deactiveren. Zo kan de sleutel ook 5 dienen als een sleutel voor het elektronisch systeem van het voertuig.

Verder kan het display- en bedieningssysteem een niet afgebeelde automatische uitschakel-schakeling bezitten, om bij het uit de houder 7 nemen van de centrale 10 displayeenheid 1 het display- en bedieningssysteem in een energiesparende toestand, in het bijzonder in een uitgeschakelde toestand te brengen. Elektrische verbruikers van het voertuig kunnen bij het uit de houder 7 nemen van de centrale displayeenheid 1 automatisch uitgeschakeld 15 worden. Verder kan de niet afgebeelde uitschakel-schakeling buiten de centrale displayeenheid 1 worden verschaft, zodat het display- en bedieningssysteem na het bedienen van de afzonderlijke bedieningseenheid 2 zo snel mogelijk weer wordt teruggebracht in de uitgeschakelde toestand, wanneer 20 de centrale displayeenheid 1 zich niet in de houder 7 bevindt.

Bovendien kan de houder of bedieningseenheid een niet afgebeelde triggerschakeling bezitten, om wanneer de centrale displayeenheid 1 in de houder 7 wordt gebracht het 25 display- en bedieningssysteem in te schakelen.

Verder kan de centrale displayeenheid 1 een niet afgebeelde spanningsbron bezitten, zodat de centrale displayeenheid 1 de door de gebruiker gewenste informatie ook in de afgenomen toestand kan weergegeven. De niet 30 afgebeelde spanningsbron kan bijvoorbeeld een batterij, een accumulator of een condensator zijn.

Het display- en bedieningssysteem kan een niet afgebeelde sensor bezitten, die met de centrale 12 displayeenheid 1 verbonden is, om bijvoorbeeld de ladingtoestand van de batterij weer te geven.

Fig. 5 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van het display- en bedieningssysteem volgens de onderhavige 5 uitvinding. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld bezit in tegenstelling tot de uitvoeringsvoorbeelden van de figuren 1, 3 en 4 een spanhefboom 9 een geïntegreerde houder voor de centrale displayeenheid 1. De centrale displayeenheid 1 is afneembaar verbonden met de geïntegreerde houder van de 10 spanhefboom 9.

In fig. 6 is een ander uitvoeringsvoorbeeld van het display- en bedieningssysteem volgens de onderhavige uitvinding getoond, waarbij in tegenstelling tot de uitvoeringsvoorbeelden volgens de figuren 1 en 3 tot 5 aan 15 een stuuruitbouw een houder voor de centrale displayeenheid 1 gesitueerd, waarbij de centrale displayeenheid 1 afneembaar verbonden is met de houder aan de stuuruitbouw.

Het display- en bedieningssysteem van de onderhavige uitvinding is in het algemeen toepasbaar op voertuigen en 20 in het bijzonder op motorisch aangedreven voertuigen. Met bijzonder voordeel is het display- en bedieningssysteem van de onderhavige uitvinding zowel op elektrische rijwielen als op elektrische rolstoelen en op driewielers toepasbaar.

25 - conclusies - 1035716

Claims (26)

1. Display- en bedieningssysteem voor een voertuig, in het bijzonder voor een motorisch aangedreven rijwiel, met 5 een centrale displayeenheid (1) en minstens een afzonderlijke bedieningseenheid (2), die via een signaalverbinding is verbonden met de centrale displayeenheid (1) en die minstens een instelinrichting (3a, 3b) bezit, met het kenmerk, dat de afzonderlijke 10 bedieningseenheid (2) is uitgevoerd om verschillende instellingen van de instelinrichting (3a, 3b) op de afzonderlijke bedieningseenheid (2) via de signaalverbinding in een voor de betreffende instelinrichting configuratie eenduidig signaal over te 15 brengen naar de centrale displayeenheid (1).

2. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de signaalverbinding een elektrische signaalleiding of een radiogolfoverdracht of een 20 lichtconductor is.

3. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de instelinrichting een schakelaar, in het bijzonder een drukschakelaar of een 25 schuifschakelaar, of een analoog werkende instelinrichting is.

4. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de afzonderlijke 30 bedieningseenheid (2) een bewerkingsschakeling (4) voor het bewerken van de signalen bezit, die bij de verschillende instellingen van de schakelaars (3a, 3b) op de afzonderlijke bedieningseenheid (2) worden gegenereerd. 1035716

5. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat de afzonderlijke bedieningseenheid (2) een eerste bewerkingslogica voor het multiplexen van de signalen bezit en de centrale 5 displayeenheid (1) een tweede bewerkingslogica voor het demultiplexen van de signalen bezit.

6. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat het display- en 10 bedieningssysteem voor de overdracht is uitgerust met een standaardprotocol, in het bijzonder UART, SPI.

7. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat het signaal een 8 15 bits-woord is.

8. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 7, met het kenmerk, dat de eerste drie bits van het 8 bits-woord synchronisatiebits zijn. 20

9. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 8, met het kenmerk, dat de afzonderlijke bedieningseenheid (2) een aansluiting (5a, 5b) voor een externe digitale of analoge signaaloverbrenger, in het 25 bijzonder voor een potentiometer bezit.

10. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat een centrale besturingseenheid is toegewezen aan de centrale 30 displayeenheid (1). 1 2 Display- en bedieningssysteem volgens een der 2 conclusies 1 tot 10, met het kenmerk, dat de centrale besturingseenheid buiten de centrale displayeenheid (1) gesitueerd is.

12. Display- en bedieningssysteem volgens een der 5 conclusies 1 tot 11, met het kenmerk, dat de afzonderlijke bedieningseenheid (2) op een stuur van het voertuig kan worden aangebracht in de buurt van het handvat (6).

13. Display- en bedieningssysteem volgens een der 10 conclusies 1 tot 12, gekenmerkt door een op het voertuig aanbrengbare houder (7) voor de centrale displayeenheid (1), waarbij de centrale displayeenheid (1) uit de houder (7) voor de centrale displayeenheid (1) verwijderbaar verbonden is.

14. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de houder (7) voor de centrale displayeenheid (1) contacten (8) bezit.

15. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de contacten (8) aan de zijkant gesitueerd zijn.

16. Display- en bedieningssysteem volgens een der 25 conclusies 13 tot 15, met het kenmerk, dat de houder (7) een spanningsoverbrenger bezit, die voor de centrale displayeenheid (1) een voedingsspanning genereert. 1 2 3 4 Display- en bedieningssysteem volgens een der 2 30 conclusies 13 tot 16, met het kenmerk, dat de centrale 3 displayeenheid (1) zodanig uitgerust is, dat deze dient als 4 een sleutel voor het voertuig.

18. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het voertuig vergrendeld is, wanneer de centrale displayeenheid (1) zich niet in de houder (7) voor de centrale displayeenheid (1) bevindt en 5 het voertuig ontgrendeld is, wanneer de centrale displayeenheid (1) zich in de houder (7) voor de centrale displayeenheid (1) bevindt.

19. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 17 10 of 18, met het kenmerk, dat door de sleutel elektronische modules van het voertuig geactiveerd of gedeactiveerd worden.

20. Display- en bedieningsinrichting volgens een der 15 conclusies 17 tot 19, met het kenmerk, dat de sleutel dient als een sleutel voor het elektronisch systeem van het voertuig.

21. Display- en bedieningssysteem volgens een der 20 conclusies 13 tot 20, met het kenmerk, dat het display- en bedieningssysteem een automatische uitschakel-schakeling bezit, die is uitgevoerd om wanneer de centrale displayeenheid (1) uit de houder (7) wordt genomen het display- en bedieningssysteem in een energiesparende 25 toestand, in het bijzonder in een uitgeschakelde toestand te brengen. 1 Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 13 tot 21, met het kenmerk, dat de centrale 30 displayeenheid (1) een interne spanningsbron, in het bijzonder een batterij, een accumulator of een condensator bezit.

23. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de centrale displayeenheid (1) is uitgevoerd om informatie, in het bijzonder gereduceerde informatie weer te geven, in de toestand waarbij de 5 centrale displayeenheid (1) uit de houder (7) genomen is.

24. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 21 tot 23, met het kenmerk, dat de automatische uitschakel-schakeling buiten de centrale displayeenheid (1) 10 gesitueerd is en is uitgevoerd om wanneer de centrale displayeenheid (1) uit de houder (7) wordt genomen, elektrische verbruikers van het voertuig uit te schakelen.

25. Display- en bedieningssysteem volgens conclusie 15 24, met het kenmerk, dat de automatische uitschakel- schakeling zodanig uitgevoerd is, dat het display- en bedieningssysteem na het bedienen van de afzonderlijke bedieningseenheid (2) meteen weer wordt teruggebracht in de uitgeschakelde toestand, wanneer de centrale displayeenheid 20 (1) zich niet in de houder (7) voor de centrale displayeenheid (1) bevindt.

26. Display- en bedieningssysteem volgens een der conclusies 13 tot 25, met het kenmerk, dat de houder (7) of 25 de afzonderlijke bedieningseenheid (2) een triggerschakeling bezit, die is uitgevoerd, om wanneer de displayeenheid (1) in de houder (7) voor de centrale displayeenheid (1) wordt gebracht, het display- en bedieningssysteem in te schakelen. 30

27. Display- en bedieningssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op de afzonderlijke bedieningseenheid (2) minstens een ingang voor signalen van een externe digitale en/of analoge sensor is verschaft.

28. Display- en bedieningssysteem volgens een der 5 voorgaande conclusies, gekenmerkt door een sensor, die verbonden is met de centrale displayeenheid (1).

29. Motorisch aangedreven rijwiel, in het bijzonder een elektrisch rijwiel met het display- en 10 bedieningssysteem volgens een der voorgaande conclusies. 1035716