NL1035313C2 - Een folieverbindingsinrichting. - Google Patents

Description

Een folieverbindingsinrichting BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op machines die strookmateriaal verwerken van 10 een rol en in het bijzonder maar niet uitsluitend machines die strookmateriaal verwerken in verpakkingsmachines die van dit strookmateriaal (folie) zakken vormen.

De uitvinding betreft een folieverbindingsinrichting die het begin van een ‘nieuwe’ rol folie verbindt met de achterzijde van de rol folie die in gebruik is op het moment dat deze is uitgeput.

15

Achtergrond van de uitvinding.

Verpakkingsmachines ontvangen strookmateriaal dat vaak van kunststofmateriaal is gemaakt en hier verder als folie wordt aangeduid. Van deze folie 20 worden zakken gevormd die een product bevatten.

In het algemeen wordt de verpakkingsmachine gestopt om de achterrand van de uitgeputte rol handmatig te verbinden met de voorrand van de nieuwe rol. Dit heeft als nadeel dat de verpakkingsmachine gedurende een aanzienlijke tijd niet in werking is terwijl de folie wordt verbonden. Dit heeft ook als nadeel dat de bedienaar precies op 25 het moment dat de rol is uitgeput aanwezig moet zijn om de tijd dat de verpakkingsmachine niet in werking is te minimaliseren.

Het stoppen van de verpakkingsmachine voor het handmatig verbinden van de uitgeputte folierol met een nieuwe folierol verlaagd de productiviteit van de verpakkingsmachine en verhoogd daarmee de kosten.

30 Door het handmatig verbinden van de folierollen wordt de uitgeputte rol niet altijd volledig opgebruikt waardoor de productie kosten stijgen.

1035313 2

Doel van de uitvinding.

Het doel van de uitvinding is om bovenstaande nadelen te verhelpen of aanzienlijk te verminderen. Ook wordt het gebruiksgemak voor de bedienaar verhoogd 5 door de uitvinding.

Samenvatting van de uitvinding.

De folieverbindingsinrichting heeft als functie het zonder noemenswaardige 10 onderbreking laten werken van de verpakkingsmachine tijdens het wisselen van een uitgeputte rol folie voor een ‘nieuwe’ rol folie. Onder een ‘nieuwe’ rol folie kan ook een reeds gedeeltelijk gebruikte rol folie worden verstaan.

Het gekozen principe van de uitvinding, waarbij gebruik wordt gemaakt van het tijdelijk tegen de normale transportrichting van de folie in bewegen van de folie, maakt 15 een eenvoudige constructieve uitvoering mogelijk met tevens een groot gebruiksgemak. Hiertoe is de folieverbindingsinrichting voorzien van:

Twee folierolhouders die roterend zijn opgehangen zodat het materiaal van de rol kan worden verwijderd; een inrichting die de twee rollen om elkaar kan laten roteren zodat beide rollen 20 van positie kunnen wisselen; een detectiemechanisme om de achterzijde van de uitgeputte rol vast te kunnen stellen; een plak inrichting waarin de voorzijde van de ‘nieuwe’, volle of gedeeltelijk volle, rol kan worden voorzien van een strook verbindingsmateriaal. Bij voorkeur is 25 deze inrichting voorzien van een verminderde luchtdruk die de folie op positie houdt tijdens het aanbrengen van de strook verbindingsmateriaal. De plakinrichting is voorzien van een materiaal waarop het verbindingsmateriaal wel hecht maar ook eenvoudig kan worden losgetrokken zonder plakresten na te laten; een walsenpaar dat de folie transporteert vanaf de rol naar de 30 verpakkingsmachine. Dit walsenpaar in combinatie met een derde beweegbare wals verbindt de twee foliebanen met het verbindingsmateriaal door deze in tegengestelde richting aan de normale transport richting te bewegen. Tijdens deze beweging in tegengestelde richting aan de transportrichting wordt het, op de voorzijde van de folie, 3 aangebrachte verbindingsmateriaal losgetrokken van de plak inrichting en vastgeplakt aan de achterzijde van de uitgeputte folierol; een buffer die het mogelijk maakt de folie tijdelijk tegen de normale transportrichting in terug te transporteren zonder daarbij het verpakkingsproces in de 5 verpakkingsmachine te moeten stoppen.

Verder wordt de inrichting bij voorkeur voorzien van een detectie mechanisme dat de positie van een, eventueel aanwezige, repeterende bedrukking op de uigeputte foliebaan kan detecteren en deze foliebaan op een, in doorvoerrichting, gewenste positie kan stoppen. Door de repeterende bedrukking op de foliebaan op de juiste plaats te 10 positioneren in de plakinrichting kan de oriëntatie van de gedrukte vlakken van de uitgeputte rol en de nieuwe rol na het verbinden gehandhaafd blijven. Hiertoe kan het nodig zijn voorafgaand aan het aanbrengen van het verbindingsmateriaal een gedeelte van de voorzijde van de folie te verwijderen. Hiervoor is een snijvoorziening aangebracht in de plakinrichting.

15

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

Een voorkeursvorm van de onderhavige uitvinding zal nu bij wijze van voorbeeld worden beschreven aan de hand van bijgevoegde tekeningen waarbij: 20 Figuur 1 een schematisch isometrisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm is van de folieverbindingsinrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2 een schematisch zijaanzicht van figuur 1;

Figuur 3 enkele schematische zijaanzichten zijn waarin de diverse processtappen worden weergegeven; en 25 Figuur 4 een doorsnede van het in figuur 2 aangegeven detail A.

Gedetailleerde omschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm.

In de figuren 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de 30 folieverbindingsinrichting 10 afgebeeld. Bijvoorbeeld is de folieverbindingsinrichting 10 bedoeld om te worden toegepast bij verpakkingsmachines die door middel van een “formaat” een buisvormige foliebaan creëren. Deze buisvormige foliebaan wordt gebruikt om zakjes te vormen. Het formaat ontvangt een strook folie uit de folieverbindingsinrichting 10.

4

De folieverbindingsinrichtinglO heeft een basis bestaande uit twee frameplaten 29 en 30 waartussen de diverse functies zich bevinden.

Een roteerbare traverse 12 is uitgevoerd met twee folierolhouders 18 en 19. Meer in het bijzonder kunnen de twee vrij draaiende parallelle folierolhouders 18 en 19 5 afzonderlijk worden geremd door reminrichting 20 en 21. De traverse 12 is handmatig 28 dan wel automatisch draaibaar rond de tweezijdig opgehangen centrale as 13 die parallel loopt aan de folierolhouders 18 en 19.

Sensoren 15 en 17 detecteren welke rollen draaien of stilstaan. Sensor 16 bewaakt de positie van de traverse 12.

10 De folierollen kunnen zowel linksom als rechtsom (bedrukking aan binnen of buitenzijde) gewikkeld op de folierolhouders 18 en 19 worden aangebracht.

Aandrijfmotor 31 drijft wals 32 aan en kan de folie tussen wals 32 en wals 33 in zowel de normale transportrichting als in de tegenovergestelde richting transporteren. In de normale transportrichting wordt daarbij de folie afgewikkeld van rol 22 of 23.

15 De reminrichtingen 20 en 21 zorgen ervoor dat de foliebaan tussen de rol 22 of 23 en de wals 32 en 33 altijd strak blijft staan ook als deze aangedreven wals 32 in snelheid vertraagt.

De plakinrichting 36 bestaat uit een siliconen rubber wals 37 waarin een snijgroef 38 is aangebracht. In deze sleuf kan de voorrand van een nieuwe rol op de 20 gewenste positie haaks op de transportrichting worden afgesneden. De wals 37 is voorzien van onderdruk en openingen waarmee de voorzijde van het foliemateriaal kan worden vastgehouden. De positie van wals 37 en daarmee van snijgroef 38 wordt vergrendeld middels een rotatieblokkering 40.

Een door cilinder 41 bediende wals 39 kan tegen wals 32 worden gedrukt zodat 25 hiermee een kneep wordt gevormd. Gelijktijdig met het bedienen van cilinder 41 wordt de rotatie blokkering van wals 37 opgeheven.

Een bedrukkingdetectiesensor 34 kan de uitgeputte folie in combinatie met de aandrijfmotor 31 op de gewenste positie doen stoppen.

Buffer 25 zorgt samen met de sensoren 27 voor de ontkoppeling van de 30 foliebewegingen in de folieverbindingsinrichting 10 en de foliebewegingen in de verpakkingsmachine 11 die zowel continu als intermitterend kan zijn. Vanuit de buffer 25 wordt de folie rechtstreeks dan wel indirect toegevoerd naar het formaat 42 van de verpakkingsmachine 11.

5

Om een gelijkmatige spanning in de foliebaan te bewerkstelligen over de breedte van de foliebaan is de buffer 25 verbonden met een torsiestijf element 26 dat tweezijdig wordt bediend door cilinders 24.

In Figuur 3 worden de verschillende processtappen getoond waarbij de 5 achterrand van een uitgeputte folierol wordt verbonden met de voorzijde van de nieuwe folierol. Een machine bedienaar kan op een willekeurig moment tijdens het afwikkelen van de folie van rol 22 een nieuwe folierol plaatsen op rolhouder 19 en de voorzijde van deze folierol op wals 37 aanbrengen met de eventuele bedrukking op de juiste positie. De onderdruk in wals 37 zorgt ervoor dat de folie op deze wals gepositioneerd blijft. In 10 deze positie kan indien gewenst de voorzijde van de nieuwe folierol haaks op de transportrichting recht worden afgesneden in de daarvoor bestemde snij groef 38. De nieuwe folierol voorzijde wordt door de bedienaar voorzien van een strook verbindingsmateriaal 35 die gedeeltelijk op de folie en gedeeltelijk op de wals 37 wordt aangebracht over de volledige breedte van de folie voorzijde. Hiermee is de nieuwe 15 folierol 23 klaar om automatisch verbonden te worden met de achterzijde van de uitgeputte rol 22. Indien er vanaf rol 22 folie wordt toegevoerd door wals 32 naar buffer 25 en sensor 15 detecteert stilstand van folierolhouder 18 dan wordt de achterrand van de uitgeputte folierol 22 middels sensor 34 en aangedreven wals 32 op de gewenste positie stilgezet waarbij de achterzijde zich nog in de kneep bevindt die 20 door wals 32 en 33 wordt gevormd.

Nadat de achterrand van de uitgeputte rol 22 op de gewenste positie tot stilstand is gekomen wordt wals 39 door cilinder 41 tegen stilstaande wals 32 gedrukt en vormt daarmee een kneep. Op dat moment wordt ook de rotatie blokkering 38 op wals 37 ontgrendeld en wordt wals 32 door motor 31 in tegengestelde richting aan de normale 25 transportrichting bewogen. Hierdoor wordt de voorrand van de nieuwe folierol 23 met het daarop aangebrachte verbindingsmateriaal 35 afgewikkeld van wals 37 en verbonden met de achterzijde van de uitgeputte folierol 22. Tijdens deze tegengestelde foliebeweging wordt buffer 25 kleiner. Alvorens wals 39 in zijn uitgangspositie terug te brengen wordt wals 32 weer in de normale transportrichting aangedreven en wordt de 30 plakverbinding door zowel wals 39 als wals 33 aangedrukt om een goede hechting van de gemaakte verbinding te verkrijgen.

Na deze automatische folieverbinding wordt folie aan de buffer 25 toegevoerd vanaf de nieuwe folierol 23. De lege rolkem 22 bevindt zich nog op rolhouder 18. Voordat de nieuwe folierol 23 is uitgeput moet deze van positie worden gewisseld met 6 de uitgeputte folierol 22. Dit roteren van de traverse 12 kan zowel handmatig als automatisch plaatsvinden. De rotatie rond de centrale as 13 zorgt voor het positioneren van de nieuwe rol 23 naar de positie van de lege rol 22. Gelijktijdig zal de lege rol 22 de positie van de nieuwe rol 23 innemen en ligt deze klaar om handmatig verwisselt te 5 worden. Vanaf deze toestand kan de procedure van vooraf meermaals herhaald worden.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende 10 uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

1035313

Claims (6)

1. Folieverbindingsinrichting die de achterrand van een uitgeputte folierol kan verbinden met de voorzijde van een volle of gedeeltelijk volle folierol, met het kenmerk dat, het verbinden van de folierollen plaatsvindt door het in 5 tegengestelde richting aan de normale transportrichting bewegen van de beide foliedelen middels walsen.

2. Folieverbindingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij het verbindingsmateriaal handmatig dan wel geautomatiseerd met de verbindingszijde wordt aangebracht op de voorrand van de niet uitgeputte folierol alsmede op een tussenmedium 10 vanwaar het verbindingsmateriaal weer wordt afgetrokken om het te verbinden met de uitgeputte folierol.

3. Folieverbindingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de voorzijde van de volle of gedeeltelijk volle rol wordt vastgeplakt op een wals waar deze ook met een geringe kracht weer van kan worden afgetrokken zonder verbindingsresten 15 na te laten.

4. Folieverbindingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij deze geïntegreerd is met een verpakkingsmachine zodat de buffer van de verpakkingsmachine en van de folieverbindingsinrichting een en dezelfde buffer kunnen zijn.

5. Folieverbindingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij zowel folierollen 20 met de bedrukte zijde aan de binnenzijde als aan de buitenzijde zijn te verwerken.

6. Folieverbindingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verbinding tussen de rollen met verbindingsmateriaal meerdere malen mechanisch wordt vastgewalst of aangedrukt alvorens deze aan de buffer toe te voeren zodat een 25 sterke verbinding ontstaat. 1035313