NL1035017C2 - Sleutelkluis. - Google Patents

Description

Titel: Sleutelkluis

De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een sleutelkluis. Sleutelkluizen kunnen voor diverse toepassingen worden gebruikt. Hoewel het mogelijk is dat een sleutelkluis wordt gedimensioneerd voor het opnemen 5 van meerdere sleutels, is een sleutelkluis volgens de onderhavige uitvinding primair bedoeld voor het opnemen van een enkele sleutel, en wel een toegangssleutel voor een bepaald object, waarbij de sleutelkluis zich bevindt aan de buitenzijde van dat object. In een bijzondere toepassing is 10 het object een gebouw, zoals een woning of een bedrijfspand, en betreft de in de sleutelkluis opgeborgen sleutel een toegangssleutel tot dat gebouw. De onderhavige uitvinding zal in het hiernavolgende speciaal voor deze toepassing worden uitgelegd.

15 Het bezit van een toegangssleutel kan worden beschouwd als een bewijs dat de bezitter gerechtigd is een gebouw binnen te gaan. Een gebouwbeheerder kan aan de bewoners van het gebouw sleutels verstrekken, waardoor iedere bewoner in staat wordt gesteld het gebouw binnen te gaan. Er zijn echter 20 situaties denkbaar waarin het gewenst is dat andere personen dan de bewoner(s) het gebouw binnen gaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan hulpdiensten zoals politie en brandweer, die in geval van een calamiteit een gebouw moeten kunnen binnengaan. Ook valt bijvoorbeeld te denken aan verzorgers 25 zoals een wijkverpleegster, die bedlegerige mensen moeten bezoeken en die een woning moeten kunnen binnengaan zonder dat het nodig is dat de bewoner uit bed komt. Ook valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie van een alleenwonend persoon, die gevallen is en via een sociaal alarm hulp heeft 30 ingeroepen, maar niet bij machte is om de deur te openen voor de hulpverlener.

De klassieke oplossing voor dit probleem is het verstrekken van een toegangssleutel aan alle personen of hulpverlenende instanties die mogelijkerwijs ooit in een 1 03501 7 2 situatie als hierboven beschreven een bedrijfsgebouw of woning binnen zouden moeten kunnen gaan. Deze oplossing biedt tal van nadelen. De bewoner moet veel duplicaatsleutels maken, en het is gemakkelijk om het overzicht daarvan kwijt te raken, zodat 5 de bewoner na verloop van tijd niet meer weet wie er allemaal een sleutel hebben. Anderzijds moeten ook de in aanmerking komende personen of hulpverlenende instanties een groot arsenaal aan sleutels bewaren. In het geval een hulpverlener snel moet kunnen reageren, moet hij al die sleutels bij zich 10 hebben. Dit is vanwege de grote hoeveelheid sleutels ondoenlijk, en dus worden de sleutels op een centrale plaats bewaard en moet men in reactie op een calamiteit of sociaal alarm eerst de betreffende sleutel gaan ophalen, waardoor tijd verloren gaat.

15 Een andere klassieke oplossing is het buiten neerleggen van een sleutel, onder de mat of onder een bloempot; het hoeft echter weinig betoog dat dit in het geheel geen veilige oplossing is.

Een sleutelkluis biedt een oplossing voor de genoemde 20 problemen. Bij de voordeur van een bedrijfsgebouw of woning wordt, aan de buitenzijde van het gebouw, een sleutelkluis gemonteerd, typisch tegen een muur, en in die sleutelkluis wordt een toegangssleutel opgenomen. De sleutelkluis zelf zit uiteraard op slot, en is alleen te openen met een kluis-25 sleutel. Personen die in het bezit zijn van een kluissleutel, kunnen dus de sleutelkluis openen en de toegangssleutel pakken om het betreffende pand binnen te gaan.

Het lijkt alsof hiermee het probleem is verplaatst naar het bezit van de kluissleutel. Dat zou inderdaad het geval 30 kunnen zijn indien er slechts sprake was van een enkel pand.

De kracht van het gebruik van een sleutelkluis is echter, dat het hierdoor mogelijk wordt om een hulpverleningssysteem te ontwerpen, waarbij meerdere sleutelkluizen deel uitmaken van dat systeem, en waarbij een enkele kluissleutel toegang kan 35 geven tot meerdere sleutelkluizen. Voor een enkele individuele hulpverlener wordt hierdoor het voordeel geboden, dat hij slechts een enkele kluissleutel bij zich hoeft te hebben. Hij hoeft dus geen groot arsenaal aan sleutels te beheren, en het zal dus praktisch uitvoerbaar zijn dat hij de aan hem 3 toegewezen kluissleutel te allen tijde bij zich heeft. Er hoeft dus geen tijd verloren te gaan met het ophalen van een sleutelbos en/of het zoeken van de juiste sleutel van de sleutelbos: de ene sleutel die hij bij zich heeft, past altijd 5 op de sleutelkluis, ongeacht welke sleutelkluis.

Het hulpverleningssysteem kan voorts zodanig ontworpen worden, dat er meerdere kluissleutels op een sleutelkluis passen. De verschillende kluissleutels kunnen dan gegeven worden aan meerdere potentiële hulpverleners, zoals politie, 10 brandweer, ziekenverzorger, sociale hulpverlener, etc.

In principe is het mogelijk dat alle potentiële hulpverleners onderling identieke sleutels hebben; in dat geval kunnen alle potentiële hulpverleners alle sleutelkluizen openen. Het is echter ook mogelijk om verschillende sleutels 15 met verschillende autorisaties te verschaffen. Bijvoorbeeld zouden brandweer en politie een sleutel kunnen hebben die op alle sleutelkluizen past, terwijl de sleutel van een sociale of medische hulpverlener alleen past op de sleutelkluizen van personen die een desbetreffend hulpabonnement hebben 20 afgesloten. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van een sleutelsysteem waarvan de autorisatie in de tijd veranderbaar is; bij een dergelijk systeem zijn de sleutels bijvoorbeeld voorzien van een herprogrammeerbare geheugenchip en/of zijn de kluizen voorzien van een herprogrammeerbare geheugenchip, 25 waarbij de kluizen zijn voorzien van leesmiddelen om de geheugenchip van de gebruikte sleutel te lezen om de autorisatie te onderzoeken. Aldus is het zelfs in het geval van verlies of diefstal van een enkele sleutel relatief eenvoudig mogelijk om de betreffende sleutel uit te schakelen 30 zonder dat alle sloten vervangen hoeven te worden.

Ondanks alle voordelen die verbonden zijn aan het gebruik van een sleutelkluissysteem, kunnen gebruikers een zekere huiver hebben om een dergelijke kluis aan hun huis te monteren, vanwege het gevoel de toegangssleutel op straat te 35 leggen zodat een ieder binnen kan komen. Dat gevoel is dan gebaseerd op de mogelijkheid dat onbevoegden de sleutelkluis forceren en aldus de toegangssleutel bemachtigen. De onderhavige uitvinding beoogt derhalve een sleutelkluis te verschaffen die enerzijds een gemakkelijke toegang waarborgt 4 voor bevoegde bezitters van een kluissleutel maat die anderzijds in vergaande mate is beveiligd tegen inbraak.

Voorts beoogt de onderhavige uitvinding een sleutelkluis te verschaffen die in vergaande mate is beveiligd tegen 5 vandalisme en sabotage. Voorts beoogt de onderhavige uitvinding een sleutelkluis te verschaffen die in gemakkelijk te monteren is. Opgemerkt wordt, dat er sleutelkluizen bestaan die bestemd zijn voor inbouw in een muur, maar deze sleutelkluizen moeten worden geïnstalleerd tijdens het bouwen 10 van het betreffende gebouw, of vereisen het maken van een gat in de muur.

Volgens een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is de door de onderhavige uitvinding voorgestelde 15 sleutelkluis bestemd om te worden gemonteerd tegen de gevel van een gebouw, uitwendig dus. De sleutelkluis heeft een kluislichaam en een sleutelopneemlade, die in en uit het kluislichaam kan schuiven, waarbij de schuifrichting evenwijdig aan het vlak van de gevel is gericht. Hoewel er een 20 montagevrijheid is van 360° ten opzichte van een loodrecht op de gevel gerichte as, wordt de sleutelkluis bij voorkeur zodanig gemonteerd dat de schuifrichting verticaal is, waarbij de sleutelopneemlade naar beneden uit het kluislichaam schuift en naar boven het kluislichaam in schuift. Het schuiven van de 25 sleutelopneemlade wordt bediend door het ronddraaien van de kluissleutel, waarbij de rotatieas loodrecht op het vlak van de gevel is gericht. Een belangrijk voordeel hiervan is, dat het front van de lade geheel vlak kan zijn en in gesloten toestand in één vlak kan liggen met het corresponderende 30 kluislichaamgedeelte, zodat het bijzonder moeilijk is voor onbevoegden om met behulp van een gereedschap de lade te grijpen en naar buiten te trekken.

Volgens een ander belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is het door de kluissleutel te bedienen rotatie-35 mechanisme afgeschermd door een schermkap. Normaliter is de schermkap gesloten, en door middel van een slot beschermd tegen onbevoegd openen. Teneinde de kluissleutel in het rotatiemechanisme te kunnen steken, moet men dus eerst de schermkap openen, waartoe men gebruik moet maken van een 5 tweede sleutel. Zolang de schermkap gesloten is, is het niet mogelijk om het rotatiemechanisme te bedienen.

Volgens een verder belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding is de schermkap aangesloten op een alarmerings-5 inrichting: zodra de schermkap wordt geopend en de toegang tot het rotatiemechanisme wordt vrijgegeven, treedt een alarmering in werking. Dit is een alarmering die bij voorkeur een alarmeringssignaal bij een op afstand gelegen bewakingspost doet afgaan, zodat bewakingspersoneel actie kan ondernemen. In 10 het geval van een geautoriseerde toegang door een hulpdienst is normaliter de bewakingspost vooraf op de hoogte gebracht van de betreffende calamiteit. In het geval van een alarmeringssignaal zonder dat de bewakingspost vooraf is ingelicht, is er mogelijkerwijze sprake van een poging tot 15 braak en/of sabotage. In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is voorzien in een camera die aan de bewakingspost beelden kan verschaffen van de sleutelkluis en de omgeving, zodat het bewakingspersoneel kan zien wat er aan de hand is en eventueel direct bijvoorbeeld de politie kan waarschuwen.

20

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of 25 vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: figuur IA een perspectiefaanzicht toont van een sleutelkluis volgens de onderhavige uitvinding; figuur 1B een zijaanzicht toont van de .sleutelkluis van figuur IA, met gesloten kap; 30 figuur 1C een zijaanzicht toont van de sleutelkluis van figuur IA, met geopende kap; figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede toont van de sleutelkluis van figuur IA, alsmede een kapontgrendelsleutel; de figuren 3A-3C perspectiefaanzichten zijn die het openen van 35 de sleutelkluis illustreren; de figuren 4A-4B perspectiefaanzichten zijn van de doorgesneden sleutelkluis in gesloten en geopende toestand.

6

Figuur IA toont schematisch een perspectiefaanzicht van een sleutelkluis 1 volgens de onderhavige uitvinding, bestemd voor bevestiging tegen een buitenmuur van een gebouw (niet weergegeven), en figuur 1B toont een zijaanzicht van de 5 sleutelkluis 1. Voor de hiernavolgende bespreking wordt aangenomen dat de buitenmuur een verticale muur is, en aanduidingen "verticaal", "boven", en "onder" zullen in het hiernavolgende worden gebruikt in relatie tot de in figuur 1B getoonde normale montagestand van de sleutelkluis 1. Zoals 10 later uitgebreider zal worden uitgelegd, bevindt zich in de sleutelkluis 1 een toegangssleutel van het gebouw. De sleutelkluis 1 heeft een kluislichaam 10 met een grondvlak 11, ook aangeduid als achtervlak, dat tegen de betreffende muur wordt bevestigd; een zijvlak 12; en een voorvlak 13 dat in 15 hoofdzaak evenwijdig is aan het achtervlak 11, hoewel dat niet essentieel is. Het zijvlak 12 kan een cilindervlak zijn, waarbij het achtervlak 11 cirkelrond kan zijn. Het achtervlak 12 kan een veelhoek zijn, bijvoorbeeld een vierkant, en het zijvlak 12 kan bestaan uit loodrecht op het achtervlak staande 20 wandgedeelten. In de weergegeven uitvoeringsvorm is het zijvlak 12 een gedeelte van een afgeknotte kegel met een cirkelrond achtervlak 11 en een cirkelrond voorvlak 13, waarbij de diameter van het voorvlak 13 kleiner is dan de diameter van het achtervlak 11.

25 De sleutelkluis 1 omvat voorts een schermkap 20, die door een inwendig in het kluislichaam 10 gelegen scharnier-mechanisme 80 zwenkbaar is gekoppeld met het kluislichaam 10, waarbij de schermkap 20 ten opzichte van het kluislichaam 10 kan zwenken om een horizontale as evenwijdig aan het achter-30 vlak 11, dat wil zeggen een in de figuur loodrecht op het vlak van tekening gerichte as, tussen een gesloten stand en een geopende stand. Figuur IA en 1B tonen de schermkap in de gesloten stand, waarbij de schermkap omlaag is gezwenkt.

Figuur 1C is een met figuur 1B vergelijkbaar zijaanzicht dat 35 de schermkap in de geopende stand toont, waarbij de schermkap omhoog is gezwenkt. In de gesloten stand dekt de schermkap 20 het voorvlak 13 van het kluislichaam 10 geheel af, terwijl in de geopende stand de schermkap 20 dat voorvlak vrijgeeft. De schermkap 20 heeft een vorm die conformeert aan de vorm van 7 het kluislichaam 10. In de weergegeven uitvoeringsvorm heeft de schermkap 20 dus eveneens de vorm van een afgeknotte kegel, met een achtervlak 21 waarvan de afmetingen gelijk zijn aan die van het voorvlak 13 van het kluislichaam 10, en een 5 zijwand 22 die, in de gesloten stand, precies in het verlengde ligt van de zijwand 12 van het kluislichaam 10. Met andere woorden: de zijwand 22 en de zijwand 12 liggen op hetzelfde kegelvlak.

In gesloten toestand ligt de schermkap 20 strak tegen het 10 kluislichaam 10, vrijwel zonder spleet, om de mogelijkheid voor het inbrengen van een breek-instrument zoals een schroevendraaier zo klein mogelijk te maken. Bij voorkeur is tussen het achtervlak 21 van de schermkap 20 en het voorvlak 13 van het kluislichaam 10 een afdichtelement opgenomen, 15 bijvoorbeeld een in een in het voorvlak 13 van het kluislichaam 10 aangebrachte cirkelvormige groef opgenomen O-ring 14, voor het verschaffen van een waterdichte afdichting.

De schermkap 20 wordt in zijn gesloten stand vastgehouden door een grendelmechanisme 30. Figuur 2 toont een schematische 20 dwarsdoorsnede van de sleutelkluis 1 die de werking van dat grendelmechanisme 30 illustreert; andere onderdelen van de sleutelkluis 1 zijn in deze dwarsdoorsnede niet getoond. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat dat grendelmechanisme 30 een grendelpal 31 die bij een proximaal uiteinde 32 (rechts in de 25 figuur) zwenkbaar is gelagerd in het kluislichaam 10 en die met zijn tegenovergelegen distale uiteinde 33 (links in de figuur) tot in de schermkap 20 reikt. De grendelpal 31 is bij zijn distale uiteinde 33 voorzien van een haakvormig of pijlvormig uitsteeksel 34, dat aangrijpt achter een grendelrand 24 30 van de schermkap 20. Meer in het bijzonder is de grendelpal 31 in deze stand, in de weergegeven uitvoeringsvorm, in hoofdzaak loodrecht op het achtervlak 11 van het kluislichaam 10 gericht, en is de grendelpal 31 bij zijn proximale uiteinde 32 zwenkbaar om een horizontale as evenwijdig aan het achtervlak 35 11 van het kluislichaam 10, in de figuur dus loodrecht op het vlak van tekening, en is het haakvormig of pijlvormig uitsteeksel 34 omlaag gericht. Om de grendelpal in deze stand vast te houden, is de grendelpal voorzien van een veerkrachtig terugstelorgaan 35, dat op de grendelpal 31 een omlaag 8 gerichte kracht uitoefent. Dit terugstelorgaan 35 is in de figuur schematisch weergegeven als een als trekveer werkende schroefveer, maar kan desgewenst ook een andere vorm hebben, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.

5 Het omlaag gerichte uitsteeksel 34 van de grendelpal 31 is aan zijn frontale onderzijde voorzien van een schuin oploopvlak 36, dat samenwerkt met de grendelrand 24 van de schermkap 20 om bij het sluiten van de schermkap 20 de grendelpal 31 automatisch op te tillen.

10 Om de schermkap 20 te kunnen openen, moet de grendelpal 31 worden opgetild. Daartoe is onder de grendelpal 31 in het kluislichaam 10 een in hoofdzaak verticaal gerichte boring 37 aangebracht. In die boring 37 kan een pen of ander geschikt werktuig worden ingebracht, waardoor men de grendelpal 31 15 omhoog kan drukken. Omdat die boring 37 vanaf de onderzijde van de zijwand 12 van het kluislichaam 10 omhoog is gericht, zal hier geen vocht zoals regen in binnendringen.

In de figuren 1C en 2 is slechts een enkele grendelpal 31 weergegeven. In een voorkeursuitvoeringsvorm echter omvat het 20 grendelmechanisme 30 twee of meer van dergelijke grendel- pallen, die bij voorbeeld naast elkaar (achter elkaar in het aanzicht van figuur 2) kunnen zijn opgesteld. In dat geval omvat het kluislichaam een overeenkomstig aantal boringen 37, en is een overeenkomstig aantal pennen nodig om alle grendel-25 pallen tegelijkertijd te kunnen optillen. Wanneer er slechts een enkele grendelpal 31 en een enkele boring 37 is, zou een onbevoegde de schermkap 20 relatief gemakkelijk kunnen openen door gebruik van een enkele pen. In het geval van meerdere grendelpallen moet die onbevoegde meerdere pennen tegelijker-30 tijd manipuleren, hetgeen aanzienlijk moeilijker is.

In figuur 2 is voorts (in perspectief) een speciaal aangepast werktuig 40 getoond, aangeduid als kap-ontgrendel-sleutel, die past bij een uitvoeringsvorm met twee naast elkaar aangebrachte grendelpallen en twee naast elkaar 35 aangebrachte boringen. De kap-ontgrendelsleutel 40 heeft een langwerpig sleutellichaam 41 met twee onderling evenwijdige pennen 42, die passen in genoemde twee boringen. De twee boringen kunnen samenkomen in een verdieping 38 van het kluislichaam 10, waarin het sleutellichaam 41 past, maar het 9 is ook mogelijk dat de twee boringen individueel uitmonden in de zijwand 12.

Bij het gebruik van drie of meer grendelpallen met dienovereenkomstig drie of meer boringen, kunnen de hartlijnen 5 van die boringen in een gemeenschappelijk vlak zijn gelegen, maar het is ook mogelijk dat die boringen in een ander patroon zijn geplaatst, bijvoorbeeld een veelhoek. De pennen 42 van de kap-ontgrendelsleutel 40 zullen dan volgens een corresponderend patroon zijn geplaatst. Het is mogelijk dat alle pennen 10 even lang zijn, maar het is ook mogelijk dat de pennen juist ongelijke lengten moeten hebben om in staat te zijn alle grendelpallen tegelijkertijd op te tillen.

Zoals later uitgebreider zal worden uitgelegd, is in het kluislichaam 10 een kluisslotmechanisme 50 opgenomen, dat kan 15 worden bediend door een kluissleutel. Het kluisslotmechanisme 50 wordt bediend met een sleutel, en heeft daartoe in het voorvlak 13 een sleutelopening 51 voor het axiaal inbrengen van de kluissleutel. Het kluisslotmechanisme 50 is aldus niet toegankelijk indien de schermkap 20 gesloten is, zodat het 20 niet mogelijk is om dat kluisslotmechanisme 50 te saboteren. Uit de voorgaande beschrijving moge het duidelijk zijn dat het voor een bevoegde hulpverlener, die beschikt over de kap-ontgrendelingssleutel 40, zeer eenvoudig is om de schermkap 20 te openen en aldus toegang te krijgen tot het kluisslot-25 mechanisme 50: zie de figuren 3A en 3B, die perspectief- aanzichten tonen vergelijkbaar met figuur IA, om het openen van de schermkap 20 te illustreren). Voor een onbevoegde persoon is het weliswaar niet onmogelijk om de kap 20 toch te openen, met geïmproviseerd gereedschap, maar het is niet 30 eenvoudig, en in elk geval te ingewikkeld voor een toevallig passerende vandaal. Indien zo iemand toch wil saboteren, kan hij hooguit de toegangsopening 38, 37 voor de kap-ontgrendelsleutel 40 saboteren, maar in de praktijk zal het door de betrekkelijke eenvoud van het grendelmechanisme 30 voor 35 hulpverleners zoals bijvoorbeeld de brandweer toch nog wel mogelijk zijn om de kap 20 te ontgrendelen.

De toegangssleutel in de sleutelkluis is alleen toegankelijk door de kluis te openen met de kluissleutel die het kluisslotmechanisme 50 bedient. Met andere woorden, zolang 10 de schermkap 20 gesloten is, is de toegangssleutel niet bereikbaar; dit is dus een intrinsiek "veilige" toestand. Het openen van de schermkap 20 is op zich reeds een abnormale toestand, en is een noodzakelijke eerste stap naar de 5 toegangssleutel van het gebouw. In het voorgaande is uitgelegd, dat de schermkap 20 niet "per ongeluk" kan worden geopend, maar alleen door bewust handelen, hetzij door een bevoegde hulpverlener, hetzij door een onbevoegde. Om de integriteit van de sleutelkluis 1, en aldus de integriteit van 10 de betreffende gebouw, te garanderen, is de sleutelkluis voorzien van een kapsensor 60 die het openen van de schermkap 20 detecteert.

Een dergelijke kapsensor kan op verschillende manieren geïmplementeerd worden, zoals voor een deskundige duidelijk 15 zal zijn. In een eenvoudige uitvoeringsvorm is de kapsensor 60 geïmplementeerd als een drukknop die een elektrische schakelaar bedient. In figuur 2 is de kapsensor 60 bij wijze van voorbeeld geïllustreerd als zijnde geplaatst in het kluis-lichaam 10, nabij het voorvlak 12 daarvan. Met de schakelaar 20 zijn elektrisch geleidende draden (ter wille van de eenvoud niet weergegeven) verbonden, die door een opening in het achtervlak 11 en een corresponderende opening in de betreffende muur reiken naar een in het gebouw opgestelde, ter wille van de eenvoud niet weergegeven, signaalverwerkende 25 eenheid. In de rusttoestand is de schakelaar open. Wanneer de kap 20 gesloten is, drukt de kap 20 de drukknop in, waardoor de schakelaar gesloten is, dat wil zeggen dat de draden met elkaar verbonden zijn. Wanneer de kap 20 geopend wordt, wordt de elektrische verbinding tussen de twee draden verbroken, 30 hetgeen gedetecteerd wordt door de signaalverwerkende eenheid, die in respons daarop een actie kan ondernemen. Die actie kan bijvoorbeeld omvatten het inschakelen van een (niet weergegeven) camera en/of het geven van een signaal aan een alarmcentrale.

35

De sleutelkluis 1 omvat voorts een sleutelopneemlade 70, die in en uit het kluislichaam 10 kan schuiven, waarbij de schuifrichting evenwijdig is aan het achtervlak 11 van het kluislichaam 10. In de weergegeven situatie is de sleutelkluis 11 zodanig gemonteerd, dat de sleutelopneemlade 70 naar beneden uit het kluislichaam 10 schuift en naar boven het kluislichaam 10 in schuift. In de figuren 1A-C en 3A-B bevindt de sleutelopneemlade 70 zich binnen het kluislichaam 10; duidelijk is te 5 zien, dat een front 71 van de lade 70 geheel vlak is en in de gesloten toestand in één vlak ligt met het buitenoppervlak van de zijwand 12 van het kluislichaam 10. Om de sleutelopneemlade 70 te openen, dat wil zeggen naar beneden uit het kluislichaam 10 te schuiven, wordt de schermkap 20 geopend met de kap-10 ontgrendelsleutel 40 (figuur 3B) en wordt een passende kluissleutel (niet weergegeven) ingebracht in de sleutelopening 51. Vervolgens wordt de kluissleutel geroteerd om zijn lengteas, dat wil zeggen een loodrecht op het achtervlak 11 van het kluislichaam 10 gerichte as. De kluissleutel neemt een intern 15 onderdeel van het kluisslotmechanisme 50 mee, zoals op zich bekend, welk onderdeel is gekoppeld met de sleutelopneemlade 70 om deze naar buiten te schuiven (zie figuur 3C). Aangezien sleutelmechanismen voor het omzetten van een rotatiebeweging naar een lineaire verplaatsing op zich algemeen bekend zijn, 20 wordt een nadere uitleg hiervan overbodig geacht. Voor toepassing in de kluis volgens de onderhavige uitvinding wordt bij voorkeur een slotmechanisme van hoge kwaliteit gebruikt, om forceren met behulp van gereedschap te bemoeilijken.

In figuur 3C is zichtbaar, dat op de bodem 72 van de lade 25 70 een sleutel 2 ligt. Deze sleutel 2, die een toegangssleutel van het betreffende pand is, wordt bij voorkeur op de bodem 72 vastgehouden door bijvoorbeeld een magneet, een mechanische klem, dubbelzijdige plakband, klittenband, etc.

Het is mogelijk dat het door deze toegangssleutel te 30 bedienen slot ook van hoge kwaliteit is, maar binnen het kader van de onderhavige uitvinding is dat niet noodzakelijk. In feite is de onderhavige uitvinding toepasbaar in bestaande situaties, waarbij het toegangsslot een eenvoudig slot mag zijn. Volgens de uitvinding wordt het voordeel bereikt, dat 35 een "bevoegde buitenstaander" op gemakkelijke wijze de toegangssleutel kan pakken en aldus het betreffende pand kan binnengaan. Het eventuele bezwaar dat men kan voelen tegen het aan de buitenkant van het pand monteren van een kastje met de toegangssleutel, kan worden geëlimineerd als het voor een 12 inbreker moeilijker is om ongemerkt dat kastje te openen dan om ongemerkt rechtstreeks in te breken in het pand zelf.

De figuren 4A en 4B tonen perspectiefaanzichten van de 5 sleutel.kluis 1 in doorgesneden toestand, in gesloten toestand (figuur 4A) respectievelijk geopende toestand (figuur 4B) .

In deze figuren is te herkennen, dat het scharnier-mechanisme 80 een C-vormige arm 81 omvat, die bij een eerste uiteinde is vastgemaakt aan de kap 20, en die bij zijn 10 tegenovergelegen tweede uiteinde binnen het kluislichaam 10 roteerbaar is bevestigd aan een horizontale as 82. De arm 81 is met zijn concave zijde naar boven gericht, en reikt aldus om een voorrand van het kluislichaam 10 wanneer de kap 20 wordt geopend.

15 In deze figuren is voorts te herkennen, dat het kluisslotmechanisme 50 een met de kluissleutel te verdraaien slotarm 52 omvat, die in aangrijping is met de lade 70.

In deze figuren is voorts te herkennen, dat op de bodem 72 van de lade 70 een klem 73 voor de sleutel 2 bevestigd is.

13

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de 5 uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies. Kenmerken die alleen zijn beschreven voor een bepaalde uitvoeringsvorm, zijn ook toepasbaar bij andere beschreven uitvoeringsvormen. Kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen kunnen gecombineerd worden om aan andere uitvoerings-10 vorm te bereiken. Kenmerken die niet uitdrukkelijk zijn beschreven als zijnde essentieel, mogen ook worden weggelaten.

1 0350 1 7

Claims (14)

1. Sleutelkluis (1), bestemd voor bevestiging tegen een buitenmuur van een gebouw, omvattende: • een kluislichaam (10) met een achtervlak (11), een zijvlak (12), en een voorvlak (13) dat bij voorkeur in hoofdzaak 5 evenwijdig is aan het achtervlak (11); • een in het kluislichaam opgenomen, evenwijdig aan het achtervlak van het kluislichaam verschuifbare sleutelopneem-lade (70), die in en uit het kluislichaam kan schuiven; • een in het kluislichaam opgenomen kluisslotmechanisme (50) 10 met een sleutelopening (51) voor het vanaf het voorvlak (13) axiaal inbrengen van een passende kluissleutel in een richting in hoofdzaak loodrecht op het achtervlak (11), welk kluisslotmechanisme bij rotatie van de kluissleutel de sleutelopneemlade verschuift in een van de rotatierichting 15 afhankelijke schuifrichting, het kluislichaam in of uit.

2. Sleutelkluis volgens conclusie 1, voorts omvattende: • een schermkap (20) , die door een inwendig in het kluis-lichaam gelegen scharniermechanisme (80) zwenkbaar is 20 gekoppeld met het kluislichaam, welke schermkap in een gesloten stand de sleutelopening (51) geheel afdekt en in een geopende stand de sleutelopening (51) vrijgeeft; • een grendelmechanisme (30) voor het vasthouden van de schermkap in zijn gesloten stand; 25. een kapsensor (60) voor het detecteren van het openen van de schermkap.

3. Sleutelkluis volgens conclusie 2, waarbij het grendelmechanisme (30) ten minste één zwenkbaar in het kluislichaam 30 gelagerde grendelpal (31) omvat waarvan een vrij uiteinde (33) tot in de schermkap (20) reikt en is voorzien van een haakvormig of pijlvormig uitsteeksel (34), dat aangrijpt achter een grendelrand (24) van de schermkap; waarbij het grendelmechanisme voorts ten minste één 35 veerkrachtig terugstelorgaan (35) omvat dat op de grendelpal een kracht uitoefent om de grendelpal naar zijn grendelpositie 1035017 te dwingen; en waarbij het kluislichaam ten minste één met de grendelpal (31) gassocieerde boring (37) omvat voor het inbrengen van een kapontgrendelsleutel voor het opheffen van de grendelwerking 5 van de grendelpal teneinde de schermkap (20) vrij te geven; waarbij het omlaag gerichte uitsteeksel (34) van de grendelpal (31) aan zijn frontale onderzijde bij voorkeur is voorzien van een schuin oploopvlak (36), dat samenwerkt met de grendelrand (24) van de schermkap (20) om bij het sluiten van de schermkap 10 de grendelpal automatisch op te tillen.

4. Sleutelkluis volgens conclusie 3, waarbij genoemde boring (37) zodanig is gericht, dat een in die boring ingebrachte langwerpige pen tegen de grendelpal (31) kan duwen om de 15 grendelwerking van de grendelpal op te heffen.

5. Sleutelkluis volgens conclusie 3 of 4, voorts voorzien van een kap-ontgrendelsleutel (40) voor het opheffen van het grendelmechanisme (30) teneinde de schermkap te kunnen openen. 20

6. Sleutelkluis volgens conclusie 5, waarbij genoemde kapontgrendelsleutel (40) een langwerpig sleutellichaam (41) omvat met een aantal onderling evenwijdige pennen (42), die passen in de boringen (37). 25

7. Sleutelkluis volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de sleutelopneemlade (70) is voorzien van vasthoudmiddelen (73) voor het in de lade vasthouden van een toegangssleutel van het betreffende gebouw, welke vasthoud- 30 middelen bijvoorbeeld een magneet, een mechanische klem, dubbelzijdige plakband, klittenband, etc. omvatten.

8. Sleutelkluis volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het kluisslotmechanisme (50) een met de 35 kluissleutel te verdraaien slotarm (52) omvat, die in aangrijping is met de lade (70) .

9. Sleutelkluis volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, voorts omvattende een in een in het voorvlak van het kluislichaam aangebrachte cirkelvormige groef opgenomen O-ring (14), voor het verschaffen van een waterdichte afdichting tussen de schermkap en het kluislichaam.

10. Sleutelkluis volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij het zijvlak (12) een gedeelte van een kegelvlak is, waarbij de diameter van het voorvlak (13) kleiner is dan de diameter van het achtervlak (11).

11. Sleutelkluis volgens conclusie 2 en 10, waarbij de schermkap (20) de vorm heeft van een afgeknotte kegel, met een achtervlak (21) waarvan de afmetingen gelijk zijn aan die van het voorvlak (13) van het kluislichaam (10) , en een zijwand (22) die, in de gesloten stand, op hetzelfde kegelvlak ligt 15 als de zijwand (12) van het kluislichaam (10).

12. Sleutelkluis volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij een front (71) van de lade (70) geheel vlak is en in de gesloten toestand in één vlak ligt met het 20 buitenoppervlak van de zijwand (12) van het kluislichaam (10).

13. Beveiligingssysteem, omvattende ten minste één sleutelkluis volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, bevestigd tegen een buitenmuur van een gebouw, 25 alsmede een signaalverwerkende processor waarvan een ingang is gekoppeld met genoemde sensor, en die is ingericht om in respons op het ontvangen van een signaal van die sensor een alarmeringssignaal naar een verre bewakingspost te sturen.

14. Beveiligingssysteem volgens conclusie 13, voorts voorzien van ten minste één in de nabijheid van de sleutelkluis gemonteerde camera, die door de genoemde processor kan worden ingeschakeld, en die bij voorkeur bewegende beelden kan doorgeven naar genoemde bewakingspost. 1035017 35