NL1034690C2 - Maai-inrichting met roterende meshouder. - Google Patents
Maai-inrichting met roterende meshouder. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1034690C2 NL1034690C2 NL1034690A NL1034690A NL1034690C2 NL 1034690 C2 NL1034690 C2 NL 1034690C2 NL 1034690 A NL1034690 A NL 1034690A NL 1034690 A NL1034690 A NL 1034690A NL 1034690 C2 NL1034690 C2 NL 1034690C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- drive
- housing
- knife holder
- knife
- axis
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/01—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
- A01D34/412—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
- A01D34/63—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
- A01D34/64—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
- A01D34/66—Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
- A01D34/664—Disc cutter bars
- A01D34/665—Disc cutter bars modular
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Description
Maai'inrichting met roterende meshouder ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
5 De uitvinding heeft betrekking op een maai-inrichting voor gewassen, zoals gras,, omvattend een reeks naast elkaar opgestelde meshouders met maaimessen, welke meshouders door middel van een met een aftakas of een andere externe aandrijfinrichting gekoppelde aandrijfas geroteerd worden om opstaande hartlijnen.
10 Een voorbeeld van een dergelijke maai-inrichting is getoond in EP- A-0.126.518. De meshouders zijn gevormd door een hoedvormige, cirkelvormige plaat, die aan twee tegenovergestelde locaties nabij de rand voorzien is van maaimessen. Deze maaimessen zijn op zich vrij roteerbaar aan die rand bevestigd. Ter plaatse van hun hooggelegen midden zijn de meshouders 15 bevestigd op een roterend aangedreven naaf. De naaf is roteerbaar gelagerd in een opbouw, waarin de naaf via een daarmee rotatievast tandwiel in aandrijvende aangrijping verkeert met een haaks daarop staand tandwiel dat voorzien is op een huls die een roteerbaar geheel vormt met een aandrijfas. De huls is aan beide einde gelagerd in een huis waarop de opbouw steunt. Huizen 20 van elkaar opvolgende meshouderopstellingen zijn met elkaar verbonden door tussenkokers, waardoorheen de aandrijfas reikt. De tussenkokers bezitten konische einden, waarbij tussen die einden en het huis plaatsingsringen geplaatst zijn.
In latere uitvoering is de meshouder meer elliptisch uitgevoerd, 25 waarbij de messen bevestigd zijn op locaties gelegen op de denkbeeldige hoofdas van de ellips. De messen hebben daarbij een effectieve lengte van in de orde van grootte van 10 cm.
Bij het machinaal maaien van gras kunnen al dan niet vreemde lichamen worden tegengekomen, zoals stenen, staaldraden, kabels, buizen, 30 maar ook grote voorwerpen die ter plaatse als afval zijn achtergelaten. Dit kan vooral voorkomen in bermen.
Bij het door maaimessen treffen van zo’n hard, vreemd lichaam moet het mes tegen de middelpuntsvliedende krachten in naar binnen kunnen 1 034690 2 draaien om overbelasting te voorkomen, Daarbij zal het echter tegen het huis of de opbouw aan kunnen komen. Om dergelijke botsingen te voorkomen heeft men aan de radiale binnenzijde, aan de onderzijde van de meshouders vaste aanslagen voorzien, om te ver binnenwaarts roteren van de messen te beletten.
5 Daarmee is echter gebleven dat het binnenwaarts roterende mes een hard oppervlak treft en daardoor beschadigd kan raken, hetgeen vroegtijdige vervanging nodig maakt.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
10
Een doel van de uitvinding is hierin bij een maai-inrichting van de in de aanhef genoemde soort verbetering te brengen, met behoud van een voldoende effectieve lengte van de maaimessen.
Vanuit een aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het 15 maaien van gewassen, omvattend een reeks op tussenafstanden naast elkaar opgestelde maai-eenheden, welke maai-eenheden elk een meshouder met tenminste één maaimes met een effectieve lengte van ongeveer 1 dm of meer omvatten, en een aandrijving voor de meshouder, welke aandrijving voor elke meshouder een aandrijfdeel omvat, voor het om een opstaande rotatiehartlijn 20 roterend aandrijven daarvan, waarbij het aandrijfdeel een de meshouder dragend naafsamenstel omvat, alsmede een voor de maaimessen gemeenschappelijke, roterend aangedreven aandrijfas, die zich in hoofdzaak in reeksrichting uitstrekt en koppelbaar is met een externe aandrijfinrichting, zoals een aftakas van een trekker, waarbij de aandrijfdelen elk een in een betreffend 25 huis gelagerde overbrenging met een eerste tandwiel omvatten, waarbij het eerste tandwiel voorzien is op de door het huis reikende en daarin gelagerde aandrijfas, waarbij het maaimes om een althans nagenoeg met de rotatiehartlijn parallelle meshartlijn aan de rand van de meshouder bevestigd is, op vrij om de meshartlijn roteerbare wijze, waarbij beschouwd in het vlak van omloop van het 30 maaimes de radiale afstand tussen de meshartlijn en het radiale buitenoppervlak van het huis groter is dan de afstand tussen de meshartlijn en het mesuiteinde.
Aldus kunnen in de genoemde maai-inrichting de messen bij 3 impact tegen een vreemd lichaam vrij naar binnen roteren zonder tegen vaste delen van de maai-inrichting aan te slaan.
In een uitvoering, waarbij de aandrijfas tussen opvolgende maai-eenheden opgenomen is in kokers of buizen die de huizen met elkaar verbinden, 5 zijn de kokereinden aan de eindrand gevormd met een omlopende trede waarvan het axiale gedeelte nauw past in de ingang van de boring van het huis en het radiale gedeelte aanligt tegen de rand van de ingang van de boring van het huis. Aldus past het kokereind op nauwe wijze met een als plaatsingsmiddel dienende kraag in/tegen de ingang van het huis. Een plaatsingsring, die anders 10 de lengte van het huis in de richting van de aandrijfas zou vergroten ontbreekt. Die afmeting van het huis kan daardoor beperkt blijven, waardoor met een gelijkblijvende diameter van de omloopbaan van de meshartlijnen meer radiale mimte voor rotatie van een mes om de meshartlijn wordt gerealiseerd.
In een verdere ontwikkeling hiervan is het eerste tandwiel voorzien 15 is op een eind van een huls, die rotatievast aangebracht is op de aandrijfas, waarbij de huls gelagerd is in een aslager, waarbij de eindrand van het kokereind een axiaal gerichte koprand vormt, dat tot bij het aslager reikt. Er kan dan eventueel zelfs worden afgezien van plaatsing van en fageropsluitring, zoals een Seegerring, wel toegepast in de opstelling van EP-A-0.126.518.
20 Op op zich bekende wijze kan de huls aan beide einden gelagerd zijn in een aslager.
In een verdere uitvoering vormen de kokereinden aan de bovenzijde, achter de eindrand, uitwendig een trede of rechte schouder, waardoor ruimte wordt verschaft voor rotatie van de messen.
25 In een verdere uitvoering, omvat de overbrenging in het aandrijfdeel een tweede, van het naafsamenstel deel uitmakend tandwiel, waarbij het naafsamenstel een met het tweede tandwiel coaxiale, de meshouder dragende naafflens omvat, waarbij de naafflens en het tweede tandwiel rotatievast met elkaar verbonden zijn en het naafsamenstel tussen het tandwiel 30 van het tandwieldeel en de naafflens een aslichaam vormt, dat in radiale richting beschouwd enkelvoudig is, waarbij het huis een opbouw met een omtrekswand omvat, waarbij tussen de opbouwwand en het aslichaam lagers zijn 4 aangebracht. Hierdoor is binnen die lagers een slanke uitvoering van het naafsamenstel mogelijk, waardoor de uitwendige diameter van de lagers beperkt kan blijven, waardoor de uitwendige radiale afmetingen van de opbouw eveneens beperkt kunnen blijven. Daarmee wordt ruimte verschaft voor 5 rotatiebeweging van het mes om de meshartlijn.
Het aslichaam kan althans deels aangevormd zijn aan de naafflens.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het maaien van gewassen, omvattend een reeks op tussenafstanden naast 10 elkaar opgestelde maai-eenheden, welke maai-eenheden elk een meshouder met tenminste één maaimes omvatten, en een aandrijving voor de meshouder, welke aandrijving voor elke meshouder een aandrijfdeel omvat, voor het om een opstaande rotatiehartlijn roterend aandrijven daarvan, waarbij het aandrijfdeel een de meshouder dragend naafsamenstel omvat, alsmede een voor de 15 maaimessen gemeenschappelijke, roterend aangedreven aandrijfas, die zich in hoofdzaak in reeksrichting uitstrekt en koppelbaar is met een externe aandrijfinrichting, zoals een aftakas van een trekker, waarbij de aandrijfdelen elk een in een betreffend huis gelagerde overbrenging met een eerste tandwiel omvatten, waarbij het eerste tandwiel voorzien is op de door het huis reikende 20 en daarin gelagerde aandrijfas, waarbij het maaimes om een althans nagenoeg met de rotatiehartlijn parallelle meshartlijn aan de rand van de meshouder bevestigd is, op vrij om de meshartlijn roteerbare wijze, waarbij beschouwd in het vlak van omloop van het maaimes de radiale afstand tussen de meshartlijn en het radiale buitenoppervlak van het huis groter is dan de afstand tussen de 25 meshartlijn en het mesuiteinde.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop 30 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
5
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in: 5 Figuur 1, een schematisch bovenaanzicht op een voorbeelduitvoering van een maai-inrichting volgens de uitvinding, gekoppeld aan een trekker;
Figuur 2, een isometrisch en gedeeltelijk uiteengenomen aanzicht op een deel van een maaibalk van de maai-inrichting van Figuur 1; 10 Figuren 3A en 3B, een bovenaanzicht en een verticale dwarsdoorsnede door een meshouder voor de inrichting van de voorgaande figuren; en
Figuren 4A, 4B en 4C, respectievelijk een langsdoorsnede en een dwarsdoorsnede door een maai-eenheid voor de inrichting van de voorgaande 15 figuren, en een detail daarvan.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
In Figuur 1 is weergegeven de trekker 1, met een 20 driepuntsophanging 2 en een aftakas 3. Aan de driepuntsophanging 2 is een maaibalksteun 4 bevestigd, waarbij de aftakas 3 via aandrijfdeel 50 verbonden is met aandrijving 51. Op de aandrijving 51 en de maaibalksteun 4 is de maaibalk 5 bevestigd. De maaibalk 5 draagt een reeks ovale meshouders 6a, 6b, die in opeenvolging over 90° verdraaid opgesteld zijn en een kap 13 (figuur 2) 25 omvatten die aan de rand twee, tegenover elkaar gelegen, messen 7 draagt. Tijdens bedrijf zal de trekker 1 richting A bewegen. De meshouders 6a, 6b kunnen bijvoorbeeld in de richtingen B respectievelijk C geroteerd worden.
In Figuur 2 is te zien dat de maaibalk 5 opgebouwd is uit modules, dit voorbeeld uit aandrijfhuizen 8 met daartussen geplaatste tussenhuizen 9. De 30 huizen 8 en 9 worden tegen elkaar gespannen met behulp van een zich in langrichting uitstrekkende, niet weergegeven trekstang. Door de huizen 8, 9 strekt zich tevens een aandrijfas 10 uit, die ter plaatse van elk aandrijfhuis 8 in 6 aandrijvende aangrijping is met een conisch tandwiel 30 (figuren 4A en 4B), dat via een haakse overbrenging in ineengrijping is met een tweede conisch tandwiel 20 met ring 21 met vertanding 22.
Het tweede conisch tandwiel 20 is axiaal-vast en rotatievast 5 bevestigd aan een onderdeel 40, hier naaf genoemd, door middel van ineengrijping van een uitwendige schroefdraad op het uiteinde 44 van een pen 41 van de naaf 40 met een inwendige schroefdraad in boring 23 van tandwiel 20.
De meshouder 6a, 6b is met kap 13 door middel van door boutgaten 17 reikende bouten 16 bevestigd op de naaf 40, in het bijzonder de 10 flens 42 daarvan. De houtkoppen kunnen zijn afgedekt door een met boutje 15 vastgezet kapje 14. De meshouderkap 13 is met de naaf 40 roteerbaar om R1, zie figuur 4A.
De meshouderkap 13 is ovaal, waarbij aan de langseinden daarvan door middel van pennen 80 messen 7 zijn bevestigd, vrij roteerbaar om 15 die pennen 80 (R2, zie figuur 4A). De messen bezitten een vrij eind 7a en een binneneind 7b, waar de pen 80 gelegen is.
Het samenstel naaf 40/tandwiel 20 is draaibaar gelagerd binnen holle as of opbouw 70, die met flens 71 vast bevestigd is aan het aandrijfhuis 8.
Tussen de huls 72 van opbouw 70 en een pen 41 van de naaf 40 20 worden hoekcontactlagers 60 geplaatst en voorgespannen.
De afgebeelde lagers 60 omvatten een eendelige buitenring 60 en een tweedelige binnenring 60a, 62b, met twee reeksen kogels 63. De flens 42 van de naaf 40 drukt op de bovenste binnenring 62a, waarbij de beide binnenringen 62a, 62b tussen het tweede tandwiel 20 en de flens 42 25 voorgespannen worden.
Door de eenvoudige opzet van de verbinding tweede tandwiel 20 -naaf 40 is er binnen de lagers 60 slechts één aslichaam aanwezig, in de vorm van pen 41, met radiale buitenafmeting D1. De radiale buitenafmeting van de lagers 60 kan daardoor beperkt blijven, en daarmee de radiale buitenafmeting 30 van de opbouw 70 en van de flens 71, en daarmee de radiale buitenafmeting D2 van de opstaande wand 91 van het aandrijfhuis 8 op de bovenrand 90 waarvan de opbouw 70 bevestigd is.
7
In de in figuren 4A en 4B weergegeven geassembleerde toestand reikt de aandrijfas 10 door een aandrijfhuls 30, waarbij de inwendig vertande boring 31 van de huls 30 een steekasverbinding (spline) aangaat met een uitwendige vertanding op de aandrijfas 10, zodat de aandrijfhuls 30 mee roteert 5 met de aandrijfas 10. De aandrijfhuls 30 is daarbij door lagers 36 gelagerd in het aandrijfhuis 8. Aan één eind is de aandrijfhuls 30 aan de buitenzijde voorzien van een eerste conisch tandwiel 33 met vertanding 34. De vertanding 34 is in aangrijping met vertanding 22 van het tweede conisch tandwiel 20.
De lagers 36 zijn axiaal buitenwaarts opgesloten door axiaal 10 gerichte koprandvlak 94 van de eindrand 93 van tussenhuis 9. De eindrand 93 is radiaal buiten het koprandvlak 94 tredevormig, met axiaal randgedeelte 95 en schouder 96. Het tussenhuis is met schouder 96 tegen eindrand 97 van aandrijfhuis 8 gepast, waarbij axiaal randgedeelte 95 nauw past in de opening 98 (figuur 2) van het huis 8. Met deze verbinding tussen beide huizen 8 en 9 kan de 15 axiale lengte van het aandrijfhuis 8 beperkt worden gehouden. Een plaatsingsring en eventueel ook een lageropsluitring, kan achterwege blijven.
Aan de bovenzijde is het tussenhuis 9 axiaal kort achter de eindrand 93 tredevormig (99), waardoor ruimte wordt verschaft voor een meseind 7a in (gestreept weergegeven) naar binnen gedraaide stand van het 20 mes 7. De afmeting S1 is van het buitenoppervlak van de trede 99 tot de pen 80 is groter dan de afstand S2 van de pen 80 tot meseind 7a. Aangezien de trede 99 iets buiten de wand 91 gelegen is zal het meseind 7a ook in het vlak van doorsnede van figuur 4B het tussen huis 9 het aandrijfhuis 8 en het tussenhuis 9 niet treffen.
25 De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
30 1 034 690
Claims (13)
1. Inrichting voor het maaien van gewassen, omvattend een reeks op tussenafstanden naast elkaar opgestelde maai-eenheden, welke maai-5 eenheden elk een meshouder met tenminste één maaimes met een effectieve lengte van ongeveer 1 dm of meer omvatten, en een aandrijving voor de meshouder, welke aandrijving voor elke meshouder een aandrijfdeel omvat, voor het om een opstaande rotatiehartlijn roterend aandrijven daarvan, waarbij het aandrijfdeel een meshouder dragend naafsamenstel omvat, alsmede een voor 10 de maaimessen gemeenschappelijke, roterend aangedreven aandrijfas, die zich in hoofdzaak in reeksrichting uitstrekt en koppelbaar is met een externe aandrijfinrichting, zoals een aftakas van een trekker, waarbij de aandrijfdelen elk een in een betreffend huis gelagerde overbrenging met een eerste tandwiel voor aandrijving van het naafsamenstel omvatten, waarbij het eerste tandwiel 15 voorzien is op de door het huis reikende en daarin gelagerde aandrijfas, waarbij het maaimes om een althans nagenoeg met de rotatiehartlijn parallelle meshartlijn aan de rand van de meshouder bevestigd is, op vrij om de meshartlijn roteerbare wijze, waarbij beschouwd in het vlak van omloop van het maaimes de radiale afstand tussen de meshartlijn en het radiale buitenoppervlak 20 van het huis groter is dan de afstand tussen de meshartlijn en het mesuiteinde.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de aandrijfas tussen opvolgende maai-eenheden opgenomen is in kokers of buizen die de huizenmet elkaar verbinden, waarbij de kokereinden gevormd zijn met een omlopende trede waarvan het axiale gedeelte nauw past in de ingang van de boring van het huis 25 en het radiale gedeelte aanligt tegen de rand van de ingang van de boring van het huis.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het eerste tandwiel voorzien is op een eind van een huls, die rotatievast aangebracht is op de aandrijfas, waarbij de huls gelagerd is in een aslager, waarbij de eindrand van het kokereind 30 een axiaal gerichte koprand vormt, dat tot bij het aslager reikt.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de huls aan beide einden aelaaerd is in een aslaaer. θ
5. Inrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij de kokereinden aan de bovenzijde, achter de eindrand, uitwendig een trede of rechte schouder vormen.
6. Inrichting voor het maaien van gewassen, omvattend een reeks op 5 tussenafstanden naast elkaar opgestelde maai-eenheden, welke maateenheden elk een meshouder met tenminste één maaimes omvatten, en een aandrijving voor de meshouder, welke aandrijving voor elke meshouder een aandrijfdeel omvat, voor het om een opstaande rotatiehartlijn roterend aandrijven daarvan, waarbij het aandrijfdeel een de meshouder dragend naafsamenstel 10 omvat, alsmede een voor de maaimessen gemeenschappelijke, roterend aangedreven aandrijfas, die zich in hoofdzaak in reeksrichting uitstrekt en koppelbaar is met een externe aandrijfinrichting, zoals een aftakas van een trekker, waarbij de aandrijfdelen elk een in een betreffend huis gelagerde overbrenging met een eerste tandwiel omvatten, waarbij het eerste tandwiel 15 voorzien is op de door het huis reikende en daarin gelagerde aandrijfas, waarbij het maaimes om een althans nagenoeg met de rotatiehartlijn parallelle meshartlijn aan de rand van de meshouder bevestigd is, op vrij om de meshartlijn roteerbare wijze, waarbij beschouwd in het vlak van omloop van het maaimes de radiale afstand tussen de meshartlijn en het radiale buitenoppervlak 20 van het huis groter is dan de afstand tussen de meshartlijn en het mesuiteinde.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de overbrenging in het aandrijfdeel een tweede, van het naafsamenstel deel uitmakend tandwiel omvat, waarbij het naafsamenstel een met het tweede tandwiel coaxiale, de meshouder dragende naafflens omvat, waarbij de 25 naafflens en het tweede tandwiel rotatievast met elkaar verbonden zijn en het naafsamenstel tussen het tandwiel van het tandwieldeel en de naafflens een aslichaam vormt, dat in radiale richting beschouwd enkelvoudig is, waarbij het huis een opbouw met een omtrekswand omvat, waarbij tussen de omtrekswand van de opbouw en het aslichaam lagers zijn aangebracht.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij het aslichaam althans deels aangevormd is aan de naafflens.
9. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de aandrijfas tussen opvolgende maai-eenheden opgenomen is in kokers of buizen die de huizenmet elkaar verbinden, waarbij de kokereinden gevormd zijn met een omlopende trede waarvan het axiale gedeelte nauw past in de ingang van de boring van het huis en het radiale gedeelte aanligt tegen de rand van de ingang van de boring van 5 het huis.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het eerste tandwiel voorzien is op een eind van een huls, die rotatievast aangebracht is op de aandrijfas, waarbij de huls gelagerd is in een aslager, waarbij de eindrand van het kokereind een axiaal gerichte koprand vormt, dat tot bij het aslager reikt.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de huls aan beide einden gelagerd is in een aslager.
12. Inrichting volgens conclusie 9, 10 of 11, waarbij de kokereinden aan de bovenzijde, achter de eindrand, uitwendig een trede of rechte schouder vormen.
13. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 1 034 690
Priority Applications (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1034690A NL1034690C2 (nl) | 2007-11-14 | 2007-11-14 | Maai-inrichting met roterende meshouder. |
PCT/NL2008/000249 WO2009064173A2 (en) | 2007-11-13 | 2008-11-12 | Mowing-device |
EP08849980A EP2209361B1 (en) | 2007-11-13 | 2008-11-12 | Mowing-device |
DE202008018380U DE202008018380U1 (de) | 2007-11-13 | 2008-11-12 | Mähvorrichtung für Erntegut |
ATGM96/2013U AT13639U1 (de) | 2007-11-13 | 2008-11-12 | Mähvorrichtung für Erntegut |
ATGM95/2013U AT13660U1 (de) | 2007-11-13 | 2008-11-12 | Mähvorrichtung für Erntegut |
DE202008018379U DE202008018379U1 (de) | 2007-11-13 | 2008-11-12 | Mähvorrichtung für Erntegut |
US12/778,265 US8327612B2 (en) | 2007-10-14 | 2010-05-12 | Mowing device |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1034690A NL1034690C2 (nl) | 2007-11-14 | 2007-11-14 | Maai-inrichting met roterende meshouder. |
NL1034690 | 2007-11-14 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1034690C2 true NL1034690C2 (nl) | 2009-05-15 |
Family
ID=39494883
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1034690A NL1034690C2 (nl) | 2007-10-14 | 2007-11-14 | Maai-inrichting met roterende meshouder. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1034690C2 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0126518A2 (en) | 1981-05-27 | 1984-11-28 | C. van der Lely N.V. | A mowing machine |
EP0304584A1 (fr) * | 1984-07-06 | 1989-03-01 | Kuhn S.A. | Faucheuse rotative |
US5012635A (en) * | 1990-06-01 | 1991-05-07 | Deere & Company | Modular cutterbar for rotary mower |
DE20204248U1 (de) * | 2002-03-16 | 2003-07-31 | Ungruh, Josef, 48429 Rheine | Scheibenmähwerk |
-
2007
- 2007-11-14 NL NL1034690A patent/NL1034690C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP0126518A2 (en) | 1981-05-27 | 1984-11-28 | C. van der Lely N.V. | A mowing machine |
EP0304584A1 (fr) * | 1984-07-06 | 1989-03-01 | Kuhn S.A. | Faucheuse rotative |
US5012635A (en) * | 1990-06-01 | 1991-05-07 | Deere & Company | Modular cutterbar for rotary mower |
DE20204248U1 (de) * | 2002-03-16 | 2003-07-31 | Ungruh, Josef, 48429 Rheine | Scheibenmähwerk |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4227365A (en) | Mowing machine | |
US7278597B2 (en) | Rotating cylindrical flailing vegetation cutter | |
US3965658A (en) | Mowing machines | |
RU2539208C2 (ru) | Узел для срезания растений жатки | |
US4041996A (en) | Stump eradicator | |
US4365462A (en) | Mower having separately replaceable bearing subassembly | |
RU2569830C1 (ru) | Ротационная косилка с пружинным кондиционером | |
NL1034690C2 (nl) | Maai-inrichting met roterende meshouder. | |
KR101805830B1 (ko) | 초목 제거 파쇄 장치 | |
US4211060A (en) | Mowing rotor | |
EP0394176B1 (en) | A rotor cutter | |
HU221260B1 (en) | Harvester | |
CN106852218A (zh) | 秸秆粉碎均匀且防碎秆飞溅的升降式下割台的收割机 | |
US2679200A (en) | Rotor blade for rotary cultivators | |
DE202008018379U1 (de) | Mähvorrichtung für Erntegut | |
CN105917855A (zh) | 一种割断喂入装置 | |
NL9600023A (nl) | Maaimachine voor landbouwdoeleinden. | |
KR102539134B1 (ko) | 원형 베일러 | |
CN100421543C (zh) | 机动成套工具 | |
WO2014015701A1 (zh) | 全喂入联合收割机秸秆切碎装置 | |
NL1034693C2 (nl) | Maai-inrichting met tandwiel-aangedreven meshouders. | |
NL1034691C2 (nl) | Maai-inrichting met impact-beveiliging. | |
US10638660B2 (en) | Mowing or grinding device | |
NL1034692C2 (nl) | Maai-inrichting met meshouder-naaf bevestiging. | |
CN109845430B (zh) | 一种秸秆旋耕掩埋装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20130601 |