NL1034528C1 - Kraaminrichting voor een zeug met biggen. - Google Patents

Kraaminrichting voor een zeug met biggen. Download PDF

Info

Publication number
NL1034528C1
NL1034528C1 NL1034528A NL1034528A NL1034528C1 NL 1034528 C1 NL1034528 C1 NL 1034528C1 NL 1034528 A NL1034528 A NL 1034528A NL 1034528 A NL1034528 A NL 1034528A NL 1034528 C1 NL1034528 C1 NL 1034528C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
floor
maternity
floor part
parts
width
Prior art date
Application number
NL1034528A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Maria Aloysius Nooijen
Original Assignee
Nooyen Roosters B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nooyen Roosters B V filed Critical Nooyen Roosters B V
Priority to NL1034528A priority Critical patent/NL1034528C1/nl
Priority to EP08075795A priority patent/EP2050333A3/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1034528C1 publication Critical patent/NL1034528C1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/02Pigsties; Dog-kennels; Rabbit-hutches or the like
    • A01K1/0218Farrowing or weaning crates

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)
  • Accommodation For Nursing Or Treatment Tables (AREA)

Description

Korte aanduiding: Kraaminrichting voor een zeug met biggen.
BESCHRIJVING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kraaminrichting 5 voor een zeug met biggen omvattende een eerste stationaire vloer voor biggen en een tweede, tussen een onderste stand en een bovenste stand beweegbare, vloer voor een zeug waarbij de tweede vloer in de onderste stand in lijn is gelegen met de eerste vloer, de eerste stationaire vloer aan een eerste langszijde van de tweede vloer een eerste vloerdeel en aan een een tegenover de eerste langszijde gelegen 10 tweede langszijde een tweede vloerdeel omvattende, eerste afscheidingsmiddelen aan de omtrek van de kraaminrichting boven de eerste vloer en tweede afscheidingsmiddelen aan de omtrek van de tweede vloer boven de tweede vloer.
Een dergelijke kraaminrichting is bekend uit GB-A-2 026 832. In dit document wordt een kraaminrichting omschreven waarbij de zeug zich in een hok 15 bevindt dat met behulp van een boven dat hok gelegen pneumatische cilinder op en neer beweegbaar is tussen een onderste stand en een bovenste stand. Aldus wordt beoogd het zogenaamde doodliggen van biggen doordat zij klem komen te zitten tussen de zeug en de vloer voor de zeug wanneer de zeug gaat liggen, te voorkomen. De in GB-A-2 026 832 omschreven kraaminrichting is veel te duur om 20 economisch verantwoord te kunnen worden toegepast door varkensboeren.
Een aanmerkelijke verbetering in dat opzicht wordt gevormd door de kraaminrichting zoals die wordt omschreven in NL-C-1016397 waarbij er sprake is van een stationaire vloer voor een zeug met aan weerslangszijden daarvan op en neer beweegbare vloerdelen voor biggen. Tienduizenden van dergelijke 25 kraaminrichtingen zijn inmiddels geïnstalleerd waarbij er zeer goede resultaten zijn bereikt om het doodliggen te voorkomen. Ondanks deze goede resultaten vormt de prijs/investering die gemoeid is met de aanschaf en installatie van dergelijke kraaminrichtingen voor sommige varkensboeren toch nog steeds een drempel om over te gaan op dergelijke kraaminrichtingen alhoewel de extra investering hiervoor 30 zeker op langere termijn zonder meer verantwoord is vanwege het hogere percentage zeugen dat de kraamperiode overleeft.
De onderhavige uitvinding beoogt nu een kraaminrichting volgens de aanhef te verschaffen waarvan de prijs voor de varkensboeren nog lager is dan de prijs voor kraaminrichtingen volgens NL-C-1016397. Hiertoe kenmerkt de 034528 2 kraaminrichting volgens de uitvinding zich doordat het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel· aparte onderdelen van elkaar zijn waarbij de tweede vloer bij beweging van de onderste stand naar de bovenste stand zich afzet zowel tegen het eerste vloerdeel als tegen het tweede vloerdeel. De onderhavige uitvinding berust 5 daarbij onder andere op het inventieve inzicht dat voor het verder verlagen van de prijs het gunstig is om terug te keren naar de situatie waarbij de vloer voor de zeug op en neer beweegbaar is in plaats van de vloer voor de biggen. Hierdoor wordt namelijk het belangrijke voordeel bereikt dat er geen noodzaak is om de omgeving waar de kraaminrichting ter plaatse van de vloerdelen voor de biggen aansluit op de 10 omgeving, zoals dat kan worden gevormd door een staande wand van een stal of een hekwerk, zo nauwkeurig uit te voeren dat dit tijdens de op en neer gaande beweging van de betreffende vloerdelen nauw blijft aansluiten op de vloerdelen. Bovendien wordt de mogelijkheid verschaft om de vloer voor de zeug deel uit te laten maken van een standaard onderdeel van de kraaminrichting met vaste 15 maatvoering zodat de vloer voor de zeug inclusief de voorzieningen voor het op en neer kunnen bewegen van de betreffende vloer, relatief goedkoop in grote aantallen kan worden geproduceerd. De aan de buitenzijde van de vloer voor de zeug gelegen vloerdelen voor de biggen kunnen dan vervolgens op maat worden gemaakt, afgestemd op de omgeving waarin de kraaminrichting in een stal moet worden 20 geplaatst. Daar komt bij dat de hekwerken aan (een deel van) de omtrek van de kraaminrichting voor zover aansluitend op de vloer voor de biggen lager (en dus goedkoper) kunnen worden uitgevoerd dan overeenkomstige hekwerken bij de kraaminrichting volgens NL-C-1016397 waarlangs de vloerdelen voor de biggen op en neer bewegen en waarvan de hoogte niet alleen in de onderste stand van de 25 beweegbare vloerdelen maar ook in de bovenste stand een bepaalde minimale maat moeten hebben boven het niveau van de vloer van de biggen. De uitvinding maakt nu de toepassing van conventionele afscheidingen met beperkte hoogte mogelijk. Daarnaast kan het installeren van de kraaminrichting in belangrijke mate worden vereenvoudigd bij kraaminrichtingen volgens de uitvinding dankzij het feit dat aparte 30 eerste vloerdelen en tweede vloerdelen worden toegepast die los van elkaar kunnen worden geplaatst voor een groter aantal kraaminrichtingen in een stal zoals die in de praktijk in grotere aantallen worden toegepast, waarna de op en neer beweegbare tweede vloeren behorende bij de verschillende kraaminrichtingen kunnen worden bevestigd aan de bijbehorende eerste vloerdelen en tweede vloerdelen zodat de 3 tweede vloer zich bij beweging van de onderste stand naar de bovenste stand zich zowel kan afzetten tegen het eerste vloerdeel als tegen het tweede vloerdeel. Ook de opslag en verdere logistiek aspecten samenhangend met de diverse onderdelen van de kraaminrichting volgens de uitvinding kunnen lagere kosten met zich 5 meebrengen dan overeenkomstige kosten voor kraaminrichtingen volgens de stand van de techniek.
Bij voorkeur heeft het eerste vloerdeel en/of het tweede vloerdeel een rechthoekige vorm. Vloerdelen met een dergelijke vorm zijn relatief goedkoop te produceren en bovendien makkelijk te manipuleren, op te slaan en te transporteren. 10 Bij verdere voorkeur bezitten het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel eenzelfde lengte maar verschillende breedten. Aldus is er aan tegenover gelegen langszijden van de tweede vloer sprake van een relatief smal vloerdeel voor de biggen en een relatief breed vloerdeel voor de biggen. Aldus blijft de mogelijkheid gehandhaafd dat de biggen de zeug aan beide zijden kunnen 15 benaderen afhankelijk van de wijze waarop de zeug ligt, waarbij één van beide vloerdelen kan worden benut om extra voorzieningen te treffen zoals voorzieningen om de biggen warm te houden.
Een aanzienlijke verdere kostenbesparing kan worden bereikt indien het eerste vloerdeel en/of het tweede vloerdeel deel uitmaakt van een 20 integraal vloerdeel waarvan tevens een eerste vloerdeel en/of tweede vloerdeel behorende bij een naburige kraaminrichting deel van uitmaakt. Aldus wordt het aantal benodigde onderdelen per kraaminrichting verder beperkt.
Boven het midden van de breedte van het integrale vloerdeel is daarbij bij voorkeur een van de eerste afscheidingsmiddelen deel uitmakende 25 afscheiding voorzien voor het afscheiden van de kraaminrichting en de naburige kraaminrichting van elkaar. Juist doordat niet de vloerdelen voor de biggen maar de vloer voor de zeug op en neer beweegbaar is, is deze voorkeursuitvoeringsvorm mogelijk geworden.
Ten behoeve van het verwarmen van de biggen is of het eerste 30 vloerdeel of het tweede vloerdeel bij voorkeur voorzien van verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van een deel van het oppervlak van respectievelijk of het eerste vloerdeel of het tweede vloerdeel. Door slechts één vloerdeel te voorzien van dergelijke verwarmingsmiddelen wordt een verdere kostenbesparing bereikt.
Dergelijke verwarmingsmiddelen omvatten bij voorkeur een 4 verwarmingsleiding aan de onderzijde van het betreffende eerste vloerdeel of het betreffende tweede vloerdeel, welke verwarmingsleiding zich bij toepassing van een integraal vloerdeel overeenkomstig een voorgaand besproken voorkeursuitvoeringsvorm, zich tevens uitstrekt onder de onderzijde van een eerste vloerdeel 5 of een tweede vloerdeel behorende bij de naburige kraaminrichting. Aldus worden ook de kosten per kraaminrichting voor de verwarmingsmiddelen beperkt, bijvoorbeeld doordat er minder lengte van de verwarmingsleiding noodzakelijk is en er bovendien minder aansluitingen op de verwarmingsleiding noodzakelijk zijn.
De tweede afscheidingsmiddelen zijn bij voorkeur gezamenlijk met 10 de tweede vloer tussen de onderste stand en de bovenste stand beweegbaar. Ondanks het op en neer kunnen bewegen van de tweede vloer is het daardoor niet noodzakelijk de tweede afscheidingsmiddelen een relatief grote hoogte te geven aangezien de hoogte waarmee de tweede afscheidingsmiddelen zich boven de tweede vloer uitstrekken tijdens het op en neer bewegen gelijk blijft.
15 Juist ten behoeve van het verschaffen van de randvoorwaarden om de vloer voor de zeug deel te laten uitmaken van een standaard onderdeel met standaard afmetingen wordt een belangrijke voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding gekenmerkt doordat aan de achterzijde van de tweede vloer de eerste vloer is voorzien van een achtervloer die met tegenover elkaar gelegen langsranden 20 er van aansluit op naar elkaar gerichte delen van langsranden van het eerste vloerdeel en van het tweede vloerdeel en waarvan de breedte overeenkomt met de breedte van de tweede vloer. De afmetingen van de achtervloer gezien in de lengterichting van de tweede vloer voor de zeug kunnen ten minste ten dele worden benut om het verschil in lengte tussen de tweede vloer en de eerste vloer te 25 overbruggen. Bovendien verschaft de achtervloer de mogelijkheid voor de biggen om, ook indien de tweede vloer zich in de bovenste stand bevindt, van het eerste vloerdeel naar het tweede vloerdeel te geraken.
Gezien de positie van de achtervloer leent de achtervloer zich op voordelige wijze om te zijn voorzien van een mestluik overeenkomstig een verder 30 voorkeursuitvoeringsvorm.
Het oogpunt van constructieve eenvoud en een eenvoudige installatie wordt de achtervloer bij voorkeur gedragen door het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel.
Met name uit productie-technische overwegingen heeft het de 5 verdere voorkeur dat de achtervloer een rechthoekige vorm heeft.
Een verdere belangrijke voorkeursuitvoeringsvorm kenmerkt zich doordat aan de voorzijde van de tweede vloer de eerste vloer is voorzien van een voorvloer die met tegenover elkaar gelegen langsranden er van aansluit op naar 5 elkaar gerichte delen van langsranden van het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel en waarvan de breedte overeenkomt met de breedte van de tweede vloer. Net als bij de achtervloer kunnen de afmetingen van de voorvloer ten minste ten dele worden benut om het verschil in lengte van de tussen de eerste vloer en de tweede vloer te overbruggen, terwijl de voorvloer een extra mogelijkheid verschaft 10 voor de biggen om van het ene vloerdeel naar een ander vloerdeel te geraken. Een uitermate belangrijk verder voordeel betreft het feit dat de toepassing van een dergelijke voorvloer en zorg voor draagt dat de tweede vloer zich op afstand bevindt van de omtrek van de kraaminrichting alwaar in praktijk aan de voorzijde van de kraaminrichting veelal een wand van de stal is voorzien. De toepassing van de 15 voorvioer sluit dus uit dat de tweede vloer met zijn voorzijde tijdens het op en neer bewegen dicht langs een dergelijke wand beweegt waardoor verhoogde eisen zouden moeten worden gesteld aan, althans dat deel van de wand, ten aanzien van de vlakheid, positie en oriëntatie. Al deze eisen werken prijsverhogend voor de varkensboér.
20 Net als bij de achtervloer geniet het de voorkeur dat de voorvloer wordt gedragen door het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel en/of dat de voorvloer een rechthoekige vorm heeft.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een stal voorzien van een gangpad aan ten minste één langszijde waarvan een aantal 25 kraaminrichtingen volgens de uitvinding zijn voorzien, waarbij bij verdere voorkeur de eerste vloeren behorende bij de respectievelijke kraaminrichtingen aansluiten op het gangpad.
De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het installeren van een kraaminrichting volgens de uitvinding zoals 30 bovenstaand omschreven omvattende de stappen van a het plaatsen van het eerste vloerdeel in de stal, b het plaatsen van het tweede vloerdeel in de stal waarbij tussen het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel een ruimte wordt vrijgehouden met een breedte gelijk aan de breedte van de tweede 6 vloer, en c het na stappen a en b positioneren van de tweede vloer tussen het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel daarbij de tweede vloer zowel met het eerste vloerdeel als het tweede vloerdeel, 5 beweegbaar tussen de onderste stand en de bovenste stand, verbindende.
Een belangrijk deel van de kostenbesparing die kan worden bereikt dankzij de onderhavige uitvinding wordt gerealiseerd vanwege de wijze waarop de kraaminrichting volgens de uitvinding kan worden geïnstalleerd in een stal.
10 De efficiency bij genoemde installatie kan met name worden bereikt indien de werkwijze volgens de uitvinding verder de stappen heeft van d het volgens stappen a tot en met c installeren van de eerste vloerdelen, de tweede vloerdelen en de tweede vloer behorende bij een aantal naburige kraaminrichtingen, en 15 e het na stap d voorzien van de eerste afscheidingsmiddelen tussen betreffende naburige kraaminrichtingen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding onder verwijzing naar de navolgende schetsmatige figuren: 20 Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een deel van een stal voorzien van kraaminrichtingen volgens de uitvinding;
Figuren 2a en 2b tonen in overeenkomstige perspectivische aanzichten een individuele kraaminrichting respectievelijk in een onderste stand en een bovenste stand; 25 Figuren 3a, 3b en 3c tonen respectievelijk in perspectivisch aanzicht, in verticale dwarsdoorsnede en in verticale langsdoorsnede een deel van de kraaminrichting in de onderste stand; en
Figuren 4a en 4b tonen respectievelijk in perspectivisch aanzicht en in verticale langsdoorsnede de kraaminrichting in de bovenste stand.
30 Figuur 1 toont een stal 1 met een centraal gangpad 2. Aan beide langszijden van gangpad 2 zijn in stal 1 naast elkaar een aantal kraaminrichtingen 3 voorzien waarvan er in figuur 1 een viertal naburige kraaminrichtingen 3 (gedeeltelijk) zijn weergegeven. De kraaminrichtingen 3 sluiten met hun achterzijden aan op het gangpad 2 en met hun voorzijden op staande wand 4 van stal 1.
7
Typische breedte (evenwijdig aan gangpad 2) en lengte (loodrecht op gangpad 2) afmetingen voor de kraaminrichtingen 3 zijn bijvoorbeeld 170 cm bij 250 cm of 180 cm bij 240 cm.
Iedere kraaminrichting 3 omvat een vloer 5 voor een zeug. Vloer 5 5 is op en neer beweegbaar tussen een onderste stand zoals is weergegeven voor kraaminrichting 3' in figuur 1 (zie ook figuren 2a, 3a-3c), en een bovenste stand zoals is weergegeven voor kraaminrichting 3” in figuur 1 (zie ook figuren 2b, 4a, 4b). Met behulp van bedieningsknop 6 die voor iedere vloer 5 is voorzien en een pneumatisch ventiel bedient, kan worden bereikt dat zodra een zeug op vloer 5 gaat 10 liggen, vloer 5 de onderste stand aanneemt, terwijl zodra de zeug vervolgens weer gaat staan vloer 5 de bovenste stand aanneemt. Aan de omtrek van vloer 5 sluiten neerwaarts wanddelen 8a, 8b aan op vloer 5. De verdere voorzieningen voor het op en neer kunnen bewegen van vloeren 5 zullen nog nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van de figuren 2a tot en met 4b. Het op en neer bewegen 15 van vloer 5 zoals bovenstaand omschreven biedt belangrijke voordelen met betrekking tot het verlagen van het risico op doodliggen van zeugen zoals de vakman bekend is. Voor eventuele achtergrondinformatie hieromtrent wordt verwezen naar GB-A-2 026 832 en/of NL-C-1016397.
Iedere kraaminrichting 3 omvat verder een stationaire vloer 7 voor 20 bij de zeug behorende biggen. De eerder genoemde wanddelen 8a, 8b dragen er zorg voor dat er geen sprake is van een open ruimte tussen vloer 5 en vloer 7 indien vloer 5 zich in de bovenste stand bevindt. Vloer 7 is opgebouwd uit een aantal vloerdelen, namelijk langsvloerdelen 9, 10 aan de beide tegenover elkaar gelegen langszijden van vloer 5, en achtervloerdeel 11 aan de achterzijde van vloer 5 en 25 voorvloerdeel 12 aan de voorzijde van vloer 5. Langsvloerdeel 9 is breder, bijvoorbeeld een factor 2, dan langsvloerdeel 10.
Zowel langsvloerdeel 9 als langsvloerdeel 10 behorende bij een kraaminrichting 3 grenst aan een overeenkomstig langsvloerdeel 9, 10 van een naburige kraaminrichting 3 en vormt daarmee zelfs een integraal geheel. Twee 30 langsvloerdelen 9 van naburige kraaminrichtingen 3 maken daarbij deel uit van een integraal vloerdeel 13, terwijl twee langsvloerdelen 10 van naburige kraaminrichtingen 3 deel uitmaken van een integraal vloerdeel 14. Boven het midden van de breedte van deze integrale vloerdelen 13, 14 zijn langshekken 15 voorzien die naburige kraaminrichtingen 3 van elkaar afscheiden zodat zeugen niet van de ene 8 kraaminrichting 3 naar een naburige kraaminrichting 3 kunnen lopen. De langshekken 15 zijn van bovenaf in een U-vormig profiel 16 geschoven dat is bevestigd aan wand 4 van stal 1 en in een U-vormig profiel 17 deel uitmakend van een T-vormige staander 18 (ter plaatse van het staande deel van de T-vorm) die aan 5 de zijde van gangpad 2 is voorzien. Tussen naar elkaar gerichte U-vormige profielen ter plaatse van de liggende poten van naburige T-vormige staanders is evenwijdig aan gangpad 2 een dwarshek 19 voorzien met daarin poort 20. Aldus wordt iedere kraaminrichting 3 omgeven door twee tegenover elkaar gelegen langshekken 15, een dwarshek 19 en wand 4. De omtrek van vloer 5 is vanwege de, de vloer 5 10 omgevende vorm van vloer 7 op afstand gelegen van deze voorzieningen waardoor het op en neer bewegen van vloer 5 daardoor niet wordt beïnvloed.
Bij de tot dusver omschreven voorkeursuitvoeringsvorm zijn naburige kraaminrichtingen spiegelsymmetrisch uitgevoerd. Alternatief is het ook denkbaar dat de kraaminrichtingen identiek worden uitgevoerd. In dat geval zou een 15 integraal vloerdeel worden gevormd door een langsvloerdeel 9 behorende bij een bepaalde kraaminrichting 3 en een langsvloerdeel 10 behorende bij een naburige kraaminrichting. Het voordeel van die variant zou zijn dat alle integrale vloerdelen identiek kunnen worden uitgevoerd voor de betreffende stal.
De integrale vloerdelen 13 en 14 rusten met hun tegenover elkaar 20 gelegen dwarsranden op niet nader weergegeven oplegranden ter plaatse van enerzijds gangpad 2 en anderzijds wand 4. Vloerdelen 11, 12 zijn aan tegenover elkaar gelegen randen daarvan voorzien van naar buiten gerichte hoekprofielen 21a, 21b waarmee zij rusten op een deel van de langsranden van de naast elkaar, op enige afstand van elkaar gelegen integrale vloerdelen 13 en 14. De som van de 25 afmetingen van vloerdelen 11, 12 en van vloer 5 is gelijk aan de lengte van de langsvloerdelen 9 en 10 oftewel de lengte van de integrale vloerdelen 11,12.
Zoals aansluitend in figuur 2b is weergegeven zijn de achtervloerdelen 11 voorzien van een mestluik 22 waar doorheen mest van de zeug kan worden afgevoerd naar de onderliggende ruimte.
30 De integrale vloerdelen 13, 14 zijn aan hun onderzijden voorzien van een verwarmingsleiding 23 die zich zigzagsgewijs onder een deel van het oppervlak van beide langsvloerdelen 9 die bij het betreffende integrale vloerdeel 13 behoren uitstrekken waardoor biggen op beide langsvloerdelen 9 kunnen worden verwarmd met behulp van de verwarmingsleiding 23 die dus gemeenschappelijk is 9 voor beide langsvloerdelen 9.
Zoals zichtbaar is in figuren 2a en 2b is op iedere vloer 5 langs de omtrek daarvan een kooiconstructie 24 die gezamenlijk met vloer 5 op en neer beweegbaar is. Kooiconstructie 24 die een een trog 25 en een poort 26 omvat, heeft 5 ten doel te voorkomen dat de zeug binnen de kooiconstructie 24 op vloer 7 voor de biggen zou kunnen geraken.
Ten behoeve van het op bewegen van vloer 5 zijn onder vloer 5 nabij de hoekpunten daarvan een viertal pneumatische cilinderorganen 27 voorzien die uitsluitend in figuur 4a allemaal zijn weergegeven. De cilinderorganen 27 zijn 10 werkzaam tussen een ligger 28 en de onderzijde van vloer 5. Een dergelijke ligger 28 is zowel aan de achterzijde als de voorzijde ieder voor twee cilinderorganen 27 voorzien. Liggers 28 zijn via verticale strips 29 aan de uiteinden van ligger 28 star verbonden met de respectievelijke langsvloerdelen 9, 10. De cilinderorganen 27 zijn van het enkelwerkende type. Bij bediening van een bedieningsknop 6 wanneer de 15 zeug gaat liggen wordt lucht toegelaten in de cilinderorganen 27 waardoor vloer 5 van de onderste stand (figuur 2a) naar de bovenste stand (figuur 2b) wordt bewogen.
Om te voorkomen dat tijdens deze beweging vloer 5 samen met wanden 8a, 8b zou gaan schranken, waardoor vloer 5 vast zou kunnen komen te 20 zitten, bijvoorbeeld in het geval de zeug relatief ver naar voren of ver naar achteren zou gaan liggen, is een gelijkloopmechanisme 30 voorzien dat aan de hand van de figuren 3a tot en met 4b nader zal worden toegelicht. Gelijkloopmechanisme 30 betreft een stangenmechanisme waarmee de voorzijde en de achterzijde van vloer 5 met elkaar worden verbonden en waarborgt dat de verticale beweging van vloer 5 25 aldaar aan elkaar gelijk zijn. Het gelijkloopmechanisme 30 omvat nabij ieder hoekpunt van vloer 5 scharnierbaar met elkaar gekoppelde stangen 31, 32. Stang 31 is met één uiteinde scharnierbaar verbonden met het, aan de betreffende zijde gelegen, langsvloerdeel 9, 10. Tussen tegenover elkaar gelegen uiteinden van stangen 32 is een zwenkas 33 voorzien die met zijn uiteinden star is verbonden met 30 de betreffende stangen 32. Zwenkas 33 is nabij stangen 32 gelagerd in lagerlichamen 34 die aan de onderlangsranden van de bijbehorende tegenover elkaar gelegen langswanden 8a zijn bevestigd. Tussen de lagerlichamen 34 en tevens tussen de tegenover elkaar gelegen langswanden 8a is een verdere stang 35 star met zwenkas 33 verbonden. De stangen 35 die per vloer 5 aan de voorzijde en 10 achterzijde zijn voorzien zijn verder onderling verbonden via koppelstang 36 die er zorg voor draagt dat verticale bewegingen aan de voorzijde en de achterzijde van vloer 5 synchroon met elkaar verlopen.
Een belangrijk bijkomend voordeel dat wordt bereikt met behulp van 5 de zwenkassen 33 is dat deze in de bovenste stand in het gebied tussen een lagerlichaam 34 en een stang 32 aan komen te liggen tegen de onderzijde van een langsvloerdeel 9, 10, bijvoorbeeld met langsligger 37 die aan de omtrek van het integrale vloerdeel 13 waar langsvloerdeel 9 deel van uitmaakt is voorzien, waardoor een zekere mate van borging plaatsvindt van de bovenste stand van vloer 5. Vloer 5 10 gedraagt zich in die bovenste stand daardoor uitermate stabiel ondanks het aanzienlijke gewicht van een op vloer aanwezige zeug.
Een belangrijk voordeel van kraaminrichtingen 3 is dat vloer 5 inclusief de bijbehorende voorzieningen om vloer 5 op en neer te bewegen als standaard component kan worden uitgevoerd met vaste afmetingen. Dergelijke 15 vaste afmetingen zouden bijvoorbeeld 70 cm breed bij 200 cm lang kunnen zijn. Door de afmetingen van de vloerdelen 9-12 van vloer 7 aan te passen op de omgeving waarin de kraaminrichtingen 3 dienen te worden geplaatst, hetgeen beduidend eenvoudiger en goedkoper is dan de afmetingen van vloer 5 aan te passen, kunnen de kraaminrichtingen 3 geschikt worden gemaakt voor de 20 betreffende omgeving. Vloer 5 met de genoemde voorzieningen kunnen in grote aantalen tegen relatief lage kosten worden gemaakt als standaard component.
Het installeren van kraaminrichtingen 3 in een stal 1 kan uitermate efficiënt plaatsvinden door eerst in de stal 1 tussen gangpad 2 en wand 4 boven een mestput de integrale vloerdelen 13, 14 om en om op de eerdergenoemde 25 oplegranden op te leggen waarbij er sprake is van een tussenafstand tussen de naburige integrale vloerdelen 13, 14 die gelijk is aan de breedte van vloer 5. Vervolgens kunnen de vloeren 5 inclusief de bijbehorende voorzieningen worden geïnstalleerd. Hierbij dienen per kraaminrichting 3 vier stangen 31 scharnierbaar te worden bevestigd aan vloerdelen, meer specifiek twee naburige integrale vloerdelen 30 13, 14 en dient ligger 28 via verticale strips 29 aan de betreffende vloerdelen 9, 10 te worden bevestigd. Verder dienen uiteraard de cilinderorganen 27 pneumatisch te worden aangesloten en dienen de verwarmingsleidingen 23 te worden aangesloten. Bij al deze werkzaamheden dient men zich te realiseren dat vloer 5 feitelijk kan bestaan uit een aantal vloerdelen dus niet één geheel hoeft te vormen en bovendien 11 opgelegd is op de boven langsranden van wanden 8a, 8b waardoor vloer 5 ook tijdelijk (gedeeltelijk) weggenomen kan worden om de ruimte daaronder goed te kunnen bereiken. Ook dienen de achtervloerdelen 11 en de voorvloerdelen 12 te worden geplaatst. Na plaatsing van de integrale vloerdelen 13, 14, en bij voorkeur 5 ook na plaatsing van vloer 5 worden de langshekken 15 en dwarshekken 19 voorzien, alsmede de kooiconstructie 24.
Alhoewel bovenstaand de uitvinding nader is toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding dient duidelijk te zijn dat de strekking van de onderhavige uitvinding zich niet tot deze voorkeursuitvoeringsvorm 10 beperkt maar in eerste instantie wordt bepaald door de navolgende conclusies.
1034528

Claims (20)

1. Kraaminrichting voor een zeug met biggen omvattende een eerste stationaire vloer voor biggen en een tweede, tussen een onderste stand en een 5 bovenste stand beweegbare, vloer voor een zeug waarbij de tweede vloer in de onderste stand in lijn is gelegen met de eerste vloer, de eerste stationaire vloer aan een eerste langszijde van de tweede vloer een eerste vloerdeel en aan een een tegenover de eerste langszijde gelegen tweede langszijde een tweede vloerdeel omvattende, eerste afscheidingsmiddelen aan de omtrek van de kraaminrichting 10 boven de eerste vloer en tweede afscheidingsmiddelen aan de omtrek van de tweede vloer boven de tweede vloer, met het kenmerk, dat het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel aparte onderdelen van elkaar zijn waarbij de tweede vloer bij beweging van de onderste stand naar de bovenste stand zich afzet zowel tegen het eerste vloerdeel als tegen het tweede vloerdeel.
2. Kraaminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste vloerdeel en/of het tweede vloerdeel een rechthoekige vorm heeft.
3. Kraaminrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel eenzelfde lengte maar een verschillende breedte bezitten.
4. Kraaminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste vloerdeel en/of het tweede vloerdeel deel uitmaakt van een integraal vloerdeel waarvan tevens een eerste vloerdeel en/of tweede vloerdeel behorende bij een naburige kraaminrichting deel van uitmaakt.
5. Kraaminrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat boven 25 het midden van de breedte van het integrale vloerdeel een van de eerste afscheidingsmiddelen deel uitmakende afscheiding is voorzien voor het afscheiden van de kraaminrichting en de naburige kraaminrichting van elkaar.
6. Kraaminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat of het eerste vloerdeel of het tweede vloerdeel is voorzien van 30 verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van een deel van het oppervlak van respectievelijk of het eerste vloerdeel of het het tweede vloerdeel.
7. Kraaminrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen een verwarmingsleiding aan de onderzijde van het betreffende eerste vloerdeel of het betreffende tweede vloerdeel omvatten. 1034528
8. Kraaminrichting volgens conclusie 4 en conclusie 7, met het kenmerk, dat de verwarmingsleiding zich tevens uitstrekt onder de onderzijde van een eerste vloerdeel of een tweede vloerdeel behorende bij de naburige kraaminrichting.
9. Kraaminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede afscheidingsmiddelen gezamenlijk met de tweede vloer tussen de onderste stand en de bovenste stand beweegbaar zijn.
10. Kraaminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de achterzijde van de tweede vloer de eerste vloer is voorzien 10 van een achtervloer die met tegenover elkaar gelegen langsranden er van aansluit op naar elkaar gerichte delen van langsranden van het eerste vloerdeel en van het tweede vloerdeel en waarvan de breedte overeenkomt met de breedte van de tweede vloer.
11. Kraaminrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de 15 achtervloer is voorzien van een mestluik.
12. Kraaminrichting volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de achtervloer wordt gedragen door het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel.
13. Kraaminrichting volgens conclusie 10, 11 of 12, met het kenmerk, dat de achtervloer een rechthoekige vorm heeft.
14. Kraaminrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de voorzijde van de tweede vloer de eerste vloer is voorzien van een voorvloer die met tegenover elkaar gelegen langsranden er van aansluit op naar elkaar gerichte delen van langsranden van het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel en waarvan de breedte overeenkomt met de breedte van de tweede vloer.
15. Kraaminrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de voorvloer wordt gedragen door het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel.
16. Kraaminrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat de voorvloer een rechthoekige vorm heeft.
17. Stal voorzien van een gangpad aan tenminste één langszijde 30 waarvan een aantal kraaminrichtingen volgens de voorgaande conclusies zijn voorzien.
18. Stal volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de eerste vloeren behorende bij de respectievelijke kraaminrichtingen aansluiten op het gangpad.
19. Werkwijze voor het installeren van een kraaminrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 16 in een stal omvattende de stappen van a het plaatsen van het eerste vloerdeel in de stal, b het plaatsen van het tweede vloerdeel in de stal waarbij tussen het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel een ruimte wordt 5 vrijgehouden met een breedte gelijk aan de breedte van de tweede vloer, en c het na stappen a en b positioneren van de tweede vloer tussen het eerste vloerdeel en het tweede vloerdeel daarbij de tweede vloer zowel met het eerste vloerdeel als het tweede vloerdeel, 10 beweegbaar tussen de onderste stand en de bovenste stand, verbindende.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, gekenmerkt door de stappen van d het volgens stappen a tot en met c installeren van de eerste vloerdelen, de tweede vloerdelen en de tweede vloer behorende bij 15 een aantal naburige kraaminrichtingen, en e het na stap d voorzien van de eerste afscheidingsmiddelen tussen betreffende naburige kraaminrichtingen. 20 0 3 4 52 8
NL1034528A 2007-10-16 2007-10-16 Kraaminrichting voor een zeug met biggen. NL1034528C1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034528A NL1034528C1 (nl) 2007-10-16 2007-10-16 Kraaminrichting voor een zeug met biggen.
EP08075795A EP2050333A3 (en) 2007-10-16 2008-10-01 Farrowing device for a sow with piglets

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1034528 2007-10-16
NL1034528A NL1034528C1 (nl) 2007-10-16 2007-10-16 Kraaminrichting voor een zeug met biggen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1034528C1 true NL1034528C1 (nl) 2009-04-20

Family

ID=40136537

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1034528A NL1034528C1 (nl) 2007-10-16 2007-10-16 Kraaminrichting voor een zeug met biggen.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2050333A3 (nl)
NL (1) NL1034528C1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2479543B (en) * 2010-04-13 2014-11-19 Midland Pig Producers Ltd Farrowing pen structure
FR3038491B1 (fr) * 2015-07-09 2017-07-14 Galvelpor Sas Cage destinee a heberger une truie et ses porcelets, et procede de mise en oeuvre

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1433229A (en) * 1973-08-20 1976-04-22 Pig Improvement Co Ltd Farrowing crates
GB2026832A (en) 1978-07-22 1980-02-13 Wales A G Farrowing crate
DE2909589A1 (de) * 1979-03-12 1980-09-18 Paul Icking Abferkelbucht
BE1002508A6 (nl) * 1988-09-23 1991-03-05 Geerkens Kraambox met een eigenlijke zeugbox en een ligruimte voor de biggen.
SE501972C2 (sv) * 1993-11-02 1995-07-03 Tetra Laval Holdings & Finance Box och stall för uppfödning av grisar
NL1016397C2 (nl) 2000-10-13 2001-11-13 Nooyen Roosters B V Kraaminrichting voor een zeug met biggen.
CA2430783A1 (en) * 2003-02-05 2004-08-05 Crystal Spring Hog Equipment Ltd. Apparatus for raising a sow in a farrowing crate
DE20314765U1 (de) * 2003-09-22 2003-11-20 Erhard Höhne GmbH, 91593 Burgbernheim Kastenstand für eine Abferkelbucht

Also Published As

Publication number Publication date
EP2050333A3 (en) 2009-05-06
EP2050333A2 (en) 2009-04-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE3752107T2 (de) Ortsbeweglicher Raum oder Container, der ein Gerät zum automatischen Melken von Tieren enthält
RU2632224C2 (ru) Устройство для выгрузки птицы из клетки
US7677205B2 (en) Portable or stationary animal alley
KR101880284B1 (ko) 양봉 적재함의 구조
US7644681B2 (en) Exit gate with cow push bar for milking parlor
NL1034528C1 (nl) Kraaminrichting voor een zeug met biggen.
US20090178859A1 (en) Animal scale
NL2013796A (nl) Uitbroedinrichting voor eieren, alsmede grondstal voorzien van de uitbroedinrichting, en werkwijze voor het uitbroeden van eieren in een grondstal.
NL9201902A (nl) Inrichting voor het melken van dieren.
US5230299A (en) Telescoping entry gate for milking parlor
US5979364A (en) Modular shipping crate system
NL8702668A (nl) Inrichting voor het verzamelen van eieren.
NL9200677A (nl) Inrichting voor het automatisch melken van dieren, zoals koeien.
US6347604B1 (en) Method and a device for moving chickens or other poultry
CN108882694B (zh) 用于对一组动物挤奶的挤奶模块,挤奶装置和方法
CN103533829B (zh) 动物挑选装置
US3059616A (en) Stall structure
US8291859B2 (en) Arrangement for positioning milking animals in a milking parlour
US20040050653A1 (en) Compact turkey gathering machine
EP0920807A1 (en) System for moving animals towards a point of slaughter
NL2016529B1 (nl) Behuizing voor een dier, samenstel van meerdere behuizingen en werkwijze voor het bedrijven van een dergelijke behuizing.
NL2007587C2 (nl) Hellingstal.
NL1022700C2 (nl) Stal.
NL1008719C2 (nl) Inrichting voor een pluimvee-stal en werkwijze voor het opfokken van pluimvee.
US6823819B2 (en) Apparatus for raising a sow in a farrowing crate

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20131016