BE1002508A6

BE1002508A6 - Kraambox met een eigenlijke zeugbox en een ligruimte voor de biggen.

Info

Publication number: BE1002508A6
Application number: BE8801093A
Authority: BE
Original assignee: Geerkens
Priority date: 1988-09-23
Filing date: 1988-09-23
Publication date: 1991-03-05
Also published as: EP0360308A2; EP0360308A3

Abstract

De uitvinding is een kraambox met een eigenlijke zeugbox en een ligruimte voor de biggen gekenmerkt doordat middelen worden voorzien om de hoogte van de zeugbox (4) ten opzichte van de ligruimte (5) voor de biggen te wijzigen in functie van de stand van de zeug, gesteund op de vaststelling dat in de periode na het werpen van de biggen, de zeug regelmatig gaat liggen wanneer de biggen moeten zuigen.

Description

"Kraambox met een eigenlijke zeugbox en een ligruimte voor de biggen"
De uitvinding heeft betrekking op een kraambox met een eigenlijke zeugbox en een ligruimte voor de biggen.

Het doel van de uitvinding is een kraambox voor te schrijven die het mogelijk maakt de zeug zonder toezicht te laten werpen, terwijl verder het verschijnsel "doodliggen" van de biggen, dat veel in de eerste dagen na het werpen voorkomt, vermeden wordt. Zeer jonge biggetjes worden gemakkelijk door de zeug doodgedrukt wanneer zij op de biggetjes gaat liggen. Het verlies aan jonge diertjes kan betrekkelijk groot worden genoemd.

Om dit verschijnsel dus uit te sluiten, worden volgens de uitvinding middelen voorzien om de hoogte van de zeugbox ten opzichte van de ligruimte voor de biggen te wijzigen in functie van de stand van de zeug, gesteund op de vaststelling dat in de periode na het werpen van de biggen, de zeug regelmatig gaat liggen wanneer de biggen moeten zuigen.

Steeds volgens de uitvinding komt de ligruimte voor de biggen minstens langs een zijde van de eigenlijke zeugbox voor en sluit de in de hoogte verplaatsbare zeugbox nauw aan bij hogerbedoelde zijdelings voorkomende ligruimte voor de biggen.

In een bij voorkeur toegepaste verwezenlijkingsvorm werkt hogerbedoelde cel of zijn technisch equivalent slechts op de middelen om de hoogte van de zeugbox ten opzichte van de ligruimte voor de biggen te wijzigen slechts na inwerking van een tijdrelais in.

Voordelig is hogerbedoelde ligruimte voor de biggen minstens plaatselijk van verwarmingsmiddelen voorzien.

Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een kraambox voor een zeug, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.

Figuur 1 is een perspectivische voorstelling van de kraambox. voor zeugen volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een gedeeltelijk perpectivische voorstelling, van dezelfde kraambox in de neergelaten stand van de zeugbox.

Figuur 3 is een zieht analoog aan figuur 2 in de eigenlijke opgeheven stand van de zeugbox.

De kraambox volgens de figuren bestaat uit een frame aangeduid met de algemene verwijzing 1 en die gelijk welke vorm kan aannemen, maar bij voorkeur langs twee zijden telkens twee steilen 2 bevat die onderling verbonden zijn door een langsligger 3.

Elke andere structuur van het frame is natuurlijk denkbaar.

Kenschetsend voor de uitvinding is de voorziening van een eigenlijke zeugbox 4 die in de hoogte verplaatsbaar is ten opzichte van minstens een doch bij voorkeur twee ligruimtes 5 voor de biggen. De biggen worden in de figuren 2 en 3 aangeduid met de verwijzing 6, terwijl de zeug met de verwijzing 7 wordt aangeduid. De ligruimte voor de biggen kan gelijk welke vorm aannemen, vertoont een geperforeerde bodem 8 waarvan minstens een gedeelte van verwarmingsmiddelen is voorzien.

De eigenlijke zeugbox 4 heeft een bodem 9, een reeks overlangse staven 10 en in elk van de in de langsrichting beschouwde uiteinden omgekeerde U-vormige buizen 11 en 12. Langs de zijde van de U-vormige buis 11 komt de voederbak 13 voor, die kantelbaar is voor een efficiente reiniging, terwijl aan het andere uiteinde, waar de omgekeerde U-vormige buis 12 voorkomt, boordje of hek 14 is aangebracht.

De beide U-vormige buizen 11 en 12 die met de bodem 9 zijn verbonden waarop de overlangse staven 10 zijn bevestigd, kan in de hoogte verplaatst worden zodat de bodem 9 van de eigenlijke zeugbox 4 op twee niveau's kan worden ingesteld. In de eerste plaats kan de bodem 9 van de zeugbox 4 juist ter hoogte komen te staan van de bodem 8 van de ligruimtes 5 voor de biggen. (figuren l en 2) of op een hoogte hiervan (figuur 3).

Het op en neer verplaatsen van de eigenlijke zeugbox 4 ten opzichte van de ligruimtes 5 voor de biggen geschiedt door electromotoren 15 die onder gebruikmaking van niet nader te beschrijven en bekende middelen de verdraaiing veroorzaken van de van schroefdraad voorziene stangen 16.

Door de verdraaiing van de stangen 16 die onderaan een losdraaiende verbinding vertonen met de U-vormige buizen 11 en 12, kan de eigelijke zeugbox 4 op en neer worden verplaatst.

Een fotoëlectrische cel 17 detecteert de stand van de zeug in de eigenlijke zeugbox 4. Wanneer de zeug rechtstaat, wordt de lichtstraal van de fotoëlectrische cel onderbroken en worden de electromotoren blijvend in werking gebracht zodat de eigenlijke zeugbox 4 op een hoger niveau wordt gebracht ten opzichte van het niveau van de ligruimte 5 van de biggen. Door het inschakelen van een tijdrelais (15 seconden) wordt de nodeloze inwerkingstelling van de electromotoren vermeden als gevolg van een toevallige verplaatsing van de zeug die niet als een definitieve ligstand kan worden aanzien.

Tevens wordt aan de onderkant van een van de U-vormige buizen 11 en 12 een veiligheid aangebracht, zodanig dat de box nooit dieper kan zakken dan het vereiste niveau ten opzichte van de bodem van de ligruimte voor de biggen.

Omgekeerd, wanneer de zeug gaat liggen, hetgeen betekent dat zij de biggen wil zogen, ontvangt de fotoëlectrische cel 17 een lichtsignaal en worden terug de electromotoren in werking gesteld. De eigenlijke zeugbox 4 daalt tot de bodem 9 hiervan op het niveau is komen te staan van de bodem 8 van de ligruimtes 5

voor de biggen. De biggen kunnen zich van de ene ligruimte 5 naar de andere begeven omdat achter de zeug nog een gebruikelijk hekje voorkomt dat niet in de figuren zichtbaar is en waardoor een doorgang blijft bestaan voor de biggen tussen de beide ligruimtes 5 langs weerszijden van de eigenlijke zeugbox 4.

Aan de onderste overlangse staaf 10 zijn schuin naar omlaag gerichte staafjes 18 aangebracht. Deze staafjes zijn op zichzelf algemeen bekend.

De op-en neerwaartse verplaatsing van de eigenlijke zeugbox gebeurt voldoende traag, dus op een zodanig tempo dat de biggen die zich tijdelijk in de zeugbox zouden bevinden, niet kunnen gekwetst worden.

Daar de verblijfplaats voor de zeug, nl. de eigenlijke zeugbox 4, een gescheiden entiteit vormt ten opzichte van de verblijfplaats voor de biggen, t. w. de ligruimte 5, kan de zeug de biggen niet meer kwetsen door plots te gaan liggen. Dit was tot nog toe de oorzaak van veel sterfte bij de jonge dieren. Het is duidelijk dat de bodem 9 van de eigenlijke zeugbox 4 zijdelings van afschermplaten 19 is voorzien die nauw aansluiten bij de bodem 8 van de ligruimtes 5 voor de biggen, zodat zij bij de op-en neerwaartse bewegingen, vooral bij deze laatste beweging, van de zeugbox niet kunnen worden gekwetst.

Uit de zopas gegeven beschrijving van de kraambox voor zeugen, volgens de uitvinding, blijkt zeer duidelijk dat de sterfte van jonge dieren, te wijten aan het feit dat de zeug bij het liggen de jonge biggen kan verpletteren, nu in het geheel kan vermeden worden. Tot nog toe kon men, met bepaalde zeugen, tot 50 % sterfte bij de jonge dieren waarnemen. Doordat de zeug slechts kan gaan liggen wanneer de biggen buiten haar bereik zijn, is thans een ideale oplossing voor dit probleem gevonden.

Het is ook duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm en dat hieraan vele wijzigingen zouden kunnen worden aangebracht zonder buiten het raam van deze octrooiaanvrage te treden.

Claims

CONCLUSIES 1. Kraambox met een eigenlijke zeugbox en een ligruimte voor de biggen, met het kenmerk dat middelen worden voorzien om de hoogte van de zeugbox (4) ten opzichte van de EMI5.1 ligruimte voor de biggen te wijzigen in functie van de stand van de zeug, gesteund op de vaststelling dat in de periode na het werpen (5)van de biggen, de zeug regelmatig gaat liggen wanneer de biggen moeten zuigen.
2. Kraambox volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de ligruimte (5) voor de biggen minstens langs een zijde van de eigenlijke zeugbox (4) voorkomt en de in de hoogte verplaatbare zeugbox (4) nauw aansluit bij hogerbedoelde zijdelings voorkomende ligruimte van de biggen.
3. Kraambox volgens een van de conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat hogerbedoelde eigenlijke zeugbox (4) met zijwanden (19) is uitgerust die zijdelings bij een bodem van de ligruimtes (5) van de biggen aansluit.
4. Kraambox volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat de stand van de zeug (7) door een fotoëlectrische cel (17) of een technisch equivalent middel wordt gedetecteerd.
5. Kraambox volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk dat hogerbedoelde cel (17) of zijn technisch equivalent slechts op de middelen om de hoogte van de zeugbox (4) ten opzichte van de ligruimte (5) voor de biggen te wijzigen na inwerking van een tijdrelais inwerkt.
6. Kraambox volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk dat een voederbak (13) voor de zeug is voorzien op een hoogte die bereikbaar wordt wanneer de zeugbox (4) zijn hoogste stand t. o. v. de ligruimte (5) voor de biggen staat.
7. Kraambox volgens een van de conclusies ..'-l-6, met hef kenmerk dat twee ligruimtes (5) voor de biggen zijn voorzien en wel een langs weerszijden van de zeugbox.
8. Kraambox volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk dat hogerbedoelde ligruimte (5) voor de biggen <Desc/Clms Page number 6> minstens plaatselijk van verwarmingsmiddelen is voorzien.
9. Kraambox volgens een van de conclusies 1-8, met het kenmerk dat hogerbedoelde zeugbox (4) door minstens een doch bij voorkeur twee electromotoren (15) in de hoogte ten opzichte van de ligruimte (5) voor de biggen wordt verplaatst.
10. Kraambox volgens een van de conclusies 1-9, met het kenmerk dat hogerbedoelde zeugbox (4) zijdelings van overlangse staven (10) is voorzien.
11. Kraambox volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de meest onderaan voorkomende staaf (10) van dwarse staafjes (18) is voorzien die zieh schuin naar onder toe uitstrekken.