NL1034148C2 - Handdoekmateriaal met hechtelementen. - Google Patents

Description

Titel: Handdoekmateriaal met hechtelementen.

De uitvinding heeft betrekking op een strook handdoekmateriaal. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een strook handdoekmateriaal die door middel van hechtmiddel koppelbaar is met een tweede, vergelijkbare strook handdoekmateriaal.

5 Handdoekautomaten die gebruik maken van een lus handdoekmateriaal worden over het algemeen gevuld met een strook handdoekmateriaal. Daartoe kunnen opgerolde stroken of cassettes zig-zag gevouwen stroken worden gebruikt. Wanneer een rol of cassette gedeeltelijk is opgebruikt wordt een nieuwe rol of cassette geplaatst, welke door een 10 lijmverbinding met de reeds aanwezige strook wordt gekoppeld. Daartoe wordt gebruik gemaakt van op ten minste een van beide stroken aangebracht drukgevoelige lijm. Daarmee wordt een permanente verbinding tussen de stroken verkregen.

De lijmverbinding die in dergelijke handdoekautomaten wordt 15 toegepast is niet altijd voordelig. Zo kan de handdoekautomaat vervuild raken door de lijm. Een ander probleem dat zich kan voordoen is dat de verbinding niet op de juiste wijze tot stand komt, bijvoorbeeld doordat de stroken niet recht worden gekoppeld, waardoor de stroken in de handdoekautomaat kunnen vastlopen.

20 De uitvinding beoogt een strook handdoekmateriaal te bieden waarmee ten minste een van de genoemde of andere nadelen wordt verhinderd.

In een eerste aspect wordt een strook handdoekmateriaal gekenmerkt doordat de strook een begin en een eind heeft, waarbij het begin 25 is voorzien van ten minste een eerste hechtelement en het eind is voorzien van ten minste een tweede hechtelement, waarbij het ten minste ene eerste hechtelement en een tweede hechtelement van dezelfde of een vergelijkbare 1034148 2 strook onderling kunnen hechten, waarbij het eerste en het tweede hechtelement onderdeel uitmaken van een klittenbandverbinding.

In het nader aspect wordt een strook handdoekmateriaal gekenmerkt doordat de strook zig-zag is gevouwen, waarbij vellen worden 5 verkregen en het eerste einde een beginvel vormt en het tweede einde een eindvel. Koppeling van twee van dergelijke stroken is daardoor eenvoudig mogelijk door de beide stapels vellen op elkaar te plaatsen, waardoor het of elk eerste hechtelement op de ene strook hecht aan het ten minste ene tweede hechtelement op de andere strook.

10 In een verder aspect wordt de uitvinding gekenmerkt door een handdoekautomaat, voorzien van een eerste strook volgens een der voorgaande conclusies en een tweede strook, waarbij de tweede strook is voorzien van een van de eerste en de tweede hechtmiddelen en de eerste strook ten minste de andere van de eerste en tweede hechtmiddelen, 15 zodanig dat bij geopende handdoekautomaat de tweede strook op de eerste strook kan worden geplaatst, zodanig dat de eerste en tweede hechtmiddelen zijn gekoppeld.

In een nog verder aspect wordt de uitvinding gekenmerkt door een werkwijze voor het koppelen van stroken handdoekmateriaal, waarbij bij 20 voorkeur in een handdoekautomaat op één van een eerste en een tweede hechtmiddel, aangebracht op een eerste einde van een strook, een ander van genoemd eerste en tweede hechtmiddel, aangebracht op een einde van een tweede strook, wordt geplaatst, waarbij het eerste en tweede hechtmiddel tezamen een losneembare verbinding vormen.

25 Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvormen van een strook handdoekmateriaal, handdoekautomaat en werkwijze bij wijze van voorbeelden nader worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont: fig. IA en B schematisch in respectievelijk zijaanzicht en 30 bovenaanzicht een strook handdoekmateriaal, in rechte toestand; 3 fig. 2 schematisch een strook handdoekmateriaal volgens fig. 1, in gevouwen toestand, vormende een cassette; en fïg. 3 schematisch een zijaanzicht van een handdoekautomaat, gedeeltelijk in doorsnede, waarbij het plaatsen van een nieuwe cassette is 5 getoond.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. De getoonde uitvoeringsvormen zijn slechts ter illustratie getoond en dienen geenszins beperkend te worden uitgelegd. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen 10 het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Fig. IA en B tonen in respectievelijk zijaanzicht en bovenaanzicht een strook 1 handdoekmateriaal, in rechte toestand. Recht dient in deze te worden begrepen als niet opgerold of gevouwen. Het handdoekmateriaal kan zowel onversterkt als versterkt zijn. Onder versterkt dient in deze ten 15 minste doch niet uitsluitend te worden begrepen een handdoekmateriaal dat ten minste een absorberende component zoals papier of katoen en een versterkende component zoals kunststof of natuurvezels omvat, waarbij de versterkende component bij voorkeur een netversterking vormt en/of als drager voor de absorberende component functioneert en/of ten minste in een 20 lengterichting L van de strook een grotere treksterkte heeft dan de absorberende component, in het bijzonder in een natte toestand. In deze beschrijving zal worden uitgegaan van een handdoekmateriaal dat een kunststof netwerk 2 omvat, als drager voor twee lagen 3 absorberend materiaal, aan weerszijden van het netwerk 2 aangebracht, bijvoorbeeld 25 door verlijming aan het netwerk en/of door openingen in het netwerk aan elkaar. Het netwerk fungeert daarbij tijdens gebruik als drager voor de lagen 3 en als trekversterking in de genoemde lengterichting en als bescherming tegen scheuring van het handdoekmateriaal. De lagen 3 zijn bijvoorbeeld van papier of natuurlijke vezels zoals katoen, en zijn relatief 30 dun, bijvoorbeeld enkele tienden van millimeters, evenals het netwerk, 4 waardoor een bijzonder sterke doch dunne strook 1 is verkregen. Uiteraard is dit slechts een voorbeeld en kan de strook ook op andere wijze zijn opgebouwd, bijvoorbeeld zonder (net)versterking zoals volledig van een mengsel van katoen en kunststof vezels.

5 In fig. IA en B is de strook 1 recht getoond, met een begin 4 en een eind 5. Bij vervaardiging zal een doorgaande baan worden gevormd, die steeds op de gewenste lengte wordt afgesneden, daarbij een nieuw einde 5 van een in bewegingsrichting van de vervaardiging voorliggende strook 1 vormend alsmede een begin 4 van een daarop aansluitende strook 1.

10 Evenwel kan ook voor een andere productie methode worden gekozen, waarbij bijvoorbeeld een baan wordt gevormd die een breedte heeft die overeenkomt met de gewenste lengte van de strook, waarbij de baan in stroken 1 wordt gesneden door snijlijnen die zich dwars op de lengterichting van de baan uitstrekken. De beide zijden van de baan vormen daarbij 15 derhalve steeds respectievelijk een begin en einde van de betreffende stroken. Ook kunnen banen worden gevormd die in een breedterichting een aantal malen de breedte B van de strook omvatten, zodat meerdere stroken 1 naast elkaar uit een baan kunnen worden gesneden. Bij voorkeur wordt een baan met een aantal malen de breedte B gevouwen tot een zig-zag 20 verlopnde stapen, waarna daaruit een gewenst aantal gevouwen stroken met de breedte B wordt gesneden. Eventueel wordt de stapel gekanteld over 180° teneinde steeds dezelfde zijde boven te krijgen bij opeenvolgende stapels, voor aanbrengen van de verbindingsmiddelen, in het bijzonder het klittenband.

Op het eerste einde 4 is een eerste hechtelement 6 aangebracht, in 25 de vorm van een eerste deel van een klittenband verbinding. Op het tegenoverliggende tweede einde 5 is aan een tegenoverliggende zijde een tweede hechtelement 7 aangebracht, in de vorm van het andere deel van genoemde klittenband verbinding. Klittenband is als zodanig algemeen bekend en wordt ook aangeduid als haakjes/lusjes verbinding of door 30 bijvoorbeeld de geregistreerde merknaam Velcro® of Aplix®. In een 5 voordelige uitvoeringsvorm is klittenband toegepast met een gezamenlijke dikte d die relatief klein is, bijvoorbeeld minder dan 2 mm of bij voorkeur minder dan 1 mm. De gezamenlijke dikte wordt in deze bepaald door de gezamenlijke dikte van twee aan elkaar gehechte hechtelementen 6, 7, 5 gemeten haaks op de lengterichting tussen de naar elkaar gekeerde oppervlakken van twee onderling door de hechtelementen 6, 7 gekoppelde stroken 1. Door deze dikte zo klein mogelijk te kiezen nemen de hechtelementen zo min mogelijk ruimte in. Bijzonder voordelig is daarbij toepassing van bijzonder soepel klittenband bijvoorbeeld met haakjes en 10 lusjes of paddestoelvormige elementjes, welke klittenband onder meer door de firma Velcro® of Aplix® op de markt wordt gebracht, aangezien dit bijzonder dun is en toch een grote treksterkte biedt.

Tenminste een deel 6, 7 kan in bijvoorbeeld twee of meer breedtestroken worden aangebracht, teneinde de vouwbaarheid van het 15 betreffende einde nog beter te behouden en plaatsing van de stroken op elkaar verder te vereenvoudigen.

Het eerste en tweede hechtelement 6, 7 hebben in de getoonde uitvoeringsvorm elk in hoofdzaak de vorm van een of meer rechthoeken, met een lengterichting S die zich ongeveer in de breedterichting van de strook 1 20 uitstrekt en ongeveer gelijk is aan de breedte B van de strook 1. In de lengterichting L van de strook heeft elk hechtelement 6, 7 een beperkte breedte W, bijvoorbeeld tussen enkele millimeters en enkele centimeters. In de getoonde uitvoeringsvorm hebben beide hechtelementen 6, 7 ongeveer een gelijk oppervlak en zijn zij op ongeveer gelijke afstand van de 25 naastgelegen eindrand 8, 9 aangebracht, doch andere positionering, vormen en/of afmetingen zijn ook mogelijk. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn het eerste en tweede hechtelement 6, 7 aan tegenover elkaar liggende zijde van de strook aangebracht, doch deze kunnen ook aan dezelfde zijden worden aangebracht, afhankelijk van de gewenste wijze van doorverbinden.

6

Bij voorkeur worden de hechtelementen 6, 7 als stickers aangebracht bijvoorbeeld met behulp van een etiketteermachine. Bijvoorbeeld na het snijden van de stapels.

In fig. 2 is een strook 1 volgens fig. 1 getoond, in gevouwen 5 toestand, waardoor een cassette 10 is gevormd. Cassette dient in deze begrepen te worden als omvattende doch niet beperkt tot een zig-zag gevouwen strook 1, waardoor een stapel 11 onderling door vouwlijnen 12 verbonden vellen 13 is gevormd, welke integraal opneembaar en verwerkbaar is, waarbij een beginvel 14 en een eindvel 15 zijn voorzien. Op 10 het beginvel 14 is het eerste hechtelement 6 voorzien, op het eindvel 15 het tweede hechtelement 7. In fig. 2 zijn ter vereenvoudiging de contouren 16 van de cassette 10 getoond, in onderbroken lijnen, en een aantal doch zeker niet alle vellen 13 tussen het beginvel 14 en eindvel 15. Zoals zichtbaar in fig. 2 zijn heeft de stapel 11 een hoogte H, en een breedte Z, welke breedte Z 15 overeenkomt met de lengte van elk vel 13 tussen twee vouwlijnen 12. Het beginvel 14 en eindvel 15 hebben de beide hechtelementen 6, 7 op een afstand kleiner dan de breedte Zi, Z2, zodat deze niet tegen de ingetekende contour 16 van de stapel 10 liggen. Zij liggen in de getoonde uitvoeringsvorm in zijaanzicht recht boven elkaar, om nog nader te 20 beschrijven reden.

In een alternatieve, niet getekende uitvoeringsvorm is één van de hechtelementen 6 of weggelaten, waarbij het andere hechtelement 7 of 6 en het handdoekmateriaal, bij voorkeur een absorberende laag 3 daarvan, kunnen hechten als een klittenbandverbinding.

25 In fig. 3 is schematisch een handdoekautomaat 17 getoond, met gedeeltelijk weggebroken zijpaneel 18, waardoor een gedeelte van het binnenwerk 19 daarvan zichtbaar is geworden. De handdoekautomaat 17 heeft een behuizing 20 die aan een voorzijde 21 afsluitbaar is met een in de tekening in open stand getoonde klep 22. De handdoekautomaat 17 is met 30 een achterzijde aan een wand 25 opgehangen. Het binnenwerk 19 omvat op 7 bekende wijze een voorraadruimte 23 voor cassettes 10, een oprolmechanisme 24 voor het op nemen van gebruikt handdoekmateriaal en middelen (niet getoond) voor afgegeven van handdoekmateriaal vanaf de stapel 11 van de cassette 10, wanneer in de richting van de pijl P aan een 5 van de wand 25 afgekeerde voorzijde van de lus 26 die door de strook 1 handdoekmateriaal onder de handdoekautomaat 17 wordt gevormd. Tegelijkertijd wordt dan op bekende wijze een gelijke lengte handdoekmateriaal door het oprolmechanisme 24 opgenomen. Een dergelijke handdoekautomaat is bijvoorbeeld in meer detail beschreven in 10 EP 0 107 223, hierin door referentie opgenomen voor wat betreft ten minste de handdoekautomaat. De getoonde uitvoeringsvorm van de handdoekautomaat is lusvormend en kan door handkracht worden bediend. Evenwel kunnen ook andere handdoekautomaten met een strook of cassette volgens de uitvinding worden toegepast, bijvoorbeeld elektrisch 15 aangedreven handdoekautomaten of handdoekautomaten die handdoekmateriaal afgeven van een rol, waarbij de lus 26 steeds kan worden behouden of slechts kan worden gevormd wanneer bijvoorbeeld door een benaderingssensor een hand van een gebruik wordt gesignaleerd en na gebruik door die gebruiker weer wordt ingetrokken.

20 Zoals getoond in fig. 3 is in de voorraadruimte 23 de cassette 10 opgenomen. De cassette is met het begin vel 14 naar onder geplaatst, zodat vanaf daar de strook kan worden afgegeven. Het eindvel 15 ligt derhalve aan de bovenzijde, met het tweede hechtelement 7 omhoog gekeerd. Een schutvel of dergelijke is niet nodig, aangezien het hechtelement niet klevend 25 is, hetgeen economisch en voor gebruiksgemak voordelig is en bovendien geen afval geeft. Doordat de hechtelementen 6, 7 niet klevend zijn wordt bovendien het voordeel bereikt dat vervuiling van de handdoekautomaat eenvoudig wordt tegengegaan. Voorts heeft gebruik van klittenband het grote voordeel dat de verbinding tussen de hechtelementen 6, 7 kan worden 8 verbroken en worden vernieuwd, bijvoorbeeld wanneer plaatsing, zoals hierna zal worden besproken, niet juist is geschiedt.

Wanneer de cassette 10 in de voorraadruimte 23 gedeeltelijk of nagenoeg geheel is opgebruikt wordt de handdoekautomaat geopend en kan 5 een tweede cassette 10A in de voorraadruimte 23 worden geplaatst, boven op het eindvel 15 van de eerste cassette 10. Daarbij wordt het eerste hechtelement 6 van de tweede cassette 10A op het tweede hechtelement 7 van de eerste cassette 10 gepositioneerd. Door het eigen gewicht en/of een lichte druk van de tweede cassette 10A zal vervolgens de koppeling tussen 10 de beide hechtelementen 6, 7 tot stand komen. Eventueel kan de tweede cassette 10A nog worden aangedrukt, bijvoorbeeld met de hand door een gebruiker of met behulp van een klep of dergelijk element op de voorraadruimte 23. Indien het eerste en tweede hechtelement bijvoorbeeld scheef ten opzichte van elkaar zijn geplaatst of bijvoorbeeld een der vellen 15 waarop zij zijn aangebracht is gekreukeld tijdens plaatsen kan de verbinding eenvoudig weer worden verbroken en kan de tweede cassette 10A opnieuw worden geplaatst. Als gevolg van de koppeling door de hechtelementen kan doorlopend schoon handdoekmateriaal beschikbaar worden gesteld aan de gebruiker. In het getoonde uitvoeringsvorm zijn de 20 eerste en tweede hechtelementen 6, 7 ten opzichte van een middenvlak M van de cassette 10 verplaatst in de richting van een zelfde zijde 30 van de cassette. Daardoor kunnen de cassettes slechts op één wijze worden gekoppeld, zodat de doorverbinding steeds op een gewenste wijze tot stand komt. Eventueel kunnen de hechtelementen ook symmetrisch, dat wil 25 zeggen in het middenvlak M zijn aangebracht, zodat de cassettes ook gespiegeld ten opzichte van elkaar kunnen worden gekoppeld.

Gebruik van hechtelementen in de vorm van klittenband verbindingsdelen als hechtelement of hechtelementen biedt verder het voordeel dat de hechting tussen opeenvolgende cassettes 10 of rollen, of ten 30 minste stroken 1 ongevoelig is voor bijvoorbeeld de temperatuur in de 9 ruimte waar de handdoekautomaat wordt gebruikt, door dosering van hechtmiddel of door het gebruikte handdoekmateriaal. De hechtelementen 6, 7 kunnen direct op een van de lagen 3 worden aangebracht of, bij voorkeur, worden verbonden met de versterking 2. De hechting tussen het 5 handdoekmateriaal en de hechtelementen 6, 7 wordt bij productie bepaald, zodat de gebruiker steeds een zelfde of ten minste een zekere verbinding krijgt wanneer stroken 1 onderling worden gekoppeld. De hechtelementen kunnen verder niet uitdrogen of anderszins door veroudering te snel verminderde hechtkracht krijgen. Mocht tijdens gebruik een verbinding 10 onverhoopt geheel of gedeeltelijk losraken dan kan deze eenvoudig worden hersteld.

Uitdroging van lijm zoals bij bekende systemen kan optreden wordt bovendien verhinderd en de stapels kunnen na hechting weer worden losgemaakt voor bijvoorbeeld herpositionering, waarna herhechting 15 mogelijk is. Verder zijn geen schutvellen over de stroken 6, 7 nodig, hetgeen voordelig is vanwege kosten en milieu. Bovendien kunnen dergelijke schutvellen het plaatsen en doorverbinden bemoeilijken. Bovendien is een doorverbinding volgens de uitvinding eenvoudig te begrijpen voor een gebruiker. Voorts wordt de verbindingskracht tussen stroken door de 20 fabrikant bepaald, door de keuze van de verbindingsmiddelen 6, 7 en de lijm voorhechting daarvan op de strook, in de vervaardigingsinrichting.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en tekeningen getoonde uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding, zoals 25 combinaties van delen van de getoonde uitvoeringsvormen. Hechtelementen kunnen in plaats van als enkele rechthoekige vlakken ook bijvoorbeeld in andere vormen worden aangebracht, bijvoorbeeld in de vorm van losse elementen, in de vorm van een logo, driehoekig of fantasievormen. De hechtelementen 6, 7 kunnen bijvoorbeeld in vorm en/of plaatsing en/of type 30 klittenband zodanig worden uitgevoerd, dat verschillende typen cassettes 10 juist wel of juist niet kunnen worden uitgewisseld. Ook kunnen hechtelementen 6, 7 volgens de uitvinding worden gecombineerd met extra vlakken waarmee een strook 1 volgens de uitvinding kan worden gekoppeld met een strook of cassette die wel van een lijmelement is voorzien, zoals 5 bestaande cassettes als gebruikt in een inrichting volgens EP 0 107 223. Klittenband kan in losse delen worden aangebracht of kan als doorlopende elementen worden voorzien voordat de stroken 1 worden gevormd. Ook kunnen andere middelen worden gebruikt zoals twee componenten lijm, die slechts kleeft bij onderling contact, of andere typen man - vrouw 10 verbindingen die wel aan elkaar hechten maar bij voorkeur niet aan hun omgeving.

Deze en vele vergelijkbare varianten worden geacht binnen de uitvinding te vallen.

15 1034148

Claims (21)

1. Strook handdoekmateriaal, welke strook een begin en een eind heeft, waarbij het begin is voorzien van ten minste een eerste hechtelement en het eind is voorzien van ten minste een tweede hechtelement, waarbij het ten minste ene eerste hechtelement en een tweede hechtelement van dezelfde of 5 een vergelijkbare strook onderling kunnen hechten, waarbij het eerste en het tweede hechtelement onderdeel uitmaken van een klittenbandverbinding.

2. Strook volgens conclusie 1, waarbij de strook zig-zag is gevouwen tot een stapel vellen, waarbij het eerste einde een beginvel vormt en het tweede einde een eindvel.

3. Strook volgens conclusie 1 of 2, waarbij het handdoekmateriaal is vervaardigd als een laminair materiaal met ten minste een netvormige kern, waarbij het ten minste ene eerste hechtelement en het ten minste ene tweede hechtelement bij voorkeur zijn verbonden met de kern.

4. Strook volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tenminste één der 15 hechtmiddelen als sticker is aangebracht op de strook.

5. Strook volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het eerste hechtelement met een oppervlak op een oppervlak van het tweede hechtelement plaatsbaar is, zodanig dat de gezamenlijke dikte van het eerste en tweede hechtelement in gekoppelde toestand ongeveer haaks op de beide 20 oppervlakken minder dan 2 mm is, meer in het bijzonder minder dan 1 mm.

6. Strook volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de strook gevouwen is tot een cassette.

7. Handdoekautomaat, voorzien van een eerste strook volgens een der voorgaande conclusies en een tweede strook, waarbij de tweede strook is 25 voorzien van een van de eerste en de tweede hechtmiddelen en de eerste strook ten minste de andere van de eerste en tweede hechtmiddelen, zodanig dat bij 103 4 1 48 geopende handdoekautomaat de tweede strook op de eerste strook kan worden geplaatst, zodanig dat de eerste en tweede hechtmiddelen zijn gekoppeld.

8. Werkwijze voor het koppelen van stroken handdoekmateriaal, waarbij bij voorkeur in een handdoekautomaat op één van een eerste en een tweede 5 hechtmiddel, aangebracht op een eerste einde van een strook, een ander van genoemd eerste en tweede hechtmiddel, aangebracht op een einde van een tweede strook, wordt geplaatst, waarbij het eerste en tweede hechtmiddel tezamen een losneembare verbinding vormen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij als eerste en tweede hechtmiddel 10 delen van een klittenbandverbinding vormen.

10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, waarbij als eerste en tweede hechtmiddel klittenbanddelen op respectievelijk de eerste en tweede strook worden toe gepast.

11. Werkwijze volgens een der conclusies 8 of 9, waarbij als een van de beide 15 hechtmiddelen ten minste gedeeltelijk het materiaal van de betreffende strook wordt toegepast.

12. Strook handdoekmateriaal, welke strook een begin en een eind heeft, waarbij het begin is voorzien van ten minste een eerste hechtelement en het eind is voorzien van ten minste een tweede hechtelement, waarbij het ten 20 minste ene eerste hechtelement en een tweede hechtelement van dezelfde of een vergelijkbare strook onderling kunnen hechten, waarbij het eerste en het tweede hechtelement onderdeel uitmaken van een klittenbandverbinding en waarbij de strook gevouwen is tot een cassette.

13. Strook volgens conclusie 12, waarbij de strook zig-zag is gevouwen tot 25 een stapel vellen, waarbij het eerste einde een beginvel vormt en het tweede einde een eindvel.

14. Strook volgens conclusie 12 of 13, waarbij het handdoekmateriaal is vervaardigd als een laminair materiaal met ten minste een netvormige kern, waarbij het ten minste ene eerste hechtelement en het ten minste ene tweede 30 hechtelement bij voorkeur zijn verbonden met de kern. 15

15. Strook volgens een van de conclusies 12-14, waarbij tenminste één der hechtmiddelen als sticker is aangebracht op de strook.

16. Strook volgens een van de conclusies 12-15, waarbij het eerste hechtelement met een oppervlak op een oppervlak van het tweede 5 hechtelement plaatsbaar is, zodanig dat de gezamenlijke dikte van het eerste en tweede hechtelement in gekoppelde toestand ongeveer haaks op de beide oppervlakken minder dan 2 mm is, meer in het bijzonder minder dan 1 mm.

17. Handdoekautomaat, voorzien van een eerste strook volgens een van de conclusies 12-16 en een tweede strook, waarbij de tweede strook is voorzien van 10 een van de eerste en de tweede hechtmiddelen en de eerste strook ten minste de andere van de eerste en tweede hechtmiddelen, zodanig dat bij geopende handdoekautomaat de tweede strook op de eerste strook kan worden geplaatst, zodanig dat de eerste en tweede hechtmiddelen zijn gekoppeld.

18. Werkwijze voor het koppelen van stroken handdoekmateriaal, waarbij 15 bij voorkeur in een handdoekautomaat op één van een eerste en een tweede hechtmiddel, aangebracht op een eerste einde van een eerste strook, een ander van genoemd eerste en tweede hechtmiddel, aangebracht op een einde van een tweede strook, wordt geplaatst, waarbij het eerste en tweede hechtmiddel tezamen een losneembare verbinding vormen en waarbij de eerste en de tweede 20 strook gevouwen zijn tot een cassette.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij als eerste en tweede hechtmiddel delen van een klittenbandverbinding vormen.

20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, waarbij als eerste en tweede hechtmiddel klittenbanddelen op respectievelijk de eerste en tweede strook 25 worden toegepast.

21. Werkwijze volgens een der conclusies 18 of 19, waarbij als een van de beide hechtmiddelen ten minste gedeeltelijk het materiaal van de betreffende strook wordt toegepast. 1034148