NL1034118C2 - Inrichting voor het vellen van een boomstam. - Google Patents

Description

Inrichting voor het vellen van een boomstam

De uitvinding betreft een inrichting voor het vellen van een boomstam, omvattende een grijpklauw voor het 5 vastgrijpen van de boomstam en een velmiddel voor het vellen van de boomstam, waarbij de grijpklauw een frame, ten minste twee zich vanuit het frame uitstrekkende grijpschalen, waarvan ten minste één grijpschaal beweegbaar met het frame is verbonden, en een grijpklauwaandrijving omvat, waarbij de 10 beweegbare grijpschaal door middel van de grijpklauwaandrijving beweegbaar is tussen een open toestand waarin een boomstam tussen de grijpschalen is te plaatsen, en een gesloten toestand waarin de boomstam tussen de grijpschalen is te klemmen.

15 Dergelijke inrichtingen om boomstammen te vellen zijn bekend, met bijvoorbeeld een mes, cirkelzaag of kettingzaag als velmiddel. Veelal zijn de bekende inrichtingen te koppelen aan een beweegbare arm van een draagvoertuig, zoals bijvoorbeeld een graafmachine, waarmee de inrichting om de 20 stam van een boom wordt geplaatst. Met de grijpklauw wordt dan het deel van de boomstam vastgegrepen dat geveld moet worden, waarna het mes of de zaag de boomstam doorsnijdt of -zaagt. Vervolgens wordt het gevelde deel van de boomstam, dat zich in de grijpklauw bevindt, door middel van de beweegbare 25 arm naar de grond gebracht, alwaar het gevelde deel wordt neergelegd voor verdere verwerking.

Nadeel van de bekende inrichtingen is, dat de grijpklauw door de bijvoorbeeld kwetsbaarheid en omvang van het velmiddel niet geschikt is voor andere werkzaamheden. Het 30 velmiddel kan bijvoorbeeld beschadigd raken of zit in de weg bij die werkzaamheden. Omdat bij het vellen van een boom over het algemeen vóór en na het vellen van de boom werkzaamheden worden verricht waarbij een grijpklauw nodig is, worden de 034116 2 bekende inrichtingen vervangen door een andere grijpklauw om deze werkzaamheden uit te kunnen voeren. In andere gevallen wordt zelfs een tweede graafmachine met grijpklauw ingezet.

Met de uitvinding is beoogd dit nadeel te verhelpen 5 of althans te verminderen.

Hiertoe onderscheidt de uitvinding zich doordat het velmiddel beweegbaar is verbonden met tenminste één van de grijpschalen, waarbij het velmiddel beweegbaar is tussen een beschermde toestand waarin het velmiddel binnen de omvang van 10 de daarmee verbonden grijpschaal is gelegen en een onbeschermde toestand waarin het velmiddel buiten de omvang van de daarmee verbonden grijpschaal is gelegen.

Doordat in de beschermde toestand het velmiddel binnen de omvang van de grijpschaal ligt, is het velmiddel 15 beschermd tegen beschadiging tijdens andere werkzaamheden dan het vellen van een boomstam en zit het velmiddel niet in de weg. Dit heeft als voordeel, dat de grijpklauw van de inrichting te gebruiken is bij andere werkzaamheden dan het vellen van een boomstam, waardoor bijvoorbeeld een aparte 20 grijpklauw of een tweede graafmachine niet meer nodig is.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het velmiddel verbonden met de beweegbare grijpschaal. Deze maatregel maakt het mogelijk, dat de boomstam bij het vellen daarvan door het velmiddel tegen het frame en/of een vast met 25 het frame verbonden grijpschaal wordt gedrukt. Dit heeft als voordeel, dat de boomstam bij het vellen niet uit de greep van de grijpklauw wordt gedrukt.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is, dat de beweegbare grijpschaal scharnierend om een eerste 30 scharnieraslijn is verbonden met het frame, en een aandrijfmiddel is aangebracht dat enerzijds is verbonden met het frame en anderzijds scharnierend om een tweede scharnieraslijn is verbonden met het velmiddel, waarbij het 3 velmiddel door het aandrijfmiddel beweegbaar is tussen de beschermde toestand en de onbeschermde toestand, en waarbij in de beschermde toestand de eerste scharnieraslijn samenvalt met de tweede scharnieraslijn. Deze maatregel maakt het 5 mogelijk, dat in de beschermde toestand bij het bewegen van de grijpschaal het daarmee verbonden velmiddel binnen de omvang van de grijpschaal blijft zonder gebruik van de aandrijving van het velmiddel. Dit heeft als voordeel, dat geen ingewikkelde schakelingen benodigd zijn om de beweging 10 van het velmiddel te synchroniseren met de beweging van de grijpschaal waarmee deze is verbonden.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is, dat de grijpschaal waarmee het velmiddel is verbonden een aanslag omvat, waartegen het velmiddel in de beschermde toestand kan 15 aanliggen. Deze maatregel maakt het mogelijk om het velmiddel op eenvoudige wijze precies in de voor de beschermde toestand gewenste oriëntatie ten opzichte van de grijpschaal waarmee deze is verbonden te brengen. In het geval de grijpschaal scharnierend is verbonden met het frame en de aandrijving van 20 het velmiddel scharnierend is verbonden met het velmiddel is het bijvoorbeeld voor een goede werking van belang, dat de scharnieraslijn van de aandrijving van het velmiddel precies samenvalt met de scharnieraslijn van de grijpschaal. In dat geval heeft de aanslag als voordeel, dat het precies 25 samenvallen van de scharnieraslijnen eenvoudig is te verwezenlijken. Daarnaast heeft de aanslag als voordeel, dat het velmiddel niet in de verkeerde richting te bewegen is.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is, dat het velmiddel een mes omvat, dat scharnierend is verbonden 30 met de grijpschaal. Deze maatregel vormt een eenvoudige, onderhoudsarme en robuuste verwezenlijking van het velmiddel. Een verdere ontwikkeling daarvan is, dat aan het frame een tegenmes is aangebracht, waartegen de boomstam in de gesloten 4 toestand te klemmen is. Bij het klemmen van de boomstam dringt dit tegenmes in de boomstam en wordt voorkomen dat de boomstam breekt.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is, dat de 5 grijpschalen waartussen de boomstam te klemmen is ten opzichte van elkaar zijn verzet, waardoor de grijpschalen in de gesloten toestand kunnen overlappen. Deze maatregel maakt het mogelijk om met de grijpschalen boomstammen van verschillende diameter te omgrijpen. Dit heeft als voordeel, 10 dat de inrichting toe te passen is bij boomstammen van verschillende diameter.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is, dat de grijpklauw twee paar tegenover elkaar gelegen grijpschalen omvat, waarbij elk paar een grijpplaat omvat die zich tussen 15 de grijpschalen daarvan uitstrekt. Deze maatregel maakt het mogelijk ook in het gebied tussen naast elkaar gelegen grijpschalen voorwerpen te grijpen zijn. Dit heeft als voordeel, dat de grijpklauw geschikt is voor het grijpen van voorwerpen die kleiner zijn dan de afstand tussen naast 20 elkaar gelegen grijpschalen.

Een verdere ontwikkeling van de uitvinding is, dat het frame een koppelingsmiddel omvat, waarmee de grijpklauw te koppelen is met een draagvoertuig. Deze maatregel, maakt het mogelijk, dat de inrichting gebruikt kan worden in 25 combinatie met verschillende draagvoertuigen. Een verdere ontwikkeling van de uitvinding daarvan is, dat het koppelingsmiddel roteerbaar is, zodat de grijpklauw te roteren is ten opzichte van het draagvoertuig. Deze maatregel maakt het bijvoorbeeld mogelijk om delen van een boomstam met 30 een verschillende oriëntatie te kunnen vellen. Bijvoorbeeld zowel horizontale delen, als verticale delen, als delen met een oriëntatie daartussen in. Bovendien maakt deze maatregel het mogelijk na het vellen van de boomstam, het gevelde deel 5 van de boomstam te roteren, zodat deze bijvoorbeeld op de grond te leggen is voor verdere verwerking.

De uitvinding betreft tevens een draagvoertuig voorzien van een inrichting volgens de uitvinding.

5 De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, dat in de bijgevoegde figuren schematisch is getoond. Het betreft een niet-limitatief uitvoeringsvoorbeeld. In de figuren toont: 10 - fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met grijpschalen in een open toestand; - fig. 2 een perspectivisch aanzicht van de inrichting van fig. 1 met grijpschalen in een gesloten 15 toestand; - fig. 3 een perspectivisch aanzicht van de inrichting van fig. 2 met een velmiddel in een onbeschermde toestand; - fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een gedeelte 20 van de inrichting van fig. 1; - fig. 5 een uiteengenomen perspectivisch aanzicht een gedeelte van de inrichting van fig. 1; - fig. 6 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, welke is verbonden met een beweegbare arm van 25 een draagvoertuig, vóór het vellen van een boomstam; - fig. 7 een zijaanzicht van de inrichting van fig. 6 na het vellen van de boomstam.

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van een inrichting 1 volgens de uitvinding voor het vellen van een boomstam 2 30 getoond. Deze inrichting 1 heeft een grijpklauw 3, welke bestaat uit een frame 4 en vier zich vanuit het frame 4 uitstrekkende grijpschalen 5a t/m 5d. De grijpschalen 5a t/m 5d zijn scharnierend om een scharnieraslijn 6 verbonden met 6 het frame 4. Tussen de grijpschalen 5a en 5b strekt zich een grijpplaat 7a uit. De grijpschalen 5a en 5b en de grijpplaat 7a vormen een eerste paar grijpschalen. Tussen de grijpschalen 5c en 5d strekt zich een grijpplaat 7b uit. De 5 grijpschalen 5c en 5d en de grijpplaat 7b vormen een tweede paar grijpschalen. Het eerste en het tweede paar grijpschalen zijn tegenover elkaar gelegen.

De grijpschalen 5a t/m 5d zijn getoond in een open toestand. Vanuit deze open toestand zijn de grijpschalen 5a 10 t/m 5d in de richting van de pijlen A te bewegen door middel van een in figuur 1 niet zichtbare grijpklauwaandrijving.

Met de beweegbare grijpschaal 5c is een als mes 8 vormgegeven velmiddel scharnierend verbonden rond een scharnieraslijn 9. Het mes 8 is met onderbroken lijnen 15 getoond omdat het mes 8 in figuur 1 achter de grijpschaal 5c gelegen. Het mes 8 is getoond in de beschermde toestand, waarin het mes 8 binnen de omvang van de grijpschaal 5c is gelegen. Vanuit deze beschermde toestand is het mes 8 in de richting van pijl B te bewegen door middel van het als 20 hydraulische cilinder 10 vormgegeven aandrijfmiddel. De hydraulische cilinder 10 is enerzijds verbonden met het frame 4 en anderzijds verbonden met het mes 8 door middel van de hefboom 11 en de as 12. De hydraulische cilinder 10 is scharnierend verbonden met de hefboom 11 rond een 25 scharnieraslijn die in de getoonde beschermde toestand van het mes 8 samenvalt met scharnieraslijn 6 van de grijpschaal 5c. Hierdoor zal het mes 8 niet worden verplaatst ten opzichte van de grijpschaal 5c, wanneer de grijpschaal 5c in de richting van pijl A wordt bewogen. Het mes 8 blijft dan 30 binnen de omvang van grijpschaal 5c en blijft zo beschermd.

In figuur 1 zijn tevens aan het frame 4 drie steunribben 13 en het tegenmes 14 getoond.

7

In figuur 2 is de inrichting 1 van figuur 1 getoond met de grijpschalen 5a tot en met 5c in een gesloten toestand, waarbij de boomstam 2 tussen de grijpschalen 5a tot en met 5d is geklemd. Doordat de tegenover elkaar gelegen 5 grijpschalen 5b en 5d waartussen de boomstam 2 is geklemd ten opzichte van elkaar zijn verzet overlappen de grijpschalen 5b en 5d elkaar in deze gesloten toestand. De boomstam 2 is in deze gesloten toestand tegen de drie steunribben 13 en het tegenmes 14 gedrukt, waarbij het tegenmes 14 in de boomstam 10 is gedrongen.

In figuur 2 valt de scharnieraslijn rond welke hydraulische cilinder 10 scharnierend is verbonden met de hefboom 11 nog steeds samen met de scharnieraslijn 6 rond welke de grijpschaal 5c scharnierend is verbonden met het 15 frame 4, waardoor het mes 8 nog steeds in de beschermde toestand binnen de omvang van grijpschaal 5c is gelegen. Door de hydraulische cilinder 10 uit te drukken wordt vanuit de in figuur 2 getoonde situatie de hefboom 11 in de richting van pijl C gedrukt, waardoor het mes 8 wordt bewogen in de 20 richting van pijl B. Mes 8 wordt daarbij buiten de omvang van grijpschaal 5c in de onbeschermde toestand bewogen, waarbij het deel 2a van de boomstam 2 wordt losgesneden van deel 2b. Het resultaat daarvan is getoond in figuur 3. In deze figuur 3 bevindt het mes 8 zich in de onbeschermde toestand, waarbij 25 de tweede scharnieraslijn 15 rond welke hydraulische cilinder 10 scharnierend is verbonden met de hefboom 11 niet meer samenvalt met de eerste scharnieraslijn 6 rond welke de grijpschaal 5c scharnierend is verbonden met het frame 4.

In figuur 4 is een gedeelte van de inrichting 1 van 30 figuur 1 getoond gezien vanaf de kant van de grijpschaal 5c waaraan het mes 8 is aangebracht. Omwille van de duidelijkheid zijn gedeelten van inrichting 1 niet getoond. Duidelijk zichtbaar is, dat hydraulische cilinder 10 door δ middel van hefboom 11 en as 12 is verbonden met het mes 8.

Het mes 8 is getoond in de beschermde toestand, waarin het binnen de omvang van grijpschaal 5c is gelegen. Het mes 8 is scharnierend rond scharnieraslijn 9 verbonden met grijpschaal 5 5c. In de getoonde beschermde toestand ligt mes 8 aan tegen de als nok 16 vormgegeven aanslag.

Tevens is in figuur 4 getoond, dat tussen de grijpplaten 7a en 7b een voorwerp 21 te klemmen is met kleinere afmetingen dan de afstand tussen de grijpschalen 5a 10 en 5b resp. tussen de grijpschalen 5c en 5d. Hierdoor is de grijpklauw bijvoorbeeld geschikt voor andere werkzaamheden dan het vellen van boomstammen.

In figuur 5 is een uiteengenomen gedeelte van de inrichting 1 van figuur 1 getoond. Omwille van de 15 duidelijkheid zijn gedeelten van inrichting 1 niet getoond. Getoond is, dat in de beschermde toestand van het mes 8 de tweede scharnieraslijn 15 rond welke hydraulische cilinder 10 scharnierend is verbonden met de hefboom 11 samenvalt met de eerste scharnieraslijn 6 rond welke de grijpschalen 5c en 5d 20 scharnierend zijn verbonden met het frame 4. Hierdoor zal bij een rotatie van grijpschalen 5c en 5d rond de eerste scharnieraslijn 6 de hefboom 11 zich niet verplaatsen ten opzichte van de grijpschaal 5d en het mes 8 zich niet verplaatsen ten opzichte van de grijpschaal 5c, waardoor het 25 mes 8 binnen de omvang van grijpschaal 5c in de beschermde toestand blijft.

Tevens is in figuur 5 de als twee hydraulische cilinders 16 en 17 vormgegeven grijpklauwaandrijving getoond en de evenaarsstang 18 waarmee is verwezenlijkt, dat de 30 beweging van de grijpschalen 5a en 5b enerzijds en de beweging van de grijpschalen 5c en 5d anderzijds zijn gekoppeld. Hierdoor is bijvoorbeeld gegarandeerd, dat de grijpschalen in de gesloten toestand kunnen overlappen.

9

In figuur 6 is de inrichting 1 van figuur 1 getoond aan een beweegbare arm 19 van een niet getoond draagvoertuig. In de grijpklauw 3 van de inrichting 1 is een boomstam 2 geklemd. Het mes 8 bevindt zich aan de in figuur 6 onderzijde 5 van inrichting 1. Door middel van het mes is de boomstam door te knippen, waarna zoals getoond in figuur 7 het losgeknipte deel 2a van de boomstam 2 weg te nemen is van het deel 2b van de boomstam. Niet getoond is, dat de inrichting roteerbaar is gekoppeld met de kop 20 van de beweegbare arm 19, waardoor de 10 het deel 2a van boomstam 2 in de richting loodrecht op het vlak van de tekening te roteren is.

Om het onbedoeld uit de beschermde toestand bewegen van het mes te voorkomen kan de inrichting zijn voorzien van veiligheidsmiddelen, zoals bijvoorbeeld een hydraulische klep 15 die alleen bediening van de hydraulische cilinder toelaat als de grijpschalen elkaar overlappen.

In figuur 1 is het velmiddel getoond als mes. Het velmiddel kan bijvoorbeeld ook een kettingzaagblad of een cirkelzaagblad zijn.

20 In figuur 1 is de grijpklauw getoond met twee paar tegen over elkaar gelegen beweegbare grijpschalen. Ook kan slechts één van de paren beweegbaar zijn.

In figuur 1 is de grijpklauw getoond met vier grijpschalen. Ook kan de grijpklauw twee of drie of meer dan 25 vier grijpschalen hebben.

In figuur 1 is tussen twee naast elkaar gelegen grijpschalen een grijpplaat getoond. Ook kan geen grijpplaat zijn aangebracht tussen twee naast elkaar gelegen grijpschalen.

30 In figuur 1 is aandrijving van het velmiddel vormgegeven als hydraulische cilinder. De aandrijving van het velmiddel kan ook een elektrische cilinder of een andere vorm 10 van lineaire aandrijving zijn of bijvoorbeeld een rotatie aandrijving.

In figuur 1 is de hydraulische cilinder welke het mes kan verplaatsen aan een andere zijde van het frame getoond 5 dan het mes. Het mes en de bijbehorende hydraulische cilinder kunnen ook aan de zelfde zijde van het frame zijn aangebracht.

In figuur 1 zijn de grijpschalen en het mes zodanig beweegbaar verbonden, dat deze een rotatie beweging kunnen 10 maken. De grijpschalen en of het mes kunnen ook op een andere wijze beweegbaar zijn verbonden, zodat deze bijvoorbeeld een translatie beweging kunnen maken.

) 3 Λ f ΐβ

Claims (11)

1. Inrichting voor het vellen van een boomstam, omvattende: 5. een grijpklauw voor het vastgrijpen van de boomstam; en - een velmiddel voor het vellen van de boomstam; waarbij de grijpklauw omvat: - een frame; - ten minste twee zich vanuit het frame uitstrekkende 10 grijpschalen, waarvan ten minste één grijpschaal 'beweegbaar met het frame is verbonden; en - een grijpklauwaandrijving; - waarbij de beweegbare grijpschaal door middel van de grijpklauwaandrijving beweegbaar is tussen een open toestand 15 waarin een boomstam tussen de grijpschalen is te plaatsen, en een gesloten toestand waarin de boomstam tussen de grijpschalen is te klemmen; met het kenmerk, dat - het velmiddel beweegbaar is verbonden met tenminste één van 20 de grijpschalen; - waarbij het velmiddel beweegbaar is tussen een beschermde toestand waarin het velmiddel binnen de omvang van de daarmee verbonden grijpschaal is gelegen en een onbeschermde toestand waarin het velmiddel buiten de omvang van de daarmee 25 verbonden grijpschaal is gelegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het velmiddel is verbonden met de beweegbare grijpschaal.

3. Inrichting volgens conclusie 2, 30 met het kenmerk, dat - de beweegbare grijpschaal scharnierend om een eerste scharnieraslijn is verbonden met het frame; 103411e - een aandrijfmiddel is aangebracht dat enerzijds is verbonden met het frame en anderzijds scharnierend om een tweede scharnieraslijn is verbonden met het velmiddel, waarbij het velmiddel door het aandrijfmiddel beweegbaar is 5 tussen de beschermde toestand en de onbeschermde toestand en waarbij in de beschermde toestand de eerste scharnieraslijn samenvalt met de tweede scharnieraslijn.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat de grijpschaal waarmee het velmiddel is verbonden een aanslag omvat, waartegen het velmiddel in de beschermde toestand kan aanliggen.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat het velmiddel een mes omvat, dat scharnierend is verbonden met de grijpschaal.

6. Inrichting volgens conclusie 5, 20 met het kenmerk, dat aan het frame een tegenmes is aangebracht, waartegen de boomstam in de gesloten toestand te klemmen is.

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de grijpschalen waartussen de boomstam te klemmen is ten opzichte van elkaar zijn verzet, waardoor de grijpschalen in de gesloten toestand kunnen overlappen.

8. Inrichting volgens één van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de grijpklauw twee paar tegenover elkaar gelegen grijpschalen omvat, waarbij elk paar een grijpplaat omvat die zich tussen de grijpschalen daarvan uitstrekt.

9. Inrichting volgens één van de voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het frame een koppelingsmiddel omvat, waarmee de grijpklauw te koppelen is met een draagvoertuig.

10. Inrichting volgens conclusie 9, 10 met het kenmerk, dat het koppelingsmiddel roteerbaar is, zodat de grijpklauw te roteren is ten opzichte van het draagvoertuig.

11. Draagvoertuig voorzien van een inrichting volgens één van de conclusies 1 tot en met 10. 15 103411e