NL1033829C2 - Inrichting voor het verwerken van mest alsmede een werkwijze hiervoor. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het verwerken van mest alsmede een werkwijze hiervoor.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in een continue proces verwerken van, uit een vloeibare fractie en een vaste fractie samengestelde, mest, omvattende een composteringsruimte voorzien van een invoerzijde alsmede een uitvoerzijde; filtermiddelen voor het uit de mest scheiden en uit de composteringsruimte afvoeren van de vloeibare fractie, alsmede 10 toevoermiddelen voor het via de invoerzijde in de composteringsruimte voeren van mest en het via de uitvoerzijde uit de composteringsruimte voeren van de vaste fractie van de mest.

De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het verwerken van mest.

15 Een dergelijke inrichting wordt bijvoorbeeld getoond in het

Amerikaanse octrooischrift nummer 7,056,441. In dit Amerikaanse octrooischrift wordt een inrichting geopenbaard voor het verdikken van mest, dat met behulp van een pomp een composteringsruimte wordt ingevoerd en aldaar, door middel van een schroefpers en filteropeningen, wordt gesepareerd in een dunne fractie (vloeistof) 20 en een dikke fractie. De in dit Amerikaanse octrooischrift beschreven scheidings-inrichting is echter minder geschikt voor het composteren vanuit een dunne en dikke fractie samengestelde mest en het is derhalve het doel van de uitvinding om een dergelijke inrichting te verschaffen.

Overeenkomstig de uitvinding wordt de composteringsinrichting 25 hiertoe gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van onttrekkingsmiddelen voor het uit de composteringsruimte onttrekken van door het composteringsproces gecreëerde biogassen en het elders in de composteringsruimte terugvoeren van deze biogassen.

Door het onttrekken van, als gevolg van het composteringsproces 30 gecreëerde biogas uit de composteringsruimte en dit biogas elders weer de composteringsruimte in te leiden, wordt het composteringsproces verder bevorderd en de scheiding in een dunne en dikke fractie, verbeterd.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm wordt de inrichting overeenkomstig de uitvinding hiertoe gekenmerkt doordat de onttrekkingsmiddelen 1033829 2 tenminste één, in de composteringsruimte aangebrachte, ontlaadopening omvatten, alsmede tenminste één, de tenminste ene ontlaadopening met tenminste één in de composteringsruimte aangebrachte inlaatopening verbindende, terugvoerleiding. Daarbij kan in de terugvoerleiding tenminste één pompelement zijn opgenomen.

5 Bij een verdere uitvoeringsvorm is overeenkomstig de uitvinding de terugvoerleiding opgedeeld in meerdere deelleidingen, waarbij elke deelleiding aansluit op een in de composteringsruimte aangebrachte inlaatopening. Door de meerdere deelleidingen wordt een meer efficiënte terugvoer en verdeling van biogassen terug de composteringsruimte in gerealiseerd, waardoor het 10 composteringsproces verder positief wordt beïnvloedt. Analoog aan de hierboven geschetste uitvoeringsvorm kan ook bij deze uitvoeringsvorm in één of meer deelleidingen een pompelement zijn opgenomen, om zo het terugvoeren van biogas tot in de composteringsruimte te bevorderen.

Volgens een functionele uitvoeringsvorm wordt de inrichting hiertoe 15 gekenmerkt doordat de composteringsruimte is uitgevoerd als een buisvormige ruimte, waarbij verder de buisvormige composteringsruimte is omgeven door een omhullingsbuis. Met deze uitvoeringsvorm wordt een compacte, doch hanteerbare constructie gerealiseerd waarbij op een efficiënte wijze en zonder verliezen biogassen vanuit de composteringsruimte kunnen worden opgevangen en effectief 20 via de retourleiding/deelleidingen weer terug de composteringsruimte worden ingevoerd. Door tussen de composteringsruimte en de omhullingsbuis een isolatie aan te brengen, kan de temperatuurhuishouding in de composteringsruimte beter gewaarborgd blijven, hetgeen het vergistings- c.q. composteringsproces in de composteringsruimte ten goede komt.

25 De uit de composteringsruimte afkomstige biogassen kunnen door een waterkolom worden geleid (wassen van de biogassen) en eventueel worden afgeblazen naar de buitenatmosfeer of voor een andere toepassing worden opgevangen. Natuurlijk kunnen de biogassen ten behoeve van het vergistings- c.q. het composteringsproces tot in de compopsteringsruimte worden teruggeleid.

30 Ten behoeve van het uit de mest afscheiden van de vloeibare fractie omvatten, overeenkomstig de uitvinding, de filtermiddelen tenminste één, via de invoerzijde in de composteringsruimte reikende, eerste buis, welke eerste buis in zijn omtreksoppervlak is voorzien van een groot aantal filteropeningen.

Bij een verdere aanvullende uitvoeringsvorm kunnen de 3 filtermiddelen tenminste één verdere, via de invoerzijde in de composteringsruimte reikende, buis omvatten.

De toepassing van één of meer in de composteringsruimte reikende filterbuizen maakt een effectieve onttrekking van de vloeibare fractie via deze 5 filterbuizen uit de composteringsruimte mogelijk. Door het gebruik van twee of meerdere filterbuizen welke tot in de composteringsruimte ruimte reiken, kan de onttrekking van de vloeibare fractie uit de mest verder worden geoptimaliseerd, zeker indien, overeenkomstig een verder kenmerk van de uitvinding, de verdere buis langer is dan de eerste buis en bij voorkeur twee keer zo lang.

10 Proefondervindelijk is gebleken dat, indien de eerste buis een lengte bezit gelijk aan ongeveer één derde van de lengte van de composteringsruimte gezien in de toevoerrichting van de mest, op deze wijze een effectieve onttrekking c.q. afscheiding van de vloeibare fractie van de mest wordt gerealiseerd.

15 Teneinde het composteringsproces in de composteringsruimte te beïnvloeden c.q. te bevorderen, is overeenkomstig de uitvinding de composteringsruimte voorzien van verwarmingsmiddelen, alsmede regelmiddelen, welke met behulp van tenminste één temperatuursensor de temperatuur in de composteringsruimte regelen. Daarbij kunnen de verwarmingsmiddelen tenminste 20 één om de composteringsruimte gewikkeld verwarmingslint omvatten.

De doorvoer van de te composteren mest door de inrichting in de richting van de uitvoerzijde kan worden beïnvloedt doordat de composteringsruimte overeenkomstig de uitvinding met behulp van hoekinstelmiddelen onder een hoek met de horizontaal opstelbaar is. Meer specifiek omvatten de hoekinstelmiddelen 25 een, nabij de uitvoerzijde aangebrachte, takel.

De werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt gekenmerkt door de stappen van: i) het tot in een composteringsruimte toevoeren van mest; ii) het van elkaar scheiden van de vloeibare fractie en de vaste fractie; 30 iii) het afvoeren van de vloeibare fractie; iv) het vergisten van de vaste fractie; v) het composteren van de vaste fractie; en vi) het hygieniseren van de gecomposteerde, vaste fractie.

Meer specifiek omvat stap iv) daarbij de stap van vii) het uit de 4 composteringsruimte onttrekken van vergistingsgassen; en viii) het tot in de composteringsruimte terugvoeren van althans een deel van de vergistingsgassen, waarbij stap iv) verder de stap omvat van ix) het tot in de composteringsruimte voeren van zuurstof.

5 Meer specifiek omvat stap iv) verder de stap van x) het verwarmen van de te vergiste vaste fractie, in het bijzonder tot een temperatuur van ongeveer 40°C - 50°C en omvat stap v) verder de stap van xi) het verwarmen van de te composteren vaste fractie, in het bijzonder tot een temperatuur van ongeveer 60°C -80°C.

10 Stap vi) omvat overeenkomstig de uitvnding verder de stap van xii) het gedurende tenminste 1 uur verwarmen van de te composteren vaste fractie, in het bijzonder tot een temperatuur van ongeveer 70°C.

De uitvinding zal aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in 15 figuur 1 een schematische uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding; figuren 2a-2c verschillende aanzichten van een uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding zal in de navolgende 20 figuurbeschrijving de overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers worden aangeduid.

De in de figuur 1 schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van een composteringsinrichting overeenkomstig de uitvinding wordt aangeduid met het referentiecijfer 1 en bezit een composteringsruimte 10, voorzien van een invoerzijde 25 10a en een uitvoerzijde 10b. De composteringsruimte is hier langgerekt uitgevoerd en meer specifiek uitgevoerd als een langgerekte doorvoerbuis die onder een hoek α ten opzichte van de horizontaal instelbaar is.

Ten behoeve van de hoekverstelling, c.q. de verstelling van de opstelhoek a, zijn opstelmiddelen 20 opgenomen, bij deze uitgevoerd als een takel 30 of katrol, die met behulp van een hijskabel 20a nabij de uitvoerzijde 10b met de inrichting 1 zijn verbonden.

Mest, samengesteld uit een vloeibare en vaste fractie wordt via een (niet weergegeven) voorraad, bijvoorbeeld een gierput of gieropslagvat, met behulp van een toevoermiddel 11a (bijvoorbeeld een pompelement) en een toevoerleiding 5 11 via de invoerzijde 10a de composteringsruimte 10 ingevoerd.

Het referentiecijfer 12 duidt schematisch filtermiddelen aan, welke filtermiddelen de vloeibare fractie van de vaste fractie scheidt en deze via de afvoerleiding 12a uit de inrichting 1 afvoert. Deze vloeibare fractie is hoofdzakelijk 5 water en kan zodoende uitgereden worden over het land zonder dat hiervoor specifieke (milieu) ontheffingen voor benodigd zijn. De dikke fractie wordt door de composteringsruimte 10 gestuwd in de richting van de uitvoerzijde 10b. De verplaatsing van de dikke fractie door de composteringsruimte 10 geschiedt enerzijds door het toevoerelement/pompelement 11a en anderzijds door het andere 10 toevoerelement/pompelement 18a, dat deel uitmaakt van de verderop in deze beschrijving toe te lichten luchttoevoermiddelen 19, 19a-19e.

Tijdens de doorvoer van de mest door de composteringsruimte 10 wordt automatisch een vergistings- c.q. een composteringsproces op gang gebracht met als restproduct allerlei fermentatie-of biogassen. De biogassen worden door 15 middel van onttrekkingsmiddelen 13 uit de composteringsruimte 10 onttrokken en via een retourleiding 13' teruggeleid tot in de composteringsruimte 10. De onttrekkingsmiddelen zijn daarbij opgebouwd als tenminste één retourleiding 13 die in verbinding staat met een in de composteringsruimte 10 aangebrachte ontlaadopening 14a. In de leiding 13-13' is een compressor 18b opgenomen.

20 De biogassen worden via de retourleiding 13-13' teruggeleid naar de composteringsruimte 10 via ten minste één inlaatopening 15a. Meer specifiek is de retourleiding 13' opgedeeld uit meerdere deelleidingen 13a-13e, die elk met behulp van een inlaatopening 15a-15e weer aansluiten op de composteringsruimte en zo op verschillende posities in de composteringsruimte 10 biogassen terugleiden. 25 Ook meerdere retourleidingen 13-13' kunnen worden ingezet om op verschillende plaatsen vanuit de composteringsruimte 10 biogassen te onttrekken en weer terug te leiden tot in de composteringsruimte.

Een overmaat aan biogassen kunnen door een waterkolom (niet weergegeven) worden geleid (wassen van de biogassen) en eventueel via de 30 afblaasopening 13z worden afgeblazen naar de buitenatmosfeer of voor een andere toepassing worden opgevangen.

Teneinde de terugstroom van biogassen vanuit de composteringsruimte 10 via de retourleiding 13', de deelleidingen 13a-13e en weer terug de composteringsruimte 10 in te regelen, is in elke deelleiding 13a-13e een regelventiel 6 21a-21e opgenomen. Evenzo zijn om de composteringsruimte 10 verwarmingselementen 17 aangebracht die de mest in de composteringsruimte 10 verwarmen, teneinde zo het vergistings- en het composteringsproces te stimuleren en op gang te brengen.

5 Teneinde het composteringsproces in de composteringsruimte 10 goed te beheersen en met name om de temperatuur in de composteringsruimte 10 te kunnen regelen zijn meerdere temperatuursensoren 16 aangebracht op de buitenwand van de composteringsruimte 10 (of in de composteringsruimte 10). Deze temperatuursensoren meten de lokale temperatuur in de composteringsruimte en 10 derhalve van de aanwezige mest en geven deze temperatuurmeetsignalen door aan een (niet weergegeven) regeleenheid die mede op basis van de gemeten temperatuursignalen het composteringsproces in de composteringsruimte 10 regelt.

Voor een goed composteringsresultaat van de inrichting overeenkomstig de uitvinding is het wenselijk dat het in de composteringsruimte 10 15 aanwezige mest (vaste fractie en in mindere mate ook een vloeibare fractie) gaat composteren voor minimaal 1 uur en bij een procestemperatuur van 70 °C. Hierdoor wordt het composteringsproces versneld en ook instandgehouden, waarbij door de aanwezigheid van retourmiddelen 13 (de retourleiding 13') al het georeerde biogas wordt hergebruikt ten behoeve van het composteringsproces. Eventueel kan het 20 proces verder worden beïnvloed door actief zuurstof in de composteringsruimte in te brengen.

Tijdens de verplaatsing van de mest en in het bijzonder de vaste fractie vanaf de inlaatzijde 10h in de richting van de uitlaatzijde 10d wordt met behulp van de temperatuursensoren 16 en de verwarmingselementen 17, welke 25 beide over de volledige lengte van de composteringsruimte 10 zijn aangebracht, de procestemperatuur op verschillende plaatsen in de composteringsruimte in te stellen.

De mest zal nabij de invoerzijde 10a op een temperatuur van rond 37 °C worden gehouden (de filterstap). Na het filteren zal de verdikte fractie worden 30 doorgevoerd naar de middensectie van de composteringsruimte alwaar het vergistingproces op gang wordt gebracht. Aldaar zal de temperatuur oplopen naar 50 eC en zullen biogassen worden onttrokken en eventueel tezamen met zuurstof via de retourleiding 13-13' worden teruggeleid naar de composteringsruimte 10. Eventueel kunnen de biogassen worden afgeblazen.

7

Uiteindelijk zal de verdikte fractie na het vergistingsproces worden verplaatst naar het uitvoereinde 10b van de composteringsruimte 10, alwaar de uiteindelijke compostering van de mest zal plaatsvinden bij gemiddeld een temperatuur van 70 °C. Door dit composteringsproces gedurende minimaal een uur 5 plaats te laten vinden, treedt ook een hygienisering op van de compost, zodat het eindproduct ook geschikt is voor exportdoeleinden. De gecomposteerde mest (dikke fractie) verlaat de inrichting 1, meer in het bijzonder de composteringsruimte 10 via de uitlaatzijde 10d alwaar het elders wordt opgeslagen ten behoeve van verdere doeleinden.

10 Zoals reeds aangegeven kan de doorstroming van de mest door de composteringsruimte 10 worden ingesteld aan de hand van de hoekinstelmiddelen 20-20h. Met de hoekinstelmiddelen 20-20h kan echter ook de meest efficiënte scheiding van de vloeibare fractie uit de mest door middel van de filtermiddelen 12 worden gerealiseerd.

15 In de figuren 2a-2c wordt een andere uitvoeringsvorm getoond van de composteringsinrichting overeenkomstig de uitvinding. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de overeenkomende onderdelen identieke referentiecijfers worden gebruikt.

In figuur 2a wordt met het referentiecijfer 1 wederom het gesteld 20 aangeduid dat met behulp van wielen 1a over een ondervloer verrijdbaar is. Bakken 2a-2b zijn op of in het frame 1 geplaatst ten behoeve van de opvang van de vloeibare fractie die door middel van filtermiddelen 12 van de vaste fractie van de mest wordt gescheiden.

Analoog aan het getoonde in figuur 1 wordt via de inlaatzijde 10a 25 mest (samengesteld uit een vloeibare en dikke fractie) de composteringsruimte 10 ingeleid.

In de composteringsruimte 10 zijn filtermiddelen 12 aanwezig die bij deze uitvoeringsvorm zijn opgebouwd uit 1 en bij voorkeur 2 (doch ook meerdere zijn mogelijk) buizen 12'-12" zodanig geplaatst dat zij over nagenoeg in de volledige 30 lengte tot in de composteringsruimte 10 reiken.

Hiertoe is de filterbuis 12' langer dan de, eveneens in de composteringsruimte 10 reikende filterbuis 12', waarbij opgemerkt wordt dat voor een efficiënte compostering c.q. scheiding van mest in een droge en vaste fractie, de verdere buis 12" langer en bij voorkeur twee keer zo lang is als de eerste 8 filterbuis 12'.

De filterbuizen 12'-12" zijn voorzien van een groot aantal (niet weergegeven) poriën of openingen. Doordat de filterbuizen 12’-12" zich in de composteringsruimte 10 uitstrekken, worden zij omgeven door de mest die via de 5 invoerzijde 10a de composteringsruimte 10 wordt gevoerd. De beide filterbuizen 12'-12" zijn voorzien van (hier in de figuren niet weergegeven omwille van de duidelijkheid) filteropeningen waardoor de vloeibare fractie van de mest eenvoudig via de filterbuizen 12'-12" en via de uitvoeropeningen 12a’-12a” uit de composteringsruimte 10 en de inrichting afgevoerd, hetzij naar de opslagbakken 10 23a-23b, of naar een opslagvat elders opgesteld van waaruit het eenvoudig over het land kan worden uitgereden.

Zoals getoond in de andere deelaanzichten 2b-2c is de composteringsruimte 10 omgeven door een omhullingsbuis 12, welke een ruimte omsluit waarin de composteringsbuis 10 is opgenomen.

15 Aldus vormt de ruimte van de omhullingsbuis 22 ais een buffer voor biogassen, welke biogassen als gevolg van het composteringsproces kunnen ontwijken via de ontlaadopeningen 14a-14a’. Deze ontlaadopeningen 14a-14a’ zijn weer verbonden met één of meer, in deze figuur niet weergegeven, en van de retourmiddelen 13 deel uitmakende retourleidingen 13'-13". Zodoende kunnen 20 biogassen na uit de composteringsruimte te zijn onttrokken in de richting van de inlaatopeningen 15a-15e, aangebracht in de omtrekswand van de composteringsruimte 10, worden teruggeleid tot in de composteringsruimte 10.

Zoals reeds duidelijk getoond in de figuren is de composteringsruimte 10 samengesteld uit een langgerekte buis die op zijn beurt weer is omhuld 25 door een langgerekte omhullingsbuis 22.

In de omhullingsbuis 22 zijn de geschikte (niet weergegeven) temperatuursensoren 16 aangebracht welke de momentane composterings-temperatuur in de linker composteringsruimte 10 meten en doorgeven naar (niet weergegeven regelmiddelen) die mede op basis van deze temperatuursignalen door 30 middel van verwarmingselementen de temperatuur van het composteringsproces te verhogen. Ook hier is proefondervindelijk gebleken dat het meest ideale composteringsproces plaatsvindt bij 70°C en bij voorkeur voor minimaal 1 uur.

Om het composteringsproces in gang te houden, zo niet te bevorderen, wordt via de retourleiding 13' biogassen aan de bemonsteringsruimte 9 10 onttrokken en via de retourleiding 13' op verschillende andere plaatsen in de de ruimte 10 gevoerd.

Naast verwarming met behulp van de verwarmingselementen 17, kan de composteringsruimte 10 ook op een correcte wijze thermisch zijn geïsoleerd 5 met geschikte isolatiematerialen die om de composteringsruimte 10 worden aangebracht.

Het composteringsproces van met name de vaste fractie van de mest als ook een goede doorstroom van de mest door de buisvormige composteringsruimte 10 wordt verder ondersteund door zuurstoftoevoermiddelen 10 18a, welke zijn opgebouwd uit een op zich bekend staand pompelement en dat via de zuurstoftoevoerleiding 19 en de verschillende deelleidingen 19a-19e zuurstof op verschillende plaatsen in de composteringsruimte 10 inlaten. Elke deelleiding 19a-19e is via een inlaatopening 15a'-15e’ aangesloten op de composteringsruimte. Op deze wijze kan op een efficiënte wijze zuurstof tot in de composteringsruimte 10 15 worden geleid, waardoor enerzijds het composteringsproces nog verder wordt gestimuleerd om de toevoer van lucht in de richting van de composteringsruimte 10 te reguleren, kunnen in de deelleidingen 19a-9e verschillende kleppen of ventielen 21a’-21e’ zijn aangebracht.

20 1033829

Claims (22)

1. Inrichting voor het verwerken van, uit een vloeibare fractie en een vaste fractie samengestelde, mest, omvattende 5 - een composteringsruimte voorzien van een invoerzijde alsmede een uitvoerzijde; filtermiddelen voor het uit de mest scheiden en uit de composteringsruimte afvoeren van de vloeibare fractie, alsmede toevoermiddelen voor het via de invoerzijde in de composterings-10 ruimte voeren van mest en het via de uitvoerzijde uit de composteringsruimte voeren van de vaste fractie van de mest, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van onttrekkingsmiddelen voor het uit de composteringsruimte onttrekken van door het composteringsproces gecreëerde biogassen en het elders in de composteringsruimte terugvoeren van deze biogassen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onttrekkingsmiddelen tenminste één, in de composteringsruimte aangebrachte, ontlaadopening omvatten, alsmede tenminste één, de tenminste ene ontlaadopening met tenminste één in de composteringsruimte aangebrachte inlaatopening verbindende, terugvoerleiding.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in de terug voerleiding tenminste één pompelement is opgenomen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de terugvoerleiding is opgedeeld in meerdere deelleidingen, waarbij elke deelleiding aansluit op een in de composteringsruimte aangebrachte inlaatopening.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat in één of meer deelleidingen een pompelement is opgenomen.

6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de composteringsruimte is uitgevoerd als een buisvormige ruimte.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 30 buisvormige composteringsruimte is omgeven door een omhullingsbuis.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat tussen de composteringsruimte en de omhullingbuis isolatie-materiaal is aangebracht.

9. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met 1033629 het kenmerk, dat de filtermiddelen tenminste één, via de invoerzijde in de composteringsruimte reikend, eerste buis omvatten, welke eerste buis in zijn omtreksoppervlak is voorzien van een groot aantal filteropeningen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de 5 filtermiddelen tenminste één verdere, via de invoerzijde in de composteringsruimte reikend, buis omvatten.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de verdere buis langer is dan de eerste buis en bij voorkeur twee keer zo lang.

12. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 9-11, met het 10 kenmerk, dat de eerste buis een lengte bezit gelijk aan ongeveer één derde van de lengte van de composteringsruimte gezien in de toevoerrichting.

13. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de composteringsruimte is voorzien van verwarmingsmiddelen, alsmede regelmiddelen, welke met behulp van tenminste één temperatuursensor de 15 temperatuur in de composteringsruimte regelen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen tenminste één om de composteringsruimte gewikkeld verwarmingslint omvat.

15. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat de composteringsruimte met behulp van hoekinstelmiddelen onder een hoek met de horizontaal opstelbaar is.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de hoekinstelmiddelen een, nabij de uitvoerzijde aangebrachte, takel omvatten.

17. Werkwijze voor het verwerken van, uit een vloeibare fractie en een 25 vaste fractie samengestelde, mest omvattende de stappen van: i) het tot in een composteringsruimte toevoeren van mest; ii) het van elkaar scheiden van de vloeibare fractie en de vaste fractie; iii) het afvoeren van de vloeibare fractie; iv) het vergisten van de vaste fractie; 30 v) het composteren van de vaste fractie; en vi) het hygieniseren van de gecomposteerde, vaste fractie.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij stap iv) de stap omvat van: vii) het uit de composteringsruimte onttrekken van vergistingsgassen; en viü) het tot in de composteringsruimte terugvoeren van althans een deel van de vergistingsgassen.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, waarbij stap iv) verder de 5 stap omvat van: ix) het tot in de composteringsruimte voeren van zuurstof.

20. Werkwijze volgens conclusie 17, 18 of 19, waarbij stap iv) verder de stap omvat van: x) het verwarmen van de te vergiste vaste fractie, in het bijzonder tot 10 een temperatuur van ongeveer 40°C - 50°C.

21. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 17-20, waarbij stap v) verder de stap omvat van: xi) het verwarmen van de te composteren vaste fractie, in het bijzonder tot een temperatuur van ongeveer 60°C - 80°C.

22. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 17-21, waarbij stap vi) verder de stap omvat van: xii) het gedurende tenminste 1 uur verwarmen van de te composteren vaste fractie, in het bijzonder tot een temperatuur van ongeveer 70°C. 20 1033829