NL1033418C2 - Inrichting voor het legen van afvalhouders. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het legen van afvalhouders.

De uitvinding heeft betrekking op inrichting voor het legen van afvalhouders volgens de aanhef van conclusie 1. Dergelijke inrichtingen bevinden zich bijvoorbeeld op vuilniswagens.

5 Een dergelijke inrichting is bekend uit EP 540 981. Bij de bekende inrichting is een balkvormige afschermelementen voorzien met nabij een vrij einde een bedieningpaneel met bedieningselementen voor het bedienen van de beladingsinrichting. Elk afschermelement is aan het andere einde scharnierend aan de constructie van de 10 beladingsinrichting bevestigd. Het afschermelement kan van een afschermstand, waarin het bedieningspaneel bereikbaar is, opgeklapt worden naar een niet-afschermstand, waarin de bedieningselementen niet bereikbaar zijn, waardoor wordt bereikt dat de beladingsinrichting niet bediend kan worden wanneer de 15 afschermelementen zich in de niet-afschermstand bevinden. Er worden daardoor gevaarlijke situaties vermeden. De bekende beladingsinrichting werkt in het geheel niet meer wanneer de afschermelementen zich in de niet-afschermstand bevinden.

De uitvinding beoogt een verbeterde inrichting van het 20 bovengenoemnde type te verschaffen.

Dit oogmerk wordt bereikt met een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat de beladingsinrichting is ingericht om een automatische beladingscyclus uit te voeren alsook via de bedieningselementen direct bedienbaar is en is voorzien van 25 een beveiliging die het gebruik van de automatische beladingscyclus blokkeert wanneer de afschermelementen zich in de niet-afschermstand bevinden, en dat de beladingsinrichting zowel in de afschermstand en de niet-afschermstand van de afschermelementen bedienbaar is via de bedieningselementen op een van de afschermelementen.

30 Met de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om een afvalhouder automatisch te legen wanneer de afschermelementen zich in de afschermstand bevinden. Bij het automatisch legen voert de inrichting het oppakken van de houder, de beweging om de houder te legen en het weer neerzetten van de houder automatisch uit. Verder 1033418 - 2 - biedt de inrichting volgens de uitvinding de mogelijkheid om afvalhouders "handmatig" te legen middels de bedieningselementen op de afschermelementen wanneer de afschermelementen zich in de niet-afschermstand bevinden. Dit in tegenstelling tot de uit EP 540 981 5 bekende inrichting. Met "handmatig" wordt bedoeld dat elke beweging van de inrichting door de bedienende persoon "handmatig" wordt bestuurd middels de bedieningselementen. Zodra de bedieningselementen niet worden bediend staat de inrichting stil. De gedachte hierachter is dat wanneer de bedienende persoon zich bij één van de zich in de 10 niet-afschermstand bevindende afschermelementen bevindt om de beweging van de inrichting te besturen, deze persoon zich niet in het gevaarlijke bewegingsgebied van de beladingsinrichting zal bevinden. Verder kan de bediener dan onmiddellijk de inrichting stop zetten wanneer een andere persoon in een gevaarlijke situatie geraakt of 15 dreigt te geraken.

Op zich zijn uit de stand der techniek oplossingen bekend waarbij de bedieningselementen niet op de afschermelementen zijn aangebracht maar aan de zijkant op het gestel van de inrichting. De beladingsinrichting is "handmatig" bedienbaar met deze 20 bedieningselementen. Deze bekende oplossing heeft echter als nadeel dat wanneer de afschermelementen zich in de afschermstand bevinden en de inrichting een automatische beladingscyclus kan afwerken, de bedieningselementen ver van het werkgebied verwijderd zijn. Wanneer bijvoorbeeld twee personen afvalhouders naar de beladingsinrichting 25 rollen om ze automatisch te laten legen, en er één vast komt te zitten of een andere gevaarlijke situatie ontstaat, kan de andere niet gemakkelijk bij de bedieningelementen komen om een noodstop uit te voeren, zonder zich zelf bijvoorbeeld in het bewegingsgebied te bewegen. Dit nadeel wordt door de inrichting volgens de uitvinding 30 ondervangen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is aan weerszijden naast de beladingsinrichting telkens een zwenkbare arm voorzien die roteerbaar aan een constructiedeel van de inrichting is gelagerd, en is verder een geleiding voorzien, waarbij de 35 afschermelementen telkens aan een einde zijn gekoppeld met de geleiding voor het in verticale richting geleiden van het betreffende einde van het afschermelement, en waarbij de zwenkbare arm op een afstand van het geleide einde van het afschermelement scharnierbaar - 3 - met het afschermelement is verbonden. Bij deze voorkeursuitvoeringsvorm zijn de afschermelementen beweegbaar tussen de afschermstand, waarin het geleide einde ervan zich in een onderste positie bevindt en de niet-afschermstand waarin het geleide einde 5 zich in een bovenste positie bevindt.

Bij voorkeur is op het afschermelement een handgreep aangebracht. De handgreep biedt een houvast waneer de inrichting is aangebracht op een vuilniswagen en de beladers op een treeplank op de vuilniswagen willen meerijden.

10 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een aanzicht in perspectief toont van een inrichting volgens de uitvinding met afschermelementen in een niet-afschermstand, 15 fig. 2 een zijaanzicht van de inrichting in de toestand van fig. 1 toont, fig. 3 een detail van fig. 1 toont, fig. 4 een aanzicht in perspectief toont van een inrichting volgens de uitvinding met afschermelementen in een afschermstand, 20 fig. 5 een zijaanzicht van de inrichting in de toestand van fig. 4 toont, en fig. 6 een detail van fig. 4 toont.

In de figuren is een inrichting voor het legen van afvalhouders 25 getoond en als geheel met verwijzingscijfer 1 aangeduid. Het afval wordt geleegd in een verzamelhouder (niet getoond) die zich veelal op een vuilniswagen bevindt. De hier specifiek getoonde inrichting 1 is bedoeld om op een achterzijde van een vuilniswagen te worden aangebracht.

30 De inrichting 1 omvat een beladingsinrichting 2 waarmee afvalhouders met vier wielen geleegd kunnen worden. Verder kunnen ook twee kleinere afvalhouders met twee wielen naast elkaar geleegd worden. Het gebied (in rijrichting gezien) achter de beladingsinrichting 2 dat met verwijzingscijfer 3 is aangeduid is het 35 bewegingsgebied van de beladingsinrichting 2.

Aan weerszijden naast de beladingsinrichting 2 zijn afschermelementen 4 aangebracht. De afschermelementen 4 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm in hoofdzaak balkvormig, maar zouden ook - 4 - anders gevormd kunnen zijn. Elk afschermelement 4 is aan een einde 5 scharnierbaar aan een geleiding 6 bevestigd. De geleiding 6 strekt zich in hoofdzaak verticaal uit. Het betreffende einde 5 kan in de geleiding 6 omhoog en omlaag bewegen tussen een laagste stand, die in 5 fig. 4 en 6 is getoond, en een hoogste stand, die in fig. 1 en 3 is getoond. Verder is aan elk afschermelement 4 een zwenkbare steunarm 7 aangebracht. De zwenkbare steunarm 7 is met een einde ervan middels een scharnier 9 scharnierbaar aan het gestel van de inrichting 1 gelagerd. Met het andere einde is de zwenkbare steunarm 7 op een 10 afstand van het geleide einde 5 van het afschermelement 4 door middel van een scharnier 8 scharnierbaar met het afschermelement 4 verbonden. Door middel van de getoonde constructie kan het afschermelement 4 van een niet-afschermstand, die in fig. 1-3 is getoond, naar een af schermstand, die in fig. 4-6 is getoond, bewogen 15 worden en vice versa.

In de afschermstand is het afschermelement 4 uitgezwenkt en staat in de getoonde uitvoeringsvorm onder een hoek van ongeveer 60°-70° ten opzichte van de verticaal, het bewegingsgebied 3 van de beladingsinrichting 2 is dan van de zijkant afgeschermd. Het geleide 20 einde 5 van het afschermelement 4 bevindt zich dan in de onderste positie op de geleiding 6 en de steunarm 7 is uitgezwenkt.

In de niet-af schermstand is de steunarm 7 niet uitgezwenkt en bevindt het einde 5 zich in een bovenste positie op de geleiding 6. Hierdoor bevindt het afschermelement 4 zich in een niet uitgezwenkte 25 stand waarbij een hoek van bij voorkeur 0°-15° ten opzichte van de verticaal wordt ingenomen.

Aan het vrije einde van de afschermelementen 4 is telkens een bedieningspaneel 10 aangebracht dat is voorzien van een aantal bedieningsknoppen 11. Met de bedieningsknoppen 11 kan de 30 beladingsinrichting 2 bediend worden.

Met de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om een afvalhouder automatisch door middel van een besturingssysteem te legen wanneer de afschermelementen 4 zich in de afschermstand bevinden (fig. 4-6). Bij een automatische beladingscyclus voert de 35 inrichting 1, bestuurd door het besturingssysteem, het oppakken van de houder, de omkeerbeweging om de houder te legen en het weer neerzetten van de houder automatisch uit. De stand van de afschermelementen 4 wordt gedetecteerd door geschikte - 5 - detectiemiddelen die zijn verbonden met het besturingssysteem.

Wanneer de detectiemiddelen aangeven dat de afschermelementen 4 in de afschermstand staan, dan wordt de mogelijkheid tot automatische bediening vrijgegeven.

5 Verder biedt de inrichting 1 volgens de uitvinding de mogelijkheid om afvalhouders te legen middels de bedieningselementen 11 op de afschermelementen 4. Dit kan wanneer de afschermelementen 4 zich in de afschermstand (fig. 4-6), maar ook wanneer zij zich in de niet-afschermstand (fig. 1-3) bevinden. Dit laatste kan bijvoorbeeld 10 van voordeel zijn wanneer de afschermelementen 4 vanwege een beperkt ruimte in de niet-afschermstand moeten worden gehouden. Bij deze "handmatige" bediening wordt elke beweging van de inrichting door de bedienende persoon direct bestuurd middels de bedieningselementen 11. Zodra de bedieningselementen 11 niet worden bediend staat de 15 beladingsinrichting 2 stil. Omdat de bedienende persoon zich bij één van de zich in de niet-afschermstand bevindende afschermelementen 4 bevindt om de beweging van de inrichting direct te besturen, zal deze zich niet in het gevaarlijk werkgebied van de beladingsinrichting 2 bevinden. Verder kan de bediener dan onmiddellijk de inrichting, 20 bijvoorbeeld door middel van een noodknop op het bedieningspaneel 10, stop zetten wanneer een andere persoon in een gevaarlijke situatie geraakt of dreigt te geraken.

Tijdens gebruik worden afvalhouders door één of meer personen naar de achterzijde van de vuilniswagen gerold en binnen het bereik 25 van de beladingsinrichting 2 opgesteld, d.w.z. in het bewegingsgebied 3 opgesteld. Bij een automatische bediening zal de beladingsinrichting 2 de afvalhouders zelf oppakken en legen. Omdat volgens de uitvinding de bedieningsknoppen 11 zich in de afschermstand van de afschermelementen 4 aan de achterzijde naast het 30 bewegingsgebied 3 bevinden, bevinden de bedieningsknoppen 11, in het bijzonder de noodknoop zich in geval van een noodsituatie binnen bereik van de personen die achter de wagen bezig zijn. Hierdoor kunnen zij snel handelen en zonder zich in het bewegingsgebied 3 te begeven of daaromheen te moeten gaan de inrichting 1 snel stop 35 zetten.

In het gebied tussen het einde 5 van het afschermelement 4 en het bedieningspaneel 10 is een handgreep 12 aangebracht op het afschermelement 4. De handgreep 12 biedt in de niet-afschermstand van - 6 - het afschermelement 4 een houvast waneer de inrichting 1 is aangebracht op een vuilniswagen en de beladers op een treeplank 13 op de vuilniswagen willen meerijden. Deze handgrepen 12 bevinden zich op een zodanige positie dat de persoon op de treeplank 13 in een 5 ergonomisch goede houding kan meeliften.

In de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting 1 volgens de uitvinding gaat het om een zogenaamde achterlader voor een vuilniswagen. Het moge echter duidelijk zijn dat de uitvinding niet daartoe beperkt is, maar bijvoorbeeld ook bij zogenaamde 10 zijladers kan worden toegepast, waarbij afvalhouders door een aan de zijkant van de vuilniswagen aangebrachte beladingsinrichting worden opgepakt en geleegd. Verder moge duidelijk zijn dat de toepassing van de inrichting niet alleen beperkt hoeft te zijn tot vuilniswagens.

1033418

Claims (3)

1. Inrichting voor het legen van afvalhouders in een verzamelhouder 5 omvattende een gestel en ten minste één beladingsinrichting alsmede aan weerszijden naast de beladingsinrichting aan het gestel aangebrachte afschermelementen die elk beweegbaar zijn tussen een afschermstand, waarin het afschermelement het bewegingsgebied van de beladingsinrichting van de zijkant 10 afschermt, en een niet-afschermstand, waarin het afschermelement dit bewegingsgebied niet afschermt, waarbij elk afschermelement is voorzien van één of meer bedieningselementen voor het bedienen van de beladingsinrichting, met het kenmerk, dat de beladingsinrichting is ingericht om een automatische 15 beladingscyclus uit te voeren alsook via de bedieningselementen direct bedienbaar is en is voorzien van een beveiliging die het gebruik van de automatische beladingscyclus blokkeert wanneer de afschermelementen zich in de niet-afschermstand bevinden, en dat de beladingsinrichting zowel in de afschermstand en de niet-20 afschermstand van de afschermelementen bedienbaar is via de bedieningselementen op een van de afschermelementen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan weerszijden naast de beladingsinrichting telkens een zwenkbare arm 25 is voorzien die roteerbaar aan het gestel van de inrichting is gelagerd, en dat een geleiding aan het gestel van de inrichting is aangebracht, waarbij de afschermelementen telkens aan een einde zijn gekoppeld met de geleiding voor het in verticale richting geleiden van het betreffende einde van het afschermelement, en 30 waarbij de zwenkbare arm op een afstand van het geleide einde van het afschermelement scharnierbaar met het afschermelement is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat op het 35 afschermelement een handgreep is aangebracht. 1033418