NL1032962C2 - Dock leveller, lipsamenstel voor een dergelijke dock leveller, alsmede werkwijze voor het vervaardigen of aanpassen van een dergelijke dock leveller. - Google Patents

Description

Titel: Dock leveller, lipsamenstel voor een dergelijke dock leveller, alsmede werkwijze voor het vervaardigen of aanpassen van een dergelijke dock leveller.

De uitvinding heeft betrekking op een dock leveller omvattende: - een dekplaat met een dekbovenvlak, welke dekplaat zwenkbaar met een perron verbindbaar is; - een lip met een lipbovenvlak, welk lipbovenvlak met het dekbovenvlak ten 5 minste een deel van een transportoppervlak vormt; en - een lipscharnierconstructie voor het onderling zwenkbaar verbinden van de dekplaat en de lip, omvattende een verbindingsstaaf, ten minste één vast met de dekplaat verbonden en zich ten minste dwars op de dekplaat uitstrekkend dekplaatuitsteeksel dat een eerste opening omvat, en ten 10 minste één vast met de lip verbonden en zich ten minste dwars op de lip uitstrekkend lipuitsteeksel dat een tweede opening omvat, waarbij de verbindingsstaaf zich in bedrijfstoestand parallel aan zowel de dekplaat als de lip door de eerste en tweede openingen uitstrekt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een lipsamenstel voor een 15 dergelijke dock leveller. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen of aanpassen van een dergelijke doek leveller.

Een dergelijke dock leveller is bedoeld om een afstand tussen een perron en een laadvloer van bijv. een vrachtwagen te overbruggen. Via het 20 door het lipbovenvlak en het dekbovenvlak gevormde transportoppervlak kunnen goederen van de laadvloer naar het perron of vice versa gebracht worden. Dit geschiedt in het algemeen doordat gebruikers door middel van transportmiddellen met wielen, zoals rolcontainers, pallettrucks en dergelijke, goederen over het transportoppervlak verplaatsen.

1032962 2

Dergelijke dock levellers zijn bekend uit NL1021772C. Zo toont Fig. 2 van NL1021772C een eerste voorbeeld van een bekende dock leveller. De lipscharnierconstructie van deze bekende dock leveller is zodanig uitgevoerd dat, bij een eenmaal ingestelde bedrijfstoestand van de dock leveller, het 5 lipbovenvlak in verschillende zwenkstanden van de dekplaat ten opzichte van het perron steeds een vaste hoek maakt met het dekbovenvlak. Dit leidt in bepaalde gebruiksomstandigheden tot relatief steile hellingen van de lip ten opzichte van een laadvloer, hetgeen een grote ergonomische belasting tot gevolg heeft. Dat wil zeggen: behalve dat veel geluid gegenereerd wordt, 10 worden ook trillingen op het lichaam van gebruikers overgedragen, hetgeen een zware lichamelijke belasting vormt.

Met het oog op genoemde ergonomische belasting toont NL1021772C met name een tweede voorbeeld van een bekende dock leveller, zoals bijvoorbeeld getoond in Fig. 3 van NL1021772C. Bij dit tweede voorbeeld is 15 de zwenkbeweging van de lip ten opzichte van de dekplaat gekoppeld aan de zwenkbeweging van de dekplaat ten opzichte van het perron, hetgeen gerealiseerd is met behulp van een zogenoemde parallellogramconstructie. Ten opzichte van het bovengenoemde eerste voorbeeld biedt dit tweede voorbeeld van een bekende dock leveller het voordeel dat de lip automatisch 20 zo gezwenkt kan worden dat deze in hoofdzaak parallel aan, of in elk geval onder een kleine hoek ten opzichte van de laadvloer gehouden kan worden, nagenoeg onafhankelijk van de zwenkpositie van het dek, zodat tussen het uiteinde van de lip en de laadvloer nagenoeg geen, of althans een klein, hoogteverschil aanwezig is. Bij dit tweede voorbeeld treden bij het laden en 25 lossen van verschillende vrachtwagens met verschillende laadvloerhoogten dus verschillende hoeken op tussen lip en dekplaat.

Teneinde te voorkomen dat als gevolg van het optreden van laatstgenoemde verschillende hoeken alsnog een grote ergonomische belasting kan optreden, en wel bij het met rolcontainers en dergelijke 30 passeren van de overgang tussen lip en dekplaat, dient deze overgang zo 3 vloeiend mogelijk te verlopen bij die verschillende hoeken. Voor het realiseren van een dergelijke vloeiende overgang toont NL1021772C een speciale constructie die onder andere gebruik maakt van bussen 83, getoond in Fign. 5a, 5b en 7 van NL1021772C. De rand van de lip en de rand van de 5 dekplaat liggen tegen die bussen aan, waardoor het lipbovenvlak en het dekbovenvlak op de buitenvlakken van de bussen aansluiten. Hierdoor gaan het lipbovenvlak 61 en het dekbovenvlak 51 gelijkmatig in elkaar over en wordt geluidsproductie verminderd. Tevens zijn, ten behoeve van de gelijkmatige overgang tussen lip en dekplaat, de lip en de dekplaat nabij de 10 bussen afgeschuind in de in Fign. 5a en 5b van NL1021772C met 63 respektievelijk 52 aangeduide afschuiningsgebieden, zodat de lip en de dekplaat zeer dicht tegen de buitenmantels van de bussen aan kunnen liggen.

Een bezwaar van deze bekende maatregelen om de overgang tussen 15 lip en dekplaat bij verschillende hoeken daartussen zo vloeiend mogelijk te laten verlopen, is dat de maatregelen duur zijn om uit te voeren. Zo blijkt het aanbrengen van de bussen en de afschuiningen van lip en dekplaat, alsmede het uitvoeren van het benodigde extra laswerk en aflaswerk zeer bewerkelijk te zijn, hetgeen de kostprijs van de dock leveller aanmerkelijk 20 verhoogt. Het blijkt relatief duur te zijn om de min of meer gestandaardiseerde dekplaten en lippen, zoals bijvoorbeeld gebruikt voor bekende dock levellers van het type zoals getoond in Fig. 2 van NL1021772C, aldus aan te passen voor het realiseren van een vloeiende overgang tussen lip en dekplaat bij verschillende hoeken daartussen.

25 Het is een doel van de uitvinding een goedkopere oplossing te verschaffen volgens welke bij een dock leveller een vloeiende overgang tussen lip en dekplaat gerealiseerd wordt bij verschillende onderlinge zwenkstanden tussen lip en dekplaat.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een dock leveller van de initieel 30 aangeduide soort gekenmerkt doordat de eerste en tweede openingen zijn 4 ingericht om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf in de ene van de eerste en tweede openingen in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de andere 5 van de eerste en tweede openingen en het dekplaatuitsteeksel en het lipuitsteeksel bijgevolg ten opzichte van elkaar bewegen voor het realiseren van genoemde onderlinge zwenkbaarheid van de dekplaat en de lip..

Het inrichten van de eerste of tweede opening voor genoemde geleide beweging van de verbindingsstaaf is een relatief weinig bewerkelijke 10 handeling en kan goedkoop uitgevoerd worden. In wezen kan volstaan worden met het aanbrengen van een geleidesleuf in het betreffende uitsteeksel. Aldus kunnen de min of meer gestandaardiseerde dekplaten en lippen, zoals gebruikt voor bekende dock levellers van het type zoals getoond in Fig. 2 van NL1021772C, eenvoudig aangepast worden voor het realiseren 15 van een vloeiende overgang tussen lip en dekplaat bij verschillende hoeken daartussen. Tijdens het uitvoeren van genoemde geleide beweging van de verbindingsstaaf kan het zwenken van de lip ten opzichte van de dekplaat bijvoorbeeld eenvoudigweg plaatsvinden om een fictieve zwenkas die gevormd wordt door de lijn van kontakt tussen lip en dekplaat.

20 De uitvinding kan tevens belichaamd zijn in een lipsamenstel volgens conclusie 6, alsmede in een werkwijze volgens conlusie 7.

Specifieke uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn neergelegd in de afhankelijke conclusies.

In het volgende wordt de uitvinding nader toegelicht met 25 verwijzing naar de schematische figuren in de bijgevoegde tekening.

Fig. 1 toont schematisch in perspectief een voorbeeld van een uitvoeringsvorm van een doek leveler volgens de uitvinding.

Fig. 2A toont schematisch, in gedeeltelijk uiteengenomen toestand, een onderaanzicht op de dekplaat en de lip van het voorbeeld van Fig. 1.

5

Fig. 2B toont schematisch een aanzicht, gedeeltelijk in doorzicht, op een dwarsdoorsnede van de dekplaat en de lip in de in Fig. 2A met B aangeduide richting.

Fig. 2C toont schematisch een aanzicht, gedeeltelijk in doorzicht, 5 op een dwarsdoorsnede van de dekplaat en de lip in de in Fig. 2A met C aangeduide richting.

Fign. 3A en 3B tonen schematisch in zijaanzicht twee respektieve voorbeelden van uitvoeringsvormen van een lip met uitsteeksels volgens de uitvinding.

10 Fign. 4A t/m 4E tonen schematisch in zijaanzicht een aantal respektieve standen van een lipscharnierconstructie volgens de uitvinding.

In Fig. 1 is een voorbeeld van een dock leveller 1 getoond. Een dergelijke dock leveller wordt gebruikt om een vloeiende overgang te verkrijgen tussen een laadvloer van een voor de dock leveller geplaatst 15 transportvoertuig, zoals bijvoorbeeld een vrachtwagen of een trein, en een perron 2 waarin de dock leveller is geplaatst. Het perron 2 heeft een opstaande rand 3 waardoor het perronniveau boven het wegdek of spoor is gelegen. De dock leveller 1 ligt in een uitsparing 4 in het perron 2. De doek leveller heeft een dekplaat 5 en een lip 6. De dekplaat 5 kan door middel 20 van een in Fig. 1 niet in detail getoonde scharnierconstructie 7, ook wel genoemd uitzetscharnier, op en neer zwenken ten opzichte van het perron 2 in de richting aangeduid met een pijl dubbele 11. De lip 6 kan door middel van een in Fig. 1 slechts globaal aangegeven lipscharnierconstructie 8 zwenken ten opzichte van de dekplaat 5 in de richting aangeduid met een 25 dubbele pijl 12. In dit voorbeeld is de dock leveller 1 door middel van een in Fig. 1 met onderbroken lijnen weergegeven frame 9 verbonden met het perron. De dekplaat 5 en de lip 6 kunnen door, als zodanig bekende en in de Fig. 1 niet getoonde, aandrijfrichtingen worden bewogen.

In gebruik wordt bijvoorbeeld een vrachtwagen met zijn achterzijde 30 nabij de dock leveller geplaatst, waarna de dekplaat 5 en de lip 6 zodanig 6 gezwenkt worden in de respectieve richtingen 11 en 12, dat de voorste of vrije rand 10 van de lip 6 op de laadvloer van de vrachtwagen rust. Hierbij wordt een mogelijk hoogteverschil tussen de laadvloer en het perron overbrugd. Vervolgens kan de vrachtwagen geladen en/of gelost worden.

5 Gebruikelijk worden hierbij van wielen voorziene transportmiddelen, zoals bijvoorbeeld rolcontainers en pallettrucks over het dek en de lip van de vrachtwagen naar het perron en vice versa gereden. De transportmiddelen worden daarbij getransporteerd over een transportoppervlak dat een dekbovenvlak van de dekplaat 5 en een lipbovenvlak van de lip 6 omvat.

10 Verwezen wordt nu naar Fign. 2A t/m 2C. Deze figuren tonen de lipschamierconstructie 8 voor het onderling zwenkbaar verbinden van de dekplaat 5 en de lip 6. De lipschamierconstructie 8 omvat een verbindingsstaaf 20 die in het getoonde voorbeeld een cirkelcilindrische dwarsdoorsnede heeft. Andere soorten en vormen van de verbindingsstaaf 15 zijn echter mogelijk. De lipschamierconstructie 8 omvat verder een aantal vast met de dekplaat 5 verbonden en zich ten minste dwars op de dekplaat 5 uitstrekkende dekplaatuitsteeksels 14. De dekplaatuitsteeksels 14 omvatten elk een eerste opening 24 (zie Fig. 2B). De lipschamierconstructie 8 omvat voorts een aantal vast met de lip 6 verbonden en zich ten minste dwars op 20 de lip 6 uitstrekkende lipuitsteeksels 15. De lipuitsteeksels 15 omvatten elk een tweede opening 25 (zie Fig. 2B). In het getoonde voorbeeld zijn tien soortgelijke, in hoofdzaak flensvormige dekplaatuitsteeksels 14, alsmede tien soortgelijke, in hoofdzaak flensvormige lipuitsteeksels 15 toegepast. Andere aantallen en andere, eventueel onderling verschillende, vormen van 25 dekplaat- en lipuitsteeksels zijn echter mogelijk. In een in elkaar gezette bedrijfstoestand strekt de verbindingsstaaf 20 zich, parallel aan zowel de dekplaat 5 als de lip 6, door de eerste openingen 24 en de tweede openingen 25 uit.

Opgemerkt wordt dat in het getoonde voorbeeld de lip 6 twee 30 additionele lipflenzen 16 heeft die zich dwars op het lipvlak uitstrekken en 7 vast met het lipvlak verbonden zijn (zie Fign. 2A en 2C). De lipflenzen 16 hebben elk een opening 26 die soortgelijk is aan de tweede opening 25 in de lip uitsteeksels 15 zodat in een in elkaar gezette bedrijfstoestand de verbindingsstaaf 20 zich tevens door de openingen 26 kan uitstrekken, en 5 wel op soortgelijke wijze als door de tweede openingen 25. Verder hebben de lipflenzen 16 elk nog een lipflensoog 29 (zie Fig. 2C). Voorts toont het voorbeeld gedeelten van twee stangen 18 voorzien van een vorkvormig uiteinde (zie Fig. 2A) met daarin ogen 28. In een in elkaar gezette bedrijfstoestand zijn de stangen 18, middels door de ogen 28 en 29 10 aangebrachte pennen 30 (zie Fig. 2C), zwenkbaar met de lipflenzen verbonden. De stangen 18 maken deel uit van een parallellogramconstructie middels welke de zwenkbeweging van de lip 6 ten opzichte van de dekplaat 5 gekoppeld is aan de zwenkbeweging van de dekplaat 5 ten opzichte van het perron 2. Een dergelijke parallellogramconstructie en de werking 15 daarvan zijn bekend uit NL1021772C en worden hier niet in detail beschreven. Ook andere methoden dan een parallellogramconstructie kunnen zijn toegepast voor het koppelen van de zwenkbeweging van de lip 6 ten opzichte van de dekplaat 5 aan de zwenkbeweging van de dekplaat 5 ten opzichte van het perron 2. Maar ook kunnen genoemde zwenkbewegingen 20 niet gekoppeld zijn.

Voorts wordt opgemerkt dat in het voorbeeld van de Fign. 2A t/m C aan de onderzijde van de lip 6 en over nagenoeg de gehele lengte daarvan een U-vormig versterkingsprofiel 17 is aangebracht. De lipuitsteeksels 15 en de lipflenzen 16 zijn vast met het profiel 17 verbonden. Op deze wijze zorgt 25 het profiel 17 voor een goed gedistribueerde krachtenoverdracht tussen de lipuitsteeksels en de lipflenzen enerzijds en het lipvlak anderzijds en wordt scheurvorming en dergelijke in het lipvlak voorkomen. Als het lipvlak van de lip 6 voldoende dik is, kan de toepassing van een dergelijk profiel 17 achterwege blijven. Dit is bijvoorbeeld getoond in de Fign. 3A en 3B, waarbij 30 Fig. 3A de lip 6 met lip uitsteeksel 15, lipflens 16 en profiel 17 toont en 8 waarbij Fig. 3B een lip 106 met lipuitsteeksel 115 en lipflens 116 zonder dergelijk profiel toont. Het lipvlak van de lip 106 is dikker dan het lipvlak van de lip 6.

Verwezen wordt nu naar Fign. 4A t/m 4C. Deze figuren tonen de 5 lip schar nierconstructie die de verbindingsstaaf 20, het dekplaatuitsteeksel 14 en het lipuitsteeksel 15 omvat. Het dekplaatuitsteeksel 14 omvat de eerste opening 24 (aangeduid in Fig. 2B). Het lipuitsteeksel 15 omvat de tweede opening 25. De eerste en tweede openingen 24 en 25 zijn ingericht om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf 20 in 10 de tweede opening 25 in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf 20 toe te staan, tijdens welke beweging de verbindingsstaaf 20 niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de eerste opening 24. Daartoe heeft in het getoonde voorbeeld de eerste opening 24 een vorm die overeenkomt met de dwarsdoorsnedevorm van de verbindingsstaaf 20, dat wil zeggen beide 15 vormen zijn cirkelvormen, waarbij de doorsnede van de eerste opening 24 ten behoeve van een lichte speling slechts ietwat groter is dan de doorsnede van de verbindingsstaaf 20. De tweede opening 25 heeft, in de getoonde doorsnede dwars op de verbindingsstaaf 20, een sleufvorm, waarbij beide uiteinden van de sleufvorm cirkelbogen zijn die passen bij de cirkelvormige 20 dwarsdoorsnede van de verbindingsstaaf 20. In de getoonde doorsnede dwars op de verbindingsstaaf 20 is de hartlijn van de sleufvorm eveneens cirkelboogvormig. Het middelpunt van de bij laatstgenoemde cirkelboogvorm horende cirkel maakt deel uit van een fictieve as parallel aan de as van de verbindingsstaaf 20. In de getoonde situaties strekt deze 25 fictieve as zich uit over een lijn van kontakt tussen de lip 6 en de dekplaat 5, bijvoorbeeld halfweegs de dikte van de dekplaat 5 die in het getoonde voorbeeld dunner is dan de lip 6. (Opgemerkt wordt dat een geschikte dikte van toe te passen dekplaten bijvoorbeeld in de grootte orde van 6 mm ligt, terwijl een geschikte dikte van daarbij toe te passen lippen in de grootte 30 orde van 12 a 16 mm ligt. Andere dikten zijn echter ook mogelijk.) Bijgevolg 9 kunnen het dekplaatuitsteeksel 14 en het lipuitsteeksel 16 om bedoelde fictieve as ten opzichte van elkaar bewegen voor het realiseren van de zwenkbaarheid van de lip 6 ten opzichte van de dekplaat 5.

Als voorbeeld zijn in de Fign. 4A t/m 4C respektievelijk drie van de 5 vele verschillende aldus mogelijke zwenkstanden van de lip 6 ten opzichte van de dekplaat 5 getoond. In Fig. 4A is een zwenkstand getoond waarbij de aan de bovenzijde van de dock leveller gelegen hoek tussen de lip 6 en de dekplaat 5 groter is dan 180 graden. Deze zwenkstand treedt in bedrijf van de dock leveller op wanneer bijvoorbeeld de laadvloer van een vrachtwagen 10 hoger ligt dan het perron. Bij de zwenkstand van Fig. 4B is genoemde hoek gelijk aan 180 graden (bijv. vrachtwagenlaadvloer ongeveer even hoog als perron), en bij de zwenkstand van Fig. 4C is genoemde hoek kleiner dan 180 graden (bijv. vrachtwagenlaadvloer lager dan perron). In Fign. 4A t/m 4C bevindt de verbindingsstaaf 20 zich in de sleuf 25. Bij de zwenkstand van 15 Fig. 4A ligt de verbindingsstaaf 20 op afstand van beide uiteinden van de sleuf 25. Bij de zwenkstand van Fig. 4C bevindt de verbindingsstaaf 20 zich aan een van beide uiteinden van de sleuf 25. Bij de zwenkstand van Fig. 4B bevindt de verbindingsstaaf 20 zich tussen de in de Fign. 4A en 4C getoonde posities.

20 Zoals hierboven onder verwijzing naar de Fign. 2A t/m 2C

genoemd, kunnen stangen 18 zwenkbaar met de lipflenzen 16 zodanig verbonden zijn dat de stangen 18 deel uitmaken van een parallellogramconstructie middels welke de zwenkbeweging van de lip 6 ten opzichte van de dekplaat 5 gekoppeld is aan de zwenkbeweging van de 25 dekplaat 5 ten opzichte van het perron 2. Niet alleen de door de ogen 28 en 29 aangebrachte pennen 30 fungeren daarbij als parallellogramzwenkas in de parallellogramconstructie, maar ook de bovengenoemde fictieve as die zich uitstrekt over de kontaktlijn tussen de lip 6 en de dekplaat 5. Voorts fungeren daarbij niet alleen de stangen 18 als parallellogramzijde in de 30 parallellogramconstructie, maar ook de dekplaat 5.

10

In de in Fign. 4A t/m 4C getoonde situaties is te zien dat in alle dergelijke situaties als gevolg van de lijn van kontakt tussen de lip 6 en de dekplaat 5 een vloeiende overgang tussen de lip 6 en de dekplaat 5 aanwezig is. Aldus wordt effectief voorkomen dat bij verschillende hoeken tussen lip 5 en dekplaat een grote ergonomische belasting kan optreden, bijvoorbeeld bij het met rolcontainers en dergelijke passeren van de overgang tussen lip en dekplaat.

Verwezen wordt nu naar Fign. 4D en 4E. Bij de in deze figuren getoonde toestanden zijn de uitsteeksels 14 en 15 zodanig ten opzichte van 10 elkaar om de verbindingsstaaf 20 gezwenkt dat de bovengenoemde lijn van kontakt tussen de lip 6 en de dekplaat 5 niet optreedt. Dergelijke toestanden zijn niet bestemd voor transport van rolcontainers en dergelijke over het transportoppervlak. De in Fig. 4E getoonde toestand kan bijvoorbeeld een opbergstand van de dock leveller zijn. De in Fig. 4D 15 getoonde toestand kan bijvoorbeeld een toestand van de dock leveller zijn tijdens het omlaag in de richting van een laadvloer van een vrachtwagen zakken van lip en dekplaat. Zodra de lip dan bij het omlaagzakken met zijn voorrand 10 de laadvloer raakt, treedt als gevolg van kontaktkrachten tussen lip en laadvloer een zwenkbeweging van de lip om de 20 verbindingsstaaf 20 op totdat de bovengenoemde lijn van kontakt tussen de lip 6 en de dekplaat 5 optreedt, zoals getoond in de Fign. 4A t/m 4C. Indien dan bijvoorbeeld een parallellogramconstructie is toegepast, kan de parallellogramwerking alsdan aanvangen.

Volgens de uitvinding kunnen nieuwe dock levellers van de 25 beschreven soort vervaardigd worden. Tevens kunnen reeds bestaande doek levellers aangepast worden tot dock levellers van de beschreven soort. Bij een werkwijze voor het aldus aanpassen van een dock leveller kunnen dergelijke eerste en/of tweede openingen worden ingericht of aangepast om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf in de ene 30 van de eerste en tweede openingen in een dwarsrichting van de 11 verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de andere van de eerste en tweede openingen en het dekplaatuitsteeksel en het lipuitsteeksel bijgevolg ten opzichte van elkaar bewegen voor het realiseren van genoemde 5 onderlinge zwenkbaarheid van de dekplaat en de lip.

Opgemerkt wordt dat in de getoonde voorbeelden de eerste en tweede openingen 24, 25 zijn ingericht om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf 20 in de tweede opening 25 in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging 10 de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de eerste opening 24. In de getoonde voorbeelden fungeert immers de tweede opening 25 als geleidesleuf. In plaats daarvan kan echter ook de omgekeerde variant worden toegepast, dat wil zeggen de variant waarin de eerste en tweede openingen 24, 25 zijn ingericht om in bedrijfstoestand een geleide beweging 15 van de verbindingsstaaf 20 in de eerste opening 24 in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de tweede opening 25. In die omgekeerde variant kan dus de eerste opening 24 als geleidesleuf worden uitgevoerd. Een voordeel van de eerstgenoemde variant 20 is, dat daarbij een werkwijze voor het aanpassen van een dock leveller eenvoudig kan worden uitgevoerd. Een lipsamenstel dat de lip en het ten minste ene lipuitsteeksel omvat, is immers relatief eenvoudig van een doek leveller los te nemen en daarin aan te brengen, ook als de dock leveller reeds in een perron geïnstalleerd is. Het aanbrengen van geleidesleuven hoeft bij 25 de eerstgenoemde variant dus niet in situ plaats te vinden.

Voorbeelden zijn getoond, waarbij de dock leveller koppelmiddelen omvat voor het koppelen van de zwenkbaarheid van de lip ten opzichte van de dekplaat aan de zwenkbaarheid van de dekplaat ten opzichte van het perron. Dergelijke koppelmiddelen hebben, zoals beschreven, reeds op 30 zichzelf genomen een gunstig effect op de ergonomische belasting. De 12 kosten- en prestatietechnische voordelen van de beschreven maatregelen betreffende het toestaan van een geleide beweging van de verbindingsstaaf komen in versterkte mate tot uitdrukking wanneer deze maatregelen in combinatie met genoemde koppelmiddelen worden toegepast. Het voorzien 5 in dergelijke koppelmiddelen verhoogt immers de kostprijs van de doek leveller en plaatst de ergonomische belastingsproblemen als gevolg van de overgang tussen lip en dekplaat op de voorgrond.

Voorbeelden zijn ook getoond waarbij de koppelmiddelen zijn ingericht om te functioneren op basis van de werking van een 10 parallellogramconstructie. Uit die voorbeelden blijkt dat de eenvoud van de beschreven maatregelen betreffende het toestaan van een geleide beweging van de verbindingsstaaf zich zeer goed laten verenigen met de mechanische eenvoud van een parallellogramconstructie. In het bijzonder komt een dergelijke gecombineerde mechanische eenvoud tot uitdrukking wanneer, 15 bij het in werking treden van de parallellogramconstructie, een lijn van kontakt tussen de dekplaat en de lip fungeert als parallellogramzwenkas in de parallellogramconstructie en de dekplaat fungeert als parallellogramzijde in de parallellogramconstructie.

Opgemerkt wordt dat de bovengenoemde voorbeelden van 20 uitvoeringsvormen de uitvinding niet beperken en dat binnen de reikwijdte van de bijgaande conclusies diverse alternatieven mogelijk zijn. Zo kunnen diverse middelen voor het uitklappen en/of in positie houden van de lip worden toegepast, bijvoorbeeld de diverse middelen die beschreven zijn in NL1021772C. Ook kunnen, zoals beschreven, ten opzichte van de in Fig. 2A 25 getoonde situatie andere aantallen van dekplaat- en lipuitsteeksels toegepast worden. In het voorbeeld van de Fign. 2A t/m 2C kan doorgaans volstaan worden met een aanmerkelijk geringer aantal dergelijke uitsteeksels dan in die figuren getoond is. Zo kan bijvoorbeeld een deel (bijvoorbeeld de helft) van de in Fig. 2A getoonde lipuitsteeksels 15 komen 30 te vervallen, waarbij eventueel de in Fig. 2A getoonde dekplaatuitsteeksels 13 14 alle gehandhaafd kunnen worden als de dekplaat bijvoorbeeld een standaard dekplaat is. In bedrijf wordt, als gevolg van de beschreven speciale constructie volgens de uitvinding, de verbindingsstaaf 20 minder zwaar belast dan bij bekende constructies. Voorts hoeft de verbindingsstaaf 5 niet noodzakelijkerwijs een enkele, zich over (nagenoeg) de gehele lengte van de lip uitstrekkende staaf te zijn. Ook kunnen onderling op afstand van elkaar in eikaars verlengde gelegen verbindingsstaven (bijv. in de vorm van afzonderlijke scharnierpennen) worden toegepast. Dergelijke en soortgelijke alternatieven worden geacht binnen het kader te vallen van de uitvinding 10 zoals gedefinieerd in de bijgevoegde conclusies.

15 1032962

Claims (7)

1. Dock leveller, omvattende: - een dekplaat (5) met een dekbovenvlak, welke dekplaat zwenkbaar met een perron (2) verbindbaar is; - een lip (6) met een lipbovenvlak, welk lipbovenvlak met het dekbovenvlak 5 ten minste een deel van een transportoppervlak vormt; en - een lip schar nierconstructie (8) voor het onderling zwenkbaar verbinden van de dekplaat en de lip, omvattende een verbindingsstaaf (20), ten minste één vast met de dekplaat verbonden en zich ten minste dwars op de dekplaat uitstrekkend dekplaatuitsteeksel (14) dat een eerste opening (24) 10 omvat, en ten minste één vast met de lip verbonden en zich ten minste dwars op de lip uitstrekkend lip uitsteeksel (15) dat een tweede opening (25) omvat, waarbij de verbindingsstaaf zich in bedrijfstoestand parallel aan zowel de dekplaat als de lip door de eerste en tweede openingen uitstrekt, met het kenmerk, dat de eerste en tweede openingen (24, 25) zijn 15 ingericht om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf (20) in de ene van de eerste en tweede openingen in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de andere van de eerste en tweede openingen en het dekplaatuitsteeksel (14) en het 20 lipuitsteeksel (15) bijgevolg ten opzichte van elkaar bewegen voor het realiseren van genoemde onderlinge zwenkbaarheid van de dekplaat en de lip.

2. Dock leveller volgens conclusie 1, waarbij de eerste en tweede 25 openingen (24, 25) zijn ingericht om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf (20) in de tweede opening (25) in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging 1032962 de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de eerste opening (24).

3. Dock leveller volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende 5 koppelmiddelen voor het koppelen van de zwenkbaarheid van de lip (6) ten opzichte van de dekplaat (5) aan de zwenkbaarheid van de dekplaat (5) ten opzichte van het perron (2).

4. Dock leveller volgens conclusie 3, waarbij de koppelmiddelen zijn 10 ingericht om te functioneren op basis van de werking van een parallellogramconstructie.

5. Dock leveller volgens conclusie 4, waarbij een lijn van kontakt tussen de dekplaat (5) en de lip (6) fungeert als parallellogramzwenkas in de 15 parallellogramconstructie en de dekplaat (5) fungeert als parallellogramzijde in de parallellogramconstructie.

6. Lipsamenstel voor een dock leveller (1) volgens de aanhef van conclusie 1, omvattende de lip (6) en het ten minste ene lipuitsteeksel (15), 20 met het kenmerk, dat de tweede opening (25) is ingericht om in bedrijfstoestand van de dock leveller een geleide beweging van de verbindingsstaaf (20) in de tweede opening (25) in een dwarsrichting van de verbindingsstaaf toe te staan.

7. Werkwijze voor het vervaardigen of aanpassen van een doek leveller (1) volgens de aanhef van conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste en/of tweede openingen (24, 25) worden ingericht of aangepast om in bedrijfstoestand een geleide beweging van de verbindingsstaaf (20) in de ene van de eerste en tweede openingen in een dwarsrichting van de 30 verbindingsstaaf toe te staan, tijdens welke beweging de verbindingsstaaf niet in genoemde dwarsrichting beweegt in de andere van de eerste en tweede openingen en het dekplaatuitsteeksel (14) en het lipuitsteeksel (15) bijgevolg ten opzichte van elkaar bewegen voor het realiseren van genoemde onderlinge zwenkbaarheid van de dekplaat en de lip. 5 1032962