NL1032917C2 - Werkwijze voor het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidingsbuis, alsmede een daarvoor geschikte inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidingsbuis, alsmede een daarvoor geschikte inrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor 5 het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidingsbuis van de als duet aangeduide soort, waarbij vanaf het invoereinde van de desbetreffende duet een naar het uitvoereinde daarvan gerichte gasstroom teweeg wordt gebracht en een desbetreffende kabel in het invoereinde wordt geleid.

Verder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een inrichting 10 voor het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidingsbuis van de als duet aangeduide soort, omvattende: een kabel-injecteereenheid met een zich daar doorheen uitstrekkend hol, in hoofdzaak rechtlijnig doorlopend doorvoerkanaal, met een ingangseinde en een uitgangseinde voor het ontvangen en uitvoeren van een in de desbetreffende duet aan te brengen kabel, welke kabelinjecteereenheid verder is 15 voorzien van een in het kabeldoorvoerkanaal uitmondend gaskanaal, via welk gaskanaal persgas aan het kabeldoorvoerkanaal kan worden toegevoerd.

De in de aanhef genoemde werkwijze is op zich bekend uit het Europees octrooi 0 292 037, in welk document is onderkend dat de door een duet geleide persluchtstroming een op de in de duet ingevoerde kabel een meesleep-20 krachtwerking uitoefent waardoor de kabel door de duet heen naar het uitvoereinde daarvan wordt voortgetrokken.

Het Amerikaans octrooi 5.946.788 heeft betrekking op een methode voor het in kabelgeleidingsbuis van de als duet aangeduide soort inbrengen van een kabel, waarbij de duet op een spoel is gewikkeld, welke spoel bij het inbrengen van 25 de kabel wordt onderworpen aan een periodieke beweging met een verticale component en een longitudinale component. De verticale component omvat een verticale oscillatie die afwisselend naar boven en naar beneden is gericht, te weten tegenovergesteld aan en in de richting van de zwaartekracht. De longitudinale component is te beschouwen ais een oscillerende rotatie, loodrecht gericht op de 30 verticale component, welke oscillatie afwisselend wordt uitgevoerd, te weten in de richting van en tegengesteld aan de invoerrichting van de kabel in de duet. Tijdens voornoemde vrije valbeweging van de spoel wordt verondersteld dat de kabel zich niet in wrijvingscontact bevindt en daardoor in staat zou zijn om zich voorwaarts in de 1032917 2 duct te bewegen zonder wrijving. In dit document wordt verder gesproken van een oscillatiehoek van ongeveer 6° voor de longitudinale component.

Internationale aanvrage WO 98/26320 heeft betrekking op een methode voor het in een op een spoel gewikkelde duet aanbrengen van een kabel, 5 waarbij de spoel tijdens het aanbrengen aan een verticale beweging onderhevig is, te weten in de richting van of tegengesteld aan de zwaartekracht.

Uit het Amerikaans octrooi 6.179.269 is een methode en apparaat voor het installeren van een kabel in een kabelgeleidingsbuis bekend waarbij het inbrengen van de kabel wordt uitgevoerd onder toepassing van een zogenaamd 10 compressiestation en een trekstation, waarbij het compressiestation een compressie-kracht op de kabel uitoefent om de kabel in de kabelgeleidingsbuis te leiden, en waarbij het trekstation aan het uiteinde van de duet is geïnstalleerd om de kabel uit de duet te trekken. Een dergelijke installatie is slechts geschikt voor het installeren van kabels die aan een hoge trekkracht kunnen worden onderworpen.

15 De onderhavige uitvinders hebben gevonden dat het toepassen van de perslucht- of blaastechnologie voor het in een duet aanbrengen van een kabel onderhevig is aan een aantal problemen. Wanneer een grote hoeveelheid kabels tegelijk in de duet moet worden aangebracht, dan is de kans groot dat de kabels met onderling verschillende lengtes in de duet worden geblazen, vooral als er in het 20 ducttraject veel bochten voorkomen. Dit betekent dat in een duet zich kabels bevinden waarvan de lengtes van elkaar verschillen, hetgeen tot ongewenste spanningen in de kabels kan leiden. Indien bijvoorbeeld de duet op een bepaalde plaats moet worden opengemaakt, om bijvoorbeeld een verbinding met een andere kabel tot stand te brengen, dan is gebleken dat de kabels met grotere lengtes uit de 25 geopende duet steken en aldus lokaal voor uitstulpingen zorgen. Een nadeel hiervan is dat de beoogde verbinding niet volgens de gewenste wijze tot stand kan worden gebracht en dat bovendien schade aan de kabels kan ontstaan. Het inblazen van kabels met verschillende lengte genereert ook onderlinge wrijving tussen de verschillende kabels, waardoor de installatie in de duet wordt bemoeilijkt en de 30 overbrugbare afstand wordt beperkt.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidingsbuis waarbij de afstand waarover de kabels kunnen worden aangebracht groot is, 3 zonder dat de kabel in de kabelgeleidingsbuis onder hoge spanning staat.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidingsbuis, waarbij men op elke willekeurige plaats zichzelf toegang tot de 5 in de kabelgeleidingsbuis aanwezig kabels kan verschaffen, zonder dat de kabel daarbij, na openen van een kabelgeleidingsbuis, uitstulpingen vertoont.

De werkwijze zoals vermeld in de aanhef wordt gekenmerkt doordat de duct ten opzichte van de kabel roteert tijdens het inbrengen van de kabel in de duet.

10 Onder toepassing van een dergelijke werkwijze wordt aan één of meer van de hiervoor genoemde doelstellingen voldaan. Hoewel hier wordt gesproken van een kabel, moet het duidelijk zijn dat de in de onderhavige beschrijvingsinleiding toegepaste term "kabel” kan worden opgevat als een uit één of meer (bundels van), zich longitudinaal uitstrekkende elementen bestaande kabel, 15 bijvoorbeeld een aantal buisjes (zogenoemde microducts) waarin op hun beurt weer optische glasvezelkabels (zogenoemde microduct kabels) kunnen worden geïnstalleerd. De onderhavige uitvinders hebben gevonden dat door voornoemde rotatie de kabel, omvattende een aantal afzonderlijke kabeleenheden, zodanig in de duet wordt geleid, dat de afzonderlijke kabeleenheden een ten opzichte van elkaar 20 nagenoeg zelfde lengte bezitten. Deze, nagenoeg dezelfde lengte resulteert in het ontbreken van interne spanningen in de duet, waardoor uitstulpingen, nadat de mantel van de duet is opengelegd, tot het verleden behoren. Hoewel in de onderhavige beschrijvingsinleiding wordt gesproken van het roteren van de duct ten opzichte van de kabel, moet het ook duidelijk zijn dat de kabel ten opzichte van de 25 duet kan worden geroteerd.

In een bijzondere uitvoeringsvorm verdient het de voorkeur dat de duct over een as ten opzichte van de kabel roteert welke as zich bevindt in het vlak waarin de kabel in het invoereinde van de duet wordt geleid.

Onder toepassing van een dergelijke uitvoeringsvorm zullen de in de 30 duet te geleiden kabels nagenoeg dezelfde wrijvingskrachten van de binnenwand van de duet ondervinden, hetgeen ertoe zal leiden dat de kabels elk met nagenoeg dezelfde lengte in de duet worden aangebracht.

Het verdient verder de voorkeur dat de duet zich bevindt op een 4 spoel, zodat de duet na de fabricatie hiervan kan worden voorzien van de kabels, waardoor aldus een zogenaamd “prefab’’ product wordt verkregen, omvattende een spoel waarop zich een duet bevindt, in welke duet zich de kabels bevinden.

Indien de duet zich op voornoemde spoel bevindt, verdient het de 5 voorkeur dat de rotatie van de spoel zodanig plaatsvindt dat deze over de centrale as hiervan wordt geroteerd.

In een andere uitvoeringsvorm is het mogelijk dat de spoel over een as roteert, welke as onder een hoek is geplaatst ten opzichte van de centrale as van de spoel.

10 Het roteren kan zodanig worden uitgevoerd dat de rotatierichting afwisselend is, hetgeen betekent dat gedurende een bepaalde periode van het aanbrengen van de kabel in de kabelgeleidingsbuis de rotatierichting met de wijzers van de klok mee is, waarna de rotatierichting wordt omgedraaid. Het is echter ook mogelijk om gedurende het volledige proces de rotatie-richting constant te houden.

15 Om de gewenste lengte van de kabels in de kabelgeleidingsbuis tot stand te brengen is het gewenst dat de snelheid waarmee de rotatie wordt uitgevoerd zodanig wordt ingesteld dat deze is gekoppeld aan de snelheid waarmee de kabel in de duet wordt geleid.

Om een constante en gecontroleerde invoer van de kabel in de duet 20 te verkrijgen verdient het de voorkeur dat nabij het invoereinde werkzame drukkrachten op de kabel worden uitgeoefend om de kabel in de richting van de duet te geleiden. Het verdient de voorkeur dat de drukkrachten worden uitgeoefend door een stel wielen, dienende om een zich daartussen bevindende en daarmee in aanraking verkerende kabel in de richting van het uitgangseinde van het 25 kabeldoorvoerkanaal voort te bewegen. Het verdient de voorkeur dat de snelheid waarmee de kabel in de duet wordt geleid, wordt beïnvloed door de snelheid waarmee de wielen worden aangedreven.

De in de onderhavige beschrijvingsinleiding vermelde kabel is in het bijzonder op te vatten als een aantal afzonderlijke kabeleenheden, welke afzonderlijk 30 kabeleenheden ook buisjes kunnen zijn welke elk weer kabels met daarin een aantal optische golfgeleiders, zoals optische glasvezels, kunnen omvatten. Een aantal optische golfgeleiders kan zijn gewikkeld rondom een centraal versterkingselement.

De inrichting, zoals vermeld in de aanhef, wordt gekenmerkt doordat 5 het uitgangseinde van het kabeldoorvoerkanaal is verbonden met een invoerdeel van een rotatie-koppelingseenheid, van welke rotatie-koppelingseenheid het uitvoerdeel is verbonden met de duet, welke duct over een as ten opzichte van de kabel roteerbaar is.

5 In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige inrichting verdient het de voorkeur dat de as, waarover de duet ten opzichte van de kabel roteerbaar is, zich bevindt in het vlak waarin de kabel in het invoereinde van de duet wordt geleid.

Het is tevens gewenst dat stroomopwaarts, gezien in de richting 10 waarin de kabel in de richting van de duet wordt geleid, een stel wielen is gemonteerd, dienende om een zich daartussen bevindende en daarmee in aanraking verkerende kabel in de richting van het uitgangseinde van het kabeldoorvoerkanaal voort te bewegen.

Om de rotatie gunstig te kunnen uitvoeren is het gewenst dat zich 15 tussen het uitgangseinde van het kabeldoorvoerkanaal en het invoerdeel van de rotatie-koppelingseenheid een leiding bevindt.

De duet bevindt zich bij voorkeur op een spoel, welk spoel roteerbaar is over de centrale as van de spoel. In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige inrichting is het ook mogelijk dat de spoel roteerbaar is over een as die 20 onder een hoek Is geplaatst ten opzichte van de centrale as van de spoel.

De duct, die zich op de spoel bevindt, is bij voorkeur aan een omtrekuiteinde van de spoel, de zogenoemde flens, hiermee verbonden, bijvoorbeeld door middel van een klem op de flens die ervoor zorgt dat de duct ten opzichte van de spoel op een vaste positie is gefixeerd.

25 In een bijzondere uitvoeringsvorm is het ook mogelijk de rotatie uit te voeren door voornoemde stel wielen een dwars op de verplaatsingsrichting van de kabel uitgeoefende beweging te laten uitvoeren zodat de kabel roterend in de duet wordt geleid. In een dergelijke uitvoeringsvorm hoeft de zich op de spoel bevindende duet niet te worden geroteerd.

30 De onderhavige uitvinders hebben een aantal experimenten uitgevoerd, waarbij de volgende resultaten werden geboekt.

De figuur geeft een uitvoeringsvorm van de onderhavige inrichting weer.

6

Voorbeeld 1

Een hoeveelheid van 7 microducts met een uitwendige diameter van 7 mm, op te vatten als de in de onderhavige beschrijvingsinleiding toegepaste term “kabel”, werd tegelijk via een blaasmethode in een duct met een inwendige diameter 5 van 23 mm geleid, waarbij apparatuur volgens het Europees octrooi 0 292 037 werd toegepast. De lengte van de duet bedroeg 500 meter. Hierin kon het einde niet worden gehaald, maar kon slechts 16 meter van voornoemde kabelbundel worden ingeblazen.

Voorbeeld 2 10 Een kabel, bestaande uit 4 microducts met een uitwendige diameter van 12 mm, werd via de blaasmethode ingebracht in een duct met een inwendige diameter van 33 mm. De daarbij in te brengen lengte bedroeg 950 m, onder toepassing van apparatuur zoals geopenbaard in het Europees octrooi 0 292 037. Hoewel de ingebrachte lengte acceptabel was, werd deze handeling vaak zeer lastig 15 uitgevoerd, waarbij een te hoge persluchtdruk werd toegepast, waarbij het risico op implosie van microducts aanzienlijk was. Bovendien werden te hoge drukkrachten toegepast waardoor schade aan de microducts kon worden veroorzaakt.

Voorbeeld 3 20 Een hoeveelheid van vier subbundels, bestaande uit 6 microducts met een uitwendige diameter van 4 mm, gewikkeld rond een centraal versterkingselement met een diameter van 4,2 mm, werd in een duct, met een inwendige diameter van 33 mm, geleid. Een lengte van 950 mm werd tot stand gebracht. Hierbij ontstonden dezelfde problemen als genoemd in voorbeeld 2. Ook 25 was hier sprake van problemen in het veld, waarbij verschillende lengtes van de subbundels in de duet werden waargenomen, waardoor het toepassen van dergelijke ducts tot problemen leidde. Ook werden hier problemen op het gebied van uitstulpingen waargenomen.

Voorbeeld 4 30 De inrichting zoals weergegeven in de bijgevoegde figuur werd toegepast, waarbij een bundel 1 van een aantal microducts werd aangebracht in een op een spoel 3 bevindende duet 2. De duct 2 is met zijn uiteinde 4 aan een omtrekuiteinde van een de spoel 3 gefixeerd onder toepassing van een klem 5 op de 7 flens. De bundel 1 van microducts wordt toegevoerd aan een kabelinjecteereenheid 6, vooraf gegaan door een stel wielen 7, welke kabelinjecteereenheid 6 omvat een hol doorvoerkanaal 8, voorzien van een toevoer van perslucht 9, van welke kabelinjecteereenheid 6 het uitgangseinde hiervan via een leiding 10 is verbonden 5 met een rotatiekoppelings-eenheid 11, van welke rotatiekoppelingseenheid 11 het uitvoerdeel is verbonden met uiteinde 4 van duet 2. Door nu spoel 3 te roteren om centrale as 12 wanneer de bundel 1 van microducts via stel wielen 7, kabelinjecteereenheid 6, leiding 10 en rotatiekoppelingseenheid 11 aan duet 2 wordt toegevoerd, is het mogelijk gebleken om de afzonderlijke microducts met nagenoeg 10 dezelfde lengte in de op spoel 3 bevindende duet 2 te geleiden, zodat de in voorbeeld 1, 2 en 3 genoemde problemen werden opgelost. Hoewel in deze uitvoeringsvorm is aangegeven dat duct 2 ten opzichte van de statische kabelinjecteereenheid 6, stel wielen 7, leiding 10 en rotatiekoppelingseenheid 3, wordt geroteerd, moet het duidelijk zijn dat het ook mogelijk is voornoemde kabelinjecteereenheid 6, stel wielen 15 7, leiding 10 rotatie-koppelingseenheid 11 roteerbaar uit te voeren ten opzichte van een, in een dergelijke uitvoeringsvorm, statische spoel 3. In een bijzondere uitvoeringsvorm is het derhalve mogelijk stel wielen 7 een rotatie op de bundel 1 van microducts te laten uitvoeren, waarbij de overige, hiervoor genoemde onderdelen, waaronder ook spoel 3, niet worden geroteerd, zodat de bundel 1 tijdens het 20 inbrengen hiervan in duet 2 roteert ten opzichte van duet 2.

1032917

Claims (19)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een kabel in een kabel-geleidingsbuis van de als duet aangeduide soort, waarbij vanaf het invoereinde van 5 de desbetreffende duet een naar het uitvoereinde daarvan gerichte gasstroom teweeg wordt gebracht en een desbetreffende kabel in het invoereinde wordt geleid, met het kenmerk, dat de duet ten opzichte van de kabel roteert tijdens het inbrengen van de kabel in de duet.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de duct over 10 een as ten opzichte van de kabel roteert, welke as zich bevindt in het vlak waarin de kabel in het invoereinde van de duet wordt geleid.

3. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de duet zich bevindt op een spoel.

4. Werkwijze volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat de spoel 15 roteert over de centrale as van de spoel.

5. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de spoel roteert over een as, welke as onder een hoek is geplaatst ten opzichte van de centrale as van de spoel.

6. Werkwijze volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de rotatierichting afwisselend is.

7. Werkwijze volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij het invoereinde werkzame drukkrachten op de kabel worden uitgeoefend om de kabel in de richting van de duet te geleiden.

8. Werkwijze volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, 25 met het kenmerk, dat de snelheid waarmee de rotatie plaatsvindt wordt gerelateerd aan de snelheid waarmee de kabel in de duet wordt geleid.

9. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de drukkrachten worden uitgeoefend door een stel wielen dienende om een zich daartussen bevindende en daarmee in aanraking verkerende kabel in de richting van het 30 uitgangseinde van het kabeldoorvoerkanaal voort te bewegen.

10. Werkwijze volgens conclusies 8-9, met het kenmerk, dat de snelheid waarmee de kabel in de duet wordt geleid, wordt beïnvloed door de snelheid waarmee de wielen worden aangedreven. 1032917

11. Werkwijze volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat als kabel een aantal afzonderlijke kabeleenheden wordt toegepast, welke afzonderlijke kabeleenheden zijn op te vatten als een uit een of meer (bundels van), zich longitudiaal uitstrekkende elementen bestaande kabel, 5 welke elementen een aantal optische golfgeleiders, eventueel voorzien van een centraal versterkingselment, kunnen omvatten.

12. Inrichting voor het aanbrengen van een kabel in een kabelgeleidings-buis van de als duet aangeduide soort, omvattende: een kabel- injecteereenheid met een zich daar doorheen uitstrekkend hol, in hoofdzaak rechtlijnig doorlopend 10 doorvoerkanaal, met een ingangseinde en een uitgangseinde voor het ontvangen en uitvoeren van een in de desbetreffende duet aan te brengen kabel, welke kabelinjecteereenheid verder is voorzien van een in het kabeldoorvoerkanaal uitmondend gaskanaal, via welk gaskanaal persgas aan het kabeldoorvoerkanaal kan worden toegevoerd, met het kenmerk, dat het uitgangseinde van het kabel-15 doorvoerkanaal is verbonden met een invoerdeel van een rotatie-koppelingseenheid, van welke rotatie-koppelingseenheid het uitvoerdeel is verbonden met de duet, welke duct over een as ten opzichte van de kabel roteerbaar is.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de as, waarover de duct ten opzichte van de kabel roteerbaar is, zich bevindt in het vlak 20 waarin de kabel in het invoereinde van de duet wordt geleid.

14. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 12-13, met het kenmerk, dat zich tussen het uitgangseinde van het kabeldoorvoerkanaal en het invoerdeel van de rotatie-koppelingseenheid een leiding bevindt.

15. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 12-14, met het 25 kenmerk, dat de duet zich bevindt op een spoel, welk spoel roteerbaar is over de centrale as van de spoel.

16. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 12-14, met het kenmerk, dat de duet zich bevindt op een spoel, welk spoel roteerbaar is over een as die onder een hoek is geplaatst ten opzichte van de centrale as van de spoel.

17. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 12-16, met het kenmerk, dat de zich op de spoel bevindende duet aan een omtrekuiteinde van de spoel hiermee is verbonden.

18. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 12-17, met het kenmerk, dat stroomopwaarts, gezien in de richting waarin de kabel in de richting van de duet wordt geleid, een stel wielen is gemonteerd, dienende om een zich daartussen bevindende en daarmee in aanraking verkerende kabel in de richting van het uitgangseinde van het kabeldoorvoerkanaal voort te bewegen.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het stel wielen een dwars op de verplaatsingsrichting van de kabel uitgeoefende beweging uitvoert om de kabel roterend in de duet te geleiden. 103 2 9 1 7