NL1032749C2

NL1032749C2 - Expansievat voorzien van een vlotter.

Info

Publication number: NL1032749C2
Application number: NL1032749A
Authority: NL
Inventors: Cristijn Melchior De Vin; Johannes Cornelis Hakker
Original assignee: Bronwater Service B V
Priority date: 2006-10-25
Filing date: 2006-10-25
Publication date: 2008-04-28
Also published as: US20090321329A1; WO2008069645A1; EP2115362A1; EP2115362B1

Description

Expansievat voorzien van een vlotter BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een expansievat omvattende een, aan de boven- en onderzijde gesloten cilinder met een daarin aanwezig afscheidingselement voor 10 scheiding van vloeistof en gas in de cilinder, welk afscheidingselement is gevormd door een vlotter, en welke cilinder aan of nabij de onderzijde is voorzien van een opening waarop een leiding kan worden aangesloten voor aan- en afvoer van vloeistof.

Een expansievat wordt vaak toegepast als buffer in een waterbehandelingssysteem om water te leveren indien in het systeem water gevraagd 15 wordt. De gasdruk in de cilinder zorgt ervoor dat het water uit de cilinder gedrukt wordt indien de druk in de leiding daalt onder de gasdruk. Het afscheidingselement dient ervoor om te voorkomen dat het gas met bestanddelen in het water kan reageren.

Stand van de techniek.

20

Een dergelijk expansievat is bekend uit EP-A-1 484 557. Bij het bekende expansievat is de opening nabij de onderzijde in de zijwand van de cilinder aanwezig. Indien alle vloeistof uit de cilinder is gestroomd en de vlotter zich onder in de cilinder bevindt, kan de vlotter de opening afsluiten. Door de aanwezigheid van de opening in de 25 zijwand is het relatief moeilijk om een goede afsluiting van de opening door de vlotter te realiseren.

Samenvatting van de uitvinding.

30 Een doel van de uitvinding is het bekende expansievat te verbeteren. Hiertoe is het expansievat volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de opening in de onderzijde van de cilinder aanwezig is en aan de binnenzijde van de cilinder, rond de opening een 2 opstaande rand aanwezig is. De ruimte boven de onderzijde van de cilinder tot aan de bovenzijde van de opstaande rand vormt hierbij een ruimte om onvoorzien bezinksel op te kunnen slaan. Hierdoor sluit de vlotter in de onderste positie de opening altijd goed af.

Een verdere uitvoeringsvorm van het expansievat volgens de uitvinding is 5 gekenmerkt, doordat de vlotter aan de onderzijde is voorzien van een verdere afdichting, die, indien de vlotter onderin de cilinder aanwezig is, in contact is met de opstaande rand rond de opening. Indien in het systeem meer water gevraagd wordt dan de pomp kan leveren, zal de vlotter tot onderin de cilinder zakken, waarbij deze verdere afdichting de opening afsluit zodat er geen lucht/gas in het waterbehandelingssysteem kan komen.

10 Bij voorkeur is tussen de vlotter en de zijwand van de cilinder speling aanwezig, waardoor de vlotter wrijvingsloos verplaatsbaar is in de cilinder. De speling is bij voorkeur klein om te voorkomen dat het gas over een groot oppervlak met de vloeistof in contact kan komen.

Voorts is de vlotter bij voorkeur aan de omtrek voorzien van 15 afdichtmiddelen die in contact zijn met de wand van de cilinder. Hierdoor kan het gas in het geheel niet in contact komen met de vloeistof. De afdichtmiddelen zijn bij voorkeur niet klemmend of slecht onder een kleine klemkracht in contact met de cilinderwand om de vlotter geheel of nagenoeg geheel wrijvingsloos verplaatsbaar te laten zijn in de cilinder.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van het expansievat volgens de uitvinding 20 is gekenmerkt, doordat het expansievat aan of nabij de onderzijde en de bovenzijde is voorzien van aansluitingen via welke het expansievat gekoppeld kan worden met een verder expansievat, waarbij de ruimten onder en boven de vlotter in verbinding worden gebracht met de overeenkomstige ruimten in de cilinder van het verdere expansievat. Op deze wijze kan eenvoudig volumevergroting verkregen worden.

25

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het expansievat volgens de 30 uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een deel van een waterbehandelingssysteem voorzien van een expansievat volgens de uitvinding; en 3

Figuur 2 het expansievat van het in figuur 1 weergegeven systeem in langsdoorsnede.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

5

In figuur 1 is een deel van een waterbehandelingssysteem weergegeven dat een expansievat 1 omvat met een daarop aangesloten leiding 3, die aansluit op een op een pomp 5 aangesloten wateraanvoerleiding 7 naar de rest van het systeem. Indien in het systeem water verbruikt wordt, zal het watemiveau in het expansievat 1 dalen tot de druk 10 in het expansievat onder een vooraf ingestelde minimale waarde daalt en zal de pomp 5 in werking treden en water in het expansievat pompen totdat de druk in het expansievat is gestegen tot aan de maximale werkdruk van de pomp.

Indien in het systeem meer water gevraagd wordt dan de pomp 5 kan leveren, zal de vlotter tot onderin de cilinder zakken, totdat de vlotter de opening afsluit. 15 Hierdoor kan er geen lucht/gas in het waterbehandelingssysteem komen.

Bij dit systeem kan volumevergroting worden bereikt door twee of meer expansievaten zowel boven als onder door te verbinden. Dit is met onderbroken lijnen aangegeven.

In figuur 2 is het expansievat 1 van het in figuur 1 weergegeven systeem in 20 langsdoorsnede weergegeven. Het expansievat 1 heeft een verticaal opgestelde, aan de boven- en onderzijde gesloten cilinder 9 met een daarin aanwezige vlotter 11, die een afscheidingselement vormt voor scheiding van water 13 en gas 15 in de cilinder. Als gas kan bijvoorbeeld het inerte gas stikstof toegepast worden. De vlotter 11 heeft een soortelijk gewicht dat lager is dan dat van water en is met speling in de cilinder aanwezig. De vlotter 25 11 is over de omtrek voorzien van afdichtringen 13, die in contact zijn met de wand 15 van de cilinder.

In de onderzijde 17 van de cilinder 9 is een opening 19 aanwezig waarop de leiding 3 is aangesloten. Rond de opening 19 is een opstaande rand 21 aanwezig, die een klepzitting vormt. De vlotter 11 is aan de onderzijde 23 voorzien van een verdere 30 afdichting 25, die gevormd is door een rubberen schijf, die, indien de vlotter onderin de cilinder aanwezig is, in contact is met de opstaande rand 21 rond de opening en de opening afsluit. De ruimte 27 boven de onderzijde 17 van de cilinder tot aan de bovenzijde 29 van 4 de opstaande rand 21 vormt zo een ruimte om onvoorzien bezinksel op te kunnen slaan.

In de bovenzijde 31 van de cilinder 9 is een ventiel 33 aanwezig om het gas onder een voordruk in de cilinder te kunnen brengen.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de 5 tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader. Zo kan de cilinder ook horizontaal of in elke andere oriëntatie opgesteld zijn. Indien de cilinder verticaal of althans in hoofdzaak verticaal 10 opgesteld staat, kan ook een vlotter zonder afdichtingsringen 13 toegepast worden. Het expansievat volgens de uitvinding kan ook heel goed toegepast worden in een centrale verwarmingsinstallatie om de uitzetting van het water bij verwarming op te vangen.

Claims

1. Expansievat omvattende een, aan de boven- en onderzijde gesloten cilinder met een daarin aanwezig afscheidingselement voor scheiding van vloeistof en gas in de cilinder, welk afscheidingselement is gevormd door een vlotter, en welke cilinder aan of 5 nabij de onderzijde is voorzien van een opening waarop een leiding kan worden aangesloten voor aan- en afvoer van vloeistof, met het kenmerk, dat de opening in de onderzijde van de cilinder aanwezig is en aan de binnenzijde van de cilinder, rond de opening een opstaande rand aanwezig is.

2. Expansievat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vlotter aan de 10 onderzijde is voorzien van een verdere afdichting, die, indien de vlotter onderin de cilinder aanwezig is, in contact is met de opstaande rand rond de opening.

3. Expansievat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tussen de vlotter en de zijwand van de cilinder speling aanwezig is.

4. Expansievat volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de vlotter aan 15 de omtrek is voorzien van afdichtmiddelen die in contact zijn met de wand van de cilinder.

5. Expansievat volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het expansievat aan of nabij de onderzijde en de bovenzijde is voorzien van aansluitingen via welke het expansievat gekoppeld kan worden met een verder expansievat, waarbij de ruimten onder en boven de vlotter in verbinding worden gebracht met de overeenkomstige 20 ruimten in de cilinder van het verdere expansievat.