NL1031597C2

NL1031597C2 - Inrichting voor het uit een strook hoesvormig foliemateriaal vervaardigen van hoesvormige folie-omhullingen.

Info

Publication number: NL1031597C2
Application number: NL1031597A
Authority: NL
Inventors: Marinus Antonius Leonarda Heck; Henricus Petrus Hubertu Zanden
Original assignee: Fuji Seal Europe Bv
Priority date: 2006-04-13
Filing date: 2006-04-13
Publication date: 2007-10-16
Also published as: ES2394975T3; US20070240549A1; EP1845019A1; EP1845019B1; US7987755B2; JP4982714B2; JP2007283765A

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het uit een strook hoesvormig foliemateriaal vervaardigen van hoesvormige folie-omhullingen.

BESCHRIJVING

5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uit een doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal vervaardigen van hoesvormige folie-omhullingen omvattende toevoermiddelen voor het toevoeren van de doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal; snijmiddelen voor het aanbrengen van een snede over de volledige breedte van de strook hoesvormig 10 foliemateriaal ter verkrijging van de afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen, alsmede afvoermiddelen voor het uit de inrichting afvoeren van de afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen.

Een dergelijke inrichting wordt bijvoorbeeld geopenbaard in de Europese octrooipublicatie nr. 0805110. Bij deze inrichting worden in één 15 snijbeweging afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen gerealiseerd, welke afzonderlijke platte hoesvormige folie-omhullingen vervolgens dienen te worden geopend en met enige overmaat om een voorwerp geplaatst worden, zoals een fles of een verpakking. Het foliemateriaal is daarbij vervaardigd van een zogenoemd “shrink”-materiaal, waarbij door het toevoeren van warmte het foliemateriaal 20 inkrimpt en zich nauw aansluitend vormt naar de vorm van de fles of verpakking, waarom de hoesvormige folie-omhulling is aangebracht.

Bij deze toepassing is de folie-omhulling reeds vervaardigd in de vorm van een doorlopende strook die op een voorraad is gewikkeld en die met een inrichting volgens bovengenoemde aanhef op de juiste lengte dient te worden 25 gesneden. Hiertoe worden afhankelijk van de lengte de snijmiddelen dusdanig aangedreven dat zij de strook hoesvormig foliemateriaal op de juiste lengte doorsnijden, waarna de aldus gevormde afzonderlijke hoesvormige folie-omhulling uit de inrichting wordt afgevoerd en wordt geopend, teneinde deze daarna op een op zich bekende manier om de verpakking aan te brengen.

30 Een nadeel van de thans bekende inrichting is dat deze enkel geschikt is voor dikke of stugge foliematerialen om zo een hoge verwerkingssnelheid te realiseren. Bij het gebruik van dunnere of meer flexibelere foliematerialen dient de verwerkingssnelheid verlaagd te worden om een onverhoopt vastlopen van de inrichting te voorkomen.

1031597 2

De uitvinding beoogt deze nadelen te ondervangen en een inrichting volgens bovenvermelde aanhef te verschaffen, waar met een hoge verwerkingssnelheid nauwkeurig grote aantallen folie-omhullingen van verschillende lengtes en materiaal kunnen worden vervaardigd.

5 Overeenkomstig de uitvinding wordt de inrichting hiertoe gekenmerkt, doordat de snijmiddelen tenminste twee ten opzichte van de vlakke strook hoesvormig foliemateriaal verplaatsbare snijelementen omvatten, waarbij elk snijelement is voorzien van tenminste één parallel aan althans een deel van de breedte van de strook uitstrekkend snijblad, zodanig dat de afzonderlijke snijbladen 10 van de snijelementen tijdens bedrijf in opeenvolgende snijbewerkingen over de gehele breedte van de strook meerdere op elkaar aansluitende deelsnedes in de strook hoesvormig foliemateriaal aanbrengen.

Bij het snijden van hoes- of buisvormige foliematerialen met behulp van roterende messen, is een veel voorkomend probleem, en met name bij hogere 15 snelheden, het dichtsealen of aan elkaar verkleven van de folieranden op het snijvlak. Dit dichtsealen treedt met name op, wanneer de snijmessen niet meer perfect scherp zijn en treedt sneller op bij dunne folie. Dit verschijnsel wordt vermeden door in opeenvolgende snijbewerkingen over de gehele breedte van de strook meerdere op elkaar aansluitende deelsnedes in de strook hoesvormig 20 foliemateriaal aan te brengen.

Tevens zal de levensduur van het snijmes verlengd worden, waardoor kosten voor de gebruiker afnemen.

Door het fasegewijs aanbrengen van deelsnedes in de doorlopende strook hoesvormige foliemateriaal kan de verwerkingssnelheid aanzienlijk worden 25 verhoogd en een eventueel vastlopen c.q. verstoppen van de inrichting worden vermeden. Ook biedt deze constructie, waarbij meerdere deelsnedes na elkaar in het foliemateriaal worden aangebracht, het mogelijk om dunnere foliematerialen te hanteren.

Bij een specifieke uitvoering sluiten de snijbladen van de 30 verschillende snijelementen althans gedeeltelijk overlappend op elkaar aan, waardoor een strakke snede over de volledige breedte van de strook wordt aangebracht en zodoende afzonderlijke folie-omhullingen kunnen worden gerealiseerd.

Bij één uitvoeringsvorm omvat elk snijelement één snijblad, terwijl 3 bij een andere uitvoeringsvorm tenminste één snijelement tenminste twee snijbladen omvat.

Voor een effectieve benutting van de inbouwruimte van de inrichitng en voor het verkrijgen van een hoge verwerkingssnelheid zijn de snijelementen op 5 enige afstand van elkaar langs de doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal opgesteld, gezien in de transportrichting van de doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal

De hoge verwerkingssnelheid kan met name worden gerealiseerd, doordat bij een functionele uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de 10 uitvinding de snijelementen elk roteerbaar zijn om een as parallel aan de breedte van de strook hoesvormig foliemateriaal. Hierdoor wordt een eenvoudige en robuuste constructie mogelijk gemaakt, die bovendien een continue (en betrouwbaar) aandrijven op een hoge verwerkingssnelheid mogelijk maakt.

Meer specifiek zijn de rotatie-snelheden van de snijelementen gelijk 15 aan elkaar, terwijl bij een andere uitvoeringsvorm de rotatiesnelheid van elk snijelement tijdens één rotatiegang varieerbaar is, zodat de verwerkingssnelheid aangepast kan worden aan bijvoorbeeld de lengte van de te realiseren folie-omhullingen, het soort foliemateriaal (dikte, etc.), etc.

Voor het aanbrengen van een scherpe snede op de juiste positie in 20 de strook foliemateriaal is de rotatiesnelheid van elk snijelement op het moment van het aanbrengen van de deelsnede nagenoeg gelijk aan de transportsnelheid van de strook hoesvormig foliemateriaal door de inrichting.

Ten behoeve van een storingsvrij transport van de doorlopende strook foliemateriaal door de inrichting, waardoor uitval of stilstand wordt 25 voorkomen, maar bovenal hoge verwerkingssnelheden kunnen worden gerealiseerd omvatten bij een functionele uitvoeringsvorm de transportmiddelen een geleidingselement, waarover tijdens bedrijf de strook hoesvormig foliemateriaal voerbaar is.

Daarbij kan het geleidingselement als een plat lichaam zijn 30 uitgevoerd.

Een onverhoopt blokkeren van de doorlopende strook foliemateriaal in de inrichting wordt vermeden, doordat het geleidingselement zich tot voorbij de snijmiddelen uitstrekt gezien in de transportrichting van de strook hoesvormig foliemateriaal.

4

Om anderszijds beschadingen aan andere bewegende onderdelen in de inrichting te voorkomen, zijn ter plaatse waar de snijbladen van de snijelementen door de strook hoesvormig foliemateriaal snijden geleidingselement-materiaal uit het geleidingselement is weggenomen.

5 Ten behoeve van een effectief aanbrengen van een oorspronkelijk platte folie-omhulling over een ruimtelijk product, zoals een verpakking (blik, pot, fles) kan overeenkomstig de uitvinding stroomafwaarts van de snijmiddelen gelegen gezien in de transportrichting van de strook hoesvormig foliemateriaal de inrichting is voorzien van een spreidelement voor het openen van elk afzonderlijk platte 10 hoesvormige folieomhulling.

Ten behoeve van het om het product aanbrengen van de oorspronkelijk platte folie-omhulling het spreidelement in althans het vlak loodrecht op het vlak van de platte strook foliemateriaal verbreed is uitgevoerd. Dit aanbrengen om het product kan nog worden verbeterd, indien bij een andere 15 uitvoeringsvorm het spreidelement in het vlak van de platte strook foliemateriaal verbreed is uitgevoerd.

Teneinde een eenvoudig omstellen van de inrichting overeenkomstig de uitvinding mogelijk te maken, kan het spreidelement monteerbaar zijn op het geleidingselement.

20 Verder kunnen voor een meer efficiënte inrichting nabij het spreidelement afvoermiddelen zijn opgesteld voor het uit de inrichting afvoeren van de gevormde afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen.

Bij een verdere functionele uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van tenminste één sensor ingericht voor het detecteren van op enige afstand van 25 elkaar op de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal aanwezige markeringen en het op basis van deze detectie afgeven van een meetsignaal, op basis waarvan de snijmiddelen de deelsnedes in de strook hoesvormig foliemateriaal aanbrengen. Op deze wijze kunnen effectief grote aantallen hoesvormige folie-omhullingen met een bepaalde lengte worden gerealiseerd.

30 Meer specifiek kunnen daarbij regelmiddelen zijn voorzien, welke op basis van het door de sensor afgegeven meetsignaal, een opgegeven lengte van de te vervaardigen hoesvormige folie-omhullingen en de transportsnelheid van de strook hoesvormig foliemateriaal de snijmiddelen regelen.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden 5 toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuur 1 een uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een detaiiaanzicht van de inrichting uit Figuur 1; 5 Figuur 3 een ander detaiiaanzicht van de inrichting uit Figuur 1;

Figuur 4 nog een ander detaiiaanzicht van de inrichting uit Figuur 1 ;

Figuur 5a-5c schematisch andere uitvoeringsvormen van de inrichting uit Figuur 1.

Voor een beter begrip van de uitvinding zullen in de navolgende 10 figuurbeschrijving de overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers worden aangeduid.

In Figuur 1 wordt met het referentiecijfer 10 een inrichting overeenkomstig de uitvinding aangeduid. De inrichting 10 bezit toevoermiddelen of verplaatsingsmiddelen 12, opgebouwd uit twee aandrijfbare rollen waartussen een 15 doorlopende strook foliemateriaal 1 voerbaar is. De doorlopende strook foliemateriaal 1 is opgewikkeld op een voorraadspoel 11 en wordt via een spanmechanisme 13 de inrichting ingevoerd. Het spanmechanisme 13 bezit een arm 13a die scharnierbaar met de vaste wereld 100 is verbonden. De scharnierarm 13a bezit meerdere rollen 13b waarover de doorlopende strook 20 hoesvormig foliemateriaal 1 is geleid. De strook hoesvormig foliemateriaal 1 is daarbij tevens aangebracht om aanvullende vast opgestelde rollen 13c. Op deze wijze kan in de van de rol 11 afgenomen doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal enerzijds een zekere voorraad worden gerealiseerd, maar bovenal een zekere spanning.

25 Zoals de figuur 2 duidelijk toont, is de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal opgebouwd uit twee strookzijden 1a, 1b die langs ten minste één langsgerichte zijde met elkaar zijn verbonden, bijvoorbeeld door middel van een afdichtingsnaad.

De toevoermiddelen 12 voeren de doorlopende strook hoesvormig 30 foliemateriaal 1 langs snijmiddelen voor het op een bepaalde afstand doorsnijden van het foliemateriaal ter verkrijging van afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen. Overeenkomstig de uitvinding en zoals getoond in de figuren zijn de snijmiddelen opgebouwd uit een tweetal snijsecties 14-15 die elk opgebouwd zijn uit ten opzichte van de vlakke strook hoesvormig foliemateriaal 1 verplaatsbare snij- 6 elementen 14-15, waarbij elk snij-element 14-15 is voorzien van ten minste één snijblad 14';15'-15" dat zich tenminste parallel aan althans een deel van de breedte van de strook foliemateriaal uitstrekt.

Bij deze uitvoeringsvorm zijn de snij-elementen 14-15 op enige 5 afstand van elkaar langs de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 opgesteld, gezien in de transportrichting van de doorlopende strook. De snij-elementen 14-15 zijn elk roteerbaar om hun as parallel aan de breedte van de strook hoesvormig foliemateriaal 1, zoals duidelijk getoond in figuur 2 en 3.

Bij het transporteren van de doorlopende strook hoesvormig 10 foliemateriaal 1 door de inrichting (met behulp van de toevoermiddelen 12) worden de beide snij-elementen 14-15 dusdanig aangedreven dat zij achter elkaar in opeenvolgende bewerkingsstappen deelsnedes in de doorlopende strook foliemateriaal, welke deelsnedes uiteindelijk op één lijn komen te liggen en op elkaar aansluiten en zodoende een volledige snede vormen voor het realiseren c.q. 15 vervaardigen van een afzonderlijke hoesvormige folie-omhulling.

Het aanbrengen van op elkaar aansluitende deelsnedes door twee afzonderlijke snij-elementen 14-15 vereist een goede afstemming c.q. aansturing van de snij-elementen, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met de transportsnelheid van de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 door de 20 inrichting.

Hiertoe is een sensor 16 in de inrichting opgenomen, welke is ingericht in het detecteren van markeringen (niet weergegeven) die in of op de doorlopende strook foliemateriaal 1 zijn aangebracht. Deze markeringen zijn met name op geregelde afstand van elkaar op de strook gelegen en kunnen bij voorkeur 25 bestaan uit een strook foliemateriaal dat reflecterend is gemaakt of juist een strook van doorzichtig foliemateriaal. Bij beide uitvoeringsvoorbeelden kan de sensor 16 uitgevoerd zijn als een lichtsensor die op basis van gereflecteerd of doorgelaten licht de aanwezigheid van een markering op de strook foliemateriaal 1 waarneemt en op basis van opeenvolgende waarnemingen, bijvoorbeeld de transportsnelheid 30 van de strook foliemateriaal 1 door de inrichting, kan vaststellen. Gegeven een gewenste lengte van de afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen worden de beide snij-elementen 14-15 dienovereenkomstig roteerbaar aangedreven.

Door rotatie van het snij-element 14 respectievelijk 15 wordt het snijblad 14’ respectievelijk 15’-15” tegen een vast opgesteld aambeeld 14a-15a 7 geplaatst, waardoor een deelsnede in de ertussen opgenomen doorlopende strook foliemateriaal 1 wordt aangebracht.

Dit is duidelijk getoond in figuur 3, waarbij het snij-element 14 een enkel snijblad 14’ bezit, terwijl het tweede snij-element 15 is voorzien van een 5 tweetal snijbladen 15'-15". De snijbladen 14' respectievelijk 15’-15” zijn dusdanig aangebracht op de beide snij-elementen 14-15 dat de snijbladen 14', 15'-15" op elkaar aansluiten en bij voorkeur elkaar enigszins overlappen. In een eerste bedrijfsgang wordt door rotatie van het eerste snij-element 14 door het snijblad 14' een eerste deelsnede in de strook hoesvormig foliemateriaal aangebracht, welke 10 strook 1 door de toevoermiddelen 12 wordt verplaatst in de richting van het tweede snij-element 15.

Op basis van meetsignalen afgegeven door de sensor 16 aan een regeleenheid 25 (zie figuur 2) wordt door het eerste snij-element 14 respectievelijk het snijblad 14' een eerste deelsnede in de doorlopende strook foliemateriaal 1 15 aangebracht. De strook 1 wordt door de toevoermiddelen 12 verder verplaatst en de regeleenheid 25 zal het tweede snij-element 15 dusdanig aansturen dat de snijbladen 15'-15" twee aanvullende deelsnedes in de strook foliemateriaal 1 aanbrengen, zodanig dat deze twee aanvullende deelsnedes aansluiten op de deelsnede aangebracht door het snijblad 14' van het eerste snij-element 14.

20 Hoewel de rotatiesnelheden van de snijelementen 14-15 in beginsel gelijk aan elkaar kunnen zijn en afgestemd worden op de transportsnelheid van de strook foliemateriaal en de gewenste lengte van de uiteindelijke hoesvormige folieomhullingen, kan de inrichting overeenkomstig de uitvinding met een hogere bedrijfssnelheid bedreven worden door de rotatiesnelheid van elk snijelement 25 tijdens één rotatiegang varieerbaar te maken.

Ook kunnen de rotatie-snelheden van de snij-elementen 14-15 verschillend aan elkaar zijn, terwijl eventueel voor het aanbrengen van kwalitatief goede en met name op elkaar aansluitende (lees: samenvallende) snedes de rotatie-snelheden van elk snijelement op het moment van het aanbrengen van de 30 deelsnede nagenoeg gelijk is aan de transportsnelheid van de strook hoesvormig foliemateriaal 1 door de inrichting. Echter dit wordt met name bepaald door de eigenschappen van het gebruikte foliemateriaal.

Aldus worden met behulp van twee procesgangen meerdere deelsnedes in de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 aangebracht, 8 welke deelsnedes door een geschikte aansturing van de beide snij-elementen 14-15 op elkaar aansluiten en zodoende een volledige snede vormen hetgeen resulteert in een afzonderlijk hoesvormige folie-omhulling.

Zoals de figuur 3 duidelijk toont, worden de snij-elementen 14-15 5 roteerbaar aangedreven door geschikte aandrijfmiddelen 140-150 welke aangestuurd worden door de regeleenheid 25. Elk snij-element 14-15 is met behulp van lagers 142-152 gelagerd opgenomen in de inrichting en door middel van overbrengingskoppelingen 141-151 aandrijfbaar gekoppeld met de aandrijfmiddelen 140-150.

10 Teneinde een onverhoopt blokkeren c.q. ophoping van de strook foliemateriaal 1 in de inrichting te voorkomen, is in de inrichting een geleidings-element 17 opgenomen waaromheen de strook hoesvormig foliemateriaal 1 voerbaar is. Zoals duidelijk getoond in de figuur 2 bezit het geleidingselement 17 een ondersteuningselement 17a in de vorm van een draaibare rol die ondersteund 15 wordt door eveneens in de inrichting opgenomen vrij roterende rolassen 18a-18b. Zodoende wordt het geleidingselement 17 vrij in de inrichting gedragen door de steunrollen 18a-18b.

Het geleidingselement is bij voorkeur uitgevoerd als een plat lichaam met een breedte die nagenoeg gelijk is aan de breedte van de strook 20 hoesvormig foliemateriaal 1. Meer specifiek is het geleidingselement 17 dusdanig geconstrueerd dat ter plaatse van de snij-elementen 14 respectievelijk 15 materiaal uit het geleidingselement 17 is weggenomen, teneinde het aanbrengen van een deelsnede in de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 mogelijk te maken. De plaatsen waar materiaal uit het geleidingselement 17 is weggenomen, wordt in 25 de figuur 2 en 3 weergegeven met het referentiecijfer 17' (ter plaatse van het snijblad 14' van het eerste snij-element 14) en met het referentiecijfer 17" (ter plaatse van de twee snijbladen 15’-15" van het tweede snij-element 15).

Het vrije einde 17b van het geleidingselement 17a dient voor het opnemen van een spreidelement 19 dat als functie heeft om de verkregen 30 afzonderlijke platte hoesvormige folie-omhullingen 1' te openen ten behoeve van het om een (niet weergegeven) verpakking aanbrengen van de geopende hoesvormige folie-omhulling.

Zoals duidelijk getoond in figuur 1 en 2 alsook 3 is het spreidelement 19 in althans het vlak loodrecht op het vlak van de vlakke 9 doorlopende strook foliemateriaal 1 verbreed uitgevoerd. Dit wordt getoond in de figuren 1 en 2. Anderzijds kan bij een verbeterde uitvoeringsvorm het spreidelement eveneens verbreed zijn uitgevoerd in het vlak van de platte strook foliemateriaal, zoals weergegeven in figuur 3. Zodoende wordt de platte hoesvormige folie-5 omhulling geopend, waardoor deze eenvoudig om een verpakking 2 kan worden aangebracht.

Dit wordt getoond in de figuren 1 en 3, waarbij transportmiddelen 21 worden getoond, voorzien van een transportdrager 21a waarop meerdere verpakkingen (flessen, potten of blikken) zijn geplaatst en naar de inrichting 10 10 worden gevoerd. Elke afzonderlijke platte hoesvormige folie-omhulling wordt door het spreidelement 19 geopend, waarna de aldus geopende hoesvormige folie-omhulling Γ eenvoudig op de verpakking 2 kan worden aangebracht. Het openhouden van de hoesvormige folie-omhulling 1' kan eventueel nog worden ondersteund door toepassing van zogenoemde vacuümbekers 21b, zoals 15 beschreven in de Europese octrooipublicatie nr. 1151847 ten name van de aanvraagster van deze octrooiaanvrage. De verpakking 2 met de erop aangebrachte geopende hoesvormige folie-omhulling kunnen nu aan een verwarmingsbehandeling worden onderworpen, zodat de hoesvormige folie-omhulling inkrimpt en zich nauw sluitend vormt om de verpakking 2.

20 Teneinde het afvoeren van de afzonderlijke folie-omhulling 1' om de verpakking 2 te bevorderen, kunnen afvoermiddelen 20a-20b zijn voorzien welke ter plaatse van het spreidelement 19 in de inrichting zijn opgenomen. Daarbij kunnen de afvoermiddelen één of meerder aandrijfbare rollen 20a omvatten, welke afsteunen op de stationaire rollen 20b en het ertussen opgenomen hoesvormige 25 foliemateriaal 1' versneld uit de inrichting 10 afvoeren, waarbij de afzonderlijke geopende folie-omhulling 1’ “als het ware” om een verpakking 2 valt.

In de Figuren 5a tot en met 5c worden nog drie schematische uitvoeringsvoorbeelden getoond van de inrichting overeenkomstig de uitvinding en meer in het bijzonder van de snijmiddelen 14-15.

30 In de deelfiguur 5a wordt de uitvoeringsvorm getoond zoals besproken in de figuren 2 en 3, waarbij het eerste snij-element 14 is voorzien van één snijblad 14’ dat ongeveer in het midden ten opzichte van de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 is georiënteerd. Het snijblad 14' van het eerste snij-element 14 brengt in de eerste bedrijfsstap een eerste deelsnede aan, waarna het 10 tweede snij-element 15 met behulp van twee snijbladen 15'-15” aan weerszijden van deze in het midden gepositioneerde deelsnede erop aansluitende verdere deelsnedes in het foliemateriaal 1 aanbrengen, zodat een volledige doorsnijding van de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 wordt gerealiseerd ter verkrijging 5 van een afzonderlijke hoesvormige folie-omhulling.

In de deelfiguur 5b wordt een schematische andere uitvoeringsvorm getoond, waarbij het eerste snij-element 14 een tweetal snijbladen 14'-14" bezit, gelijk aan het tweede snij-element 15 in de deelfiguur 5a. Het tweede snij-element 15 bezit een enkel, in het midden van de strook foliemateriaal 1 georiënteerd 10 snijblad 15'. Bij deze uitvoeringsvorm wordt in de eerste bedrijfsgang een tweetal deelsnedes 14'-14'’ aangebracht die in ieder geval de langsgerichte randen van de strook foliemateriaal 1 doorsnijden. De volledige doorsnijding wordt gecomplementeerd door de deelsnede aangebracht met het snijblad 15’ van het tweede snij-element 15.

15 In de deelfiguur 5c bezit elk snij-element 14-15 één enkel snijblad 14'-15' dat links danwel rechts (of rechts danwel links) ten opzichte van de doorlopende strook hoesvormig foliemateriaal 1 staat opgesteld.

Zoals duidelijk getoond en wellicht enigszins overdreven weergegeven in de deelfiguren 5a-5c zijn de snijbladen 14,-14’’-15’-15” zodanig ten 20 opzichte van elkaar en de doorlopende strook foliemateriaal 1 in de inrichting opgenomen dat de aldus aangebrachte deelsnedes elkaar gedeeltelijk overlappen voor het realiseren van een volledige doorsnijding.

25 1031597

Claims

1. Inrichting voor het uit een doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal vervaardigen van hoesvormige folie-omhullingen omvattende 5 toevoermiddelen voor het toevoeren van de doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal; snijmiddelen voor het aanbrengen van een snede over de volledige breedte van de strook hoesvormig foliemateriaal ter verkrijging van de afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen, alsmede 10 afvoermiddelen voor het uit de inrichting afvoeren van de afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen, waarbij de snijmiddelen tenminste twee ten opzichte van de vlakke strook hoesvormig foliemateriaal verplaatsbare snijelementen omvatten, waarbij elk snijelement is voorzien van tenminste één parallel aan althans een deel van de breedte van de strook uitstrekkend snijblad, 15 zodanig dat de afzonderlijke snijbladen van de snijelementen tijdens bedrijf in opeenvolgende snijbewerkingen over de gehele breedte van de strook meerdere op elkaar aansluitende deelsnedes in de strook hoesvormig foliemateriaal aanbrengen, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van tenminste één sensor ingericht voor het detecteren van op enige afstand van elkaar op de doorlopende strook 20 hoesvormig foliemateriaal aanwezige markeringen en het op basis van deze detectie afgeven van een meetsignaal, op basis waarvan de snijmiddelen de deelsnedes in de strook hoesvormig foliemateriaal aanbrengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat regelmiddelen zijn voorzien, welke op basis van het door de sensor afgegeven 25 meetsignaal, de opgegeven lengte van de te vervaardigen hoesvormige folie-omhullingen en de transportsnelheid van de strook hoesvormig foliemateriaal de snijmiddelen regelen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de snijbladen van de verschillende snijelementen althans gedeeltelijk overlappend op 30 elkaar aansluiten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat elk snijelement één snijblad omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tenminste één snijelement tenminste twee snijbladen omvatten. 1031597

6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snijelementen op enige afstand van elkaar langs de doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal zijn opgesteld gezien in de transportrichting van de doorlopende vlakke strook hoesvormig foliemateriaal 5

7. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de snijelementen elk roteerbaar zijn om een as parallel aan de breedte van de strook hoesvormig foliemateriaal.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de rotatie- snelheden van de snijelementen gelijk aan elkaar zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de rotatiesnelheid van elk snijelement tijdens één rotatiegang varieerbaar is.

10. Inrichting volgens conclusie 7, 8 of 9, met het kenmerk, dat de rotatiesnelheid van elk snijelement op het moment van het aanbrengen van de deelsnede nagenoeg gelijk is aan de transportsnelheid van de strook hoesvormig 15 foliemateriaal door de inrichting.

11. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen een geleidingselement omvatten, waarover tijdens bedrijf de strook hoesvormig foliemateriaal voerbaar is.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het 20 geleidingselement als een plat lichaam is uitgevoerd.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het geleidingselement zich tot voorbij de snijmiddelen uitstrekt gezien in de transportrichting van de strook hoesvormig foliemateriaal.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat ter plaatse 25 waar de snijbladen van de snijelementen door de strook hoesvormig foliemateriaal snijden geleidingselement-materiaal uit het geleidingselement is weggenomen.

15. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stroomafwaarts van de snijmiddelen gelegen gezien in de transportrichting van de strook hoesvormig foliemateriaal de inrichting is voorzien 30 van een spreidelement voor het openen van elk afzonderlijk platte hoesvormige folieomhulling.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het spreidelement in althans het vlak loodrecht op het vlak van de platte strook foliemateriaal verbreed is uitgevoerd.

17. Inrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het spreidelement in het vlak van de platte strook foliemateriaal verbreed is uitgevoerd.

18. Inrichting volgens conclusie 15, 16 of 17, met het kenmerk, dat het 5 spreidelement monteerbaar is op het geleidingselement.

19. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 15-18, met het kenmerk, dat nabij het spreidelement afvoermiddelen zijn opgesteld voor het uit de inrichting afvoeren van de gevormde afzonderlijke hoesvormige folie-omhullingen. 10 1031597