NL1031561C2 - Gewasdrager en gewasondersteuning. - Google Patents

Gewasdrager en gewasondersteuning. Download PDF

Info

Publication number
NL1031561C2
NL1031561C2 NL1031561A NL1031561A NL1031561C2 NL 1031561 C2 NL1031561 C2 NL 1031561C2 NL 1031561 A NL1031561 A NL 1031561A NL 1031561 A NL1031561 A NL 1031561A NL 1031561 C2 NL1031561 C2 NL 1031561C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holder
crop
substrate
funnel
gutter
Prior art date
Application number
NL1031561A
Other languages
English (en)
Inventor
Wim Nowe
Michael Somerwil
Wouter Roemer
Pieter Kloosterhuis
Cornelis Vreugdenhil
Original Assignee
Logiqs Agro B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Logiqs Agro B V filed Critical Logiqs Agro B V
Priority to NL1031561A priority Critical patent/NL1031561C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1031561C2 publication Critical patent/NL1031561C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/14Greenhouses
    • A01G9/143Equipment for handling produce in greenhouses
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G31/00Soilless cultivation, e.g. hydroponics
    • A01G31/02Special apparatus therefor
    • A01G31/04Hydroponic culture on conveyors
    • A01G31/042Hydroponic culture on conveyors with containers travelling on a belt or the like, or conveyed by chains
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02PCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES IN THE PRODUCTION OR PROCESSING OF GOODS
    • Y02P60/00Technologies relating to agriculture, livestock or agroalimentary industries
    • Y02P60/20Reduction of greenhouse gas [GHG] emissions in agriculture, e.g. CO2
    • Y02P60/21Dinitrogen oxide [N2O], e.g. using aquaponics, hydroponics or efficiency measures

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

GEWASDRAGER EN GEWASONDERSTEUNING
5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een gewasdrager zoals weergegeven in de aanhef van de navolgende conclusie 1.
Gewasdragers zijn op zichzelf algemeen bekend, bijvoorbeeld uit Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-1016960 ten name van Aanvraagster, welk document uitgaat 10 van gewashouders welke in een kas circuleren onder gebruikmaking van een systeem van sporen. Dergelijk gewashouders zijn doorgaans hetzij gevormd als open bak, waarin het gewas dan in potten is opgenomen, of als substraathouders voorzien van een enkele, door steunen, dooigaans in de vorm van wielen, ondersteunde substraatgoot waarin het substraat veelal in kunststofzakken is opgenomen.
15
De huidige aanvrage richt zich op een geheel nieuw type substraatdrager alsmede op een nieuw type kasteelt, in het bijzonder doch niet uitsluitend voor eenmalig oogstbare gewassen, in het bijzonder snijbloemen. Deigeiijke dragers · beschreven in niet vóórgepubliceerde aanvrage NL-A-1027094 ten name van Aanvraagster - zijn in 20 dwarsdoorsnede U-vormig en zeer klein van afmeting, en voor het overige relatief lang. Zoals uiteengezet in de niet vóórgepubliceerde aanvrage NL-A-1027095 wordt het gewas in het nieuwe systeem gedurende drie a vier keer per groeiperiode op verruimde onderlinge afstand geplaatst. In elk van daardoor gedefinieerde groeifasen is het gewas bij voorkeur in een afzonderlijke kasruimte opgenomen.
25
In essentie wordt dit nieuwe systeem mogelijk gemaakt door gebruikmaking van een in doorsnede relatief kleine substraatgoot, waarin een minimale hoeveelheid substraat van organisch materiaal is opgenomen en waarin nabij de onderzijde van dit substraat in de houder een ruimte is vrijgehouden voor het kunnen laten dóórstromen van door 30 het substraat via capillaire werking op te nemen vloeistof. Ten einde bij voorbeeld rotting te voorkomen staat het gewas niet in een permanente waterlaag, maar wordt slechts enkele keren per dag geirrigeerd door toediening van vloeistof aan een uiteinde van de doorstroomruimte.
f031561- 2
De onderhavige uitvinding heeft tot doel voor een dergelijk nieuw teeltsysteem verdergaande hulpmiddelen te verschaffen welke de wens om dit type teelt op moderne, economische wijze mogelijk maken verder ondersteunen, in het bijzonder onder gebruikmaking van het op zich bekende systeem van gewasroulatie binnen een 5 kas.
Conform de uitvinding wordt dit doel bereikt door toepassing van een gewashouder welke aan een wateropnemende uiteinde is voorzien van een zich overdwars uitstrekkende goot met althans overwegend trechtervormige profileringen. Op deze 10 wijze wordt op gunstige, relatief eenvoudige doch effectieve wijze de met de kastemperatuur variërende uitzetting of inkrimping in een rij gewashouders opgevangen ten opzichte van een conform het eveneens vernieuwd systeem waarin de houders met vaste water-afgeefpunten in een kas zijn opgenomen. De uitvinding heeft dan ook tevens betrekking op een gewashouder, in het bijzonder voorzien van 15 een of meer kenmerken conform het in het voorgaande beschrevene, voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van gewassen, daartoe voorzien van ten minste een tweetal over de lengte van de houder verdeelde, draaibare steunen voor passage over een ondersteunend spoor, welke houder is voorzien van een via poten op de houder afgesteunde gewasondersteuning, waarbij de houder aan zijn 20 wateropnemende uiteinde is voorzien van een zich overdwars uitstrekkende goot met althans overwegend trechtervormige profileringen.
Als verdere uitwerking van de hiervoor genoemde hoofdgedachte heeft een trechtervorm een in een uiteinde van een substraatgoot uitmondende opening. Ten 25 einde het aldus ter opvanging van uitzettingsverschijnselen gecreëerde vergroot opvangbereik optimaal te benutten heeft de trechtergoot, tussen de trechtervormen een relatief scherpe vorm.
Ter verdere optimalisatie van systeem en gewashouder is volgens een verdergaande 30 ontwikkeling van de uitvindingsgedachte de trechtergoot afneembaar aan de houder bevestigd. Op deze wijze kan relatief eenvoudig doch kostengunstig en efficiënt ingespeeld worden op gedurende het groeiseizoen te vergroten onderlinge hart· afstanden van de substraathouders. In dit verband bestaat een gunstige uitwerking eruit dat de goot een plaatdeel omvat waarmee deze aan de kopse zijde van de 35 houder al dan niet afneembaar is bevestigd.
3
Gezien de in het voorgaande geïndiceerde effect van de nieuwe teeltwijze van in het bijzonder eenmalig oogstbare snijbloemen, betreft de uitvinding dan ook niet alleen een gewashouder, doch ook een systeem ten behoeve van de mobiele teelt van 5 gewassen, in het bijzonder eenmalig oogstbare snijbloemen, voorzien van een onderlangs stromend irrigatiesysteem, in het bijzonder zoals aangegeven in de voorgaande beschrijving waarbij de toediening van water geschied met behulp van een trechtersysteen, in het bijzonder zoals in een of meer der voorgaande conclusies beschreven, en waarbij de watertoediening geschied met elk op een trechtergebied 10 genchte uitmondingen. Weer een verdergaande doorvoering van de hieraan ten grondslag liggende gedachte heeft geleid tot de maatregel dat het systeem meer uitmondingen omvat dan trechter-openingen. Op deze wijze wordt voorkomen dat een substraatgoot op enig moment buiten het bereik van vast opgestelde waterafgiftepunten zou kunnen komen.
15
Ter kwalitatieve complementering van het in het voorgaande beschreven systeem is het conform een nog verdergaande uitwerking van de uitvinding gunstig dat een trechteropening uitmondt in een, in het bijzonder uit kunststof vervaardigd, afneembaar eindstuk voor het afsluiten van een substraatgoot. Op deze wijze kan 20 enerzijds gericht water aan het onderlangs stromende irrigatiekanaal worden afgegeven, terwijl anderzijds het uit organisch materiaal bestaande substraat op optimale wijze tot vlak nabij het uiteinde van de substraatgoot kan worden aangebracht, dat wil zeggen zonder gevaar van wegspoelen. In een uitwerking van een dergelijk eindstuk, hier uitgevoerd als een inschuifstuk, sluit deze dan ook tevens 25 aan op een in de substraathouder opgenomen scheidingswand, sluit het eindstuk deze af, en omvat deze vanuit een wateropvangruimte een opening naar een onder het substraat verlopend irrigatiekanaal. Behalve aan de aanvoerende zijde kan een eindstuk eveneens aan het waterafvoerende uiteinde van een houder, op afneembare wijze zijn voorzien, in het bijzonder de substraathouder, althans de substraatruimte 30 daarvan aan het kopse eind afsluitend, meer in het bijzonder een gericht afvoer ten behoeve van het onderlangs lopende irrigatiekanaal vormend.
Conform een verder bijzonder aspect aan de huidige uitvinding omvat deze een houder waarin de steunen asymmetrisch over de lengte van de houder verdeeld zijn 35 opgenomen. Op deze onconventionele wijze wordt gunstigerwijs het gevaar beperkt 4 zoniet algeheel vermeden dat irrigatievlQeistof op storende wijze in een doorhangend deel van een in de gewashouder opgenomen substraathouder achterblijft, terwijl anderzijds toch een voor de teelt van eenmalige oogstbare gewassen zo nodige sterke beperking van gewicht en kosten wordt gerealiseerd.
5
De conform de huidige uitvinding ontwikkelde constructie kan behalve voor de in roulatie teelt nieuwe eenmalige gewassen in het algemeen worden ingezet waar gewasdragers een duidelijk tegenoverliggende opvoeizijde en afvoerzijde voor water hebben. In het algemeen is dit het geval waar irrigatie plaats vindt door langs stromen 10 langs de onderzijde van het gewas, hetgeen ook het geval kan zijn bij gewashouders met een gesloten bodem waarin bijvoorbeeld potplanten of meermalig oogstbare gewassen zijn opgenomen.
Conform een verdere uitwerking van de uitvinding is de meest nabij een lengte-15 uiteinde van de houder opgenomen steun, is opgenomen nabij een imgatiepunt van de houder. Op deze wijze wordt onder behoud van het voordeel van de huidige uitvinding reeds bij aanvoer van de gewasvloeistof een goede doorstroming verzekerd. Ter verder verbijzondering van de huidige constructie geldt in de lengterichting van de houder, dat de grootste afstand van een steun tot aan het meest nabije uiteinde van 20 de houder geringer is dan de onderlinge afstand tussen de steunen. Met deze maatregel wordt een goede afwatering conform de uitvinding verkregen en nochtans een kwalitatief goede constructie waarbij het gewicht van de houder noch immer zo goed, dat wil zeggen zo evenredig mogelijk over de steunen is verdeeld.
25 In het bijzonder, doch niet noodzakelijkerwijs uitsluitend wanneer de houder is bestemd voor een nieuwe teelt in de vorm van in de kas roulerende, eenmalig oogstbare snijbloemen is deze nabij de onderzijde voorzien van een in de langsrichting verlopende doorstroomruimte ten behoeve van irrigatie van het gewas vanuit het bewortelingsmilieu van het gewas. Op deze wijze kan van onderen af het 30 gewas geirigeerd worden zonder het gevaar planten te besproeien die daar niet tegen kunnen en zonder de noodzaak van dure dan wel omslachtige, de flexibiliteit van de houder beperkende waterleidingen langs de bovenzijde van het substraat.
Conform een voorkeursuitvoering wordt het gewas bijvoorbeeld enkele malen per dag 35 geïrrigeerd, en wel door middel van het aan een uiteinde van de substraathouder, aan 5 de doorstroomruimte toedienen van vloeistof, welke vloeistof aan het andere uiteinde van de substraathouder afvloeit, voor zover niet door middel van capillaire werking in het substraat opgenomen. In het bijzonder is de houder hierbij voorzien van specifieke trechterdelen, die het aan een uiteinde toegediende vocht gericht per houder verdeelt.
5
Ten aanzien van de volgens de uitvinding voorgeschreven asymmetrie in de ophanging van de houders, samenhangen met het uitgedachte systeem van onderlangs verlopende irrigatie, wordt verder in het algemeen gesteld dat een plaatselijk afschot van de houder voorzien van substraathouders, tussen de steunen 10 plaatselijk meer is dan de helft van het gemiddelde afschot over de houder. In combinatie met deze maatregel volgens de uitvinding zijn de steunen van een houder steeds zo opgesteld dat een kwalitatief goede afwatering is gewaarborgd. Bedacht dient hierbij te worden dat de houder volgens de uitvinding veelal gebruikt wordt, althans bestemd is voor opname van meerdere, eveneens relatief lange 15 substraathouders.
Een verdere bijzondere vernieuwing van de houder volgens de uitvinding betreft de plaatsing in de houder van de poten ten behoeve van een gewassteun, welke in de stand van de techniek sinds jaar en dag in de vier hoeken, dan wel verdeeld over de 20 zijkanten van een houder plaats vindt. In de huidige houder zijn de poten daarentegen althans in de breedterichting, centraal in de houder zijn opgenomen. Met deze nieuwe wijze van plaatsen wordt het mogelijk de relatief lange goten ofwel sub-houders voor bijvoorbeeld eenmalig oogstbare snijbloemen, doorgaans even lang als de houder, eenvoudig uit de houder te verwijderen, en wel zonder dat de gewassteun hierbij uit de 25 houder verwijderd hoeft te worden. Ook is het gewas voor zowel machinale als handmatige bewerking of anderszins zeer toegankelijk, hetgeen de bedrijfsmatige inzetbaarheid van dit type houder bevordert. De onderhavige uitvinding heeft dan ook eveneens betrekking op een gewashouder, in het bijzonder met kenmerken zoals in het voorgaande beschreven, voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van 30 gewassen, daartoe voorzien van ten minste een tweetal over de lengte van de houder verdeelde, draaibare steunen voor passage over een ondersteunend spoor, welke houder is voorzien van een via poten op de houder afgesteunde gewassteun, met het kenmerk, dat de poten, in de breedterichting, centraal in de houder zijn opgenomen.
6
Als verdergaande ontwikkeling van het hiervoor genoemd aspect van de uitvinding, zijn voorts de poten van de gewassteun ook in de langsrichting van de houder elk althans in wezen centraal op een helft van de gewashouder zijn opgenomen. Met deze maatregel wordt bereikt dat dat de poten elk althans in hoofdzaak centraal daarin een 5 helft van de gewassteun steunen. Deze centrale ondersteuning maakt het op zijn beurt mogelijk de gewassteun relatief licht uit te voeren, mede doordat ingezien is dat de maximale overhanging van de gewassteun, dat wil zeggen zonder ondersteuning, ten opzicht van de stand van de techniek veelal gehalveerd kan worden, althans dat minder steunen nodig zijn. Conform nog een verder aspect van de uitvinding omvat 10 deze dan ook een gewassteun welke wordt gevormd door een gaas, althans draadstelsel van stijf materiaal dat is samengesteld uit draden van onderscheidenlijke diktes. Met name zijn de overlangse draaddelen relatief dun ten opzichte van de overdwarse draden. Het geheel is, in het bijzonder ten gevolge van de toepassing van een centrale overlangse ligger, ondersteund en om zijn overlangse as ondraaibaar 15 gehouden door de poten, door deze maatregel relatief licht uitgevoerd.
Gezien de hier voomoemde verbijzondering van een gewasondersteuning en gezien dat de aanwezigheid hiervan met name in de snijbloementeett essentieel is, omvat de uitvinding dan ook tevens een gewashouder, in het bijzonder voorzien van kenmerken 20 conform het hiervoor beschrevene, voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van gewassen, daartoe voorzien van ten minste een tweetal over de lengte van de houder verdeelde, draaibare steunen voor passage overeen ondersteunend spoor, welke houder is voorzien van een via poten op de houder afgesteunde gewassteun, waarbij de gewassteun wordt gevormd door een gaas, althans draadstelsel van stijf 25 materiaal dat is samengesteld uit draden van onderscheidenlijke diktes. Met name in combinatie met een centrale overlangse ligger is conform de uitvinding een relatief zeer licht uitgevoerde gewasondersteuning gerealiseerd. Deze maatregel volgens de uitvinding bevorderd niet alleen de hanteerbaarheid van de houder met gewasondersteuning, maar beperkt ook het materiaalgebruik en beperkt ook het 30 maximale momentum dat bij verzwenkingen van de houder op de poten ofwel staanders van de gewasondersteuning wordt uitgeoefénd. In de bevoorkeurde uitvoering zijn dan ook de draden in overdwarse richting afgesteund op de ligger, en de draden in overlangse richting op de overdwarse draden. In dit laatste verband zij opgemerkt dat ondersteunen tevens het op gevlechte wijze aangebracht zijn van de 7 draden omvat, doch dat de voorkeursconstructie het feitelijk volledig op elkaar gelegen zijn beslaat.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld 5 waarin:
Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een gewashouder volgens de uitvinding, weergegeven zonder substraatgoten voor welke deze als drager is bestemd;
Figuur 2 is een weergave conform figuur 1 met substraatgoten; 10 Figuur 3 is een wat groter detail een aanzicht van het kopse uiteinde van de houder volgens figuur 1, in het bijzonder het voor vocht-aanvoer bestemde uiteinde;
Figuur 4 is een bovenaanzicht van de nieuwe gewashouder; en
Figuur 5 is een zij-aanzicht van de nieuwe gewashouder;
Figuur 6 is een illustratie van het verloop van de doorbuiging in de lengte van 15 een van substraatgoten en planten voorzien houder volgens de uitvinding;
Figuur 7 is een aanzicht in detail van het water opnemende uiteinde van de houder volgens de uitvinding; en
Figuur 8 is een perspectivisch bovenaanzicht van het water opnemende uiteinde van de nieuwe houder.
20 In de figuren zijn overeenkomstige constructieve delen met gelijke verwijzingstekens aangeduid.
Figuur 1 toont een nieuwe gewashouder 1 volgens de uitvinding, in het bijzonder doch niet uitsluitend geschikt voor een nieuw systeem dat het mogelijk maakt 25 eenmalig oogstbare snijbloemen thans ook, en wel op nog meer economische wijze, in een systeem voor roulerende gewasteelt op te nemen.
De nieuwe houder omvat een op zich bekend raamwerk 2, voorzien van draaibare steunen ofwel wielen 10 voor het kunnen laten bewegen van de houder over 30 een althans deels buisvormig uitgevoerd systeem van sporen in een kas. Het raamwerk 2 is voorzien van overdwarse balken 11 een ten minste twee waarvan elk een paar wielen 10 - zie figuren 3, 4 en 7 - is bevestigd. De wielen zijn zo aangebracht dat de houder, althans in een rij in een teeltruimte, met zijn overlangse richting dwars over het spoor voor de wielen 10 beweegt.
35 8
Figuur 2 toont de houder 1 in een toestand waarin deze is gevuld met uitneembare substraathouders 4, waarin in dit voorbeeld eenmalig oogstbare snijbloemen groeien en waarin daarbij organisch substraat is opgenomen. De substraathouders 4 zijn relatief smalle, tot 60 mm brede, langwerpige U-vormige 5 profielen. In de profielen is een hier V-vormig geprofileerde scheidingwand 19 - figuur 8 - opgenomen voor het zodanig ophouden van het substraat dat irrigatievloeistof langs de onderzijde van het substraat kan stromen en daarmee in contact kan komen. De scheidingswand is hiertoe dan ook - hoewel niet weergegeven in de figuren -geperforeerd uitgevoerd. De substraathouders 4 rusten overigens op de overdwarse 10 balken 11 van de gewashouder.
De figuren 1 en 2 tonen tevens een optionele, bij de teelt voor eenmalige gewassen veelal gewenste gewasondersteuning 3, welke als zodanig algemeen bekend is. De figuren tonen dat de op zichzelf bekende gewasondersteuning in het 15 nieuwe systeem slechts door in de overdwarse richting centraal opgenomen poten 5 -figuur 3 - wordt opgehouden. Met deze maatregel zijn de substraathouders 4 goed benaderbaar voor mens en machine, en tevens ook goed plaats- en uitneembaar in en uit de houder 2. Figuur 1 illustreert in dit verband nog dat de poten 5 zijn opgenomen ter plaatse van de ondersteuning van de houder door rolsteunen 10.
20
Figuur 3 illustreert het voorgaande in nader detail, met een aanblik van een kops uiteinde van de houder, in het bijzonder vanuit het uiteinde voorzien van wateropnemende middelen 14. Dit aanzicht illustreert tevens een verdere verbijzondering van de nieuwe gewasondersteuning 4, en wel in het daarin zijn 25 opgenomen van een centrale ligger 6, welke overdwarse draden 7 ondersteunt, welke op hun beurt overlangse draden 8 ondersteunen. Met een dergelijke constructie kan het geheel van het gaaswerk - in casu met ligger 6 - zeer licht worden uitgevoerd, dat wil zeggen met relatief dun uitgevoerde overdwarse draden of stangen 7, en weer nog dunner uitgevoerde overlangse draden of stangen 8.
30
Figuur 4 toont het bovenaanzicht van de nieuwe houder en specificeert over een buis lopende wielen 10A, en wielen 10B, elk bestaande uit een paar onder een scherpe hoek opgestelde wielen voor het op de flanken van een buis afsteunen, en voor het in het spoor houden van de houder 1.
35 9
Oe figuren 4 en 5 tonen bij uitstek dat in het nieuwe systeem de wielen 10, anders dan tot noch toe gepraktiseerd en geleerd, asymmetrisch over de lengte van de houder 1 zijn verdeeld. Hierbij is de kortste overhanging van de houder gerealiseerd nabij het voor irrigatie voorziene uiteinde met de wateropvang 14. Het 5 middendeel van de houder, dat wil zeggen het deel tussen de twee wielenparen 10A en 10B is ook in de nieuwe houder als langste deel uitgevoerd, in het bijzonder conform de aan de hand van figuur 6 geïllustreerde, aan weer een verder aspect van de uitvinding ten grondslag liggende gedachte en uitgangsregel.
10 Figuur 6 illustreert een conform een verder aspect van de onderhavige uitvinding gestuurde doorzakking dan wel overhanging van de nieuwe houder 1. Ingezien is dat doorzakken ofwel doorbuigen bij de in de moderne kasteelt gewenste doorloopbreedtes - ofwel lengte van een houder - en de daarbij gewenste lichtheid van een houder een onvermijdelijk fenomeen is. Ten behoeve van de teelt van 15 ondertangse irrigatie is de ondersteuning zodanig asymmetrisch gemaakt dat de wateropnemende zijde altijd op een hoger punt terecht komt dan de waterafvoerende zijde en een punt 12 van de gewashouder ter plaatse van een van de draaiende steunen 10A en 10B. Aan de hand van de in deze figuur weergegeven, horizontaal verlopende isometrische lijnen en de grafiek 13 daarin welke over de lengte van de 20 houder de plaatselijke doorbuiging van de houder 1 weergeeft, valt op te maken dat het toegediende water, in deze grafiek ter rechterzijde - inderdaad naar het andere uiteinde zal toestromen, zelfs meer nog, het water over beide steunpunten 12 zal heenstuwen. Duidelijk is dat met de bedachte korte overhang aan een uiteinde een relatieve verhoging van dit uiteinde wordt bewerkstelligd waarconform de uitvinding 25 positief gebruik gemaakt van wordt. Aan het andere uiteinde is de overhanging zodanig lang, dat het middenstuk van de houder, dat wil zeggen tussen de steunen 10, niet overmatig diep doorbuigd, en wel ten gevolge van het gewicht van het langst overhangende uiteindedeel.
30 Figuur 7 illustreert in een aanzicht van een overlangse zijde van de houder, althans van het wateropnemende uiteindedeel daarvan, een detail-uitwerking van de uitvinding, waarbij de gewasondersteuning 3 niet verder steekt dan wateropneeminrichting 14 van de houder 1, welke nabij het kopse uiteinde daarvan daarin is opgenomen.
35 10
Figuur 8 illustreert het samenstel van de wateropneeminrichting 14 en de houder 1 meer in detail vanuit een perspectivisch bovenaanzicht Getoond wordt dat de inrichting 14 gevormd is door een overdwars zich uitstrekkende goot, waarin trechtervormige profileringen 15 zijn aangebracht. Deze zijn centraal voorzien van en 5 uitstroomopening 16, welke boven een uiteindedeel van een substraathouder 4 aanwezig is. De goot 14 is hier aan het kopse uiteinde bevestigd via een plaatdeel 18 waaruit dit ook als trechteigoot aangeduide deel hier is gevormd. De goot kan zowel uit plaatdeel als uit kunststof zijn gevormd. Door de aanwezigheid van de trechtergoot 14 wordt voorkomen dat bij het uitzetten of krimpen van rij gewashouders in de 10 teeltruimte van een kas, de substraathouders ten gevolge van het verplaatst raken ten opzichte van een vast in de kas opgestelde watertoevoer, geen water meer zouden ontvangen. De zich breed uitstrekkende trechterdelen 15 uit de trechtergoot vangen deze verplaatsing op, en garanderen daarmee een watertoevoer. De trechterdelen 15 zijn van vanuit een scheidingzone dan wel -lijn relatief scherp van elkaar gescheiden. 15 Deze overgansranden 17 zijn lager gelegen dan de maximale hoogte van de goot en bevinden zich in de ruimte tussen twee substraathouders 4. Aangezien deze ruimte in het bijzonder in het nieuwe systeem voor eenmalige gewassen gedurende het groeiseizoen wordt vergroot, is de trechtergoot bij voorkeur uitwisselbaar bevestigd, en omvat een dergelijk systeem het gebruik van trechtergoten met onderscheidenlijke 20 steek tussen afvoeropeningen 16. De vorm van de trechtergoot maakt het conform een verdere uitwerking van de uitvinding mogeiijk om meer toevoerstromen te doen uitkomen dan er uitstroomopeningen 16 zijn.
Figuur 8 toont verder de aanwezigheid van opzetstukken 20 voor een substraathouder 25 4. In deze afbeelding betreft het een opzetstuk, in dit voorbeeld beter gezegd inzetstuk, voor de wateraanvoerzijde, welke behalve een afsluitwand 21, een opvangruimte ten behoeve van trechteropening 16 omvat, welke ruimte een opening heeft naar de ruimte onder de in de substraathouder 4 en over vrijwel de lengte daarvan opgenomen, hier in hoofdzaak V-vormige, geperforeerde scheidingswand 19. 30 De afsluitwand 21 van het eindstuk heeft een V-vormig vlak voor het afsluiten van het einde van de scheidingswand 19 en voorkomt dat het substraat uit de houder 4 zou wegspoelen, ofwel maximaliseert de mogelijke opbrengst. Flappen aan het eindstuk, langs de rand van de afsluitwand en haaks daarop, ofwel in de lengterichting van de scheidingswand 19, zorgen voor overlap, ofwel een goede passing met de de 35 scheidingswand. Een eind- of inzetstuk is in het uiteinde van een houder 4 geschoven 11 en heeft bij voorkeur - hier V-vormige - vinnen 20 welke de scheidingwand 19 overlappen. De inzetstukken zijn bij voorkeur in kunststof uitgevoerd.
De uitvinding heeft behalve op het in het voorgaande beschrevene eveneens 5 betrekking op alle details in de figuren, althans voor zover deze onmiddellijk en eenduidig voor een vakman herleidbaar zijn, en op al hetgeen is beschreven in het navolgende stel conclusies.
103156Jr

Claims (30)

1. Gewashouder (1) voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van gewassen, daartoe voorzien van ten minste een tweetal over de lengte van de houder 5 (1) verdeelde, draaibare steunen (10; 10A, 10B) voor passage over een ondersteunend spoor, met het kenmerk, dat de houder aan een wateropnemend uiteinde is voorzien van een zich overdwars uitstrekkende goot (14) met althans overwegend trechtervormige profileringen (15).
2. Houder (1) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat een 10 trechtervorm (15) een in een uiteinde van een substraatgoot uitmondende opening (16) heeft.
3. Houder (1) volgens een der voorgaande betreffende conclusies, met het kenmerk, dat de trechtergoot, tussen de trechtervormen (15) een relatief scherpe, althans naar een uitstroomopening (16) toe afstromende vorm (17) heeft.
4. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de trechtergoot (14) aan de houder (1) is bevestigd.
5. Houder (1) volgens de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de goot een plaatdeel omvat waarmee deze, afneembaar aan de houder (1) is bevestigd, in het bijzonder aan de kopse zijde van de houder (2).
6. Systeem ten behoeve van de mobiele teelt van gewassen, in het bijzonder eenmalig oogstbare snijbloemen, voorzien van een onderiangs stromend irrigatiesysteem, in het bijzonder zoals aangegeven in de beschrijving en/of een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de toediening van water geschied met behulp van een trechtersysteem (14), in het bijzonder zoals in een of 25 meer der voorgaande conclusies beschreven, en waarbij de watertoediening geschied met elk op een trechtergebied (15) gerichte uitmondingen.
7. Systeem volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het systeem meer uitmondingen omvat dan trechtervormen (15).
8. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een 30 trechteropening (16) uitmondt in een, in het bijzonder uit kunststof vervaardigd, afneembaar eindstuk (20) voor het afsluiten van een substraatgoot (4). 10315 6 i-
9. Systeem volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het eindstuk (20) tevens aansluit op een in de substraathouder opgenomen scheidingswand (19), deze met een wand (21) afsluit, en vanuit een wateropvangruimte een opening omvat naar een onder het substraat verlopend 5 irrigatiekanaal.
10. Systeem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het water-afvoerende uiteinde van een substraathouder (4), een afneembaar eindstuk is voorzien, in het bijzonder de substraathouder, althans de substraatruimte (19) daarvan aan het kopse eind afsluitend.
11. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunen (10; 10A, 10B) asymmetrisch over de lengte van de houder (1) verdeeld zijn opgenomen.
12. Gewashouder (1), in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van gewassen, daartoe voorzien 15 van ten minste een tweetal over de lengte van de houder verdeelde, draaibare steunen (10; 10A, 10B) voor passage over een ondersteunend spoor, met het kenmerk, dat de steunen asymmetrisch over de lengte van de houder verdeeld zijn opgenomen.
13. Houder (1) (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meest nabij een 20 lengte-uiteinde van de houder (1) opgenomen steun (10A), is opgenomen nabij een irrigatiepunt (14) van de houder.
14. Houder (1) (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de lengterichting van de houder, de grootste afstand van een steun tot aan het meest nabije uiteinde van de houder geringer is dan de onderlinge afstand tussen de 25 steunen.
15. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is bestemd voor de roulerende teelt van eenmalig oogstbare snijbloemen.
16. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze nabij de onderzijde is voorzien van een substraathouder (4) met een in de 30 langsrichting verlopende doorstroomruimte ten behoeve van irrigatie van het gewas vanuit het bewortelingsmilieu daarvan.
17. Houder (1) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het gewas enkele malen per dag wordt geTrrigeerd door middel van het aan een uiteinde (14) van de substraathouder (4), aan de doorstroomruimte toedienen van vloeistof, welke aan het andere uiteinde van de substraathouder afvloeit, voor zover niet via 5 perforaties in een substraat ophoudende ofwel in een scheidingdswand (19), en door middel van capillaire werking in het substraat opgenomen.
18. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een plaatselijk afschot van de houder (1) voorzien van substraathouders (4), tussen de steunen (10A, 10B) plaatselijk meer is dan de helft van het gemiddelde afschot over 10 de houder (1).
19. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder gebruikt wordt, althans bestemd is voor opname van meerdere, eveneens relatief lange substraathouders (4).
20. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder is 15 voorzien van een via staanders (5) op de houder afgesteunde gewassteun, met het kenmerk, dat de staanders (5), in de breedterichting, centraal in de houder (1) zijn opgenomen.
21. Gewashouder (1), in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van gewassen, daartoe voorzien 20 van ten minste een tweetal over de lengte van de houder verdeelde, draaibare steunen (10; 10A, 10B) voor passage over een ondersteunend spoor, welke houder (1) is voorzien van een via staanders (5) op de houder (1) afgesteunde gewasondersteuning(3), met het kenmerk, dat de staanders (5), in de breedterichting, centraal in de houder (1) zijn opgenomen.
22. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de staanders (5) van de gewasondersteuning (3) in de langsrichting van de houder althans corresponderen met de plaatsing van de draaibare steunen (10A, 10B) van de gewashouder.
23. Houder (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 30 gewasondersteuning (3) wordt gevormd door een gaas, althans draadstelsel van stijf materiaal dat is samengesteld uit draden (7, 8) van onderscheidenlijke diktes.
24. Gewashouder (1), in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, voor gebruik in een kassysteem voor roulerende teelt van gewassen, daartoe voorzien van ten minste een tweetal over de lengte van de houder (1) verdeelde, draaibare steunen (10; 10A, 10B) voor passage over een ondersteunend spoor, welke houder is voorzien van een via staanders (5) op de houder afgesteunde gewasondersteuning (3), met het kenmerk, dat de gewasondersteuning (3) wordt gevormd door een gaas, 5 althans draadstelsel van stijf materiaal dat is samengesteld uit draden (7, 3) van onderscheidenlijke diktes.
25. Houder (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de gewasondersteuning (3) een centrale, overlangse ligger (6) omvat.
26. Houder (1) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk dat de ligger 10 (6) is bevestigd aan de staanders (5) van de gewasondersteuning (3).
27. Houder (1) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk dat de ligger (6) in aluminium is uitgevoerd.
28. Houder (1) volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk dat de gewasondersteuning (3) ten opzichte van de staanders(5) in hoogte verstelbaar is 15 opgenomen.
29. Houder (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de draden van het gaas in de overlangse richting (8) dunner zijn uitgevoerd dan de draden (7) in de overdwarse richting.
30. Houder (1) volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat de in overdwarse richting georiënteerde draden (7) zijn afgesteund op de ligger (6), en dat de in overlangse richting georiënteerde draden (8) op de overdwarse draden (7) zijn afgesteund. 103156 IS
NL1031561A 2006-04-10 2006-04-10 Gewasdrager en gewasondersteuning. NL1031561C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031561A NL1031561C2 (nl) 2006-04-10 2006-04-10 Gewasdrager en gewasondersteuning.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031561 2006-04-10
NL1031561A NL1031561C2 (nl) 2006-04-10 2006-04-10 Gewasdrager en gewasondersteuning.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1031561C2 true NL1031561C2 (nl) 2007-10-11

Family

ID=38740419

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031561A NL1031561C2 (nl) 2006-04-10 2006-04-10 Gewasdrager en gewasondersteuning.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1031561C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108761967A (zh) * 2018-07-18 2018-11-06 南京林业大学 观赏植物形态的图谱拍摄装置及图谱拍摄系统

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN108761967A (zh) * 2018-07-18 2018-11-06 南京林业大学 观赏植物形态的图谱拍摄装置及图谱拍摄系统

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1023219B1 (nl) Teelsysteem
US8984808B2 (en) Vertical planter tray system
JP2007167033A (ja) 育苗装置
NL1031560C2 (nl) Gewasdrager en gewasondersteuning.
NL1031561C2 (nl) Gewasdrager en gewasondersteuning.
KR101402563B1 (ko) 육묘 포트용 관수장치
KR101831294B1 (ko) 딸기 육묘용 장치
NL1027534C2 (nl) Teeltgoot voor het in een warenhuis ondersteunen van substraatmateriaal met een daarin groeiend gewas.
NL1031558C2 (nl) Gewasdrager en gewasondersteuning.
NL7902310A (nl) Watercultuureenheid.
BE1023221B1 (nl) Teelsysteem
NL1031559C2 (nl) Gewasdrager, gewasondersteuning en teeltsysteem.
US7082718B2 (en) Culture tray for the rooting of young plants
JP2000125665A (ja) 高設栽培装置及びその灌水制御方法
US3543437A (en) Device for removing roots and other material from hydroponic beds
GB2130465A (en) Process and apparatus for the soilless growing of plants
NL1027094C2 (nl) Werkwijze, kasinrichting, houder en scheidingselement voor de teelt van eenmalige snijbloemen.
NL8601543A (nl) Tafel voor planten.
NL1014398C1 (nl) Kweekinrichting.
PL190478B1 (pl) Płyta uprawowa do ukorzeniania rozsad i rząd płytuprawowych
NL1027095C2 (nl) Werkwijze en kasinrichting voor de teelt van eenmalige snijbloemen.
NL1002439C2 (nl) Werkwijze voor het telen van bloem- en bladdragende planten alsmede een daarbij te gebruiken kokervormig orgaan.
NL1040910B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het telen op water.
US1879784A (en) Flowerpot support and irrigating device
NL1010445C2 (nl) Gootconstructie, houder om te worden toegepast bij een dergelijke gootconstructie en werkwijze voor het kweken van planten onder toepassing hiervan.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20101101