NL1031509C2 - Spelinrichting voor één of meer personen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Spelinrichting voor één of meer personen.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op spe|inrichting voor één of meer 5 personen.

Spelinrichtingen voor het spelen van een spel voor één of meerdere personen zijn bekend in allerlei uitvoeringen en toepassingen. Bekende voorbeelden zijn bijvoorbeeld het gebruik van flipperkasten of tafelvoetbalspellen of tafeltennistafels waarin meerdere spelers tegen elkaar of met elkaar een 10 amusementsspel kunnen beoefenen. De uitvinding beoogt nu juist een nieuwe spelinrichting voor één of meerdere personen te verschaffen waarbij de persoon actief deel neemt aan het spel maar bovenal deel uitmaakt van het spel.

Overeenkomstig de uitvinding wordt de spelinrichting hiertoe gekenmerkt totdat deze omvat een omsloten speloppervlak; tenminste één over het 15 omsloten speloppervlak verplaatsbare speleenheid, waarop tenminste één speler plaats kan nemen alsmede middelen ingericht voor het reduceren van de wrijving tussen het speloppervlak en de erover verplaatsbare speleenheid.

Met deze uitvoering wordt een interactief spelconcept ontworpen, waarbij de speler of spelers zelf actief deelnemen in het spel, hetgeen de perceptie 20 en spelvreugde aanzienlijk verbetert.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm omvat de wrijvingsreducerende middelen een groot aantal openingen in het speloppervlak, alsmede drukmiddelen voor het door de openingen leiden van een medium onder druk. Op deze wijze kan een speler zich met behulp van de speeleenheid op een wrijvingsloze wijze over het 25 speloppervlak verplaatsen, hetgeen de spelbeleving aantrekkelijk maar bovendien willekeurig qua richting en interactie maakt.

Bij een verdere uitvoeringsvorm is onder het speloppervlak tenminste één onder het speloppervlak uitstrekkende en door de drukmiddelen met behulp van het medium onder druk brengbare drukruimte aanwezig. Teneinde het 30 speloppervlak modulair uit te kunnen breiden c.q. te vergroten kan bij een bijzondere uitvoeringsvorm het speloppervlak zijn samengesteld uit meerdere aan elkaar koppelbare secties, waarbij elke sectie is opgebouwd uit een deelspeloppervlak met eronder uitstrekkend één of meer deeldrukruimtes.

Meer in het bijzonder zijn de openingen afsluitbaar om zo het 1031509- 2 verbruik van het medium onder druk zo efficiënt mogelijk te maken. Ook wordt hierdoor de effectiviteit van de wrijvingsreducerende middelen vergroot.

Meer specifiek is bij een uitvoeringsvorm hiervan aan de drukruimte-zijde rondom elke opening een door het medium onder druk 5 doorstroombare kamer aangebracht, waarin een bolvormig, onder invloed van het medium onder druk de opening afsluitend, element opneembaar is. Daarbij is de door het medium onder druk doorstroombare kamer samengesteld als een rondom de opening uitstrekkende opstaande rand.

Op deze wijze kan een effectief gebruik van het medium onder druk 10 worden gebruikt, zonder een al te groot verlies van onbenut medium onder druk, zodat de spelbeleving en de interactie van de speleenheid met de erop geplaatste speler aanzienlijk wordt verbeterd.

Meer specifiek is bij een uitvoeringsvorm de diameter van de opening kleiner dan de diameter van het bolvormige afsluitelement. Daarbij wordt de 15 verbeterde functionaliteit c.q. interactie tussen de speleenheid en het speloppervlak en de functionaliteit van de wrijvingsreducerende middelen verder verbetert doordat onder invloed van het medium onder druk het bolvormige afsluitelement gedeeltelijk door de opening tot boven het door het speloppervlak gevormde vlak reikt.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm omvat de speleenheid een 20 vlakke op het speloppervlak afsteunende steunplaat. Daarbij is op de steunptaat tenminste één zetel voor tenminste één speler bevestigd, en verder is voor de bescherming van de op de speleenheid aanwezige speler op de steunplaat een als afscherming voorde speler fungerend raamwerk bevestigd.

Ten behoeve van een verdere meer interactieve spelbeleving, 25 omvat de spelinrichting de spelinrichting in het omsloten speloppervlak opstelbare interactiemiddelen, welke interactiemiddelen zijn ingericht voor het beïnvloeden van de verplaatsing van de speleenheid over het speloppervlak.

Op deze manier kan de verplaatsing van de speleenheid met de erop geplaatste speler willekeurig beïnvloed worden, hetgeen de spelbeleving meer 30 aantrekkelijk maakt.

Bij specifieke uitvoeringsvoorbeelden zijn de interactiemiddelen vast in het omsloten speloppervlak opgesteld, of waarbij de interactiemiddelen over het omsloten speloppervlak verplaatsbaar zijn.

Eventueel kunnen de spelinteractiemiddelen deel uitmaken van de 3 speleenheid, waarbij bij een specifieke uitvoeringsvorm de interactiemiddelen tenminste één elastisch of verend contactelement omvatten of de interactiemiddelen tenminste één bekrachtigbaar uitzetelement omvatten. Bovengenoemde uitvoeringsvoorbeelden beïnvloeden op een efficiënte maar bovenal willekeurige en 5 derhalve aantrekkelijke wijze de verplaatsing van de speleenheid over het speloppervlak en zodoende de spelbeleving voor de speler.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm wordt deze gekenmerkt doordat het uitzetelement deel uitmaakt van een zuiger/cilinder-combinatie, waarbij eventueel de interactiemiddelen zijn uitgevoerd als een opstaande, het 10 speloppervlak omgevende rand.

Verder kan voor het beïnvloeden van de verplaatsing van de speleenheid over het speloppervlak de inrichting zodanig zijn ingericht, dat het omsloten speloppervlak een hellingshoek met de horizontaal maakt, en waarbij eventueel de hellingshoek instelbaar is.

15 De uitvinding zal aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekeningen achtereenvolgens toont in: figuur 1 een bovenaanzicht van een spelinrichting overeenkomstig de uitvinding; figuren 2A en 2B dwarsdoorsneden van verschillende 20 uitvoeringsvormen van een spelinrichting zoals getoond in figuur 1; figuren 3A-3C verschillende deelaanzichten van een spelinrichting overeenkomstig de uitvinding; figuren 4A en 4B verschillende uitvoeringen van speleenheden voor toepassing in een spelinrichting overeenkomstig de uitvinding; 25 figuur 5 nog een ander deelaspect van een spelinrichting overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de navolgende figuurbeschrijving de in de verschillende figuren getoonde overeenkomende onderdelen met identieke referentie-cijfers aangeduid.

30 In figuur 1 wordt schematisch een bovenaanzicht getoond van een spelinrichting overeenkomstig de uitvinding.

De spelinrichting 1 wordt gevormd door een speloppervlak 2 dat door middel van een afscherming of opstaande rand 1a is omsloten. Over het speloppervlak 2 is een speleenheid 5 verplaatsbaar, op welke speleenheid 5 één of 4 meer spelers kunnen plaatsnemen. De speleenheid 5 zal verderop in de beschrijving gedetailleerd worden toegelicht, maar is hier vooralsnog schematisch weergegeven.

Spelinrichting 1 is dusdanig uitgerust dat de speleenheid 5 en de erop geplaatste speler willekeurig over het speloppervlak 2 kan verplaatsen, welke 5 willekeurige verplaatsing het spel interactief maakt en ook de perceptie en de spelvreugde van de speler positief beïnvloedt.

Teneinde willekeurige onverwachte verplaatsingen van de speleenheid over het speloppervlak 2 mogelijk te maken is het speloppervlak 2 voorzien van wrijvingsreducerende middelen 3, welke hier schematisch zijn 10 weergegeven. De wrijvingsreducerende middelen 3 zijn op een dusdanige wijze in het speloppervlak 2 aangebracht dat zij een raster vormen, dat voor het begrip van de uitvinding schematisch is weergegeven aan de hand van de rasterlijnen 3a respectievelijk 3b. Hierbij wordt opgemerkt dat de wrijvingsreducerende middelen 3 zich bevinden op elk snijpunt van de rasterlijnen 3a en 3b.

15 Bij de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 1 bezit het speloppervlak 2 een opstelruimte 2a waar voor aanvang van het spel de één of meerdere speleenheden 5 staan opgesteld en met behulp van verderop in de beschrijving toe te lichten inbrengmiddelen 6 in beweging worden gebracht, waarna zij het speloppervlak 2 binnen kunnen treden.

20 Om de verplaatsing van de speleenheid 5 in het speloppervlak 2 te beïnvloeden, zijn op verschillende locaties in het speiopperviak interactie-middelen 4a-4b-4c opgesteld. Deze interactiemiddelen zijn in verschillende uitvoeringsvormen in het speloppervlak aangebracht en zullen verderop in de beschrijving gedetailleerd worden beschreven. Meer specifiek zijn de 25 interactiemiddelen 4c statisch van aard, daar zij enkel als een kaatsoppervlak fungeren, voor het van richting doen veranderen van de speleenheid 5 op het moment dat deze het interactiemïddel 4c raakt.

In de Figuur 1 zijn de interactiemiddelen 4c uitgevoerd als een vlak hoekelement, geplaatst in de hoeken van het speloppervlak 2, doch bij een andere 30 uitvoeringsvorm kunnen de interactiemiddelen 4c een gekromde vorm hebben, waardoor een minder schokkende verandering van de verplaatsingsrichting van de speleenheid over het speloppervlak 2 optreedt.

Bij andere uitvoeringsvormen zijn de interactiemiddelen 4a-4b actief uitgevoerd en vast danwel verplaatsbaar in het speloppervlak opgesteld.

5

Ten behoeve van een effectieve beïnvloeding c.q. interactie van de verplaatsing van de speleenheid 5 over het speloppervlak 2 kunnen de interactie-middelen 4a-4c zijn voorzien van ten minste één elastisch of verend contactelement. Zodoende wordt de interactie tussen de speleenheid 5 (en de erop verplaatste 5 spelen) en de interactiemiddelen niet als schokkend ervaren, hetgeen de spelbeleving in positieve zin beïnvloedt,

Bij de uitvoeringsvoorbeelden 4a en 4b kunnen de interactiemiddelen ten minste één bekrachtigbaar uitzetelement omvatten welke actief tegen de speleenheid 5 brengbaar is en zo de snelheid maar ook de richting van de 10 speleenheid 5 over het speloppervlak 2 actief beïnvloedt. Ook hierdoor neemt de spelbeleving toe als gevolg van deze interactieve spelvorm.

Doel van het spel is de speleenheid 5 gedurende een bepaalde periode in het speloppervlak 2 te handhaven, terwijl zijn verplaatsing door de verschillende interactiemiddelen 4a-4c wordt beïnvloed. Het speloppervlak 2 is ook 15 voorzien van een uitgang 2b, en op het moment dat de speleenheid 5 (hier aangeduid met 5”) het speloppervlak 2 via de uitgang 2b verlaat, is het spel voor de betreffende speler afgelopen en kan het spel worden voortgezet met een andere speler die op de speleenheid 5 in het opstelvlak 2a het speloppervlak 2 wordt ingevoerd.

20 De speleenheid 5" dat het speloppervlak 2 via de uitgang 2b heeft verlaten, kan met geschikte overbrengmiddelen 2c, bijvoorbeeld via een transportband, worden verplaatst naar het opstelvlak 2a. Onderwijl kan de in de speleenheid 5" aanwezige speler deze verlaten en kan een andere speler de speleenheid 5" bemannen c.q. betreden.

25 In de figuren 2a en 2b worden meer in detail uitvoeringsvoorbeelden getoond van de inrichting 1 zoals getoond in figuur 1 en meer in het bijzonder de werking van de wrijvingsreducerende middelen.

Zoals weergegeven in figuur 2a is onder het speloppervlak 2 een onder het gehele speloppervlak uitstrekkende drukruimte 7 aanwezig, welke 30 drukruimte 7 onder druk kan worden gezet met een medium onder druk. Hiertoe is de inrichting 1 eveneens voorzien van drukmiddelen 8, bijvoorbeeld een compressor, ventilator of pomp, die van buiten de inrichting lucht inneemt en deze onder druk verpompt naar de drukruimte 7.

Anderzijds kunnen bij een niet weergegeven uitvoeringsvorm onder 6 het speloppervlak 2 zich meerdere op elkaar aansluitende drukruimtes 7 uitstrekken, die elk afzonderlijk door een drukeenheid onder druk worden gebracht, of met elkaar in drukverbinding staan, zodat met één drukeenheid 8 kan worden volstaan om de drukopbouw in de verschillende drukruimtes te realiseren. Dit biedt 5 de mogelijkheid het speloppervlak modulair uit te breiden c.q. te vergroten, waardoor de spelinrichting meer veelzijdig kan worden aangepast naar verschillende spelconcepten.

Bij een andere functionele uitvoeringsvorm kan het speloppervlak 2 zijn samengesteld uit meerdere aan elkaar koppelbare secties, waarbij elke sectie is 10 opgebouwd uit een deelspeloppervlak met eronder uitstrekkend één of meer deeldrukruimtes.

Het spelconcept van de spelinrichting overeenkomstig de uitvinding is erop gericht dat het speloppervlak 2 is voorzien van een groot aantal openingen 3 die, zoals getoond in figuur 1, in een raster in het speloppervlak 2 zijn aangebracht 15 en in figuur 1 schematisch door de snijpunten van de rasterlijneh 3a en 3b worden weergegeven.

Onder verwijzing naar de figuren 3a-3c in combinatie met de figuren 2a-2b zijn de verschillende openingen 3 afsluitbaar door een bolvormig element 34 dat hiertoe opgesloten is in een kamer 33 die gevormd wordt door een 20 om de openingen 3 aangebrachte opstaande rand 31 (die voorzien is van een omgevormde opsluitrand).

Elke kamer 33 is zodanig geconstrueerd dat deze via een kleine opening 32 vanuit de drukkamer 7 in open verbinding staat met de buitenomgeving boven het speloppervlak 2 via de openingen 3. In figuur 3a is de spelinrichting 1 en 25 in het bijzonder de wrijvingsreducerende middelen 3-30 in rust weergegeven, zodat door de afwezigheid van enige overdruk in de onder het speloppervlak 2 aanwezige drukruimte 7 de bolvormige elementen 34 onder invloed van de zwaartekracht een onderste stand innemen in de kamer 33.

Indien door de drukmiddelen 8 (compressor, ventilator of pomp) 30 lucht in de drukruimte 7 wordt gebracht (aangegeven met de referentiecijfers 8a), zal het medium onder druk trachten te ontsnappen via de openingen 32, de kamer 33 en de openingen 3. Het ontsnappen van overdruk vanuit deze openingen wordt tegengewerkt door de bolvormige elementen 34 die - zoals getoond in figuur 3b -door de overdruk omhoog verplaatst worden en de openingen 3 afsluiten. Op deze 7 wijze kan de lucht die onder druk wordt opgebouwd in de drukkamer 7 niet ontsnappen.

De wrijvingsreducerende middelen 3-30 zijn dusdanig geconstrueerd dat indien de speleenheid 5 op het speloppervlak 2 komt te rusten, 5 deze lokaal, namelijk ter plaatse waar het speloppervlak 5 contact maakt met het speloppervlak 2, de bolvormige elementen 34 tegen de overdruk die heerst in de drukruimte 7 indrukt, waardoor het medium onder druk via de opening 32 door de kamer 33 langs de bolvormige elementen 34 kan ontsnappen door de openingen 3. Door dit verschijnsel zal het medium onder druk (lucht) zich ophopen onder de 10 speleenheid 5, zodat een luchtkussen of luchtlaag 8a’ wordt gecreëerd, waarop de speleenheid 5 komt te zweven. Eventueel kan de lucht langs de zijkanten (aangeduid met referentiecijfer 8aH) ontsnappen.

Door de druk in de drukruimte 7 aan te passen c.q. te wijzigen, kunnen ook de omstandigheden waaronder de luchtlaag 8a’ onder de speleenheid 5 15 wordt gerealiseerd worden beïnvloedt en zodoende ook de wrijving en de snelheid waarmee de speleenheid 5 over het speloppervlak 2 kan verplaatsen. Een hoge luchtdruk realiseert een grotere (dikkere) luchtlaag 8a’ en dienovereenkomstig minder wrijving, terwijl een lagere luchtdruk een dunne luchtlaag 8a’ en derhalve meer wrijving veroorzaakt.

20 Hoewel in de Figuren 3a-3c de openingen 32 resp. 3 een verschillende diameter bezitten, verdient het bij een specifieke uitvoeringsvorm de voorkeur, dat de openingen 32 en 3 qua diameter even groot zijn.

Door bij voorkeur, en zoals weergegeven in figuur 2b, het speloppervlak 2 onder een hoek α ten opzichte van de horizontaal 10 op te stellen, 25 zal de speleenheid 5 onder invloed van deze zwaartekrachtcomponent zich over het speloppervlak 2 verplaatsen. Deze aanvullende functionaliteit beïnvloedt niet alleen de snelheid, maar ook de richting waarmee de speleenheid 5 zich over het speloppervlak 2 verplaatst. Daarbij zullen telkens lokaal bolvormige elementen 34 worden ingedrukt, zodat lucht vanuit de drukruimte 7 lokaal kan ontsnappen via de 30 betreffende kamer 33 en de desbetreffende aldus geopende openingen 3 voor het lokaal creëren van een luchtkussen waarop de speleenheid 5 komt te rusten c.q. te zweven.

Ingedrukte bolvormige elementen 34 zullen nadat de speleenheid 5 verder is verplaatst onder invloed van de in de drukruimte 7 heersende luchtdruk 8 door de luchtstroom 8a weer worden verplaatst naar de uitvoeringsvorm zoals getoond in figuur 3b en daarbij de opening 3 afsluiten. Op deze wijze wordt enkel ter plaatse waar de speleenheid 5 op het speloppervlak 2 rust en zodoende bolvormige elementen 34 indrukt een luchtkussen door de ter plaatse ontsnappende lucht 8a-5 8a'-8a“ gecreëerd, terwijl elders alle openingen 3 door hun overeenkomende bolvormige elementen 34 zijn ingedrukt en zodoende geen drukverlies kan optreden.

De hoekinstelling α kan door middel van geschikte hoekinstelmiddelen 9, bijvoorbeeld een hefinrichting, worden ingesteld, afhankelijk 10 van de gewenste spelperceptie c.q. spelinteractie die men met de spelinrichting 1 overeenkomstig de uitvinding wenst te spelen.

In figuur 4a wordt schematisch een eerste uitvoeringsvorm getoond van een speleenheid 5 zoals deze in de spelinrichting 1 overeenkomstig de uitvinding kan worden toegepast. Speleenheid 5 is voorzien van een vlakke, op het 15 speloppervlak 2 afsteunende steunplaat, waarop ten minste één zetel 52 is aangebracht, waarop een speler 60 kan plaatsnemen. Gelet op de aard van het spel is de zetel 52 voorzien van zogenoemde gordels 53 die omwille van de veiligheid door de speler 60 dient te worden gebruikt. Teneinde de veiligheid van de speler 60 verder te garanderen, kan ook op de steunplaat 50 een als kooiconstructie 20 fungerende afscherming 51 worden aangebracht.

Analoog aan de interactiemiddelen 4a en 4b kan de speleenheid 5 eveneens zijn voorzien van interactiemiddelen 40-40' die, zoals getoond in figuur 4a, met behulp van een bediening 45 door de speler 60 kunnen worden bediend c.q. bekrachtigd. Bij een andere uitvoeringsvorm kunnen de interactiemiddelen 40-40' 25 (of meerdere interactiemiddelen) op afstand door het publiek worden bekrachtigd en worden ingesteld.

Analoog aan de Interactiemiddelen 4a en 4b bezitten de interactiemiddelen 40-40' ten minste één bekrachtigbaar uitzetelement 41-41' dat bijvoorbeeld ook voorzien kan zijn van een elastisch of verend contactelement. Bij 30 voorkeur is het uitzetelement 41-41' gemonteerd op een as 42-42' die bijvoorbeeld deel uit kan maken van een zuiger-cilindercombinatie 43-43'. De bediening c.q. het bekrachtigen van de uizetelementen 41-41' vindt plaats bijvoorbeeld aan de hand van de bediening 45 die bekrachtigbaar is door de speler 60. De bediening 45 is daarbij door middel van signaalverbindingen 44-44' verbonden met de zuiger- 9 cilindercombinatie 43 respectievelijk 43'. Het is echter ook mogelijk om het in- en uitverplaatsen van het interactie- c.q. contactelement 41-41’ op andere wijzen dan door aan de hand van een zuiger-cilindercombinatie plaats te laten vinden.

Opgemerkt moet worden dat de inbrengmiddelen 6 als ook 5 interactiemiddelen 4a-4b die actief en vast danwel verplaatsbaar in het speloppervlak 2 zijn opgesteld op soortgelijke manier als getoond in figuur 4a kunnen zijn uitgevoerd. Daarbij wordt opgemerkt dat de interactiemiddelen 4b zoals getoond in figuur 1 kunnen worden voorzien van een als een vlak uitgevoerd uitzetelement zoals getoond in de figuur 4a.

10 In figuur 4b wordt (met corresponderende referentiecijfers) een andere, meer passief uitgevoerde speleenheid getoond, zonder de interactiemiddelen, zoals wel het geval bij de uitvoeringsvorm uit figuur 4a. Hier wordt een kuipstoel gebruikt en een andere kooiconstructie als veiligheidsmaatregel. Optioneel kan de speler 60 zijn voorzien van een 15 afstandbediening 45 voor het b.v. radiografisch bedienen van bijvoorbeeld de interactiemiddelen 4b nabij de uitgang 2b van het speloppervlak 2.

In figuur 5 wordt een uitvoeringsvorm van een interactiemiddel weergegeven, zoals dat in figuur 1 met het referentiecijfer 4a wordt aangeduid. Hierbij bezitten de interactiemiddelen 4a (in figuur 5 aangeduid met 40”) een ronde 20 vorm en is deze voorzien van in deze uitvoeringsvorm vier in- en uit verplaatsbare uitzetelementen 41a’‘-41d", die elk gemonteerd zijn op één of meerdere steunarmen 42a'‘-42d’\ De steunarmen 42a’‘-42d” zijn in- en uitverschuifbaar (zie de dubbele pijlen in figuur 5) met behulp van een bekrachtlgingseenheid 43” die bijvoorbeeld meerdere zuiger-cilindercombinaties kan omvatten. Echter ook hier 25 wordt opgemerkt dat de verplaatsing van de verschillende uitzetelementen 41a"-41d“ op verschillende wijzen kan geschieden.

Hoewel in figuur 5 een interactiemiddel 40" wordt getoond, voorzien van vier segmentvormige uitzetelementen, is het ook mogelijk om een dergelijk interactiemiddel te voorzien van twee, drie of meer dan vier uitzetelementen.

30 In het algemeen dienen de interactiemiddelen 40" autonoom te functioneren, dat wil zeggen dat op het moment dat een speleenheid 5 één van de uitzetelementen 41a"-41d’‘ raakt, het betreffende uitzetelement kort inveert en vervolgens onder invloed van de bekrachtlgingseenheid 43" versneld een buitenwaartse verplaatsing wordt opgedrongen. Hierdoor wordt de aldus aan het 10 uitzetelement 41 aM-41 d“ gegeven impuls overgedragen aan de speleenheid 5, zodat deze laatste als het ware door de inrichting 1 over het speloppervlak 2 wordt “gelanceerd”, bij voorkeur in een andere, willekeurige richting en met een andere verrassende snelheid.

5 Eventueel kunnen de verschillende interactiemiddelen 4a-4b op afstand door het publiek dat rondom het speloppervlak 2 aanwezig is de interactiemiddelen bedienen om zo zelf de verplaatsing van de speleenheid 5 en de erop aanwezige speler te beïnvloeden. Met name kunnen de spelinteractiemiddelen 4b nabij de uitgang 2b van het speloppervlak 2 door het publiek worden bediend om 10 zo een vroegtijdig verlaten van het speloppervlak 2 door de speleenheid 5 (en de erop geplaatste speler) te verijdelen.

15 1031509-

Claims (22)

1. Spelinrichting voor één of meer personen omvattende een omsloten speloppervlak; tenminste één over het omsloten speloppervlak verplaatsbare 5 speleenheid, waarop tenminste één speler plaats kan nemen; alsmede middelen ingericht voor het reduceren van de wrijving tussen het speloppervlak en de erover verplaatsbare speleenheid.

2. Spelinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de wrijvingsreducerende middelen een groot aantal openingen in het speloppervlak 10 omvatten, alsmede drukmiddelen voor het door de openingen leiden van een medium onder druk.

3. Spelinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het speloppervlak is samengesteld uit meerdere aan elkaar koppelbare secties, waarbij elke sectie is opgebouwd uit een deeispeloppervlak met eronder uitstrekkend één of meer deeldrukruimtes.

3. Spelinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat onder het speloppervlak tenminste één door de drukmiddelen met behulp van het medium onder druk brengbare drukruimte aanwezig is.

4. Spelinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de 20 openingen afsluitbaar zijn.

5. Spelinrichting volgens conclusie , met het kenmerk, dat aan de drukruimte-zijde rondom elke opening een door het medium onder druk doorstroombare kamer is aangebracht, waarin een bolvormig, onder invloed van het medium onder druk de opening afsluitend, element opneembaar is.

6. Spelinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de door het medium onder druk doorstroombare kamer is samengesteld als een rondom de opening uitstrekkende opstaande rand.

7. Spelinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de diameter van de opening kleiner is dan de diameter van het bolvormige 30 afsluitelement.

8. Spelinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat onder invloed van het medium onder druk het bolvormige afsluitelement gedeeltelijk door de opening tot boven het door het speloppervlak gevormde vlak reikt. 10315 09

9. Spelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de speleenheid een vlakke op het speloppervlak afsteunende steunplaat omvat.

10. Spelinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat op de 5 steunplaat tenminste één zetel voor tenminste één speler is bevestigd.

11. Spelinrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat op de steunplaat een als afscherming voor de speler fungerend raamwerk is bevestigd.

12. Spelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spelinrichting in het omsloten speloppervlak opstelbare 10 interactiemiddelen omvat, welke interactiemiddelen zijn ingericht voor het beïnvloeden van de verplaatsing van de speleenheid over het speloppervlak.

13. Spelinrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de interactiemiddelen vast in het omsloten speloppervlak zijn opgesteld.

14. Spelinrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de 15 interactiemiddelen over het omsloten speloppervlak verplaatsbaar zijn.

15. Spelinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de interactiemiddelen deel uitmaken van de speleenheid.

16. Spelinrichting volgens één of meer van de conclusies 12-15, met het kenmerk, dat de interactiemiddelen tenminste één elastisch of verend 20 contactelement omvatten.

17. Spelinrichting volgens één of meer van de conclusies 12-16, met het kenmerk, dat de interactiemiddelen tenminste één bekrachtigbaar uitzetelement omvatten.

18. Spelinrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het 25 uitzetelement deel uitmaakt van een zuiger/cilinder-combinatie.

19. Spelinrichting volgens één of meer van de conclusies 12-18, met het kenmerk, dat de interactiemiddelen zijn uitgevoerd als een opstaande, het speloppervlak omgevende rand.

20. Spelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het omsloten speloppervlak een hellingshoek met de horizontaal maakt.

21. Spelinrichting volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de hellingshoek instelbaar.

22. Speleenheid voor toepassing in een spelinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, zoals omschreven in de conclusies 9 tot en met 11. 5 10315 09