NL1031474C1 - Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas. Download PDF

Info

Publication number
NL1031474C1
NL1031474C1 NL1031474A NL1031474A NL1031474C1 NL 1031474 C1 NL1031474 C1 NL 1031474C1 NL 1031474 A NL1031474 A NL 1031474A NL 1031474 A NL1031474 A NL 1031474A NL 1031474 C1 NL1031474 C1 NL 1031474C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air
crop
holder
cooling
tubular elements
Prior art date
Application number
NL1031474A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerardus Johannes Wilhelm Peek
Martinus Johannes Klein
Original Assignee
Frans Van Zaal Totaal Techniek
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Frans Van Zaal Totaal Techniek filed Critical Frans Van Zaal Totaal Techniek
Priority to NL1031474A priority Critical patent/NL1031474C1/nl
Priority to PCT/NL2007/000081 priority patent/WO2007114688A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1031474C1 publication Critical patent/NL1031474C1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/24Devices or systems for heating, ventilating, regulating temperature, illuminating, or watering, in greenhouses, forcing-frames, or the like
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Of Plants (AREA)
  • Greenhouses (AREA)

Description

*
Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het telen van een gewas in een beschermd klimaat.
In een omgeving met een beschermd klimaat, zoals in een kas, is het bekend om gewassen te telen. Een dergelijk beschermd klimaat is ! 5 bedoeld voor het creëren van goede omstandigheden voor het gewas om snel en goed te groeien. Deze omstandigheden worden voor een belangrijk deel gevormd door een hoeveelheid licht en .door een luchtconditie.
De luchtconditie wordt onder andere bepaald door de temperatuur 10 van de lucht, de relatieve vochtigheid van de lucht en een CO2- concentratie in de lucht. Verder is gebleken dat luchtstroming langs het blad van het gewas de groei van het gewas stimuleert.
Het is békend om een buis met openingen onder een gewashouder te plaatsen, zodat lucht vanuit een centrale luchtbehandelings-15 inrichting van onder de gewashouder naar boven langs het gewas stroomt om zo een goed klimaat te creëren voor de groei van het gewas.
Het is echter een nadeel van de bekende techniek dat de behandelde lucht na het passeren van het gewas vrijelijk de 20 beschermde ruimte, i.e. de kas, in stroomt. Daarmee ontstaat een luchtcirculatie in de beschermde ruimte, waarbij zich in het bijzonder warme lucht die zich onder het dak van de beschermde ruimte bevindt, in de beschermde ruimte verdeelt, wat in het bijzonder in de zomer vervolgens extra koeling vraagt om de voor het gewas goede 25 temperatuur van de lucht te verschaffen.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze en inrichting te verschaffen waarbij lucht langs het gewas stroomt en daarbij zo min mogelijk de stromende lucht met warme lucht onder het dak te mengen voor het genereren van een geconditioneerde luchtlaag 30 in de omgeving van het gewas.
Het doel wordt bereikt met een werkwijze volgens conclusie 1.
In de werkwijze is het gewas geplaatst in een houder met een voor gas doorlaatbare bodem. Een dergelijke houder is op zich bekend. De bodem is bijvoorbeeld gevormd door gaas en het gewas staat in een pot of 1031474
_ __ __ J
- 2 - bak (tray) in een voedingsbodem. De houder is ten minste gedeeltelijk gevuld met een aantal van dergelijke potten en/of bakken. Lucht kan derhalve van onder de houder door het gaas en langs de potten of bakken naar boven langs het gewas stromen.
5 In de werkwijze volgens de uitvinding wordt een luchtstroom in een kringloop gegenereerd waarbij de lucht van onder de houder naar boven langs het gewas stroomt en van boven het gewas langs de houder weer naar onder de houder stroomt. Zo ontstaat een relatief korte (circulatie)kringloop om de houder en het gewas. Deze kringloop wordt 10 met voordeel gebruikt, omdat zo een separate luchtlaag in de omgeving van de houder en het gewas kan ontstaan. Deze luchtlaag vermengt zich niet met de relatief warme lucht die zich direct onder het dak van de beschermde omgeving bevindt.
De kringloop van de luchtstroom loopt verder door een · 15 luchtbehandelingsinrichting voor het besturen van een conditie van de lucht. Hiermee kah de conditie van de lucht lokaal bestuurd worden.
De lucht kan geconditioneerd worden door koelen, verwarmen, ontvochtigen en/of bevochtigen. Indien verschillende gewassen, of dezelfde gewassen in.verschillende stadia van de groei, binnen 20 dezelfde beschermde omgeving.zijn geplaatst kan voor elk type gewas afzonderlijk de gewenste luchtconditië lokaal gegenereerd worden,
In een uitvoeringsvorm heeft de luchtbehandelingsinrichting een lage luchtweerstand voor de luchtstroom. De hierboven beschreven kringloop heeft een lage weerstand voor de luchtstroom, doordat 25 bijvoorbeeld geen gebruik wordt gemaakt van buizen voor het luchttransport. Derhalve vergt het genereren en in stand houden van de kringloop weinig energie, bijvoorbeeld elektrische energie. Een geschikte luchtbehandelingsinrichting heeft daarom bij voorkeur een lage weerstand. De lage weerstand kan bijvoorbeeld het. gevolg zijn 30 van toepassing van speciale materialen, een groot doorstroomoppervlak voor de lucht, en andere maatregelen die bekend zijn in de techniek, in het bijzonder de maatregelen die bekend zijn uit de.stromingsleer In een uitvoeringsvorm omvat de te besturen conditie van de lucht de temperatuur.van de lucht. De luchtbehandelingsinrichting kan 35 dan een verwarmingsinrichting voor het verwarmen van passerende lucht en/of een koelinrichting voor het koelen van passerende lucht omvatten.
In een uitvoeringsvorm omvat de te besturen conditie van de lucht de relatieve vochtigheid van de lucht. De luchtbehandelings-40 inrichting kan dan een bevochtigingsinrichting voor het verhogen van - 3 - de relatieve vochtigheid en/of een ontvochtigingsinrichting voor het verlagen van de relatieve vochtigheid omvatten.
Verder kan de werkwijze het besturen van een C02-concentratie in de lucht en/of het besturen van een hoeveelheid licht omvatten. Ook 5 andere parameters die van invloed zijn op de groei van het gewas kunnen bestuurd worden.
In een verder aspect verschaft de onderhavige uitvinding een inrichting voor het telen van een gewas in een beschermd klimaat, bijvoorbeeld in een kas. De inrichting omvat een houder met een voor 10 gas doorlaatbare bodem voor het houden van het gewas; een lucht-verplaatsingsinrichting voor het genereren van een luchtstroom; en middelen voor het geleiden van de luchtstroom. De luchtverplaatsings-inrichting en de middelen voor het geleiden van de luchtstroom zijn zodanig gepositioneerd ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de 15 houder dat in bedrijf de luchtstroom in een kringloop circuleert, welke kringloop loopt van boven het gewas, langs de houder, . vervolgens onder de houder en door de bodem van de houder naar boven het gewas. Aldus is de inrichting geschikt voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.
20 Er. wordt opgemerkt dat de reeds stromende lucht eerder aangezogen wordt naar een luchtverplaatsingsinrichting dan stilstaande lucht. Dientengevolge zal de door de bodem naar boven stromende lucht eerder langs de houder en weer door de bodem verplaatst worden in vergelijking tot de boven in de kas stilstaande 25 lucht. Aldus is het mogelijk een lokale luchtstroomkringloop te genereren.
De inrichting omvat verder een luchtbehandelingsinrichting. De kringloop van de luchtstroom loopt door de luchtbehandelings- . inrichting voor het besturen van een conditie van de lucht. De 30 luchtbehandelingsinrichting kan bijvoorbeeld een verwarmings-inrichting voor het verwarmen van passerende lucht en/of een koelinrichting voor.het koelen van passerende lucht omvatten.
De luchtbehandelingsinrichting heeft in een uitvoeringsvorm een lage weerstand voor de luchtstroom. Bijvoorbeeld loopt de luchtstroom 35 langs een zijde van de houder, en strekt de luchtbehandelingsinrichting zich in hoofdzaak over de volledige lengte van genoemde zijde van de houder uit. Aldus wordt een groot stroomoppervlak door / langs de luchtbehandelingsinrichting verkregen.
De luchtbehandelingsinrichting kan in een uitvoeringsvorm een 40 aantal buisvormige elementen omvatten. De buisvormige' elementen zijn - 4 - ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur volledig, gevuld met een medium en de buisvormige elementen zijn verbonden met een koel- en/of verwarmingsinrichting voor het koelen en/of verwarmen van het medium.
In bedrijf wordt de luchtstroom langs de buisvormige elementen 5 geleid. De buisvormige elementen kunnen uitgevoerd zijn met oppervlakte vergrotende lichamen, zoals lamellen en dergelijke, voor een goede warmte-uitwisseling met de langsstromende lucht. Aldus j wordt de lucht gekoeld of verwarmd door de buisvormige elementen. De buisvormige elementen en mogelijke oppervlak vergrotende lichamen 10 zijn bij voorkeur zo ontworpen dat de lucht er met weinig weerstand langs kan stromen, terwijl een goede warmte-uitwisseling plaats kan vinden.
De koel- en/of verwarmingsinrichting kan een relatief zware, centrale inrichting zijn, waarbij slechts een inrichting benodigd is 15 voor het verwarmen of koelen van de kas. De koel- en/of verwarmingsinrichting kan ook een relatief lichte inrichting zijn, waarbij een aantal van dergelijke inrichtingen worden toegepast om op elke locatie de gewenste temperatuur te bereiken.
In een uitvoeringsvorm zijn de buisvormige elementen geplaatst 20 onder een rooster dat in .hoofdzaak naast de houder is geplaatst, welk rooster geschikt is voor het dragen van een persoon. Een looppad is in het algemeen verschaft aan ten minste een zijde van de houder, zodat een teler de gewassen in de houder van dichtbij kan bekijken.
Wanneer de buisvormige elementen onder het rooster geplaatst zijn, 25 kan lucht door het rooster stromen,'zodat de gewenste circulatiekringloop niet verstoord wordt. Het rooster heeft een zodanige sterkte en een zodanig sterke ondersteuningsconstructie dat een persoon over het rooster kan lopen. Aldus neemt de inrichting geen additionele ruimte in ten opzichte van de bekende stand van de 30 techniek. ,
In een uitvoeringsvorm zijn een eerste houder en een tweede houder aan weerszijden van het rooster en de buisvormige elementen geplaatst. De houders aan weerszijden vormen een trechtervorm waar de luchtstroom ingezogen kan worden en langs de buisvormige elementen 35 gevoerd kan worden.
De luchtverplaatsingsinrichting·kan stroomafwaarts ten opzichte van de buisvormige elementen zijn geplaatst,. waarbij tussen de luchtverplaatsingsinrichting en de buisvormige elementen een in hoofdzaak buisvormige ruimte is gevormd. Lucht wordt van boven de houder langs 40 de buisvormige elementen in de buisvormige ruimte geleid, van waaruit - 5 - de lucht door de luchtverplaatsingsinrichting wordt aangezogen en naar onder de houder wordt gevoerd.
Verder kan de inrichting een luchtbehandelingsinrichting omvatten die een bevochtigingsinrichting voor het verhogen van de 5 relatieve vochtigheid en/of een' ontvochtigingsinrichting voor het verlagen van de relatieve vochtigheid omvat.
In een uitvoeringsvorm is de luchtverplaatsingsinrichting nabij een eerste zijde van de houder geplaatst. De luchtverplaatsingsinrichting genereert een luchtstroom in de richting van een 10 tegenovergelegen tweede zijde van de houder. De luchtverplaatsingsinrichting heeft dan bij voorkeur een worp die in hoofdzaak overeenkomt met een afstand tussen de eerste zijde en de tweede zijde. De luchtstroming die gegenereerd wordt door de luchtverplaatsingsinrichting is in hoofdzaak parallel aan dé bodem 15 van de houder. De stroming neemt met de afstand tot de luchtverplaatsingsinrichting af. Aangezien de lucht door de bodem van de houder dient te stromen, dient de stroming parallel aan de bodem van de houder bij de tweede zijde klein te zijn, zodat de lucht door de bodem van de houder kan stromen en niet langs de tweede zijde van 20 de houder wegstroomt.
In een uitvoeringsvorm is de tweede zijde van de houder langs een gesloten wand geplaatst. Tussen de tweede zijde en de gesloten wand is dan bij voorkeur een afdichtingsmiddel aangebracht om stroming langs de tweede zijde te voorkomen, of althans zo klein 25 mogelijk te maken. Aldus wordt de lucht gedwongen door de bodem van de houder te stromen.
In een uitvoeringsvorm is de luchtverplaatsingsinrichting een ventilator.
Hierna wordt de uitvinding verder toegelicht aan de hand van in 30 de begeleidende tekeningen getoonde niet-beperkende uitvoeringsvormen, waarin gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar gelijke onderdelen, en waarin:
Fig. 1. .een circulatiestroomkring volgens een uitvoeringsvorm van de werkwijze van de uitvinding illustreert; 35 Fig. 2A en 2B respectievelijk een doorsnede en een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een constructie voor het dragen van een aantal gewashouders schematisch illustreren;
Fig. 3 een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding schematisch toont; - 6 -
Fig. 4 de werking van een ventilator in gebruik in een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding schematisch illustreert;
Fig. 5 een uitvoeringsvorm voor een koel- en/of 5 verwarmingsinrichting schematisch toont;
Fig. 6 een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding schematisch toont;
Fig. 7 een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding schematisch toont.
10
Fig. 1 toont een beschermde omgeving 10 met een beschermd klimaat, welke omgeving omsloten is door een gesloten constructie, bij voorkeur een glasconstructie zoals een kas 10A. In de kas 10A wordt een gewas 12 geteeld. Het gewas 12 is geplaatst in potten op 15 een houder 14. De houder 14 heeft een voor gas doorlaatbare bodem, bijvoorbeeld een bodem uit gaas of een bodem met geschikte perforaties. De houder 14 steunt op ondersteuningselementen, zoals poten 16. Optioneel kan een afdichtingsmiddel 18, zoals een schot of een zeil verschaft zijn onder een zijde van de houder 14.
20 Volgens een uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt een luchtcirculatiestroom 20A - 20D gegenereerd. Middelen voor het genereren van de luchtcirculatiestroom zijn niet in fig. 1 getoond, maar uitvoeringsvormen van dergelijke middelen zijn in figuren 3, 4 en 6 getoond en zijn in relatie tot genoemde figuren verder 25 beschreven.
In overeenstemming met de uitvinding stroomt lucht rond de houder 14 en het gewas 12 in de houder 14. Ter bevordering van de groei van het gewas 12 stroomt lucht 20A door de bodem van de houder 14. De opstijgende lucht 20B stroomt naar een zijde van de houder 14, 30 waarna de luchtstroom 20C langs de houder 14 gaat. Onder de houder 14 stroomt de lucht.20D verder in de richting van de bodem van de houder 14. Het optionele afdichtingsmiddel 18 kan voorkomen dat lucht onder de houder door stroomt en niet door de bodem langs het gewas 12 stroomt.
35 De luchtcirculatiestroom 20A - 20D blijft in hoofdzaak onder een niveau 22. De lucht boven het niveau 22 vermengt zich derhalve niet of nauwelijks met de circulerende luicht onder het niveau 22. Aangezien de lucht boven het niveau 22 zich direct onder het dak bevindt en aangezien warme lucht opstijgt, is de lucht boven het 40 niveau 22 relatief warm. De temperatuur van de lucht is mogelijk - 7 - zelfs te hoog voor een goede ontwikkeling van het gewas 12. Omdat deze warme lucht niet langs het gewas 12 stroomt, hoeft deze lucht niet of nauwelijks gekoeld te worden in het geval van (te) warme lucht. Aldus is minder energie nodig voor het koelen.
5 In fig. 2A en fig. 2B is een andere ondersteuningsconstructie voor de houder 14 getoond. De houder 14 is in de getoonde constructie verplaatsbaar over rails 30 met behulp van wielen 32 in de richting zoals aangegeven door pijl P (fig. 2B). In een andere uitvoeringsvorm kunnen andere middelen voor het verplaatsen van de houder 14 10 verschaft zijn. De rails 30 steunen op draagbalken 34. De draagbalken zijn ondersteund door zijpalen 36 en middenpaal 38.
In de lengterichting van de draagbalk 34 zijn twee houders 14 geplaatst en tussen de houders 14 is een looppad gevormd door draagpanelen 40. In de getoonde uitvoeringsvorm is de breedte van de 15 kas 10A (of een kaselement) gelijk aan de lengte van de draagbalk 34.
In de constructie volgens fig. 2A en 2B is er een open ruimte onder de houders 14, welke met voordeel gebruikt kan worden voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.
Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de 20 uitvinding voor gebruik in de constructie als getoond in fig. 2A en 2B. Twee houders 14 zijn naast elkaar geplaatst met ertussen een looppad gevormd door een looprooster 40. Het looprooster 40 is gas doorlaatbaar en biedt bij voorkeur zo min mogelijk weerstand tegen een luchtstroom 20C erdoorheen.
25 Onder het looprooster 40 is een koel- en/of verwarmingsblok 42 geplaatst. Het koel- en/of verwarmingsblok 42 omvat een aantal buisvormige elementen 44, welke geschikt zijn voor het transporteren van een gasvormig of vloeibaar medium, bijvoorbeeld water. Het koel-en/of verwarmingsblok 42 heeft een open structuur, zodat de 30 luchtstroom 20C - 20E zo min mogelijk weerstand ondervindt. De lucht stroomt evenwel langs de buisvormige elementen 44 en wordt daardoor verwarmd of gekoeld, afhankelijk van de temperatuur van de buisvormige elementen 44, welke temperatuur bepaald wordt door de temperatuur van het medium in de buisvormige elementen 44.
35 De luchtstroom 20C - 20E wordt gegenereerd door ventilatoren 46 die als luchtverplaatsingsinrichtingen verschaft zijn. De ventilatoren 46 zijn onder een zijde' van de houder 14 geplaatst. De opening onder de zijde van de houder 14 wordt verder afgedicht door het koel- en/of verwarmingsblok 42 en een afdichtingsmiddel 48A of 40 48B, waardoor een buisvormige ruimte tussen de ventilatoren 46 en het - 8 - blok 42 is gevormd. Door de in hoofdzaak afgesloten ruimte komt de door de ventilatoren 46 aangezogen lucht 20E van boven de houders 14 door het blok 42. De door de ventilatoren 46 aangezogen lucht 2ΌΕ wordt vervolgens door de ventilatoren 46 onder de houders 14 5 geblazen.
De afdichtingsmiddelen 48A of 48B scheiden de ruimten onder de eerste en de tweede houder 14, zodat geen ongewenste luchtstroom ontstaat. In een eerste uitvoeringsvorm is het afdichtingsmiddel 48A een recht hangend of met de bodem verbonden. In een andere 10 uitvoeringsvorm is het afdichtingsmiddel. 48B een flexibel materiaal zoals een zeil met eventueel een verzwaring, zodat dit materiaal tot op de bodem hangt. Een voordeel van de tweede uitvoeringsvorm 48B is dat een zeer goede afdichting bereikt kan worden, aangezien het afdichtingsmiddel 48B uit een stuk kan bestaan.
15 Een voordeel van de getoonde uitvoeringsvorm is de relatief lage luchtweerstand in de luchtcirculatiekring. Door de lage luchtweerstand is relatief weinig energie nodig om de kring in stand te houden. Uit berekeningen is gebleken dat tot ongeveer 80% minder energie nodig is voor het rond laten stromen van de lucht voor 20 klimaatbeheersing.
De aansluiting van het looprooster 40 en koel- en/of verwarmingsblok 42 op de houders 14 kan op verschillende wijzen zijn uitgevoerd. In een andere dan.de getoonde uitvoeringsvorm is het looprooster 40 bijvoorbeeld lager geplaatst en breder, zodat het 25 looprooster 40 zich tot onder de zijden vam de houders 14 uitstrekt. Verder kunnen geschikte afdichtingsmiddelen verschaft zijn bij de aansluiting om een ongewenste luchtstroom te.verhinderen, of althans zo klein mogelijk te maken. Een deskundige in de techniek is bekend met geschikte afdichtingsmiddelen voor dit doeleinde.
30 In plaats van de getoonde twee ventilatoren 46 is het ook mogelijk slechts een ventilator 46 te gebruiken, welke ventilator 46 dan onder het koel- en/of verwarmingsblok 42 geplaatst kan zijn, zodanig dat een luchtstroom gegenereerd door de ventilator 46 door het koel- en/of verwarmingsblok 42 loopt.
35 In plaats van de twee ventilatoren 46 tegenover elkaar geplaatst te hebben, zoals getoond is in fig. 3, kunnen de ventilatoren 46 ook verschoven liggen in de richting aangegeven door de pijl P (fig. 2B), zodat telkens aan de linker zijde of aan de rechter zijde van het looppad 40 een ventilator verschaft is.
- 9 -
Fig. 4 toont schematisch een ventilator 46, die onder een houder 14 is geplaatst, bijvoorbeeld in overeenstemming met de uitvoeringsvorm volgens fig. 3. De houder 14 kan een enkele houder 14 zijn of kan gevormd zijn door een. aantal naast elkaar geplaatste 5 houders. De ventilator 46 is geplaatst aan een eerste zijde van de houder 14, terwijl een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de houder 14 aan een wand 10B grenst. De wand 10B sluit onder de tweede zijde van de houder 14 de ruimte onder de houder 14 af, zodat niet of nauwelijks lucht onder de tweede zijde door stroomt.
10 Desgewenst kan een afdichtingsmiddel verschaft zijn tussen de tweede zijde van de houder 14 en de wand 10B. Een deskundige in de techniek is bekend met geschikte afdichtingsmiddelen voor dit doeleinde.
De ventilator 46 heeft een worp 50, die is aangeduid door middel van een streeplijn. De worp 50 van de ventilator 46 geeft aan 15 tot waar een luchtstroming ontstaat als gevolg van de werking van de ventilator 46. Bij voorkeur is de ventilator 46 zo geselecteerd, dat de worp 50 van de ventilator 46 tot aan de tweede zijde van de houder ; 14 komt. Aldus zorgt de ventilator 46 voor een luchtstroming vanaf de eerste zijde tot aan de tweede zijde van de houder 14, waardoor lucht 20 die door de bodem van de houder 14 dient op te stijgen zich onder de in hoofdzaak gehele houder 14 verdeelt.
Onder de derde en de vierde zijde van de houder 14 kan ook een afdichtingsmiddel verschaft zijn, maar een dergelijk afdichtingsmiddel is niet noodzakelijk, aangezien de ventilator 46 in 25 de richting van de tweede zijde blaast; in het bijzonder is het niet noodzakelijk wanneer er naast de derde en/of vierde zijde van de houder 14 nog een houder 14 met ventilator 46 is geplaatst, zoals getoond is in fig. 2B.
Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm van een koel- en/of 30 verwarmingsinrichting 51. De koel/verwarmingsinrichting 51 omvat een aantal koel- en/of verwarmingsblokken 42, zoals in doorsnede getoond in fig. 3. De blokken 42 omvatten een aantal buisvormige elementen (44, fig. 3). De lucht stroomt langs de buisvormige elementen voor koeling of verwarming. Het medium dat door de buisvormige elementen 35 stroomt, wordt aangevoerd via een aanvoerleiding 52 en afgevoerd na warmte-uitwisseling met de lucht via een afvoerleiding 54. De aanvoerleiding 52 en de afvoerleiding 54 zijn gekoppeld aan een centrale koel- en/of verwarmingsinrichting (niet getoond) voor het verwarmen of koelen van het medium..
- 10 -
De blokken 42 van de koel/verwarmingsinrichting 51 hebben elk een verbindingsleiding met de aanvoerleiding en een verbindingleiding met de afvoerleiding. In het blok 42 splitst elke verbindingsleiding zich in het aantal buisvormige elementen. De getoonde inrichting 51 5 voorkomt dat. bij het begin van de aanvoerleiding 52, waar het medium nog een lage c.q. hoge temperatuur heeft, het koel- respectievelijk verwarmi'ngsvermogen significant groter is dan richting het einde van de aanvoerleiding 52. Elk blok 42 krijgt bij de getoonde inrichting 51 het medium met een in hoofdzaak gelijke temperatuur aangevoerd, 10 zodat langs de inrichting 51 het vermogen overal ih hoofdzaak gelijk is.
Fig. 6 toont een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, In de getoonde uitvoeringsvorm is een eenheid 60 onder een houder 14 geplaatst. Een afdichtingsmiddel 15 48 kan tevens verschaft zijn onder een.of meer zijden van de houder 14. De eenheid 60 omvat ten minste een ventilator 46, of althans een luchtverplaatsingsorgaan, en een koel- en/of verwarmingsorgaan .42.
Een dergelijke eenheid 60 is als geheel commercieel verkrijgbaar. De eenheid 60 kan de gewenste circulatiestroom 20C - 20D om de houder 14 20 genereren en tevens de temperatuur van de passerende lucht besturen. De eenheid kan verder, of in plaats van het koel- en/of verwarmingsorgaan, een bevochtigingsorgaan, een ontvochtigingsorgaan en dergelijke omvatten.
Fig. 7 toont een aspect van de uitvinding, welk aspect in elke 25 hiervoor beschreven uitvoeringsvorm toegepast kan worden. Zoals in relatie tot fig. 1 beschreven kan een separate luchtlaag onderin de beschermde omgeving, i.e. in de kas, met de werkwijze volgens de uitvinding verschaft worden. Indien.de relatief warme lucht met voordeel gebruikt kan worden, bijvoorbeeld voor verwarming van de 30 circulerende lucht in.de winter, kan een afscheidingsmiddel 56 in de hoogte in het verlengde van de zijde van de houder 14 waarlangs de lucht stroomt geplaatst worden. Door het afscheidingsmiddel 56 zal de circulatiekring 20B-20F-20C-20D door de hogere laag boven het niveau 22 gaan stromen en aldus zich met de relatief warme lucht mengen.
35 In het bovenstaande is een werkwijze en een inrichting voor het genereren van een gewenst klimaat voor een gewas getoond en beschreven, waarbij lucht in een kring om een gewashouder 14 in een kas 10A, die een beschermd klimaat verschaft, stroomt. De kringloop loopt van boven het gewas 12, langs de houder 14, onder de houder 14 40 en door de bodem van de houder 14 naar boven het gewas 12. De - 11 - kringloop loopt verder door een luchtbehandelingsinrichting voor het conditioneren van de lucht, zoals koelen, verwarmen, ontvochtigen ; en/of bevochtigen. Zich boven een niveau 22 bevindende, stilstaande lucht vermengt zich niet of nauwelijks met de lucht in de kringloop.
. 5 Aldus, wordt er relatief weinig lucht verplaatst en is weinig vermogen nodig voor het verplaatsen van de lucht en . is er weinig vermogen nodig voor verwarmen en/o.f koelen van de lucht, terwijl groei van het gewas gestimuleerd wordt door de langs het gewas stromende lucht.
! i 1031474

Claims (18)

1. Werkwijze voor het telen van.een gewas (12) in een beschermd klimaat, waarbij het gewas (12) in een houder (14) met een voor gas doorlaatbare bodem is geplaatst, welke werkwijze omvat: het genereren van een luchtstroom (20) in een kringloop, waarbij .5 de kringloop loopt van boven het gewas (12), langs de houder (14), onder de houder (14) en door de bodem van de houder (14) naar boven het gewas (12), waarbij de luchtstroom verder door een luchtbehandelingsinrichting (42) voor het besturen van een conditie van de lucht loopt. 10
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de luchtbehandelingsinrichting een lage weerstand voor de luchtstroom heeft.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de te besturen conditie van de lucht de temperatuur van de lucht omvat en waarbij de luchtbehandelingsinrichting (42) een verwarmingsinrichting voor het verwarmen van passerende lucht en/of een koelinrichting voor het koelen van passerende lucht omvat. 20 .
4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de te besturen conditie van de lucht de relatieve vochtigheid van de lucht omvat en waarbij de luchtbehandelingsinrichting een bevochtigingsinrichting voor het verhogen van de relatieve 25 vochtigheid en/of een ontvochtigingsinrichting voor het verlagen van de relatieve vochtigheid omvat.
5. Inrichting voor het telen van een gewas (12) in een beschermd klimaat, de inrichting omvattende: 30 een houder (14) met een voor gas doorlaatbare bodem voor het houden van het gewas (12); een luchtverplaatsingsinrichting (46) voor het genereren van een luchtstroom; een luchtbehandelingsinrichting (42) voor het besturen van een 35 conditie van de lucht; en middelen voor het geleiden van de luchtstroom; waarbij de luchtverplaatsingsinrichting (46) en de middelen voor het geleiden van de luchtstroom zo'gepositioneerd zijn ten opzichte van 1 03 1 4 74 - 13 - elkaar en ten opzichte van de houder (14) dat in bedrijf de luchtstroom in een kringloop circuleert, welke kringloop loopt van boven het gewas (12), langs de houder (14), onder de houder (14) en door de bodem van de houder (14) naar boven het gewas (12)en waarbij 5 de kringloop van de luchtstroom verder loopt door de luchtbehandelingsinrichting.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de .luchtbehandelingsinrichting een lage weerstand voor de luchtstroom 10 heeft.
7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de luchtstroom langs een zijde van de houder loopt, en waarbij de luchtbehandelingsinrichting zich in hoofdzaak over de volledige 15 lengte van genoemde zijde van de houder uitstrekt.
8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7. waarbij de luchtbehandelingsinrichting een verwarmingsinrichting voor het verwarmen van passerende lucht en/of een koelinrichting voor het 20 koelen van passerende lucht omvat.
9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de luchtbehandelingsinrichting een aantal buisvormige elementen (44) omvat, welke buisvormige elementen ten minste gedeeltelijk gevuld zijn met een 25 medium en verbonden zijn met een koel- en/of verwarmingsinrichting voor het koelen en/of verwarmen van het medium, en waarbij in bedrijf de luchtstroom langs de buisvormige elementen wordt geleid.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de buisvormige 30 elementen voorzien zijn van middelen voor het vergroten van een oppervlak van de buisvormige elementen.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de buisvormige elementen geplaatst zijn onder een rooster (40) dat geplaatst is in 35 hoofdzaak naast de houder, welk rooster geschikt is voor het dragen van een persoon.
12. Inrichting volgens conclusie 9, 10 of 11, waarbij de luchtverplaatsingsinrichting stroomafwaarts ten opzichte van de 40 buisvormige elementen is geplaatst en waarbij tussen de lucht- - 14 - verplaatsingsinrichting en de buisvormige elementen een in hoofdzaak gesloten ruimte is gevormd waarbij lucht van boven de houder langs de buisvormige elementen door de luchtverplaatsingsinrichting wordt aangezogen. 5
13. Inrichting volgens een van de conclusies 5-12, waarbij de luchtbehandelingsinrichting een bevochtigingsinrichting voor het verhogen van de relatieve vochtigheid en/of een ontvochtigingsinrichting voor het verlagen van de relatieve 10 vochtigheid omvat.
14. Inrichting volgens een van de conclusies 5 - 13, waarbij de luchtverplaatsingsinrichting (46) nabij een eerste zijde van de houder is geplaatst en een luchtstroom in de richting van een 15 tegenovergelegen tweede zijde van de houder genereert, waarbij de luchtverplaatsingsinrichting een worp (50) heeft die in hoofdzaak overeenkomt met een afstand tussen de eerste zijde en de tweede zijde.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de tweede zijde langs een gesloten wand (10B) is geplaatst en waarbij tussen de tweede zijde en de gesloten wand een afdichtingsmiddel is aangebracht.
16. Inrichting volgens een van de conclusies 5 - 15, waarbij de 25 luchtverplaatsingsinrichting een ventilator (46) is.
17. Luchtbehandelingsinrichting voor conditioneren van lucht in een luchtstroom, waarbij de luchtbehandelingsinrichting een lage weerstand voor de luchtstroom heeft. 30
18. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie 17, waarbij de luchtbehandelingsinrichting een aantal buisvormige elementen omvat. 1 03 1 4 74
NL1031474A 2006-03-30 2006-03-30 Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas. NL1031474C1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031474A NL1031474C1 (nl) 2006-03-30 2006-03-30 Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas.
PCT/NL2007/000081 WO2007114688A1 (en) 2006-03-30 2007-03-22 Method and device for growing a crop

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1031474A NL1031474C1 (nl) 2006-03-30 2006-03-30 Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas.
NL1031474 2006-03-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1031474C1 true NL1031474C1 (nl) 2007-05-11

Family

ID=38171334

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031474A NL1031474C1 (nl) 2006-03-30 2006-03-30 Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1031474C1 (nl)
WO (1) WO2007114688A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP6699425B2 (ja) * 2016-07-25 2020-05-27 ダイキン工業株式会社 空調システム
WO2019039625A1 (ko) * 2017-08-23 2019-02-28 조영재 식물 공장
WO2021077197A1 (en) * 2019-10-22 2021-04-29 Harvest Hub Ltd. Plant-growing apparatus with gas cavity

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3824736A (en) * 1970-11-09 1974-07-23 Integrated Dev And Mfg Co Method and apparatus for producing plants
FR2598787A1 (fr) * 1986-05-14 1987-11-20 Giraud Serge Ecran thermique hydraulique reduisant les deperditions caloriques et frigorifiques dans une serre ou un batiment.
NL8602818A (nl) * 1986-11-07 1988-06-01 Ver Buizenfab Hijsbare inrichting voor het verwarmen van een kas.
NL1023434C2 (nl) * 2002-10-10 2004-04-14 Econcern B V Werkwijze voor het afvoeren van warme en/of vochtige lucht uit een ten minste deels gesloten kas.
NL1021628C2 (nl) * 2002-10-10 2004-04-22 Ecofys B V Werkwijze voor het kweken van gewassen en een stelsel daarvoor.
NL1021953C2 (nl) * 2002-11-19 2004-06-18 Ecofys B V Werkwijze en stelsel voor het ontvochtigen van lucht in een kas.

Also Published As

Publication number Publication date
WO2007114688A1 (en) 2007-10-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10278337B2 (en) Greenhouse and forced greenhouse climate control system and method
US11412668B2 (en) Greenhouse and forced greenhouse climate control system and method
JP3026253B2 (ja) 人工環境装置
NL1031474C1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het telen van een gewas.
NL1043187A (en) A greenhouse with air conduits for climate control
EP1945020B1 (en) System for conditioning crops
NL1037152C2 (nl) Warenhuis en werkwijze voor het circuleren van lucht in een warenhuis.
NL194529C (nl) Inrichting voor het kweken van een gewas in een in hoofdzaak gesloten ruimte.
JP5974481B2 (ja) 栽培施設
BE1026206B1 (nl) Kweekruimte voor verticale landbouw
US20220000045A1 (en) Climate cell for plant cultivation, having an optimized climate system
CA2592674C (en) Greenhouse and forced greenhouse climate control system and method
NL2027064B1 (en) Greenhouse with carbon dioxide dosing installation
NL2031803B1 (en) A greenhouse and a method for growing plants and/or vegetables in a greenhouse
JP2019041584A (ja) 植物栽培設備における人工受粉用車両
NL1038097C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor de beã¯nvloeding van het klimaat in een kas.
CA3164529A1 (en) Climate cell for cultivating plants in multiple layers having a space-saving and energy-saving climate system
JP2022026923A (ja) 栽培用ハウス
JP2021016358A (ja) 植物栽培装置、及び栽培工場での植物栽培方法

Legal Events

Date Code Title Description
V4 Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20120330