NL1031201C1 - Onderwerk voor schoeisel en schoeisel voorzien van een dergelijk onderwerk. - Google Patents

Description

Titel: Onderwerk voor schoeisel en schoeisel voorzien van een dergelijk onderwerk

De uitvinding betreft een onderwerk voor schoeisel voorzien van een zool en een hak, waarbij de zool een hieldeel, en een daarmee verbonden gelengdeel en een met het gelengdeel 5 verbonden teendeel omvat, waarbij de hak zich uitstrekt van het hieldeel tot aan een loopvlak en waarbij het onderwerk zodanig is uitgevoerd dat de lengte van de hak vanaf het hieldeel tot aan het loopvlak instelbaar is.

Een dergelijk onderwerk is bekend in de stand van de techniek. Het octrooi GB2393379A toont een onderwerk voor schoeisel waarbij de zool is opgebouwd uit 10 elementen die draaibaar met elkaar zijn verbonden. Aan de zool is een losneembare hak te bevestigen. De zool verkrijgt haar stijfheid door de bevestiging van de hak aan de zool. Aan de zool zijn hakken bevestigbaar met een verschillende lengte. Bij elke hoogte van de hak hoort een specifieke vorm van de zool, zodat de vorm van de zool in overeenstemming is met de hoogte van de hak die aan de zool is bevestigd.

15 Een belangrijk nadeel van het onderwerk volgens GB2393379A is het feit dat voor het veranderen van de hoogte van de hak losse elementen gebruikt worden. Een gebruiker moet een tweede hak meenemen om de hoogte van de hak in te stellen.

Een verder nadeel van de oplossing volgens GB2393379A is het feit dat het omschakelen van een eerste naar een tweede hakhoogte relatief gecompliceerd is. Om de zool 20 van het schoeisel volgens GB2393379A voldoende stijf te krijgen is het losse onderdeel relatief groot en zwaar.

Gezien de bovengenoemde nadelen, is het een doel van de uitvinding om te voorzien in een onderwerk volgens de inleiding waarbij een gebruiker de hoogte van de hak kan instellen op een gebruiksvriendelijke manier, waarbij bij voorkeur geen losse onderdelen 25 gebruikt worden.

Om dat doel te bereiken voorziet de uitvinding in een schoeisel volgens de introductie waarbij de hak in hoofdzaak de vorm heeft van een L met een eerste en een tweede hakdeel, elk aan het uiteinde voorzien van een loopvlak, waarbij de hak verplaatsbaar is van een eerste stand waarin het eerste hakdeel zich uitstrekt dwars op het hieldeel en waarin de hak het 30 hieldeel en het gelengdeel fixeert in een eerste onderlinge hoekstand, naar een tweede stand waarin het tweede hakdeel zich uitstrekt dwars op het hieldeel en waarin de hak het hieldeel en het gelengdeel fixeert in een tweede onderlinge hoekstand.

1031201 2

Door deze maatregel is het schoeisel volgens de uitvinding voorzien van een vaste hak die blijvend verbonden is met de zool. Om de hoogte van de hak in te stellen is het voldoende om de hak volgens de uitvinding van de eerste naar de tweede stand daarvan te verplaatsen.

De hak is zodanig uitgevoerd dat het schoeisel in de eerste stand van de hak voorzien is van 5 een relatief hoge hak en in de tweede stand van een relatief lage hak. De verplaatsing van de hak van de eerste naar de tweede stand zorgt er bovendien voor dat de hoek tussen het hieldeel en het gelengdeel van de zool wordt ingesteld. Dat wil zeggen dat die hoek optimaal is afgesteld op de hoogte van de hak, in beide standen, om een voldoende loopcomfort in beide standen te waarborgen.

10 Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de hak draaibaar verbonden is met de zool, waarbij het onderwerk voorzien is van grendelmiddelen voor het vergrendelen van de hak in de eerste en de tweede stand.

Daarbij is het mogelijk dat de hak draaibaar verbonden is met het gelengdeel, waarbij de grendelmiddelen zijn aangepast voor het fixeren van de hoekstand van de hak ten opzichte 15 van het gelengdeel.

Het effect van deze maatregel is, dat de hoek tussen de hak en het gelengdeel in beide standen van de hak is te vergrendelen, om een normaal gebruik van het schoeisel in beide standen te waarborgen.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de grendelmiddelen een nok omvatten en 20 een grendeluitsparing voor het ontvangen van die nok. Daarbij is het mogelijk dat de nok is verbonden met de hak, waarbij de grendeluitsparing is aangebracht in het hieldeel.

Door deze maatregel is het mogelijk de hak door middel van een vormgesloten aangrijping te vergrendelen. Het hieldeel wordt gebruikt als grendel om de rotatie of andere verplaatsing van de hak ten opzichte van de zool te voorkomen.

25 Volgens de uitvinding is het mogelijk dat het gelengdeel is voorzien van een verlenging in de vorm van een lip of tong, waarbij de hak is voorzien van een hakuitsparing voor het ontvangen van die lip of tong, waarbij de lip of tong samen met de hakuitsparing een rotatie van de hak ten opzichte van het gelengdeel mogelijk maken.

De lip of tong grijpt in in een uitsparing in de hak. De hak kan daardoor roteren om de 30 lip of tong. De lip of tong voorziet daardoor in een draaias die buiten het lichaam van het gelengdeel ligt. Op deze manier wordt een draaipunt gevormd tussen de hak en het gelengdeel zonder dat de beperkte dikte van het gelengdeel of de specifieke vorm daarvan een belemmering vormt voor de gewenste rotatie van de hak ten opzichte van de zool.

3

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat tenminste een gedeelte van het contactvlak tussen de lip of tong en de hakuitsparing cirkelvormig is uitgevoerd. De cirkelvormige baan van de uitsparing geleidt de draaibeweging van de hak ten opzichte van de zool.

5 Volgens een uitvoeringsvorm is het mogelijk dat de zool voorzien is van een cambreur, waarbij de lip of tong is verbonden met deze cambreur.

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat de zool is voorzien van een eerste zooluitsparing voor het daarin ontvangen van het loopvlak van het tweede hakdeel, in de eerste stand van de hak. Door deze maatregel wordt bereikt dat in de eerste stand van de hak, 10 waarbij een eerste loopvlak beschikbaar is onder het hieldeel, het tweede loopvlak, dat in deze stand geen actieve functie heeft, in de zool wordt ontvangen. Dat wil zeggen dat dit tweede loopvlak vanaf de buitenzijde van het schoeisel niet (hinderlijk) zichtbaar is. Bijvoorbeeld eventuele slijtage aan dit tweede loopvlak heeft geen negatief effect op het uiterlijk van de schoen in de eerste stand van de hak.

15 Ditzelfde geldt voor het gebruik van de hak in de tweede stand daarvan. Het eerste loopvlak is in dit geval ontvangen in de zool en heeft geen effect voor het uiterlijk van het schoeisel. Dit wordt bereikt doordat de zool is voorzien van een tweede zooluitsparing voor het daarin; ontvangen van het loopvlak van het eerste hakdeel, in de tweede stand van de hak. De tweede zooluitsparing is voorzien in het gelengdeel van de zool.

20 Volgens de uitvinding is er in voorzien dat het oppervlak van het loopvlak aan het uiteinde van het tweede hakdeel groter is dan het oppervlak van het loopvlak aan het uiteinde van het eerste hakdeel. Het relatief grote oppervlak van het tweede loopvlak zorgt in de eerste plaats voor voldoende stabiliteit in de lage stand van de hak. De stabiliteit wordt bereikt door een relatief breed oppervlak aan het uiteinde van het tweede hakdeel. Het grote oppervlak is 25 verder voordelig om overmatige slijtage van het loopvlak te voorkomen.

Volgens de uitvinding is het mogelijk dat de zool aan de onderzijde voorzien is van een bekleding van flexibel materiaal, zoals rubber. Een eerste effect van deze maatregel is het feit dat de zool aan de onderkant beschermd is tegen het binnendringen van vuil en vocht in de zool. De bekleding zorgt bovendien voor een egaal en ononderbroken uiterlijk van de zool. 30 Verder is het mogelijk dat de flexibele bekleding er voor zorgt dat de beweging van de onderdelen van de zool ten opzichte van elkaar en de hak niet belemmerd worden, in het geval vuildeeltjes in één van de uitsparingen van de onderdelen van het schoeisel ingevangen worden. De bekleding kan flexibiliteit leveren en de eventuele vuildeeltjes opnemen.

4

Volgens de uitvinding is het verder mogelijk dat de hoekstand tussen het teendeel en het gelengdeel instelbaar is. Dat wordt bijvoorbeeld bereikt doordat de zool in het gebied tussen het gelengdeel en het teendeel een flexibel materiaal, zoals rubber, omvat. Als alternatief is het mogelijk dat de zool is voorzien van een zoolelement, dat aan één einde 5 verbonden is met het teendeel en met een ander einde verbonden is met de hak, voor het met behulp van de hak instellen van een hoekstand tussen het teendeel en het gelengdeel, waarbij het zoolelement is uitgevoerd als een in hoofdzaak rekvrije band.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding is voorzien in schoeisel, voorzien van het onderwerk volgens de uitvinding.

10

De uitvinding zal hieronder, aan de hand van een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld, besproken worden aan de hand van de bijgaande figuren, waarbij:

Fig. 1 schematisch het onderwerk volgens de uitvinding toont in een eerste stand daarvan; 15 Fig. 2 schematisch het onderwerk volgens de uitvinding toont in de tweede stand daarvan;

Fig. 3 een mogelijke uitvoeringsvorm toont van het onderwerk volgens de uitvinding, waarbij de verschillende onderdelen van het onderwerk boven elkaar zijn afgebeeld;

Fig. 4, 5 en 6 de verschillende onderdelen toont volgens Fig. 3 in hun gemonteerde stand;

Fig. 7 een alternatieve uitvoeringsvorm toont voor het vergrendelen van de hak onder de zool 20 Fig. 8 een verder alternatief toont voor de vergrendeling van de hak onder de zool;

Fig. 9 een verder alternatief toont voor de vergrendeling van de hak onder de zool;

Fig. 10 een verder alternatief toont voor de vergrendeling van de hak onder de zool;

Fig. 11,12 en 13 een uitvoeringsvorm tonen van het onderwerk volgens de uitvinding, waarbij de zool is voorzien van een flexibel element, zoals een band, voor het instellen van de 25 hoek tussen het teendeel en het gelengdeel, bij het verplaatsen van de hak van de eerste naar de tweede stand;

Fig. 14,15,16 en 17 uitvoeringsvormen tonen van een schoeisel voorzien van het onderwerk volgens de uitvinding, waarbij het bovenwerk is aangepast aan de relatieve hoekverdraaiingen tussen het hiel-, geleng- en teendeel.

30

Fig. 1 toont schematisch het onderwerk 10 volgens de uitvinding. Het onderwerk 10 omvat een hieldeel 11 dat draaibaar verbonden is met een gelengdeel 12, via een scharnier 15.

5

Het gelengdeel 12 is aan het andere einde daarvan verbonden met een teendeel 13. Tussen het gelengdeel 12 en het teendeel 13 kan een scharnier aangebracht worden (niet afgebeeld).

Volgens Fig. 1 is het gelengdeel 12 via een flexibel gebied 14 aan het teendeel 13 verbonden. Het onderwerk 10 omvat verder een hak 16. De hak 16 omvat een eerste, relatief 5 lang hakdeel 21, aan het uiteinde voorzien van een eerste loopvlak 23 en een tweede hakdeel 22, aan het uiteinde voorzien van een loopvlak 24. Op de hak 16 zijn twee nokken 25 aangebracht (in Fig. 1 is slechts 1 nok 25 zichtbaar), die ontvangen worden in een uitsparing 26 in het hieldeel 11.

In het gelengdeel 12 is een cambreur 30 bevestigd, bijvoorbeeld met behulp van een 10 kleefstof. Aan het uiteinde van de cambreur 30 is een lip of tong 31 aanwezig die aangrijpbaar is aan de onderzijde van het hieldeel 11.

In de hak 16 is een uitsparing 17 aangebracht, voor het daarin ontvangen van de lip of tong 31 van de cambreur 30. De hak 16 kan roteren om het aangrijpingsoppervlak tussen de uitsparing 17 en de lip of tong 31 van een eerste stand, zoals weergegeven in Fig. 1, naar een 15 tweede stand (zie Fig. 2).

In de stand die is weergegeven in Fig. 1 zijn het hieldeel 11, het gelengdeel 12 en de hak 16 gefixeerd ten opzichte van elkaar, doordat de nok 25 vormgesloten in de uitsparing 26 is ontvangen. De uitsparing 26 heeft overstaande wanden 27 en 28 die enigszins taps toelopen, om enerzijds het ontvangen de nok 25 in de uitsparing te vergemakkelijken, en 20 anderzijds speling tussen de nok 25 en de wanden 27 en 28 te voorkomen op het moment dat de nok 25 in de uitsparing 26 wordt gedrukt. Daarbij kan in de uitsparing 17 van de hak 16 zich een verhoging 29 bevinden, die aansluit bij de positie van de lip of tong 31 van de cambreur 30. Deze verhoging 29 voorkomt mede de beweging van het gelengdeel 12 en de hak 16 ten opzichte van elkaar, op het moment dat de nok 25 zich in de uitsparing 26 bevindt. 25 In de in Fig. 1 afgebeelde stand sluiten het hieldeel 11 en het gelengdeel 12 een eerste onderlinge hoekstand ai in, die hoort bij een optimale onderlinge stand bij de hoogte van de hak 16 in de afgebeelde stand.

In Fig. 1 is verder te zien dat het tweede loopoppervlak 24 ontvangen is in een uitsparing 18 aan de onderzijde van het hieldeel 11.

30 In de in Fig. 1 afgebeelde stand kan een gebruiker op het onderwerk lopen, zonder dat deze het risico loopt dat de hak 16 ongewenst verplaatst wordt van de eerste stand naar de tweede stand (zie Fig. 2). De beweging van de hak naar de tweede stand is schematisch aangegeven met de pijl II in Fig. 1. De beweging van de hak 16 in de tegenovergestelde 6 richting III wordt tegengehouden door de vergrendeling in de nok 25 in de uitsparing 26. Verder wordt het uiteinde van de tong of lip 31 tegen het contactvlak 5 gedrukt. Dat wil zeggen dat ook de onderlinge kracht van de binnenzijde van de uitsparing 17 op de tong of lip 31 helpt om de beweging in de richting van pijl III tegen te gaan.

5 Om vanuit de eerste stand, de hak 16 te kunnen verplaatsen naar de tweede stand, wordt het hieldeel geroteerd om het draaipunt 15 ten opzichte van het gelengdeel 12. Door deze draaibeweging komt de nok 25 vrij uit de uitsparing 26 in het hieldeel 11. Daardoor wordt een rotatie van de hak 16 om de lip of tong 31 niet langer belemmerd. De hak 16 kan nu worden verplaatst naar de tweede stand daarvan, die is weergegeven in Fig. 2.

10 In Fig. 2 is het onderweik 10 volgens de uitvinding afgebeeld, waarbij de hak 16 vergrendeld is in de tweede stand daarvan. Het tweede hakdeel 22 strekt zich in deze stand dwars uit ten opzichte van het hieldeel 11. Daardoor is het tweede loopoppervlak 24 naar de actieve stand daarvan verplaatst. Het eerste hakdeel 21 strekt zich uit, in hoofdzaak parallel aan het gelengdeel 12. Het eerste loopoppervlak 23 aan het uiteinde van het eerste hakdeel 21 15 is in deze stand ontvangen in de uitsparing 19 in het gelengdeel 12.

Het hieldeel 11, het gelengdeel 12 en de hak 16 zijn in deze stand ten opzichte van elkaar gefixeerd met behulp van de nok 25 die in een tweede stand ontvangen is in de uitsparing 26, de overstaande wanden 27 en 28 grijpen aan op twee andere buitenwanden van de nok 25.

20 Daarbij sluit het uiteinde van de tong of lip 31 nu aan bij de andere kant van de verhoging 29. Mede hierdoor wordt beweging van het gelengdeel 12 ten opzichte van de hak 16 belemmerd, op het moment dat de nok 25 zich in de uitsparing 26 bevindt.

In Fig. 2 is te zien dat door de verplaatsing van de hak 16 van de eerste naar de tweede stand ook de onderliggende hoekstand α tussen het hieldeel 11 en het gelengdeel 12 is 25 veranderd. Hoek cfc is kleiner dan hoek 0¾ en is aangepast aan de lengte van de hak in de tweede stand van de hak 16 ten opzichte van de zool.

Opgemerkt wordt dat voor een optimaal loopcomfort ook de hoekstand tussen het teendeel 13 en het gelengdeel 12 ingesteld zou kunnen worden. Een mogelijke oplossing wordt bespoken aan de hand van de figuren 11, 12 en 13.

30 Als alternatief kan het teendeel 13 en de overgang tussen het gelengdeel 12 en het teendeel 13 zodanig flexibel uitgevoerd worden dat een hoekinstelling automatisch wordt bereikt onder invloed van het gewicht van de voet van een gebruiker.

7

De zool kan ter plekke van de overgang tussen het gelengdeel en het teendeel van een kromming worden voorzien, die ervoor zorgt dat de zool gemakkelijker omhoog buigt dan naar beneden. Deze kromming kan zodanig worden uitgevoerd dat de zool in de hoge stand een voldoende weerstand tegen doorbuiging naar beneden heeft zodat van een ‘neutrale stand’ 5 kan worden gesproken, terwijl de zool nog voldoende soepel is om in de lage stand onder het gewicht van de voet van de drager wel door te buigen.

In Fig. 3 is een mogelijke uitvoeringsvorm van het onderwerk 10 afgebeeld, in perspectief. Fig. 3 toont een zool die een hieldeel 11 omvat, een daarmee verbonden gelengdeel 12 en een daarmee verbonden teendeel 13. Verder toont Fig. 3 de cambreur 30, die 10 in een uitsparing in het gelengdeel 12 is geplaatst.

Aan de onderzijde van het hieldeel 11 zijn de uitsparingen 26 te zien waarin de nokken 25 van de hak 16 ontvangen worden. Als onderdeel van het hieldeel 11 wordt eventueel een metalen versteviging 40 voorzien. Deze versteviging 40 is bijvoorbeeld gevouwen uit staalplaat. De versteviging is voorzien van de uitsparingen 26. Dat wil zeggen dat de 15 uitsparing slijtvast is uitgevoerd.

Fig. 3 toont verder de hak 16 met eventueel een verstevigingelement 41, bijvoorbeeld van staal, voorzien van de nokken 25. De onderzijde van de zool wordt bekleed met behulp van een bekleding 42. Deze bekleding bestaat bijvoorbeeld uit een rubber.

De figuren 4, 5 en 6 tonen respectievelijk de cambreur 30, de hak 16 en het 20 verstevigingelement 41 in hun gemonteerde stand.

Fig. 7 toont een alternatieve vergrendeling voor de hak 16 in de uiterste standen daarvan, waarbij de vergrendeling plaatsvindt met behulp van een pengatverbinding. Deze pen is bijvoorbeeld veerbekrachtigd.

Fig. 8 toont een verdere alternatieve vergrendeling waarbij een vergrendelelement 50 25 in- en uitschuifbaar is, voor het in twee standen aangrijpen op de tong of lip 31, voor het daarmee vergrendelen van de hak 16 in de eerste of de tweede stand daarvan. Volgens Fig. 8 is de hak 16 draaibaar bevestigd aan het hieldeel 11.

Fig. 9 toont een alternatieve vergrendeling van de hak waarbij een vergrendelelement 51 wordt geklemd tussen hak 16 en hieldeel 11. De hak 16 is draaibaar bevestigd aan het 30 hieldeel 11. De draaiing tussen hak 16 en hieldeel 11 is alleen mogelijke wanneer het vergrendelelement 51 niet aanwezig is. Fig. 10 toont nog een alternatieve vergrendeling van de hak waarbij twee vergrendelementen 52 bevestigd zijn in de zool. De vergrendelelementen staan onder inwerking van een veerelement 53.

8

Wanneer het eerste hakdeel 21 of het tweede hakdeel 22 naar de opening 55 in de zool wordt bewogen, worden de vergrendelementen 52 tegen de inwerking van de veren 53 opzij gedrukt, zodat de hak in de uitsparing 55 ontvangen kan worden. In deze stand kan de hak alleen maar terugbewegen, wanneer de vergrendelelementen 52 worden ingedrukt.

5 De figuren 11,12 en 13 tonen uitvoeringsvormen van het onderwerk 10 volgens de uitvoering, waarbij onderwerk 10 is voorzien van een instelmechanisme voor het instellen van de hoek γ tussen het gelengdeel 12 en het teendeel 13. Het instelmechanisme omvat een element 60, zoals een band of koord, dat met een eerste uiteinde 61 is verbonden aan het teendeel 13. Het element 60 strekt zich uit vanaf de aanhechting 61 via het gelengdeel 12 in 10 de richting van een tweede aanhechting 62 met de hak 16.

In Fig. 12 is de hak 16 afgebeeld in de eerste stand daarvan. Wanneer de hak vanuit deze eerste stand bewogen wordt in de richting van de tweede stand (zoals afgebeeld in Fig. 13) wordt de tong of lip 31 van de cambreur 30 in de uitsparing 17 van de hak 16 gedrukt. Daarmee wordt spanning gezet op het element 60. Bij het toenemen van de spanning op het 15 element 60 wordt het teendeel naar een tweede stand daarvan getrokken, in welke tweede stand de hoek γ kleiner is dan de hoek γ zoals afgebeeld in Fig. 11.

In de figuren 14,15,16 en 17 worden verschillende uitvoeringsmogelijkheden getoond voor een bovenwerk voor een schoeisel die gebruikt kunnen worden samen met het onderwerk 10 volgens de uitvinding.

20 In Fig. 14 is een bovenwerk te zien waarvoor tenminste in de gebieden 70 en 71 een flexibel materiaal wordt gebruikt, zoals stretchleer, zodat het bovenwerk de hoekverdraaiing tussen het hiel-, geleng- en teendeel kan volgen.

Fig. 15 toont een schoeisel waarbij het bovenwerk is opengewerkt zodat het de hoekverdraaiingen tussen hiel-, geleng- en teendeel niet belemmert.

25 Fig. 16 toont een bovenwerk dat van plooien is voorzien zodat het de hoekverdraaiingen tussen hiel-, geleng- en teendeel kan volgen.

Fig. 17 toont een bovenwerk, waarvan de zijkanten opengewerkt zijn. Het deel van het bovenwerk dat aansluit op het hieldeel, en het deel van het bovenwerk dat aansluit op het teendeel zijn verbonden met twee banden. De banden zijn zodanig aangebracht ten opzichte 30 van de draaipunten in de zooldelen, dat hun lengte gelijk blijft in beide standen.

1031201

Claims (19)

1. Onderwerk voor schoeisel voorzien van een zool en een hak, waarbij de zool een hieldeel, en een daarmee verbonden gelengdeel en een met het gelengdeel verbonden teendeel 5 omvat, waarbij de hak zich uitstrekt van het hieldeel tot aan een loopvlak en waarbij het onderwerk zodanig is uitgevoerd dat de lengte van de hak vanaf het hieldeel tot aan het loopvlak instelbaar is, met het kenmerk, dat de hak in hoofdzaak de vorm heeft van een L met een eerste en een tweede hakdeel, elk aan het uiteinde voorzien van een loopvlak, waarbij de hak verplaatsbaar is van een eerste stand waarin het eerste hakdeel zich 10 uitstrekt dwars op het hieldeel en waarin de hak het hieldeel en het gelengdeel fixeert in een eerste onderlinge hoekstand, naar een tweede stand waarin het tweede hakdeel zich uitstrekt dwars op het hieldeel en waarin de hak het hieldeel en het gelengdeel fixeert in een tweede onderlinge hoekstand.

2. Onderweik: volgens conclusie 1, waarbij de hak draaibaar verbonden is met de zool, en waarbij het onderwerk voorzien is van grendelmiddelen voor het vergrendelen van de hak in de eerste en de tweede stand.

3. Onderwerk volgens conclusie 2, waarbij de hak draaibaar verbonden is met het 20 gelengdeel, waarbij de grendelmiddelen zijn aangepast voor het fixeren van de hoekstand van de hak ten opzichte van het gelengdeel.

4. Onderwerk volgens conclusie 2 of 3, waarbij de grendelmiddelen een nok omvatten en een grendeluitsparing voor het ontvangen van die nok. 25

5. Onderwerk volgens conclusie 4, waarbij de nok is verbonden met de hak, waarbij de grendel uitsparing is aangebracht in het hieldeel.

6. Onderwerk volgens één van de conclusie 3-5, waarbij het gelengdeel is voorzien van een 30 verlenging in de vorm van een lip of tong, waarbij de hak is voorzien van een hakuitsparing voor het ontvangen van die lip of tong, waarbij de lip of tong samen met de hakuitsparing een rotatie van de hak ten opzichte van het gelengdeel mogelijk maken. 1031201

7. Onderwerk volgens conclusie 6, waarbij tenminste een gedeelte van het contactvlak tussen de lip of tong en de hakuitsparing cirkelvormig is uitgevoerd.

8. Onderwerk volgens conclusie 6 of 7, waarbij de zool voorzien is van een cambreur, 5 waarbij de lip of tong is verbonden met de cambreur.

9. Onderwerk volgens één van voorgaande conclusies, waarbij de zool is voorzien van een eerste zooluitsparing voor het daarin ontvangen van het loopvlak van het tweede hakdeel, in de eerste stand van de hak.

10. Onderwerk volgens conclusie 9, waarbij de eerste zooluitsparing is voorzien in het hieldeel van de zool.

11. Onderwerk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de zool is voorzien van 15 een tweede zooluitsparing voor het daarin ontvangen van het loopvlak van het eerste hakdeel, in de tweede stand van de hak.

12. Onderwerk volgens conclusie 11, waarbij de tweede zooluitsparing is voorzien in het gelengdeel van de zool. 20

13. Onderwerk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het oppervlak van het loopvlak aan het uiteinde van het tweede hakdeel groter is dan het oppervlak van het loopvlak aan het uiteinde van het eerste hakdeel.

14. Onderwerk volgens één van de voorgaande conclusies, de zool aan de onderzijde voorzien is van een bekleding van flexibel materiaal, zoals rubber.

15. Onderwerk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hoekstand tussen het teendeel en het gelengdeel instelbaar is. 30

16. Onderwerk volgens conclusie 15, waarbij de zool in het gebied tussen het gelengdeel en het teendeel een flexibel materiaal, zoals rubber, omvat.

17. Onderwerk volgens conclusie IS of 16, waarbij de zool is voorzien van een zoolelement, dat aan één einde verbonden is met het teendeel en met een ader einde verbonden is met de hak, voor het met behulp van de hak instellen van een hoekstand tussen het teendeel en het gelengdeel. 5

18. Onderwerk volgens conclusie 17, waarbij het zoolelement is uitgevoerd als een in hoofdzaak rekvrije band.

19. Schoeisel, voorzien van het onderwerk volgens één van de voorgaande conclusies. 1037207