NL1030710C2 - Toegangsmodule met een automatische deur en pand voorzien van een automatische deur. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Toegangsmodule met een automatische deur en pand voorzien van een automatische deur.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een toegangsmodule voor plaatsing in een toegangsopening van een pand, omvattende een automatische deur met ten minste één deurpaneel dat beweegbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand, een instelbare deuraandrijving voor het tussen de voor het tenminste ene deurpaneel gedefinieerde toestanden bewegen van het 10 tenminste ene deurpaneel, een besturingseenheid voor het instellen van de deuraandrijving, en aanwezigheids- en/of bewegingssensormiddelen die de aanwezigheid respectievelijk beweging van een persoon binnen een bereik voor de toegangsopening kunnen waarnemen en op basis daarvan een signaal kunnen afgeven aan de besturingseenheid.

15 Een dergelijke toegangsmodule komt men in het dagelijks leven veel tegen bij openbaar toegankelijke gebouwen zoals winkels. De module kan geheel compleet als inbouwmodule zijn of worden aangeleverd en in een toegangsopening van het gebouw zijn of worden gemonteerd. Wanneer bij toepassing de bewegingssensor bij gesloten tenminste ene deurpaneel de beweging 20 van een persoon binnen een bepaald bereik voor de winkeldeur waarneemt stuurt de bewegingssensor een signaal naar de besturingseenheid. De besturingseenheid stelt op basis daarvan de deuraandrijving in voor het van de gesloten toestand naar de geopende toestand bewegen van het tenminste ene deurpaneel, als onderdeel van een schuif- klap- of draaideur. Wanneer de aanwezigheidssensor bij geopend 25 tenminste ene deurpaneel de aanwezigheid van een persoon in de toegangsopening waarneemt stuurt de aanwezigheidssensor een signaal naar de besturingseenheid, die op basis daarvan verhindert dat het tenminste ene deurpaneel sluit. Wanneer het tenminste ene deurpaneel is geopend en de besturingseenheid enige tijd geen signaal ontvangt dat een persoon wordt waargenomen, stelt de besturingseenheid 30 de deuraandrijving in voor het van de geopende toestand naar de gesloten toestand bewegen van het tenminste ene deurpaneel. Een nadeel van een dergelijke toegangsmodule, die in het bijzonder wordt toegepast bij toegangsopeningen met relatief veel verkeer, is echter, dat het deurpaneel veel open staat, waardoor buitenlucht vrijwel ongehinderd het klimaat binnen het pand kan verstoren. Een 1 o 3 07 το 2 ander nadeel is, dat een dergelijke toegangsmodule niet geschikt is voor het buiten houden van ongewenste indringers na sluitingstijd en dus inbraakgevoelig is. Om deze redenen worden dergelijke toegangsopeningen vaak voorzien van extra inrichtingen voor het tegenwerken van de genoemde nadelen. De uitvinder van de 5 onderhavige uitvinding heeft het probleem onderkend van het hebben van een afzonderlijke automatische deur en de afzonderlijke extra inrichtingen. Hierdoor moeten de genoemde inrichtingen afzonderlijk worden geïnstalleerd. Dit probleem uit zich op verschillende manieren. De eigenaar of huurder van het pand moet voor iedere inrichting afzonderlijk een aanschafproces doorlopen. De afzonderlijke 10 inrichtingen worden onafhankelijk van elkaar geïnstalleerd. Dit leidt tot veel overlast voor het voetgangersverkeer door de toegangsopening. De installateurs moeten de afzonderlijke inrichtingen na elkaar in een vaak beperkte (installatie)ruimte bij de toegangsopening installeren en daardoor ontstaat vaak een onoverzichtelijke geheel van onderdelen, bedradingen en schakelingen. Soms worden eerder geïnstalleerde 15 inrichtingen bij latere installatie van andere inrichtingen zelfs onbereikbaar weggewerkt, waardoor onderhoud daarvan in feite onmogelijk wordt. Een gevolg van de afzonderlijke inrichtingen is verder dat het winkelpersoneel de aanwezige inrichtingen, wanneer die eenmaal zijn geïnstalleerd, steeds afzonderlijk moet bedienen.

20 De onderhavige uitvinding beoogt daarom een toegangsmodule te verschaffen die het onderkende probleem althans ten minste ten dele oplost. Dit wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de module verdere elementen omvat die in werkzame toestand passage door de toegangsopening belemmeren. i

Dit biedt de mogelijkheid de verschillende inrichtingen samen met de automatische 25 deur in één keer te bestellen en in één keer te installeren, waarbij de installateur de toegangsmodule en de elementen daarvan overzichtelijk kan installeren en de bediening van de elementen op elkaar kan afstemmen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de verdere elementen luchtgordijnmiddelen die zijn ingericht voor het verschaffen van 30 een zogenaamd luchtgordijn voor het in werkzame toestand belemmeren dat lucht bij de geopende toestand van het ten minste ene deurpaneel door de toegangsopening kan stromen. Bij toepassing voorkomt het luchtgordijn, of belemmert het althans, dat het klimaat in het pand bij geopend deurpaneel kan worden verstoord door buitenlucht.

1030710 3

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de verdere elementen een blind dat beweegbaar is tussen een werkzame gesloten toestand en een niet werkzame geopende toestand. Het blind beveiligt in gesloten toestand na sluitingstijd het pand verder tegen ongewenste indringers.

5 Het heeft de voorkeur, dat het blind ten opzichte van het ten minste ene deurpaneel aan de binnenkant van het pand is voorzien. Blinden aan de buitenkant van het deurpaneel zijn, vooral in winkelstraten, vaak dankbaar onderwerp voor het aanbrengen van graffiti. Door het blind aan de binnenzijde van het pand te voorzien is het niet meer mogelijk er graffiti op aan te brengen.

10 De module omvat bij voorkeur een scherm dat tussen de automatische deur en het blind beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het scherm althans nagenoeg uit het zicht is en een tweede positie waarin het scherm zich bij gesloten toestand van het blind bevindt tussen het ten minste ene | deurpaneel en het blind. Het scherm onttrekt het blind aan het zicht en verschaft een 15 extra mogelijkheid aandacht van personen buiten het pand te trekken, bijvoorbeeld door er reclame op aan te brengen. Deze maatregel kan overigens ook goed los van de onderhavige uitvinding worden voorzien bij een toegangsopening van een pand die is voorzien van een deurpaneel en een blind dat van buiten het pand gezien achter het deurpaneel is gepositioneerd, waarbij een scherm is voorzien dat tussen 20 het deurpaneel en het blind beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het scherm de toegangsopening althans nagenoeg uit het zicht is en een tweede positie waarin het scherm zich bij gesloten toestand van het blind bevindt tussen het deurpaneel en het blind.

Het ten minste ene deurpaneel is bij een voorkeursuitvoeringsvorm 25 volgens de uitvinding een schuifpaneel dat verschuifbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand. Schuifdeuren nemen in een toegangsopening relatief weinig ruimte in, zodat relatief veel effectieve winkelruimte overblijft.

Het heeft de voorkeur dat de besturingseenheid tevens is ingericht voor het instellen van de luchtgordijnmiddelen, het blind en/of het scherm. Hierdoor 30 is slechts één besturingseenheid nodig voor het besturen van alle functionele elementen van de module.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de besturingseenheid een centrale bedieningseenheid voor het kunnen bedienen van de besturingseenheid door een gebruiker. Hierdoor is het mogelijk dat een persoon 1 030710 4 alle inrichtingen met één bedieningseenheid kan bedienen.

Het heeft verder de voorkeur dat de besturingseenheid een geheugen omvat voor het programmeren en/of opslaan van een aantal gedefinieerde combinaties van toestanden van door de besturingseenheid instelbare 5 elementen. Dit kan het bedienen vereenvoudigen tot het kiezen van een voorgeprogrammeerde combinatie van toestanden.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de toegangsmodule klimaatsensormiddelen voor het meten van de temperatuur en/of vochtigheid van de omgevingslucht en op basis daarvan een signaal kunnen 10 afgeven aan de besturingseenheid. Dit verschaft een voorwaarde voor het afhankelijk van het gemeten klimaat, dan wel binnen dan wel buiten het pand instellen van bijvoorbeeld het luchtgordijn en/of het deurpaneel.

Het heeft verder de voorkeur dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het afhankelijk van het signaal van de aanwezigheids- en/of ! 15 bewegingssensor en/of de klimaatsensormiddelen instellen van ten minste één van de door de besturingseenheid bediende elementen. Zo wordt een min of meer zelfregelende inrichting verschaft, die afhankelijk van basisinstellingen en omgevingsfactoren de functionele elementen van de toegangsmodule bestuurt. j

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de 20 module instelbare verlichtingsmiddelen. De verlichtingsmiddelen kunnen er voor zorgen dat de toegangsopening en eventueel een deel van de omgeving daarvan wordt verlicht.

De besturingseenheid is bij voorkeur ingesteld voor het in afhankelijkheid van de toestand van één van de elementen van de module instellen 25 van ten minste één ander element van de module. Dit verschaft vele mogelijkheden, waarvan er enkele in de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm verder in dit document zullen worden toegelicht.

De toegangsmodule is bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding een inbouwmodule. Een module als hierboven beschreven kan ter plaatse 30 bij het inbouwen worden samengesteld, maar voor de gebruiker van het pand zal het voordelig zijn wanneer een vooraf samengestelde module ter plaatse alleen maar hoeft te worden ingebouwd. Dit kan een standaardmodule of een op maat gemaakte module betreffen.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een pand met 1030710 5 een toegangsopening voor personen, omvattende een automatische deur met ten minste één deurpaneel dat beweegbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand, een instelbare deuraandrijving voor het tussen de voor het tenminste ene deurpaneel gedefinieerde toestanden bewegen van het tenminste 5 ene deurpaneel, een besturingseenheid voor het instellen van de deuraandrijving, aanwezigheids- en/of bewegingssensormiddelen die de aanwezigheid respectievelijk beweging van een persoon in binnen een bereik voor de toegangsopening kunnen waarnemen en op basis daarvan een signaal kunnen afgeven aan de besturingseenheid, en luchtgordijnmiddelen die zijn ingericht voor 10 het verschaffen van een zogenaamd luchtgordijn voor het belemmeren dat lucht bij de geopende toestand van het ten minste ene deurpaneel door de toegangsopening kan stromen met een instelbare luchtgordijnaandrijving voor het in- en uitschakelen van de luchtgordijnmiddelen en/of een blind dat beweegbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand met een instelbare blindaandrijving voor het 15 tussen de gesloten toestand en de geopende toestand bewegen van het blind.

Een dergelijk pand is algemeen bekend als een winkelpand. Wanneer de bewegingssensor bij gesloten tenminste ene deurpaneel de beweging van een persoon binnen een bepaald bereik voor de winkeldeur waarneemt stuurt de bewegingssensor een signaal naar de besturingseenheid. De besturingseenheid 20 stelt op basis daarvan de deuraandrijving in voor het van de gesloten toestand naar de geopende toestand bewegen van het tenminste ene deurpaneel. Wanneer de aanwezigheidssensor bij geopend tenminste ene deurpaneel de aanwezigheid van een persoon in de toegangsopening waarneemt stuurt de aanwezigheidssensor een signaal naar de besturingseenheid, die op basis daarvan verhindert dat het 25 tenminste ene deurpaneel sluit. Wanneer het tenminste ene deurpaneel is geopend en de besturingseenheid enige tijd geen signaal ontvangt dat een persoon wordt waargenomen stelt de besturingseenheid de deuraandrijving in voor het van de geopende toestand naar de gesloten toestand bewegen van het deurpaneel. Vanaf buiten het pand gezien achter de automatische deur drijft de luchtgordijnaandrijving 30 luchtgordijnmiddelen aan, die ten doel hebben het klimaat in de winkel niet te laten verstoren door het naar binnen stromen van omgevingslucht door een opengaand of geopend tenminste ene deurpaneel. De luchtgordijnaandrijving wordt door middel van een schakelaar continu in- of uitgeschakeld door het winkelpersoneel. Afhankelijk van het weer wordt de luchtgordijnaandrijving gewoonlijk de gehele dag 1030710 6 of in het geheel niet ingeschakeld. De toegangsopening van een dergelijk winkelpand is uitgerust met een rolluik als bescherming tegen inbraak. Het wordt na sluitingstijd door het bedienen van een schakelaar elektrisch neergelaten en voor opening van de winkel opgehaald.

5 De uitvinder van de onderhavige uitvinding heeft het probleem onderkend van het hebben van een afzonderlijke automatische deur en een afzonderlijk luchtgordijn en/of afzonderlijk rolluik. Hierdoor moeten de genoemde installaties afzonderlijk worden geïnstalleerd. Dit heeft als nadeel, dat het winkelpersoneel de aanwezige installaties afzonderlijk moet bedienen. j 10 Dit probleem wordt door de onderhavige uitvinding opgelost door

een inrichting volgens de inleiding, waarbij de besturingseenheid tevens is ingericht I

voor het instellen van de luchtgordijnaandrijving en/of de blindaandrijving. { j Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de besturingseenheid een geheugen voor het programmeren en/of opslaan van een 15 aantal gedefinieerde combinaties van toestanden van door de besturingseenheid instelbare elementen. Op deze wijze kan de instelling van één van de aandrijvingen afhankelijk worden gemaakt van een toestand van een andere aandrijving of van een signaal van een sensor.

De besturingsmiddelen omvatten bij voorkeur een keuzemenu voor 20 het kiezen van een combinatie van toestanden van de door de besturingseenheid instelbare elementen. Met behulp van het keuzemenu kunnen voorgeprogrammeerde standaardinstellingen eenvoudig worden gekozen en ingesteld.

Het ten minste ene deurpaneel is bij voorkeur een schuifpaneel dat 25 verschuifbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand.

Schuifdeuren nemen in een toegangsopening relatief weinig ruimte in, zodat relatief veel effectieve winkelruimte overblijft.

Het ten minste ene deurpaneel is bij voorkeur beweegbaar tussen een gesloten toestand, een eerste geopende toestand en een van de eerste 30 geopende toestand afwijkende tweede geopende toestand. Zo kan de mate waarin de automatische deur wordt geopend afhankelijk worden gemaakt van de weersomstandigheden, of van de drukte van het voetgangersverkeer door de toegangsopening.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de 1030710 7 deuraandrijving en de luchtgordijnaandrijving zodanig instelbaar, dat de luchtgordijnaandrijving bij toepassing wordt ingeschakeld voordat de deuraandrijving wordt ingeschakeld voor het openen van de deur. Bij een verdere voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn de deuraandrijving en de 5 luchtgordijnaandrijving zodanig instelbaar, dat de luchtgordijnaandrijving bij toepassing wordt uitgeschakeld bij de gesloten toestand van het ten minste ene deurpaneel. Door beide maatregelen wordt voorkomen buitenlucht bij een geopend deurpaneel onbelemmerd door de toegangsopening het pand in kan stromen.

Bij voorkeur zijn verwarmingsmiddelen voorzien voor het verwarmen 10 van lucht die door de luchtgordijnmiddelen dient te worden geblazen en zijn instelmiddelen voorzien voor het instellen van de verwarmingsmiddelen. De verwarmde lucht van het luchtgordijn draagt bij aan het beheersen van het binnen klimaat, vooral bij lage buitentemperatuur.

Verder zijn bij voorkeur klimaatsensormiddelen voorzien voor het 15 meten van de temperatuur en/of de vochtigheid van de omgevingslucht en het aan de besturingseenheid afgeven van een signaal dat correspondeert met het gemeten klimaat. De besturingseenheid is bij verdere voorkeur ingericht voor het afhankelijk van het signaal van de klimaatsensormiddelen instellen van ten minste één van de instelbare aandrijvingen. Door beide maatregelen kan het klimaat in het pand 20 althans ten minste deels automatisch worden geregeld door de automatische deur met bijbehorende voorzieningen.

Het blind is bij voorkeur ten opzichte van het ten minste ene deurpaneel aan de binnenkant van het pand voorzien. Blinden aan de buitenkant van het deurpaneel zijn, vooral in winkelstraten, vaak dankbaar onderwerp voor het 25 aanbrengen van graffiti. Door het blind aan de binnenzijde van het pand te voorzien is het niet meer mogelijk er graffiti op aan te brengen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het blind een rolluik. Een rolluik is een beproefd middel tegen inbraak en vandalisme gebleken.

30 Bij voorkeur is een geleiding is voorzien voor het geleiden van het rolluik, die is verzonken in constructieve elementen van een de toegangsopening omgevende constructie of de automatische deur. Zo worden de zwakke plekken van het rolluik door de verzonken geleiding onbereikbaar gemaakt voor personen die het rolluik zouden willen forceren.

1030710_ 8

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is een scherm voorzien dat tussen de automatische deur en het blind beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het scherm de toegangsopening in hoofdzaak vrijlaat en een tweede positie waarin het scherm zich bij gesloten toestand van het 5 blind bevindt tussen het ten minste ene deurpaneel en het blind. Hierdoor wordt het aanzicht van het pand wanneer het rolluik is neergelaten niet bedorven door een als onesthetisch ervaren rolluik. Verder verschaft het scherm mogelijkheden voor het uiten van boodschappen aan publiek dat het pand passeert, althans wanneer het scherm zich in de tweede toestand bevindt.

10 Het heeft de voorkeur dat een schermaandrijving is voorzien voor het tussen de eerste positie en tweede positie bewegen van het scherm. Verder heeft het de voorkeur dat de schermaandrijving instelbaar is en heeft het de voorkeur dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het instellen van de schermaandrijving. Hierdoor kan het scherm, eventueel instelbaar en/of 15 bestuurbaar, tussen de eerste toestand en de tweede toestand worden verplaatst.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding zijn verlichtingsmiddelen voorzien voor het verlichten van althans ten minste een ruimte aan de buitenkant van de deur. Verlichting aan de buitenkant werkt afschrikwekkend op vandalen en inbrekers, die hun ongewenste activiteiten liever in het donker 20 ontplooien. De verlichtingsmiddelen kunnen ook zijn voorzien voor het verlichten van de toegangsopening of voor het verlichten van het scherm bij gesloten positie daarvan.

De verlichtingsmiddelen zijn bij voorkeur instelbaar tussen ten minste een hoger en een lager verlichtingsniveau. Verder bij voorkeur is de 25 besturingsinrichting ingericht voor het instellen van het verlichtingsniveau van de verlichtingsmiddelen. Hierdoor kan de verlichting met verschillende intensiteit schijnen. Zo kan de intensiteit bijvoorbeeld hoger worden ingesteld indien de aanwezigheid- en/of bewegingssensoren een persoon signaleren. Wanneer het pand voor personen toegankelijk is om binnenkomende en uitgaande personen goed 30 zicht te verschaffen, en wanneer het pand gesloten is om extra aandacht te trekken van publiek of voor een nog groter afschrikwekkend effect voor vandalen en inbrekers.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een pand met een toegangsopening voorzien van een toegangsmodule als hierboven beschreven.

1030710 9

De voordelen corresponderen met de voordelen die hierboven zijn besproken in ! combinatie met de toegangsmodule en in combinatie met het pand met een toegangsopening die is voorzien van bovengenoemde maatregelen.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden toegelicht aan 5 de hand van een slechts als voorbeeld dienende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. In de hiernavolgende beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren waarin:

Figuur 1 een toegangsmodule voor plaatsing in een toegangsopening volgens de onderhavige uitvinding weergeeft; 10 Figuur 2 een toegangsopening weergeeft waarin de toegangsopening uit figuur 1 in geopende toestand is voorzien; en

Figuur 3 een weergave is van de toegangsopening en toegangsmodule uit figuur 2 in min of meer gesloten toestand.

Figuur 4 een schematische weergave is van een besturingseenheid 15 volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 1 toont een toegangsmodule 1 volgens de onderhavige uitvinding waarin met 4a een geleiding wordt aangeduid voor een automatische schuifdeur, welke automatische schuifdeur in figuur 1 ten behoeve van de duidelijkheid is weggelaten. De module omvat verder aanwezigheids- en | 20 bewegingssensoren 2, 5, lampen 3 voor een dagopening, een luchtgordijnapparaat 6 met een luchtuitlaat 22, lampen 7 voor algemene verlichting, een scherm 9 met een koker 21 waarin het scherm 9 kan worden opgerold en halogeenlampen 8 voor het verlichten van het scherm 9. Verder is een rolluik 10 en een kast 14 voor het rolluik 10 weergegeven, in een behuizing 23 die aan de onderkant is afgedekt door 25 een plaat 17.

Nu kijkend naar figuur 2 wordt een deel van een binnenmuur 15 van een pand getoond met een toegangsopening 16. Boven in de toegangsopening 16 is een toegangsmodule 1 geplaatst waarvan de schuifdeuren 4 zich in een geopende positie bevinden. Onder aan de toegangsmodule 1 bevindt zich een afdekplaat 17 30 waarin uitsparingen 18, 19 zijn voorzien voor het doorlaten van licht van lampen (3, 7, 8 in figuur 1) in de toegangsmodule 1, respectievelijk lucht van het luchtgordijnapparaat (6 in figuur 1) dat zich boven de afdekplaat 17 bevindt. Tussen de geleiding 4a voor de schuifdeur en de uitsparing 19 voor de luchtgordijnuitlaat 22 bevindt zich een binnenste aanwezigheids- en bewegingssensor 5. Het rolluik (niet 1030710 10 getoond) is geheel opgenomen in de kast 14 voor het rolluik. Boven de toegangsmodule 1 is aan de wand 15 een klimaatsensor 13 voorzien die de klimaatomstandigheden binnen het pand meet en een signaal naar de besturingseenheid stuurt. Op de schuifdeur 4 aan de rechterkant van de tekening is 5 een centrale bedieningseenheid 12 voor de toegangsmodule 1 voorzien, waarmee een gebruiker de besturingseenheid kan bedienen.

In figuur 3 wordt de toegangsopening uit figuur 2 van buiten het pand gezien weergegeven in een min of meer gesloten toestand. De toegangsmodule 1 bevindt zich nagenoeg in het vlak van een buitenwand 24 van het 10 pand. Aan de voorzijde is de toegangsmodule 1 voorzien van een plaat 11 waarop eventueel reclame, al dan niet verlicht, kan zijn of worden aangebracht. De schuifdeuren 4 zijn in deze figuur gesloten en het rolluik 10 is volledig neergelaten. Het scherm 9 bevindt zich omwille van de duidelijkheid voor de beschrijving in een half neergelaten positie, waardoor het neergelaten rolluik 10 nog deels zichtbaar is, 15 maar in praktijk zal het scherm 9 in hoofdzaak geheel zijn neergelaten. Door de schuifdeuren 4 heen is de afdekplaat 17 met uitsparingen 18 zichtbaar. Voor de middelste schuifdeuren 4 zijn lampen 3 voor de dagopening zichtbaar. Tussen de schuifdeuren 4 en het scherm 9 bevinden zich halogeenlampen 8 voor het verlichten van het scherm 9. Verder wordt in figuur 3 de buitenste aanwezigheids- en 20 bewegingssensor 2 en centrale bedieningseenheid 12 getoond.

Figuur 4 is een schematisch overzicht van de schakeling van lampen 3 voor dagopening, schuifdeuren 4, luchtgordijnapparaat 6, lampen 7 voor algemene verlichting, halogeenlampen 8 voor het scherm 9, het scherm 9 en het rolluik 10 van de module door de besturingseenheid 20 op basis van invoer van 25 aanwezigheid- en bewegingssensoren 2, 5, klimaatsensor 13 en bedieningseenheid 12.

Verwijzend naar figuur 1 wordt een toegangsmodule 1 getoond die in een toegangsopening (niet getoond in figuur 1) kan worden geplaatst. Voor de duidelijkheid van de beschrijving zijn in figuur 1 de schuifdeuren (4, zie figuren 2 en 30 3) en een afdekplaat (17, zie figuren 2 en 3) aan de onderzijde van de module 1 weggelaten. Ook bedrading voor bijvoorbeeld de besturing en voeding is omwille van de duidelijkheid weggelaten. De module omvat een behuizing 23 met een kast 14 waarin een rolluik 10 geheel wordt opgenomen wanneer het rolluik zich in een opgerolde positie bevindt. Verder is een koker 21 voorzien waarin het scherm 9 kan 1030710 11 worden opgerold. Een luchtgordijnapparaat 6 is zodanig aangebracht dat de luchtuitlaat 22 ervan is uitgelijnd met een uitsparing in de afdekplaat (17, figuur 2) wanneer die op de behuizing 23 is aangebracht. Verder zijn verschillende lampen 3, 7, 8 voorzien die ook samenvallen of zijn uitgelijnd met uitsparingen in de afdekplaat 5 (17, figuur 2) in gemonteerde toestand. Figuur 1 maakt duidelijk dat alle elementen in de module op een zodanige wijze kunnen worden opgenomen dat zij eikaars werking niet belemmeren. De module 1 kan als zodanig in een toegangsopening van een pand worden ingebouwd.

In figuur 2 wordt de module 1 in gemonteerde toestand getoond, 10 gezien vanaf de binnenzijde van een pand. De module 1 is omgeven door binnenwanden 15 van het pand en kan toegangsopening 16 in de wand 15 afsluiten.

In figuur 2 bevindt de toegangsmodule zich echter in een niet afsluitende positie. De schuifdeuren 4 zijn uiteen geschoven zodat een persoon het pand door de toegangsopening 16 kan binnentreden of verlaten. De aanwezigheids- en j 15 bewegingssensoren 2 en 5 bewerkstelligen dat bij een zogenaamde winkel-open-instelling de schuifdeuren 4 openschuiven wanneer zij de beweging en/of aanwezigheid van een persoon in de nabijheid van de toegangsopening waarnemen.

Enige tijd na opening sluiten de schuifdeuren 4 zich weer, tenzij de aanwezigheids-en bewegingssensoren 2, 5 op dat moment weer of nog steeds de aanwezigheid van 20 een persoon waarnemen. Het luchtgordijnapparaat 6 is aan de binnenzijde van de schuifdeuren 4 in het pand voorzien en blaast in deze (geopende) toestand van de schuifdeuren 4 lucht, al dan niet verwarmd, naar beneden om te belemmeren dat buitenlucht ongehinderd door de toegangsopeningen 16 het pand kan binnenkomen.

De lampen voor de dagopening (zie figuur 1) branden bij de winkel-open-instelling 25 continu. Het is echter mogelijk dat de intensiteit van het licht van deze lampen wordt verhoogd als gevolg van waarneming van aanwezigheid en/of beweging door aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5 in de nabijheid van de toegangsopening. Ook de algemene verlichting 7 is in de winkel-open-instelling ingeschakeld. De halogeenlampen 8 voor het scherm 9 zijn bij de winkel-open-30 instelling uitgeschakeld. Het rolluik (zie figuur 1) bevindt zich in opgerolde toestand in kast 14 voor het rolluik. Door de bedieningseenheid 12 is verder de openingstoestand van de schuifdeuren 4 instelbaar tussen een geheel geopende toestand bij “warme” dagen en een half geopende toestand bij “koude" dagen.

Nu kijkend naar figuur 3 wordt dezelfde toegangsmodule 1 als in 1 n 3 0 71 0 12 figuur 2 weergegeven, echter nu gezien van buiten en in een min of meer gesloten toestand. De plaat 11 maakt onderdeel uit van de behuizing (zie figuur 1) die het inwendige van de module 1 aan het zicht onttrekt. Op plaat 11 kan bijvoorbeeld reclame zijn voorzien en de plaat 11 kan half doorschijnend zijn uitgevoerd zodat 5 verlichting van binnen de behuizing 23 de plaat 11 met eventuele reclame doet ! oplichten. In deze figuur zijn de schuifdeuren 4 gesloten en is het rolluik 10 geheel neergelaten. Het scherm 9 is slechts ten dele neergelaten zodat het rolluik 10 nog j ten dele zichtbaar is, maar in een zogenaamde nachtstand, waarin de winkel gesloten wordt achtergelaten, is het scherm 9 in hoofdzaak volledig neergelaten.

10 Het wordt verlicht door de halogeenlampen 8 voor het scherm 9. Op het scherm 9 kan bijvoorbeeld reclame zijn aangebracht. De bedieningseenheid 12 is aan de buitenkant bereikbaar aangebracht, zodat een medewerker de besturing (niet getoond) van de functionele elementen van de module 1 van buiten het pand kan bedienen. | 15 Totnutoe is de module als min of meer volledige eenheid j beschreven, maar het is ook mogelijk om afzonderlijke functionele onderdelen voor j toepassing bij een toegangsopening van een pand afzonderlijk aan te brengen en < vervolgens onderling te schakelen. Dit maakt centrale besturing en bediening mogelijk. Hiernavolgend zal een voorbeeld worden beschreven van de mogelijkheid 20 voor het centraal besturen en/of bedienen van de functionele elementen, waarbij de functionele elementen zowel als onderdeel van een complete module, als afzonderlijke elementen of als een combinatie van elementen in een module en afzonderlijke elementen kan worden toegepast.

Figuur 4 is een schematisch overzicht van de centrale besturing 20 25 en bediening 12 van lampen 3 voor dagopening, schuifdeuren 4, luchtgordijnapparaat 6, lampen 7 voor algemene verlichting, halogeenlampen 8 voor het scherm 9, het scherm 9 en het rolluik 10 (voor) in een toegangsopening van een pand in samenwerking met aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5 en klimaatsensor 13. Eén en ander kan bijvoorbeeld worden geschakeld zoals 30 hiernavolgend in detail beschreven. Het zal een vakman echter duidelijk zijn dat, hoewel bij deze beschrijving min of meer alle elementen onderling zijn gekoppeld, elementen kunnen worden weggelaten of andere elementen kunnen worden toegevoegd al naar gelang de behoefte van de gebruiker van het pand. Deze weglatingen en/of toevoegingen doen aan het principe van de werking van de 1030710 13 centrale besturing en bediening niets af. De elementen kunnen natuurlijk ook in afwijkende combinaties worden geschakeld, al naar gelang de behoefte van de gebruiker.

De centrale bedieningseenheid 12 is voorzien van een programma 5 waarin verschillende standen zijn voorgeprogrammeerd die door een bediener naar wens kunnen worden gekozen. Bij de zogenaamde “nacht-stand” is de buitenste I aanwezigheids- en bewegingssensor 5 actief, is de binnenste aanwezigheids- en bewegingssensor 2 uit, zijn het scherm 9 en het rolluik 10 neergelaten, is de | ledverlichting voor het scherm aan, zijn de halogeenlampen 8 voor het scherm 9 uit, j 10 is het luchtgordijnapparaat 6 uit, is de automatische deur op slot, is het licht 3 voor de dagopening uit en is lichtreclame achter plaat 11 aan. Wanneer de buitenste i | aanwezigheids- en bewegingssensor 5 beweging nabij de toegangsopening j detecteert gaan de halogeenlampen 8 voor het scherm aan, waardoor er meer [ lichtopbrengst wordt gegenereerd. Dit dient er enerzijds voor om de aandacht van ! 15 aanwezigen op het scherm te trekken, en anderzijds om inbrekers af te schrikken.

i

Wanneer om bijvoorbeeld acht uur ‘s ochtends een medewerker de i centrale bedieningseenheid 12 activeert, bijvoorbeeld door middel van een sleutel, zet de medewerker de centrale bedieningseenheid 12 in een tussenstand. Bij deze tussenstand zijn zowel de binnenste als buitenste aanwezigheids- en 20 bewegingssensor 2, 5 actief, gaan het scherm 9 en het rolluik 10 omhoog, worden de ledverlichting en de halogeenlampen 8 van het scherm 9 uitgeschakeld, blijft het luchtgordijnapparaat 6 uit, kan de automatische deur slechts door een medewerker, dus niet als gevolg van één signaal van een aanwezigheids- en/of bewegingsmelder 2, 5 worden bediend gaat het ledlicht in de deur aan bij de deurbeweging en blijft de 25 lichtreclame aan.

Wanneer de winkel voor winkelpubliek wordt geopend, bijvoorbeeld om negen uur ‘s ochtends, wordt de eerste winkel-open-stand ingeschakeld, zijn de aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5 actief, zijn het scherm 9 en het rolluik 10 omhoog gebracht, zijn het ledlicht en de halogeenlampen 8 voor het scherm 9 uit, 30 werkt het luchtgordijnapparaat 6 op halve kracht, indien aangestuurd via een signaal van aanwezigheids- en bewegingssensoren 2 of 5, wordt de automatische deur ingesteld als gevolg van waarnemingen door de aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5, gaat het ledlicht in de deur aan bij waarneming van aanwezigheid en/of beweging bij de deur en is de lichtreclame aan.

1 030710_ 14

Bij een tweede winkel-open-stand is de automatische deur continu open, is de buitenste aanwezigheids- en bewegingssensor 2 uit, is de binnenste aanwezigheids- en bewegingssensor 5 actief, zijn het scherm 9 en het rolluik 10 omhoog, zijn het ledlicht en de halogeenlampen 8 voor het scherm 9 uit, blaast het 5 luchtgordijnapparaat 6 continu op volle kracht, is het ledlicht 3 in de deur uit en is de lichtreclame aan.

Bij een derde winkel-open-stand, bijvoorbeeld voor situaties met winderig en/of regenachtig weer zijn de binnenste en buitenste aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5 actief, zijn het scherm 9 en het rolluik 10 omhoog, zijn de 10 ledverlichting en de halogeenlampeng 8 voor het scherm 9 uit, blaast het luchtgordijnapparaat 6, indien aangestuurd via een signaal van één van de aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5 op volle kracht, wordt de automatische deur ingesteld door de aanwezigheids- en bewegingssensoren 2, 5 en gaat de ledverlichting 3 in de deur aan bij waarneming van aanwezigheid en/of beweging bij 15 de deur en is de lichtreclame aan.

Wanneer de winkel voor winkelpubliek wordt gesloten is de buitenste aanwezigheids- en bewegingssensor 2 uitgeschakeld om te voorkomen dat nieuwe klanten kunnen binnenkomen, is de binnenste aanwezigheids- en bewegingssensor 5 actief voor het buiten laten van klanten en medewerkers, zijn het 20 scherm 9 en het rolluik 10 omhoog, zijn de ledverlichting en de halogeenlampen 8 voor het scherm 9 uit, blaast het luchtgordijnapparaat 6 op halve kracht indien aangestuurd door de binnenste aanwezigheids- en bewegingssensor 5, wordt de automatische deur ingesteld door waarneming van beweging en/of aanwezigheid door de binnenste aanwezigheids- en bewegingssensor 5, wordt het ledlicht in de 25 deur ingesteld door waarneming van de aanwezigheids- en bewegingssensor 2 en is de lichtreclame aan.

Wanneer de winkel wordt gesloten en onbeheerd wordt achtergelaten wordt die door een medewerker afgesloten en wordt de bedieningseenheid geïnactiveerd, bijvoorbeeld door middel van de sleutel. Hierbij 30 wordt de nachtstand zoals eerder beschreven weer ingesteld.

Het zal voor een vakman duidelijk zijn dat vele varianten en aanpassingen mogelijk zijn op de specifieke voorbeelden die hierboven zijn beschreven. De beschrijving en de figuren dienen slechts als voorbeeld ter toelichting en hebben geen enkele beperkende invloed op de beschermingsomvang 1030710 15 die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Zo kunnen maatregelen die zijn beschreven in combinatie met de toegangsmodule bijvoorbeeld ook worden toegepast bij een uitvoeringsvorm waarbij de elementen die in een toegangsopening zijn/worden geplaatst afzonderlijk elementen zijn, dus geen deel uitmaken van de 5 module. Het omgekeerde is uiteraard ook het geval.

1030710_

Claims (35)

1. Toegangsmodule voor plaatsing in een toegangsopening van een pand, omvattende 5 een automatische deur met ten minste één deurpaneel dat beweegbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand; een instelbare deuraandrijving voor het tussen de voor het tenminste ene deurpaneel gedefinieerde toestanden bewegen van het tenminste ene deurpaneel; 10 een besturingseenheid voor het instellen van de deuraandrijving; en aanwezigheids- en/of bewegingssensormiddelen die de aanwezigheid respectievelijk beweging van een persoon binnen een bereik voor de toegangsopening kunnen waarnemen en op basis daarvan een signaal kunnen afgeven aan de besturingseenheid, 15 met het kenmerk, dat de module verdere elementen omvat die in werkzame toestand passage door de toegangsopening belemmeren.

2. Toegangsmodule volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verdere elementen luchtgordijnmiddelen omvatten die zijn ingericht voor het verschaffen van een zogenaamd luchtgordijn voor het belemmeren dat lucht bij de 20 geopende toestand van het ten minste ene deurpaneel door de toegangsopening kan stromen.

3. Toegangsmodule volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verdere elementen een blind omvatten dat beweegbaar is tussen een werkzame gesloten toestand en een geopende toestand.

4. Toegangsmodule volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het blind ten opzichte van het ten minste ene deurpaneel aan de binnenkant van het pand is voorzien.

5. Toegangsmodule volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de module een scherm omvat dat tussen de automatische deur en het blind 30 beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het scherm de toegangsopening in hoofdzaak vrijlaat en een tweede positie waarin het scherm zich bij gesloten toestand van het blind bevindt tussen het ten minste ene deurpaneel en het blind.

6. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene deurpaneel een schuifpaneel is 1030710 dat verschuifbaar is tussen een gestoten toestand en een geopende toestand.

7. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingseenheid tevens is ingericht voor het instellen van de luchtgordijnmiddelen, het blind en/of het scherm.

8. Toegangsmodule volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de besturingseenheid een centrale bedieningseenheid omvat voor het kunnen bedienen van de besturingseenheid door een gebruiker.

9. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingseenheid een geheugen omvat voor 10 het programmeren en/of opslaan van een aantal gedefinieerde combinaties van toestanden van door de besturingseenheid instelbare elementen.

10. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toegangsmodule klimaatsensormiddelen omvat voor het meten van de temperatuur en/of vochtigheid van de omgevingslucht en op 15 basis daarvan een signaal kunnen afgeven aan de besturingseenheid.

11. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het afhankelijk van het signaal van de aanwezigheids- en/of bewegingssensor en/of de klimaatsensormiddelen instellen van ten minste één van de door de 20 besturingseenheid bediende elementen.

12. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de module instelbare verlichtingsmiddelen omvat.

13. Toegangsmodule volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is ingesteld voor het in 25 afhankelijkheid van de toestand van één van de elementen van de module instellen j van ten minste één ander element van de module.

14. Toegangsmodule volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de toegangsmodule een inbouwmodule is.

15. Pand met een toegangsopening voor personen, omvattende 30 een automatische deur met ten minste één deurpaneel dat beweegbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand; een instelbare deuraandrijving voor het tussen de voor het tenminste ene deurpaneel gedefinieerde toestanden bewegen van het tenminste ene deurpaneel; 1030710_ een besturingseenheid voor het instellen van de deuraandrijving; aanwezigheids- en/of bewegingssensormiddelen die de aanwezigheid respectievelijk beweging van een persoon in binnen een bereik voor de toegangsopening kunnen waarnemen en op basis daarvan een signaal kunnen 5 afgeven aan de besturingseenheid; en luchtgordijnmiddelen die zijn ingericht voor het verschaffen van een zogenaamd luchtgordijn voor het belemmeren dat lucht bij de geopende toestand van het ten minste ene deurpaneel door de toegangsopening kan stromen, met een instelbare luchtgordijnaandrijving voor het in- en uitschakelen van de 10 luchtgordijnmiddelen, en/of een blind dat beweegbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand met een instelbare blindaandrijving voor het tussen de gesloten toestand en de geopende toestand bewegen van het blind, met het kenmerk, dat de besturingseenheid tevens is ingericht voor 15 het instellen van de luchtgordijnaandrijving en/of de blindaandrijving.

16. Pand volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de besturingseenheid een geheugen omvat voor het programmeren en/of opslaan van een aantal gedefinieerde combinaties van toestanden van door de besturingseenheid instelbare elementen.

17. Pand volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen een keuzemenu omvatten voor het kiezen van een combinatie van toestanden van de door de besturingseenheid instelbare elementen.

18. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 17, met het kenmerk, dat het ten minste ene deurpaneel een schuifpaneel is dat 25 verschuifbaar is tussen een gesloten toestand en een geopende toestand.

19. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 18, met het kenmerk, dat het ten minste één deurpaneel beweegbaar is tussen een gesloten toestand, een eerste geopende toestand en een van de eerste geopende toestand afwijkende tweede geopende toestand.

20. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 19, met het kenmerk, dat de deuraandrijving en de luchtgordijnaandrijving zodanig instelbaar zijn, dat de luchtgordijnaandrijving bij toepassing wordt ingeschakeld voordat de deuraandrijving wordt ingeschakeld voor het openen van de deur.

21. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 20, met 1030710 het kenmerk, dat de deuraandrijving en de luchtgordijnaandrijving zodanig instelbaar zijn, dat de luchtgordijnaandrijving bij toepassing wordt uitgeschakeld bij de gesloten toestand van het ten minste ene deurpaneel.

22. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 21, met 5 het kenmerk, dat verwarmingsmiddelen zijn voorzien voor het verwarmen van lucht die door de luchtgordijnmiddelen dient te worden geblazen en, dat instelmiddelen zijn voorzien voor het instellen van de verwarmingsmiddelen.

23. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 22, met het kenmerk, dat klimaatsensormiddelen zijn voorzien voor het meten van de 10 temperatuur en/of de vochtigheid van de omgevingslucht en het aan de besturingseenheid afgeven van een signaal dat correspondeert met het gemeten klimaat.

24. Pand volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de besturingseenheid is ingericht voor het afhankelijk van het signaal van de 15 klimaatsensormiddelen instellen van ten minste één van de instelbare aandrijvingen.

25. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 24, met het kenmerk, dat het blind ten opzichte van het ten minste ene deurpaneel aan de binnenkant van het pand is voorzien.

26. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 25, met 2. het kenmerk, dat het blind een rolluik is.

27. Pand volgens conclusie 26, waarbij een geleiding is voorzien voor het geleiden van het rolluik, met het kenmerk, dat de geleiding is verzonken in ! constructieve elementen van een de toegangsopening omgevende constructie of de automatische deur.

28. Pand volgens één of meer van de conclusies 25 tot en met 27, met het kenmerk, dat een scherm is voorzien dat tussen de automatische deur en het blind beweegbaar is tussen een eerste positie waarin het scherm de toegangsopening in hoofdzaak vrijlaat en een tweede positie waarin het scherm zich bij gesloten toestand van het blind bevindt tussen het ten minste ene deurpaneel en 30 het blind.

29. Pand volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat een schermaandrijving is voorzien voor het tussen de eerste positie en tweede positie bewegen van het scherm.

30. Pand volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de 1 n 3 0 7 1 o_ schermaandrijving instelbaar is.

31. Pand volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het instellen van de scherm aandrijving.

32. Pand volgens één of meer van de conclusies 15 tot en met 31, met 5 het kenmerk, dat verlichtingsmiddelen zijn voorzien voor het verlichten van althans ten minste een ruimte aan de buitenkant van de deur.

33. Pand volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de verlichtingsmiddelen instelbaar zijn tussen ten minste een hoger en een lager verlichtingsniveau.

34. Pand volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de besturingsinrichting is ingericht voor het instellen van het verlichtingsniveau van de verlichtingsmiddelen.

35. Pand met een toegangsopening voorzien van een toegangsmodule volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 14. 15 1 030710