NL1030024C2 - Zijwaarts emitterende inrichting, achterlicht-eenheid voorzien van de zijwaarts emitterende inrichting en lcd beeldscherm voorzien van de achterlicht-eenheid. - Google Patents

Description

Titel: Zijwaarts emitterende inrichting, achterlicht-eenheid voorzien van de zijwaarts emitterende inrichting en LCD beeldscherm voorzien van de achterlicht-eenheid

Deze aanvrage roept prioriteit in van Koreaanse octrooiaanvrage nr. 2004-77595, ingediend op 25 september 2004 bij het Koreaanse bureau voor intellectuele eigendom. Hetgeen is geopenbaard in genoemde Koreaanse octrooiaanvrage is in zijn geheel opgenomen in dit document 5 middels verwijzing.

Achtergrond van de uitvinding 1. Vakgebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een zijwaarts emitterende inrichting, een achterlicht-eenheid die de zijwaarts emitterende inrichting 10 gebruikt als lichtbron en een beeldweergave-inrichting voorzien van de achterlicht-eenheid.

2. Beschrijving van de stand der techniek

Liquid Crystal Displays (LCDs), een soort vlak beeldscherm, zijn lichtontvangende beeldschermen waarin een beeld niet wordt gevormd door 15 eigen emissie maar door extern licht. De LCDs hebben externe lichtbronnen nodig om beelden weer te geven aangezien de LCDs zelf niet direct licht uitzenden. Wanneer LCDs worden gebruikt, worden achterlicht-eenheden geïnstalleerd aan een achterzijde van de LCDs voor het verlichten van de LCDs.

20 De achterlicht-eenheden worden hoofdzakelijk geclassificeerd volgens de plaatsing van de lichtbronnen in een directe verlichtingstype, waarbij een veelvoud van lichtbronnen is geïnstalleerd achter een LCD om direct licht te emitteren op een LCD-paneel, en een zijverlichtings-type, waarbij een lichtbron is geïnstalleerd aan een zijwand van een 10 3 0 0 2* 2 lichtgeleidingspaneel (LGP) dat licht laat voortbewegen naar een LCD-paneel.

Het directe-verlichtingstype achterlicht-eenheden kunnen een licht emitterende dioden (LED) gebruiken die als een puntbron een Lambertiaans 5 licht uitzendt. Wanneer het door de LED geëmitteerde licht wordt verstrooid door een diffusieplaat en dan op een LCD-paneel wordt gericht is een zijwaarts emitterende LED nodig die de richting van het licht van de LED kan wijzigen in een zijwaartse richting zodat het licht op de diffusieplaat valt om te zorgen dat gekleurd licht dat door de LED wordt uitgezonden niet 10 bemerkbaar is over de diffusieplaat.

Amerikaans octrooischrift US 6,679621 openbaart een zijwaarts emitterende LED. De conventionele zijwaarts emitterende LED van US 6,679,621 omvat een trechtervormig reflectieoppervlak dat een hoek maakt met een centrale as, een eerste brekingsoppervlak dat een hoek maakt met 15 de centrale as en door het reflectieoppervlak gereflecteerd licht breekt en een convex of zaagtandvormig tweede brekingsoppervlak dat zich uitstrekt van een bodemvlak tot het eerste brekingsoppervlak.

Door de lichtbron uitgezonden licht dat direct op het trechtervormige reflectieoppervlak valt wordt dan door het 20 reflectieoppervlak gereflecteerd waarbij het door het eerste brekingsoppervlak wordt gebroken zodat het zich in hoofdzaak zijwaarts voortplant. Door de lichtbron uitgezonden licht dat direct op het convexe tweede brekingsoppervlak valt wordt door het tweede brekingsoppervlak gebroken zodat het zich in hoofdzaak zijwaarts voortplant.

25 Aangezien de conventionele zijwaarts emitterende LED licht zijwaarts emitteert, kunnen, wanneer de conventionele zijwaarts emitterende LEDs in een array zijn geplaatst, naburige LEDs met elkaar interfereren. Dientengevolge is de conventionele zijwaarts emitterende LED niet geschikt voor achterlicht-eenheden.

103 0 0 24 3

Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding verschaft een zijwaarts emitterende inrichting die het mogelijk maakt dat licht uniform word gemengd wanneer de zijwaarts emitterende inrichtingen in een achterlicht-eenheid worden toe gepast en 5 interferentie tussen naburige bronnen niet optreedt. De uitvinding verschaft voorts een achterlicht-eenheid voorzien van de zijwaarts emitterende inrichtingen als lichtbronnen en een beeldweergave-inrichting voorzien van de achterlicht-eenheid.

Additionele aspecten en voordelen van de uitvinding zullen ten dele 10 worden uiteengezet in de hiernavolgende beschrijving en zullen ten dele duidelijk zijn aan de hand van de beschrijving of kunnen worden geleerd door het toepassen van de uitvinding.

De voorgaande en andere aspecten van de uitvinding worden bereikt door een zijwaarts emitterende inrichting te verschaffen omvattende 15 een lichtemitterende inrichting voor het uitzenden van licht en een zijwaartse emitter voor het wijzigen van een pad van ten minste een deel van het door de lichtemitterende inrichting uitgezonden licht, waarbij indien een hoofdrichting van het door de lichtemitterende inrichting uitgezonden licht een opwaartse richting is, een aan de opwaartse richting 20 tegengestelde richting een neerwaartse richting is en een as dwars op de hoofdrichting een horizontale as is. De zijwaartse emitter is boven de lichtemitterende inrichting geplaatst en omvat een eerste reflectieoppervlak voor het reflecteren van het door de lichtemitterende inrichting in een eerste range van hoeken nabij een centrale as daarvan uitgezonden licht, een 25 eerste brekingsoppervlak voor het ten opzichte van de horizontale as schuin neerwaarts breken van het door het eerste reflectieoppervlak gereflecteerde licht en een tweede brekingsoppervlak voor het breken van het licht dat door de lichtemitterende inrichting is uitgezonden in een tweede range van hoeken die complementair is aan de eerste range van hoeken.

103 0 0 24 4

Het eerste reflectieoppervlak kan een totale-interne-reflectie-oppervlak zijn dat ten minste een deel van het in de eerste range van hoeken uitgezonden licht reflecteert door een totale interne reflectie.

Het eerste reflectieoppervlak kan een conisch oppervlak zijn dat is 5 gecentreerd rond de centrale as en een vlakke of een concave vorm kan hebben.

De eerste range van hoeken kan lopen van ongeveer 40° tot 140° ten opzichte van de horizontale as van de lichtemitterende inrichting.

Het eerste brekingsoppervlak kan neerwaarts wegwijken van het 10 eerste reflectieoppervlak ten opzichte van as die zich parallel aan de centrale as uitstrekt.

Het eerste brekingsoppervlak kan wegwijken met een hoek van ongeveer 30° tot 60° ten opzichte van de as die zich parallel aan de centrale as uitstrekt.

15 Het tweede brekingsoppervlak kan ten minste een deel van het opvallende licht breken in een richting schuin neerwaarts ten opzichte van de horizontale as.

Het tweede brekingsoppervlak kan een plat of een concaaf vlak zijn.

20 De zijwaarts emitterende inrichting kan voorts een tweede reflectieoppervlak omvatten voor het schuin neerwaarts reflecteren van door het tweede brekingsoppervlak gebroken licht.

Het tweede reflectieoppervlak kan in contact staan met het eerste brekingsoppervlak en het tweede brekingsoppervlak en kan een gecoat 25 oppervlak zijn voor het reflecteren van invallend licht.

Elk van het eerste brekingsoppervlak, het tweede brekingsoppervlak en het eerste reflectieoppervlak kan symmetrisch zijn rond de centrale as.

De voorgaande en andere aspecten van de uitvinding kunnen 30 tevens worden bereikt door een achterhcht-eenheid te verschaffen die een op 103 0 0 24 5 een basisplaat aangebracht array van de hierboven beschreven zijwaarts emitterende inrichtingen omvat, een reflectiediffusieplaat die onder de zijwaarts emitterende inrichtingen is geplaatst voor het verstrooien en reflecteren van licht dat invalt van de zijwaarts emitterende inrichtingen en 5 een eerste transmissiediffusieplaat die boven de zijwaarts emitterende inrichtingen is geplaatst voor het verstrooien en doorvoeren van het invallende licht.

Elk van de zijwaarts emitterende inrichtingen kan één van rood, groen en blauw licht uitzenden of kan wit licht uitzenden.

10 De achterlicht-eenheid kan voorts een optische plaat omvatten die boven de zijwaarts emitterende inrichtingen is geplaatst en een veelvoud van reflectiespiegels die zijn gevormd op één zijde van de optische plaat voor het reflecteren van licht door de zijwaarts emitterende inrichtingen passeert en zich in een opwaartse richting voortplant.

15 De optische plaat kan een plaat zijn die is vervaardigd van transparant polymethylmethacrylaat (PMMA) of kan een tweede transmissiediffusieplaat zijn.

De achterlichteenheid kan voorts een helderheidverbeterende film omvatten voor het verbeteren van een directionaliteit van het door de eerste 20 transmissiediffusieplaat uitgezonden licht of een polarisatieverbeterende film voor het verbeteren van een polarisatie-efficiëntie.

De voorgaande en andere aspecten van de uitvinding kunnen tevens worden bereikt door het verschaffen van een liquid crystal display (LCD) omvattende een liquid crystal paneel en de hierboven beschreven 25 achterlicht-eenheid voor het verlichten van het liquid crystal paneel.

De voorgaande en andere aspecten van de uitvinding kunnen tevens worden bereikt door een verlichtingsregelinrichting te verschaffen die is voorzien van een basisdeel dat in contact staat met een lichtemitterende inrichting voor het ontvangen van het daardoor 30 uitgezonden licht, een eerste conisch reflectieoppervlak voor het reflecteren 10 3 0 0 24 6 van het binnen een eerste range van hoeken ten opzichte van een centrale as daarvan ontvangen licht, een eerste brekingsoppervlak voor het schuin terug naar de lichtemitterende inrichting breken van het door het eerste reflectieoppervlak gereflecteerde licht en een tweede brekingsoppervlak voor 5 het breken van het licht dat is ontvangen binnen een tweede range van hoeken die complementair is aan de eerste range van hoeken ten opzichte van een centrale as daarvan.

De voorgaande en andere aspecten van de uitvinding kunnen tevens worden bereikt door een werkwijze te verschaffen voor het richten 10 van licht dat is uitgezonden door een op een basisvlak gemonteerde

Lambertiaanse lichtbron waarbij wanneer een centrale as zich dwars op het basisvlak uitstrekt door de Lambertiaanse lichtbron en een as die zich dwars op de centrale as door de Lambertiaanse lichtbron uitstrekt een horizontale as is, waarbij de werkwijze omvat het wijzigen van het pad van 15 ten minste een deel van het licht van de Lambertiaanse lichtbron dat in een eerste range van hoeken nabij de centrale as wordt uitgezonden, het ten opzichte van de horizontale as schuin naar de Lambertiaanse lichtbron breken van het licht met het gewijzigde pad en het ten opzichte van de horizontale as schuin naar de Lambertiaanse lichtbron breken van een 20 eerste deel van het licht van de Lambertiaanse lichtbron dat wordt uitgezonden in een tweede range van hoeken die complementair is aan de eerste range van hoeken.

Korte beschrijving van de figuren

Deze en andere aspecten en voordelen van de uitvinding zullen 25 duidelijk worden aan de hand van de volgende beschrijving van de uitvoeringsvormen, onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening waarin

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht is van een zijwaarts emitterende inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 2 een zijaanzicht van de zijwaarts emitterende inrichting 30 getoond in Fig. 1 is; 10 3 0 0 24 : 7

Fig. 3 een schematische doorsnede van een achterlicht-eenheid voorzien van een array van de zijwaarts emitterende inrichtingen getoond in Fig. 1 is volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding; en

Fig. 4 een schematische doorsnede is van een Liquid Crystal 5 Display (LCD) dat gebruik maakt van de achterlicht-eenheid getoond in Fig. 3 volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Gedetailleerde beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen

Thans zal in detail worden verwezen naar de uitvoeringsvormen van de uitvinding, waarvan voorbeelden zijn getoond in de bij gevoegde 10 tekening, waarbij gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar overeenkomende elementen. De uitvoeringsvormen worden hieronder beschreven om de uitvinding uit te leggen onder verwijzing naar de figuren.

Fig. 1 is een schematisch perspectivisch aanzicht van een zijwaarts emitterende inrichting 10 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

15 Fig. 2 is een zijaanzicht van de zijwaarts emitterende inrichting getoond in Fig. 1.

Onder verwijzing naar Figg. 1 en 2 omvat de zijwaarts emitterende inrichting 10 een lichtemitterende inrichting 30 en een zijwaartse emitter 50 die invallend licht van de lichtemitterende inrichting 30 schuin 20 neerwaarts richt.

Wanneer een hoofdrichting van het door de lichtemitterende inrichting 30 uitgezonden licht wordt aangeduid als een opwaartse richting, zal een neerwaartse richting worden aangeduid als een richting die tegengesteld is aan de opwaartse richting. De hoofdrichting van het dor de 25 lichtemitterende inrichting 30 uitgezonden licht correspondeert in hoofdzaak met een centrale as C van de zijwaarts emitterende inrichting 10 en de opwaartse richting correspondeert met de richting van het licht dat door de lichtemitterende inrichting 30 is uitgezonden en zich voortplant langs de centrale as C van de zijwaarts emitterende inrichting 10. Een 10 3 0 0 24 8 horizontale as wordt aangeduid als een as die zich dwars op de hoofdrichting uitstrekt, dat wil zeggen dwars op de centrale as C.

De lichtemitterende inrichting 30 omvat een op een basis 35 geplaatste lichtemitterende diode (LED) chip 31 voor het genereren van 5 licht en de corresponderende zijwaartse emitter 50 waarmee de LED chip 31 kan zijn gekoppeld.

De LED chip 31 en de zijwaartse emitter 50 kunnen in direct contact met elkaar staan, zodat de hoeveelheid licht die door de LED chip 31 wordt gegenereerd en de zijwaartse emitter 50 binnengaat kan worden 10 gemaximaliseerd.

De zijwaartse emitter 50 heeft een transparant lichaam 51 vervaardigd van een transparant materiaal. De zijwaartse emitter 50 omvat een eerste reflectieoppervlak 53, een eerste brekingsoppervlak 55, een tweede brekingsoppervlak 57 en een tweede reflectieoppervlak 59. Het 15 eerste reflectieoppervlak 53 reflecteert het door de lichtemitterende inrichting 30 binnen een eerste range A van hoeken nabij de centrale as C uitgezonden licht. Het eerste brekingsoppervlak 55 breekt het door het eerste reflectieoppervlak 53 gereflecteerde lichte schuin neerwaarts. Het tweede brekingsoppervlak 57 breekt het licht dat door de lichtemitterende 20 inrichting wordt uitgezonden in een tweede range B van hoeken die verder van de centrale as ligt dan de eerste range A. Het eerste reflectieoppervlak 53 en de eerste en tweede brekingsoppervlakken 55 en 57 zijn oppervlakken van het transparante lichaam 51.

De centrale as C van de zijwaarts emitterende inrichting 10 25 volgens de huidige uitvoeringsvorm valt samen met de centrale as van de LED chip 31 en de zijwaartse emitter 50.

De eerste range A van hoeken is in hoofdzaak 40° tot 140°, of kan in hoofdzaak 50° toto 130° zijn, ten opzichte van de horizontale as die door het lichtemissiepunt van de lichtemitterende inrichting 30 gaat, dat wil 30 zeggen het centrale punt van de LED chip 31.

103 0 0 24 9

Het eerste reflectieoppervlak 53 kan een totale-interne-reflectie oppervlak zijn dat ten minste een deel van het door de LED chip 31in de eerste range A van hoeken uitgezonden licht totaal intern reflecteert. Het eerste reflectieoppervlak 53 kan dusdanig zijn gevormd dat het het licht 5 dusdanig reflecteert dat het zich voortplant in een richting die parallel is aan de horizontale as, dat wil zeggen met een hoek van 0°.

Het eerste reflectieoppervlak 53 kan een conisch oppervlak zijn dat is gecentreerd rond de centrale as C. Voorts kan het eerste reflectieoppervlak 53 een plat oppervlak of een concaaf oppervlak zijn.

10 Het eerste brekingsoppervlak 55 kan in verbinding staan met het eerste reflectieoppervlak 53. Het eerste brekingsoppervlak 55 kan dusdanig zijn gevormd dat het het door het eerste reflectieoppervlak 53 totaal intern gereflecteerde licht schuin neerwaarts breekt met een hoek van in hoofdzaak -10° of minder ten opzichte van de horizontale as. Het eerste 15 brekingsoppervlak 55 wijkt weg van het eerste reflectieoppervlak 53 in een neerwaartse richting en weg van een as die zich parallel aan de centrale as C uitstrekt. Het eerste brekingsoppervlak 55 kan bijvoorbeeld wegwijken met een hoek van in hoofdzaak 30° tot 60° ten opzichte van de as die zich parallel aan de centrale as C uitstrekt.

20 De richting van het licht dat aan het eerste brekingsoppervlak 55 breekt kan worden gewijzigd door het wijzigen van de wijkhoek van het eerste brekingsoppervlak 55.

Het tweede brekingsoppervlak 57 kan dusdanig zijn gevormd dat het het door de lichtemitterende inrichting 30 in een tweede range B van 25 hoeken uitgezonden licht breekt.

Wanneer de eerste range A van hoeken 40° tot 140° omvat, omvat de tweede range B van hoeken in hoofdzaak 0° tot 40° en 140° tot 180° ten opzichte van de horizontale as. Wanneer de eerste range A van hoeken 50° 1030024 10 tot 130° omvat, omvat de tweede range B van hoeken in hoofdzaak 0° tot 50° en 130° tot 180° ten opzichte van de horizontale as.

Het tweede brekingsoppervlak 57 kan een plat oppervlak of een concaaf oppervlak zijn. Figg. 1 en 2 tonen een voorbeeld waarin het tweede 5 brekingsoppervlak 57 een concaaf oppervlak is.

Het tweede brekingsoppervlak 57 kan ten minste een deel van het invallende licht schuin neerwaarts breken onder een hoek van -10° of minder ten opzichte van de horizontale as.

Aangezien de hoek waaronder licht invalt op het tweede 10 brekingsoppervlak 57 varieert afhankelijk van de positie op het tweede brekingsoppervlak 57 waarop het licht invalt, kan een deel van het licht zich schuin opwaarts voortplanten nadat het is gebroken door het tweede brekingsoppervlak 57.

De zijwaartse emitter 50 volgens de huidige uitvoeringsvorm kan 15 voorts een tweede reflectieoppervlak 59 omvatten voor het schuin neerwaarts reflecteren van het licht dat schuin opwaarts is gebroken door het tweede brekingsoppervlak 57.

Het tweede reflectieoppervlak 59 kan een gecoat oppervlak zijn voor het reflecteren van invallend licht.

20 Het tweede reflectieoppervlak 59 kan dusdanig zijn gevormd dat het zich parallel of in hoofdzaak parallel aan de horizontale as uitstrekt. Het tweede reflectieoppervlak 59 kan aan een eerste einde verbonden zijn met het tweede brekingsoppervlak 57 en aan een ander einde met het eerste brekingsoppervlak 55.

25 Het tweede brekingsoppervlak 57 kan dusdanig zijn gevormd dat het het grootste deel van het invallende licht naar het tweede reflectieoppervlak 59 breekt, dat wil zeggen schuin opwaarts. Het tweede reflectieoppervlak 59 kan het invallende licht dusdanig reflecteren dat het j 10 3 0 0 24 11 licht schuin neerwaarts wordt gericht, mogelijk onder een hoek van in hoofdzaak -10° of minder ten opzichte van de horizontale as.

Dienovereenkomstig kunnen het tweede brekingsoppervlak 57 en het tweede reflectieoppervlak 59 dusdanig zijn geplaatst dat licht dat door 5 het tweede brekingsoppervlak 57 passeert of dat door het oppervlak 57 passeert en vervolgens wordt gereflecteerd door het tweede reflectieoppervlak 59 zich schuin neerwaarts kan voortplanten onder een hoek van in hoofdzaak -10° ten opzichte van de horizontale as.

Elk van het eerste reflectieoppervlak 53 en het eerste en tweede 10 brekingsoppervlak 55 en 57 kunnen symmetrisch zijn ronde de centrale as C, zodat de zijwaartse emitter 50 het van de lichtemitterende inrichting 30 invallende licht schuin neerwaarts kan richten met een uniforme verdeling. Voorts kan het tweede reflectieoppervlak 59 eveneens symmetrisch zijn ronde de centrale as C.

15 De zijwaarts emitterende inrichting 10 die is geconstrueerd zoals hierboven beschreven kan het grootste deel van het licht neerwaarts ten opzichte van de horizontale as uitzenden.

Aangezien het eerste reflectieoppervlak 53 van de zijwaartse emitter 50 van de zijwaarts emitterende inrichting 10 niet is gecoat voor het 20 reflecteren van het invallende licht en een structuur heeft voor het van het daarop invallend licht totaal reflecteren van slechts het licht dat aan totale interne reflectievoorwaarden voldoet, wordt een deel van het licht doorgelaten door het eerste reflectieoppervlak en plant zich voort in een richting die opwaarts is gericht ten opzichte van de zijwaarts emitterende 25 inrichting 10. Desalniettemin kan de zijwaarts emitterende inrichting 10 het grootste deel van het licht schuin neerwaarts richten, zodat een substantiële hoeveelheid licht een aan de zijde gelegen onderste einde van de zijwaarts emitterende inrichting 10 kan bereiken. Dienovereenkomstig kan, wanneer de zijwaarts emitterende inrichting 10 wordt gebruikt als een 30 puntlichtbron voor een achterlicht-eenheid, het licht uniform worden 103 0 024 12 gemengd, en kan aldus de dikte van de achterlicht-eenheid worden gereduceerd.

Tevens kan, wanneer een veelvoud van zijwaarts emitterende inrichtingen 10 in een array wordt geplaatst, het licht dat op naburige 5 zijwaarts emitterende inrichtingen 10 valt worden geminimaliseerd, en aldus kan een interferentie met het licht dat is uitgezonden door de LED chips 31 van de naburige zijwaarts emitterende inrichtingen worden geminimaliseerd.

Fig. 3 is een schematische doorsnede van een achterlicht-eenheid 10 100 voorzien van een array van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10 als lichtbronnen volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Onder verwijzing naar Fig. 3 omvat de achterlicht-eenheid 100 een array van zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c, een basisplaat 101, een reflectiediffusieplaat 110 en een 15 transmissiediffusieplaat 140. De zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c zijn op de basisplaat 101 geplaatst. De reflectiediffusieplaat 110 is onder de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c geplaatst, voor het verstrooien en reflecteren van het licht dat door de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10 is uitgezonden. De 20 transmissiediffusieplaat 140 is boven de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c geplaatst voor het verstrooien en doorlaten van het invallende licht.

De basisplaat 101 dient als een substraat waarop het veelvoud van zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c in een array is geplaatst. 25 De basisplaat kan een printplaat (PCB) zijn dat de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c aanstuurt. Het PCB dat de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c aanstuurt kan separaat van de basisplaat 101 worden vervaardigd.

Elk van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c 30 heeft dezelfde structuur als de zijwaarts emitterend inrichting 10 die 1Q3 0 0 24 13 hierboven is beschreven onder verwijzing naar Figg. 1 en 2. Het grootste deel van het Lambertiaanse licht dat is uitgezonden door de LED chip 31 die onder de zijwaartse emitter 50 van elk van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c is geplaatst plant zich schuin neerwaarts voort 5 ten gevolge van de zijwaartse emitter 50.

De zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c kunnen respectievelijk rood (R), groen (G) en blauw (B) licht uitzenden. In dit geval zijn de LED chips 31 voor het genereren van R, G en B licht opgenomen in respectievelijk de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c.

10 Als alternatief kunnen alle zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c wit licht uitzenden. In dit geval zijn de LED chips 31 voor het genereren van wit licht opgenomen in elk van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c.

Wanneer de LED chips 31 voor het genereren van het R, G en B 15 licht of de LEDs voor het genereren van het witte licht zijn opgenomen in de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c, kan een liquid crystal display (LCD) dat de achterlicht-eenheid gebruikt een kleurenbeeld weergeven.

De reden waarom de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b 20 en 10c zijn aangeduid met verschillende verwijzingscijfers in Fig. 3 is om onderscheid te maken tussen de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c wanneer de LEDs verschillende kleuren licht uitzenden. Indien alle zijwaarts emitterende inrichtingen wit licht uitzenden, kan aan alle zijwaarts emitterende inrichtingen hetzelfde verwijzingscijfer 10 worden 25 gegeven.

De reflectiediffusieplaat 110 verstrooit het licht dat zich schuin neerwaarts voortplant vanaf de zijwaartse emitters 50 van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c en reflecteert het licht opwaarts.

De reflectiediffusieplaat 110 is op de basisplaat en onder de 30 zijwaarts emitterend inrichtingen 10a, 10b en 10c geplaatst wanneer de 1030024 14 basisplaat 110 horizontaal is gepositioneerd. In de reflectiediffusieplaat kan en veelvoud van gaten zijn gevormd waardoorheen het veelvoud van zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c kan passeren. De zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c kunnen in de gaten van 5 de op de basisplaat 101 geplaatste reflectiediffusieplaat 110 worden ingebracht.

De transmissiediffusieplaat 140 is boven de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c en de reflectiediffusieplaat 110 geplaatst en bevindt zich op een vooraf bepaalde afstand "d" van een onderste deel 100a 10 van de achterlicht-eenheid 100. De transmissiediffusieplaat 140 verstrooit het daarop invallende licht en laat het door.

Indien de transmissiediffusieplaat 140 zich te dicht bij de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c bevindt, verschijnen de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c helderder dan de ruimten tussen 15 de zijwaarts emitterende inrichtingen, waardoor de uniformiteit van de helderheid wordt gereduceerd. Voorts, neemt indien de transmissiediffusieplaat 140 zich verder van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a 10b en 10c bevindt, de dikte van de achterlicht-eenheid 100 toe. Dienovereenkomstig kan de afstand "d" tussen de 20 transmissiediffusieplaat 140 en het onderste deel 100a van de achterlicht-eenheid 100 voorzien van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c en de reflectiediffusieplaat 110 worden geminimaliseerd binnen een range dusdanig dat het licht uniform kan worden gemengd door lichtverstrooiing en zonder de noodzaak om de dikte van de achterlicht-25 eenheid te vergroten.

Aangezien de achterlicht-eenheid 100 volgens de huidige uitvoeringsvorm de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c als lichtbronnen gebruikt, kan het licht voldoende worden gemengd ondanks dat de afstand "d" tussen de lichtbronnen en de transmissiediffusieplaat 140 30 boven de lichtbronnen is gereduceerd in vergelijking tot een algemene 10 3 0 0 24 15 achterlicht-eenheid die een conventionele zijwaarts emitterende LED gebruikt als een lichtbron. Dienovereenkomstig kan de dikte van de achterlicht-eenheid 100 volgens de huidige uitvoeringsvorm geringer zijn dan de dikte die nodig is voor een conventionele achterlicht-eenheid met een 5 conventionele zijwaarts emitterende LED.

De zijwaartse emitters 50 richten het grootste deel van het licht dat door de lichtemitterende inrichtingen 30 van de zijwaarts emitterende inrichtingen 10 en 10a, 10b en 10c wordt uitgezonden schuin neerwaarts. Zoals hierboven beschreven, echter, kan een deel van het licht zich opwaarts 10 vanuit de zijwaartse emitters 50 voortplanten. De hoeveelheid licht die zich opwaarts vanuit de zijwaartse emitters 50 voortplant kan bijvoorbeeld overeenkomen met ongeveer 20% van de totale hoeveelheid licht die door de lichtemitterende inrichting 30 is uitgezonden.

Ten gevolgen van het licht dat zich opwaarts vanuit de zijwaartse 15 emitters 50 voortplant, kunnen lichtvlekken zichtbaar zijn op de posities van de LED chips 31 gezien vanaf de bovenzijde van de achterlicht-eenheid 100. Evenzo, wanneer de R, G en B LED chips 31 die respectievelijk R, G en B licht uitzenden zijn geplaatst voor het realiseren van een kleurenbeeld, kunnen gekleurde vlekken zichtbaar zijn.

20 Om het probleem dat wordt veroorzaakt door het licht dat zich opwaarts vanuit de zijwaartse emitters 50 voortplant op te lossen, kan de achterlicht-eenheid 100 voorts een veelvoud van reflecterende spiegels 120 omvatten, die zijn gevormd op een oppervlak van een optische plaat 130 voor het reflecteren van het licht dat opwaarts wordt uitgezonden door de 25 zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c. Het veelvoud van reflecterende spiegels 120 kan in een array zijn geplaatst op het oppervlak van de optische plaat 130, direct boven de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c.

De optische plaat 130 waarop het veelvoud van reflecterende 30 spiegels 120 is gevormd kan zijn vervaardigd van transparant 103 0 0 24 16 polymethylmethacrylaat (PMMA), dat invallend licht doorlaat. De optische plaat 130 kan eveneens een transmissiediffusieplaat zijn.

Het veelvoud van reflecterende spiegels 120 en de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c kunnen op een vooraf bepaalde 5 afstand van elkaar zijn geplaatst en steunen 135 kunnen tussen de optische plaat 130 en de reflectiediffusieplaat 110 of de basisplaat 101 zijn geplaatst voor het behouden van de afstand daartussen.

Wanneer de optische plaat 130 een transmissiediffusieplaat is, kan meer lichtverstrooiing optreden dan wanneer alleen de reflectiediffusieplaat 10 110 en de transmissiediffusieplaat 140 worden toegepast.

Dienovereenkomstig kan de afstand tussen de transmissiediffusieplaat 140 en de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c, dat wil zeggen de afstand "d" tussen de transmissiediffusieplaat 140 en het onderste deel 100a van de achterlicht-eenheid 100 verder worden gereduceerd, hetgeen 15 resulteert in een reductie van de dikte van de achterlicht-eenheid 100.

Wanneer de optische plaat 130 een transmissiediffusieplaat is, is de lichttransmissie meer gereduceerd dan wanneer de optische plaat 130 is vervaardigd van transparant PMMA. Aldus, indien de lichttransmissie belangrijker is dan de diktereductie, kan de optische plaat worden 20 vervaardigd van transparant PMMA, en indien de diktereductie van de achterlicht-eenheid 100 belangrijker is dan lichttransmissie, kan de optische plaat 130 de transmissiediffusieplaat zijn.

De achterlicht-eenheid 100 kan voorts een helderheidverbeterende film 150 omvatten voor het verbeteren van directionaliteit van het vanaf de 25 transmissiediffusieplaat 140 uitgezonden licht en een polarisatieverbeterende film 170 voor het verbeteren van polarisatie-efficiëntie.

De helderheidverbeterende film 150 breekt en concentreert het door de transmissiediffusieplaat 140 uitgezonden licht om de directionaliteit 30 en helderheid van het licht te vergroten.

103 0 0 24 17

De polarisatie verbeterende film 170 kan selectief licht met een bepaald polarisatierichting doorlaten, bijvoorbeeld p-gepolariseerd licht, en licht met een andere polarisatie reflecteren, bijvoorbeeld s-gepolariseerd licht. Na passage door de polarisatieverbeterende film 170 wordt het 5 grootste deel van het invallende licht uitgezonden als gepolariseerd licht, dat wil zeggen bijvoorbeeld p-gepolariseerd licht.

Wanneer een LCD de achterlicht-eenheid 100 volgens de huidige uitvoeringsvorm toepast, wordt een liquid crystal-paneel verschaft boven de achterlicht-eenheid 100. Zoals bekend voor diegenen met algemene kennis 10 van het vakgebied wordt, wanneer lineair gepolariseerd licht op een liquid crystal laag van het liquid crystal paneel valt en schakelen van een elektrisch veld wordt toegepast op de liquid crystal laag, beeldinformatie weergegeven ten gevolge van de verandering in de polarisatie van het licht dat door de liquid crystal laag passeert.

15 Dienovereenkomstig kan indien het licht dat op het liquid crystal paneel invalt is gepolariseerd in één richting de verlichtingsefficiëntie van het LCD worden verbeterd. Aldus kan, indien de polarisatieverbeterende film 170 is opgenomen in de achterlicht-eenheid 100, de verlichtingsefficiëntie worden verbeterd.

20 Zoals hierboven beschreven, treedt interferentie met naburige zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c niet op, aangezien de achterlicht-eenheid 100 volgens de uitvinding het array van zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c gebruikt die als puntlichtbronnen licht schuin neerwaarts uitzenden. Bovendien kunnen de 25 reflectiediffusieplaat 110 en de transmissiediffusieplaat 140 licht naar een breder gebied verstrooien, aangezien de zijwaarts emitterende inrichtingen 10a, 10b en 10c licht schuin neerwaarts uitzenden. Derhalve kan over de gehele achterlicht-eenheid 100 licht met uniforme intensiteit worden verkregen.

1 03 0 0 24 18

Dientengevolge heeft, wanneer de achterlicht-eenheid 100 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt gebruikt om een LCD te verlichten, het weergegeven beeld een hoge kwaliteit met uniforme helderheid.

5 Fig. 4 is een schematische doorsnede is van een LCD dat gebruik maakt van de achterlicht-eenheid 100 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

Onder verwijzing naar Fig. 4 omvat het LCD een achterlicht-eenheid 100 en een liquid crystal paneel 200 dat boven de achterlicht-10 eenheid 100 is geplaatst. Het liquid crystal paneel 200 is verbonden met een aansturingsschakeling. Aangezien de structuur van het liquid crystal paneel 200 en de werking van de aansturingsschakeling algemeen bekend zijn in het vakgebied van LCDs, zal een gedetailleerde beschrijving daarvan niet worden gegeven.

15 De zijwaarts emitterende inrichting volgens de uitvinding kan het grootste deel van het licht neerwaarts uitzenden ten opzichte van de horizontale as. Aldus kan indien de zijwaarts emitterende inrichtingen worden gebruikt als lichtbronnen voor de achterlicht-eenheid het licht uniform worden gemengd. Daarnaast treedt wanneer het array van 20 zijwaarts emitterende inrichtingen volgens de uitvinding wordt gebruikt geen interferentie op.

Bijgevolg kan de achterlicht-eenheid met een veelvoud van de zijwaarts emitterende inrichtingen volgens de uitvinding als puntlichtbronnen een hoge kwaliteit licht verkrijgen met uniforme 25 intensiteit over het gehele oppervlak, en kan de achterlicht-eenheid dunner worden gemaakt. Het LCD met de achterlicht-eenheid kan een hoge kwaliteit beeld bereiken met uniforme helderheid.

Hoewel een aantal uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn getoond en beschreven, zal het duidelijk zijn voor diegenen met algemene 30 kennis in het vakgebied dat wijzigingen kunnen worden aangebracht in 103 0 0 24 19 deze uitvoeringsvormen zonder af te wijken van het principe en het wezen van de uitvinding, waarvan de omvang wordt gedefinieerd in de bij gevoegde conclusies en hun equivalenten.

10 3 0 0 24 ;

Claims (47)

1. Zijwaarts emitterende inrichting omvattende: een lichtemitterende inrichting voor het uitzenden van licht; en een zijwaartse emitter voor het wijzigen van een pad van ten minste een deel van het vanuit de lichtemitterende inrichting invallende 5 licht, waarbij indien een hoofdrichting van het door de lichtemitterende inrichting uitgezonden licht een opwaartse richting is, een aan de opwaartse richting tegengestelde richting een neerwaartse richting is en een as dwars op de hoofdrichting een horizontale as is, de zijwaartse emitter omvat: 10 een eerste reflectieoppervlak voor het reflecteren van het door de lichtemitterende inrichting in een eerste range van hoeken nabij een centrale as daarvan uitgezonden licht; een eerste brekingsoppervlak voor het ten opzichte van de horizontale as schuin neerwaarts breken van het door het eerste 15 reflectieoppervlak gereflecteerde licht; en een tweede brekingsoppervlak voor het breken van het licht dat door de lichtemitterende inrichting is uitgezonden in een tweede range van hoeken die complementair is aan de eerste range van hoeken.

2. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 1, waarbij het eerste reflectieoppervlak een totale-interne-reflectie oppervlak is dat ten minste een deel van het in de eerste range van hoeken uitgezonden licht reflecteert door totale interne reflectie.

3. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 2, waarbij het 25 eerste reflectieoppervlak een conisch vlak is dat is gecentreerd rond de centrale as en dat een platte vorm of een concave vorm heeft. 103 0 0 24

4. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste range van hoeken zich uitstrekt van in hoofdzaak 40° tot 140° ten opzichte van de horizontale as van de lichtemitterende inrichting.

5. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 1, waarbij het 5 eerste brekingsoppervlak neerwaarts wegwijkt van het eerste reflectieoppervlak ten opzichte van een as die zich parallel aan de centrale as uitstrekt.

6. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 5, waarbij het eerste brekingsoppervlak wegwijkt onder een hoek van in hoofdzaak 30° tot 10 60° ten opzichte van de as die zich parallel aan de centrale as uitstrekt.

7. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 1, waarbij het tweede brekingsoppervlak ten minste een deel van het invallende licht schuin neerwaarts breekt ten opzichte van de horizontale as.

8. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 7, waarbij het 15 tweede brekingsoppervlak een platte vorm of een concave vorm heeft.

9. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 1, voorts omvattende een tweede reflectieoppervlak voor het schuin neerwaarts reflecteren van het door het tweede brekingsoppervlak gebroken licht.

10. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 9, waarbij het 20 tweede reflectieoppervlak is verbonden met het eerste brekingsoppervlak en het tweede brekingsoppervlak en een gecoat oppervlak is voor het reflecteren van invallend licht.

11. Zijwaarts emitterende inrichting volgens conclusie 1, waarbij elk van het eerste brekingsoppervlak, het tweede brekingsoppervlak en het 25 eerste reflectieoppervlak symmetrisch is ten opzichte van de centrale as.

12. Achterlicht-eenheid omvattende: een array van de zijwaarts emitterende inrichtingen die op een basisplaat zijn geplaatst, waarbij elke zijwaarts emitterende inrichting omvat: 103 0 0 24 een lichtemitterende inrichting voor het uitzenden van licht; en een zijwaartse emitter voor het wijzigen van een pad van ten minste een deel van het vanuit de lichtemitterende inrichting invallende licht, 5 waarbij indien een hoofdrichting van het door de lichtemitterende inrichting uitgezonden licht een opwaartse richting is, een aan de opwaartse richting tegengestelde richting een neerwaartse richting is en een as dwars op de hoofdrichting een horizontale as is, en de zijwaartse emitter omvat: een eerste reflectieoppervlak voor het reflecteren van het 10 door de lichtemitterende inrichting in een eerste range van hoeken nabij een centrale as uitgezonden licht; een eerste brekingsoppervlak voor het ten opzichte van de horizontale as schuin neerwaarts breken van het door het eerste reflectieoppervlak gereflecteerde licht; en 15 een tweede brekingsoppervlak voor het breken van het licht dat door de lichtemitterende inrichting is uitgezonden in een tweede range van hoeken buiten de eerste range van hoeken; een reflectiediffusieplaat die onder de zijwaarts emitterende inrichtingen is geplaatst voor het verstrooien en reflecteren van het vanuit 20 de zijwaarts emitterende inrichtingen invallende licht; en een eerste transmissiediffusieplaat die boven de zijwaarts emitterende inrichtingen is geplaatst voor het verstrooien en doorlaten van het invallende licht.

13. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij het eerste 25 reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting een totale - interne-reflectie oppervlak is dat ten minste een deel van het in de eerste range van hoeken uitgezonden licht reflecteert door totale interne reflectie.

14. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 13, waarbij het eerste reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting een conisch 103 0 0 24 oppervlak is dat is gecentreerd rond de centrale as van elke zijwaarts emitterende inrichting en dat een platte vorm of een concave vorm heeft.

15. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij de eerste range van hoeken van elke zijwaarts emitterende inrichting zich uitstrekt van in 5 hoofdzaak 40° tot 140° ten opzichte van de horizontale as van de lichtemitterende inrichting.

16. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij het eerste brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting wegwijkt van het eerste reflectieoppervlak van de betreffende zijwaarts emitterende 10 inrichting ten opzichte van een as die zich parallel aan de centrale as van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting uitstrekt.

17. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 16, waarbij het eerste brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting wegwijkt onder een hoek van in hoofdzaak 30° tot 60° ten opzichte van de as die zich 15 parallel aan de centrale as van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting uitstrekt.

18. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij het tweede brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting ten minste een deel van het invallende licht schuin neerwaarts breekt ten opzichte van de 20 horizontale as.

19. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 18, waarbij het tweede brekingsoppervlak een plat oppervlak of een concaaf oppervlak is.

20. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij elke zijwaartse emitter van de zijwaarts emitterende inrichtingen voorts omvat: 25 een tweede reflectieoppervlak voor het schuin neerwaarts reflecteren van het door het tweede brekingsoppervlak gebroken licht.

21. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 20, waarbij het tweede reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting is verbonden met het eerste brekingsoppervlak en het tweede brekingsoppervlak en een 30 gecoat oppervlak is voor het reflecteren van invallend licht. 103 0 0 24

22. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij elk van het eerste brekingsoppervlak, het tweede brekingsoppervlak en het eerste reflectieoppervlak van de zijwaarts emitterende inrichting symmetrisch is ten opzichte van de centrale as daarvan.

23. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, waarbij elk van de zijwaarts emitterende inrichtingen één van rood, groen en blauw licht of wit licht uitzendt.

24. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, voorts omvattende: een optische plaat die boven het veelvoud van de zijwaarts 10 emitterende inrichtingen is geplaatst; en een veelvoud van reflecterende spiegels die op een oppervlak van de optische plaat zijn gevormd voor het reflecteren van licht dat door de zijwaarts emitterende inrichtingen passeert en zich in een opwaartse richting voortplant.

25 Lambertiaanse lichtbron en een as die zich dwars op de centrale as door de Lambertiaanse lichtbron uitstrekt een horizontale as is, waarbij de werkwijze omvat: het wijzigen van een pad van ten minste een deel van het licht van de Lambertiaanse lichtbron dat in een eerste range van hoeken nabij de 30 centrale as wordt uitgezonden; 10 3 0 0 24 het schuin ten opzichte van de horizontale as naar de Lambertiaanse lichtbron toe breken van het licht met het gewijzigde pad; en het schuin ten opzichte van de horizontale as naar de Lambertiaanse lichtbron toe breken van een eerste deel van het licht van de 5 Lambertiaanse lichtbron dat wordt uitgezonden in een tweede range van hoeken die complementair is aan de eerste range van hoeken.

25. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 24, waarbij de optische plaat een plaat vervaardigd van een transparant polymethylmethacrylaat (PMMA) is of een tweede transmissiediffusieplaat.

26. Achterlicht-eenheid volgens conclusie 12, voorts omvattende ten minste één van een helderheidverbeterende film voor het verbeteren van 20 directionaliteit van het vanuit de eerste transmissiediffusieplaat uitgezonden licht en een polarisatieverbeterende film voor het verbeteren van polarisatie-efficiëntie.

27. Liquid Crystal Display (LCD) omvattende: een liquid crystal paneel; en 25 de achterlicht-eenheid voor het uitzenden van licht naar het liquid crystal paneel, waarbij de achterlicht-eenheid omvat: een array van de zijwaarts emitterende inrichtingen die op een basisplaat zijn geplaatst, waarbij elke zijwaarts emitterende inrichting omvat: 30 een lichtemitterende inrichting voor het uitzenden van licht; en 103 0 0 24 een zijwaartse emitter voor het wijzigen van een pad van ten minste een deel van het vanuit de lichtemitterende inrichting invallende licht, waarbij indien een hoofdrichting van het door de lichtemitterende 5 inrichting uitgezonden licht een opwaartse richting is, een aan de opwaartse richting tegengestelde richting een neerwaartse richting is en een as dwars op de hoofdrichting een horizontale as is, en de zijwaartse emitter een eerste reflectieoppervlak omvat voor het reflecteren van het door de lichtemitterende inrichting in een eerste range van hoeken nabij een 10 centrale as uitgezonden licht, een eerste brekingsoppervlak voor het ten opzichte van de horizontale as schuin neerwaarts breken van het door het eerste reflectieoppervlak gereflecteerde licht en een tweede brekingsoppervlak voor het breken van het licht dat door de lichtemitterende inrichting is uitgezonden in een tweede range van hoeken 15 buiten de eerste range van hoeken; een reflectiediffusieplaat die onder de zijwaarts emitterende inrichtingen is geplaatst voor het verstrooien en reflecteren van het vanuit de zijwaarts emitterende inrichtingen invallende licht; en een eerste transmissiediffusieplaat die boven de zijwaarts 20 emitterende inrichtingen is geplaatst voor het verstrooien en doorlaten van het invallende licht.

28. LCD volgens conclusie 27, waarbij het eerste reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting een totale-interne-reflectie oppervlak is dat ten minste een deel van het in de eerste range van hoeken 25 uitgezonden licht reflecteert door totale interne reflectie.

29. LCD volgens conclusie 28, waarbij het eerste reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting een conisch vlak is dat is gecentreerd rond de centrale as van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting en een plat oppervlak of een concaaf oppervlak is. 103 0 0 24

30. LCD volgens conclusie 27, waarbij de eerste range van hoeken van elke zijwaarts emitterende inrichting zich uitstrekt van in hoofdzaak 40° tot 140° ten opzichte van de horizontale as.

31. LCD volgens conclusie 27, waarbij het eerste brekingsoppervlak 5 van elke zijwaarts emitterende inrichting wegwijkt van het eerste reflectieoppervlak van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting ten opzichte van een as die zich parallel aan de centrale as van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting uitstrekt.

32. LCD volgens conclusie 31, waarbij het eerste brekingsoppervlak 10 van elke zijwaarts emitterende inrichting wegwijkt onder een hoek van in hoofdzaak 30° tot 60° ten opzichte van de as die zich parallel aan de centrale as van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting uitstrekt.

33. LCD volgens conclusie 27, waarbij het tweede brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting ten minste een deel van het 15 invallende licht schuin neerwaarts breekt ten opzichte van de horizontale as.

34. LCD volgens conclusie 33, waarbij het tweede brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting een plat oppervlak of een concaaf oppervlak is.

35. LCD volgens conclusie 27, waarbij elke zijwaartse emitter van de zijwaarts emitterende inrichtingen voorts omvat: een tweede reflectieoppervlak van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting voor het schuin neerwaarts reflecteren van het door het tweede brekingsoppervlak van de betreffende zijwaarts emitterende 25 inrichting gebroken licht.

36. LCD volgens conclusie 35, waarbij het tweede reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting is verbonden met het eerste brekingsoppervlak van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting en het tweede brekingsoppervlak van de betreffende zijwaarts emitterende 103 0 0 24 inrichting en een gecoat oppervlak is voor het reflecteren van invallend licht.

37. LCD volgens conclusie 27, waarbij elk van het eerste brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting, het tweede 5 brekingsoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting en het eerste reflectieoppervlak van elke zijwaarts emitterende inrichting symmetrisch is ten opzichte van de centrale as van de betreffende zijwaarts emitterende inrichting.

38. LCD volgens conclusie 27, waarbij elk van de zijwaarts emitterende 10 inrichtingen één van rood, groen en blauw licht of wit licht uitzendt, zodat een kleurenbeeld wordt weergegeven.

39. LCD volgens conclusie 27, waarbij de achterlicht-eenheid voorts omvat: een optische plaat die boven het veelvoud van de zijwaarts 15 emitterende inrichtingen is geplaatst; en een veelvoud van reflecterende spiegels die op een oppervlak van de optische plaat zijn gevormd voor het reflecteren van licht dat door de zijwaarts emitterende inrichtingen passeert en zich vervolgens in een opwaartse richting voortplant.

40. LCD volgens conclusie 39, waarbij de optische plaat een plaat vervaardigd van een transparant polymethylmethacrylaat (PMMA) is of een tweede transmissiediffusieplaat.

41. LCD volgens conclusie 27, voorts omvattende ten minste één van een helderheidverbeterende film voor het verbeteren van directionaliteit van 25 het vanuit de eerste transmissiediffusieplaat uitgezonden licht en een polarisatieverbeterende film voor het verbeteren van polarisatie-efficiëntie.

42. Verlichtingsregelinrichting omvattende: een basisdeel dat in verbinding staat met een lichtemitterende inrichting voor het ontvangen van het daardoor uitgezonden licht; 103 0 0 24 een eerste conisch reflectieoppervlak voor het reflecteren van het binnen een eerste range van hoeken ten opzichte van een centrale as daarvan ontvangen licht; een eerste brekingsoppervlak voor het schuin en terug naar de 5 lichtemitterende inrichting breken van het door het eerste reflectieoppervlak gereflecteerde licht; en een tweede brekingsoppervlak voor het breken van het licht dat is ontvangen in een tweede range van hoeken die complementair is aan de eerste range van hoeken ten opzichte van de centrale as daarvan.

43. Verlichtingsregelinrichting volgens conclusie 42, waarbij elk van het conische eerste reflectieoppervlak, het eerste brekingsoppervlak en het tweede brekingsoppervlak dezelfde centrale as hebben.

44. Verlichtingsregelinrichting volgens conclusie 42, waarbij het eerste reflectieoppervlak een totale-interne-reflectie oppervlak is dat ten minste 15 ene deel van het in de eerste range van hoeken uitgezonden licht reflecteert door totale interne reflectie.

45. Verlichtingsregelinrichting volgens conclusie 42, voorts omvattende: een tweede reflectieoppervlak voor het schuin en terug naar de 20 lichtemitterende inrichting reflecteren van door het tweede brekingsoppervlak gebroken licht.

46. Werkwijze voor het richten van door een op een basisoppervlak gemonteerde Lambertiaanse lichtbron uitgezonden licht, waarbij een centrale as zich dwars op het basisoppervlak uitstrekt door de

47. Werkwijze volgens conclusie 46, voorts omvattende: het terug naar de Lambertiaanse lichtbron reflecteren van een tweede deel van het licht van de Lambertiaanse lichtbron dat wordt 10 uitgezonden in de tweede range van hoeken, licht dat schuin ten opzichte van de horizontale as weg van de Lambertiaanse lichtbron was gebroken. 15 1Ó3 0 0 24