NL1029397C2 - Systeem voor een verlaagd plafond. - Google Patents

Description

i

Korte aanduiding: Systeem voor een verlaagd plafond.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een systeem 5 voor een plafond in een ruimte omvattende een in de ruimte opgespannen plafond van doek-achtig plafondmateriaal, een plafondvoorziening zoals een verlichtingselement of een luchtmond opgenomen in een gat in het plafond en een bevestigingsorgaan boven het gat dat constructief is verbonden met de ruimte aan welke bevestigingsorgaan de 10 plafondvoorziening is bevestigd.

Een dergelijk systeem is bekend uit het Nederlands octrooi NL 1003163. Hierin wordt een systeem voor een verlaagd plafond van doekachtig plafondmateriaal omschreven, waarbij ten behoeve van het doen opnemen van een lamp, zoals een inbouwspot in het plafond, gebruik wordt j 15 gemaakt van een lampbevestigingselement. Dit lampbevestigingselement omvat een vierkante plaat die nabij de hoekpunten is voorzien van vier I bevestigingsblokken waarmee de plaat met behulp van schroeven aan het j hoofdplafond van de ruimte is bevestigd. Daarna wordt het plafonddoek ! opgespannen onder het lampbevestigingselement waarna in het doek 20 tegenover een gat dat aanwezig is in het midden van een komvormige, neerwaarts gerichte indeuking in de vierkante plaat, ook een gat wordt aangebracht. Door genoemde gaten heen wordt vervolgens een lampsysteem met behulp van veren aan de vierkante plaat bevestigd. Teneinde te voorkomen dat daarbij het plafonddoek ter plaatse van het lampsysteem een 25 neerwaartse of naar boven gerichte deuk krijgt, waardoor het plafond zichtbaar niet strak is, is het van groot belang dat de bevestigingsblokken dusdanige afmetingen bezitten dat de onderzijde van de komvormige indeuking juist spanningsloos aanligt tegen de bovenzijde van het plafonddoek. Dit vereist een grote deskundigheid en 30 nauwkeurigheid tijdens montage van het plafondsysteem.

1029397 2

De onderhavige uitvinding beoogt nu een systeem voor een verlaagd plafond volgens de aanhef te verschaffen, welke tijdens montage een aanmerkelijk minder hoge nauwkeurigheid vergt ten aanzien van de werkzaamheden voor het doen opnemen van een plafondvoorziening in het 5 doek-achtig plafondmateriaal ervan dan bij de stand van de techniek is vereist. Hiertoe omvat het bevestigingsorgaan een basisbevestigingsorgaan dat constructief is verbonden met de ruimte, een stelbevestigingsorgaan gekoppeld met het basisbevestigingsorgaan aan welk stelbevestigingsorgaan de plafondvoorziening is bevestigd alsmede verstelmiddelen voor het ten 10 opzichte van het basisbevestigingsorgaan kunnen verstellen van het stelbevestigingsorgaan in een richting loodrecht op het plafond. Dankzij deze kenmerkende maatregelen van de uitvinding is het mogelijk om, nadat het bevestigingsorgaan constructief is verbonden met de ruimte, de afstand tussen het bevestigingsorgaan en de bovenzijde van het plafond in 15 te stellen door het ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan verstellen van het stelbevestigingsorgaan. Dit verstellen kan zowel plaatsvinden voordat het doek-achtig plafondmateriaal is opgespannen waarbij men dus anticipeert op de verwachte uiteindelijke hoogte van het doek-achtig plafondmateriaal in opgespannen toestand, maar vindt bij 20 voorkeur plaats nadat het doek-achtig plafondmateriaal is opgespannen, zodat men uit kan gaan van de daadwerkelijke positie van het plafonddoek.

Bij voorkeur omvatten de verstelmiddelen een schroefdraadverbinding tussen het basisbevestigingsorgaan en het stel bevestigingsorgaan. Aldus wordt de mogelijkheid geboden om met 25 constructief eenvoudige middelen traploos en nauwkeurig het stelbevestigingsorgaan ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan te positioneren.

Bij grote voorkeur geldt dat de schroefdraadverbinding centraal boven de plafondvoorziening aanwezig is. Aldus kan het 30 verstellen van het stelbevestigingsorgaan plaatsvinden via het gat in het | 1029397 3 doek-achtig plafondmateriaal dat ten behoeve van de plafondvoorziening daarin wordt gemaakt.

Een constructief zeer voordelige voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het 5 basisbevestigingsorgaan een buisvormig deel en een vanaf een uiteinde van het buisvormig deel loodrecht op de hartlijn van de buisvorm uitstrekkend bevestigingsdeel omvat, welke bevestigingsdeel zich parallel uitstrekt aan het plafond en welk bevestigingsdeel bevestigingsmiddelen omvat voor de constructieve bevestiging van het basisbevestigingsorgaan met de 10 ruimte, en doordat het stelbevestingsorgaan eveneens een buisvormig deel omvat, waarbij de buisvormige delen van het basisbevestigingsorgaan en het stelbevestigingsorgaan elkaar omgeven en de schroefdraadverbinding werkzaam is tussen de elkaar omgevende buisvormige delen. Bij deze voorkeursuitvoeringsvorm kan het bevestigingsdeel vlak aanliggen tegen 15 het hoofdplafond en daarmee zijn verbonden met behulp van schroeven die j zich door gaten in het bevestigingsdeel uitstreken tot in het hoofdplafond. Alternatief kan het buisvormig deel van het basisbevestigingsorgaan zich ook boven het buisvormig deel van het basisbevestigingsorgaan uitstrekken, waarbij met behulp van 20 bevestigingsblokken of dergelijke, vergelijkbaar met die worden omschreven in NL 1003163, de bevestiging van het basisbevestigingsorgaan aan het hoofdplafond plaatsvindt. Met name om productietechnische redenen kan het daarbij verder voordelig zijn indien de schroefdraadvoorzieningen op het basisbevestigingsorgaan slechts aan een onderste deel van de 25 hoogte van het buisvormig deel van het basisbevestigingsorgaan aanwezig zijn, hetgeen de functionaliteit ervan niet negatief hoeft te beïnvloeden.

Bevestiging van het basisbevestigingsorgaan aan het hoofdplafond zal met name eenvoudig plaats kunnen vinden indien het 30 bevestigingsdeel wordt gevormd door een vanaf het buisvormig deel 1029397 4 behorend bij het basisbevestigingsorgaan naar buiten uitstrekkend flensdeel.

Ten behoeve van het op een gewenste manier kunnen verwerken van leidingen die aansluiten op een plafondvoorziening, zoals een 5 elektriciteitsleiding, geniet het de voorkeur dat de schroefdraadvoorzieningen op het basisbevestigingsorgaan een onderbroken schroefdraad omvatten waarbij ter plaatse van tenminste één onderbreking in de schroefdraad een doorgang tussen de binnenzijde en de buitenzijde van de schroefdraad is voorzien voor een leiding aansluitend op de 10 plafondvoorziening. De desbetreffende leiding verloopt daarbij door de doorgang die een ruimtelijk vaste positie inneemt nadat het basisbevestigingsorgaan aan het hoofdplafond is bevestigd en welke positie derhalve ook niet wordt beïnvloed door het verstellen van het stelbevestigingsorgaan ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan.

15 Alhoewel het binnen het kader van de onderhavige voorkeursuitvoeringsvorm mogelijk is om de schroefdraad slechts op één positie te onderbreken, kan ! het ook zeer voordelig zijn om de schroefdraad op een aantal posities te onderbreken en daarbij gebruik te maken van een aantal doorgangen, zodat het basisbevestigingsorgaan in principe in een willekeurige oriëntatie 20 constructief met de ruimte kan worden verbonden, waarna de meest geschikte doorgang wordt geselecteerd voor doorvoer van een leiding.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het toepassen van een systeem volgens de uitvinding zoals bovenstaand omschreven. De werkwijze volgens de uitvinding omvat de 25 stappen van het constructief verbinden van het basisbevestigingsorgaan aan de ruimte, het koppelen van het stelbevestigingsorgaan met het basi sbevesti gi ngsorgaan, 30 - het aanbrengen van het plafond door het opspannen van het 1029397 5 doek-achtig plafondmateriaal in de ruimte, het maken van een gat in het opgespannen plafondmateriaal onder het stelbevestigingsorgaan, het door het gat heen verstellen van het 5 stelbevestigingsorgaan ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan dusdanig dat de onderzijde van het stelbevestigingsorgaan net boven het opgespannen plafondmateriaal komt te liggen, het door het gat heen bevestigen van de plafondvoorziening 10 aan het stelbevestigingsorgaan waardoor de plafondvoorziening wordt opgenomen in het gat.

Het belangrijke voordeel dat met de werkwijze volgens de uitvinding wordt bereikt, is gelegen in het feit dat het niet meer noodzakelijk is om reeds bij het constructief verbinden van het bevestigingsorgaan met de 15 ruimte nauwkeurig rekening te houden met de uiteindelijke hoogte van het opgespannen plafond van doek-achtig plafondmateriaal, maar dat men in plaats daarvan, nadat het doek-achtig plafondmateriaal is opgespannen, het bevestigingsorgaan of meer specifiek het stelbevestigingsorgaan daarvan, ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan kan verstellen, 20 zodat deze de meest optimale positie juist boven het doek-achtig plafondmateriaal inneemt.

De onderhavige uitvinding wordt navolgend toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan onder verwijzing naar de navolgende figuren: 25 Figuren la en lb tonen respectievelijk in bovenaanzicht en in verticale dwarsdoorsnede een basiselement deel uitmakend van een systeem volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 toont in loodrecht aanzicht een stel ring te 30 gebruiken in combinatie met het basiselement volgens figuren la en lb; 1029397 i 6

Figuren 3a tot en met 3c tonen het systeem volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding met de stel ring in drie verschillende posities;

Figuur 4 toont in verticale dwarsdoorsnede het systeem 5 volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding toegepast in combinatie met een inbouwspot.

Figuren la en lb tonen een kunststof basiselement 1 dat in hoofdzaak bestaat uit een vierkante flensplaat 2 met een centraal cirkel vormig gat 3 daarin en een op het gat 3 aansluitende ring 4 welke 10 aan zijn binnenzijde is voorzien van een zestal schroefnokken 5 die zich op gelijke afstand van elkaar bevinden. Bij de hoeken zijn in de vierkante flensplaat 2 bevestigingsgaten 6 aangebracht voor bevestiging van basiselement 1 aan zijn omgeving.

Figuur 2 toont een stelring 7 die aan zijn buitenzijde is 15 voorzien van een uitwendig schroefdraad 8 bestemd voor samenwerking met schroefnokken 5 zodat stelring 7 in en uit ring 4 van basiselement 1 kan worden gedraaid. Stelring 7 is aan de onderzijde voorzien van een bol vormig afsluitend kopvlak 10. De stelring 7 is bestemd voor uiteindelijke bevestiging daaraan van een plafondvoorziening zoals nog 20 nader zal worden toegelicht aan de hand van figuur 4.

De figuren 3a tot en met 3c tonen stelring 7 in ring 4 van basiselement 1 gedraaide toestand. Daarbij is het basiselement 1 via bevestigingsgaten 6 vastgeschroefd aan regel bal ken 9 die op hun beurt weer zijn bevestigd aan een vast plafond 10 via haakse regel bal ken 11, 25 zoals is weergegeven in figuur 4. Nadat basiselement 1 met daarin gedraaid stelring 7 aan de regel bal ken 9 is bevestigd is onder stelring 7 een spanplafond 12 gespannen, bijvoorbeeld zoals is omschreven in

Nederlands octrooi NL 1003163. Binnen het kader van de onderhavige uitvinding is de wijze waarop het spanplafond 12 wordt opgespannen 30 overigens niet van belang. j 1029397 7

Zoals zichtbaar in figuur 3a is stel ring 7 dusdanig beperkt in basiselement 1 gedraaid dat de onderzijde van het kopvlak 10 in contact is met de bovenzijde van het spanplafond 12 en deze naar beneden drukt. Uiteraard is dit geen wenselijke situatie wanneer men een vlak 5 plafond 12 wenst te verkrijgen.

Figuur 3b toont de situatie waarbij het spanplafond 12 wel vlak is doordat de stel ring 7 verder naar boven in het basiselement 1 is gedraaid zelfs in een dusdanige mate dat er sprake is van enige afstand 13 tussen de onderzijde van het kopvlak 10 en de bovenzijde van het 10 spanplafond 12. Een dergelijke afstand 13 is ook onwenselijk aangezien dan het risico optreedt dat bij bevestiging van een plafondvoorziening aan stel ring 7 het spanplafond 12 in de richting van stel ring 7 wordt getrokken volgens onderbroken lijn 12' waardoor eveneens een visueel onacceptabele situatie zou ontstaan.

15 Figuur 3c toont de optimale situatie waarbij de onderzijde van kopvlak 10 juist aanligt tegen de bovenzijde van volledig vlak gespannen spanplafond 12. Indien na het opspannen van spanplafond 12 blijkt dat niet de situatie volgens figuur 3c is ontstaan maar de situatie volgens één van de figuren 3a en/of 3b dan kan men eenvoudig via 20 een daartoe aan te brengen gat 16 in spanplafond 12, welk gat 16 in ieder geval nodig is voor het aanbrengen van een plafondvoorziening, de stel ring 7 worden aangegrepen en worden gedraaid binnen ring 4 zodat stel ring 7 in verticale richting kan worden gesteld totdat de situatie volgens figuur 3c wordt bereikt.

25 Vervolgens kan via gat 16 ook een centraal gat 14 worden gemaakt in kopvlak 10 van stel ring 7 waarna via gat 16 in spanplafond 12 en gat 14 in kopvlak 10 een plafondvoorziening, zoals in figuur 4 een inbouwspot 15 worden bevestigd aan stel ring 7 waarbij spanplafond 12 volledig vlak blijft. Een belangrijk voordeel dat aldus wordt bereikt is 30 dat bij het bevestigen van de combinatie van basiselement 1 en stel ring 7 1029397 8 er slechts met een geringe mate van nauwkeurigheid hoeft te worden gewerkt omdat het niet direct noodzakelijk is dat de onderzijde van kopvlak 10 aanligt tegen de bovenzijde van spanplafond 12.

Binnen het kader van de onderhavige uitvinding zijn talloze 5 varianten mogelijk. Zo wordt er in de eerste plaats op gewezen dat gat 14 ook aangebracht zou kunnen worden voordat stel ring 7 in basiselement 1 wordt gedraaid en/of voordat het spanplafond 12 wordt gespannen. Ook is het mogelijk om basiselement 1 andersom toe te passen, dat wil zeggen met | de flensplaat 2 aan de bovenzijde ervan gelegen waarbij bevestiging van 10 basiselement 1 aan de vaste omgeving zoals het vaste plafond 10 direct plaatsvindt zonder tussenliggende elementen zoals regelbalken 9, 11.

Daarbij is het overigens wel wenselijk dat de schroefnokken 5 zich over een groter deel van de hoogte van ring 4 uitstrekken of dat schroefnokken 5 tenminste aan de van flensplaat 2 afgekeerde uiteinde van ring 4 zijn 15 voorzien. Met name, maar niet uitsluitend, bij de laatstgenoemde variant geniet het de verdere voorkeur dat in ring 4 één of een aantal openingen zijn aangebracht voor doorvoer van een bedrading vanaf de betreffende i plafondvoorziening naar de buitenzijde van ring 4.

1029397

Claims (7)

1. Systeem voor een plafond in een ruimte omvattende een in de ruimte opgespannen plafond van doek-achtig plafondmateriaal, een 5 plafondvoorziening zoals een verlichtingselement of een luchtmond opgenomen in een gat in het plafond en een bevestigingsorgaan boven het gat dat constructief is verbonden met de ruimte aan welke bevestigingsorgaan de plafondvoorziening is bevestigd, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een basisbevestigingsorgaan dat constructief 10 is verbonden met de ruimte, een stel bevestigingsorgaan gekoppeld met het basisbevestigingsorgaan aan welke stelbevestigingsorgaan de plafondvoorziening is bevestigd alsmede verstelmiddelen voor het ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan kunnen verstellen van het stelbevestigingsorgaan in een richting loodrecht op het plafond, omvat.

2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verstelmiddelen een schroefdraadverbinding tussen het basisbevestigingsorgaan en het stelbevestigingsorgaan omvatten.

3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de schroefdraadverbinding centraal boven de plafondvoorziening aanwezig is. 20

4. Systeem volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het basisbevestigingsorgaan een buisvormig deel en een vanaf een uiteinde van het buisvormig deel loodrecht op de hartlijn van de buisvorm uitstrekkend bevestigingsdeel omvat, welke bevestigingsdeel zich parallel uitstrekt aan het hoofdplafond van de ruimte en welk bevestigingsdeel 25 bevestigingsmiddelen omvat voor de constructieve bevestiging van het basisbevestigingsorgaan met de ruimte, en dat het stelbevestingsorgaan eveneens een buisvormig deel omvat, waarbij de buisvormige delen van het basisbevestigingsorgaan en het stelbevestigingsorgaan elkaar omgeven en de schroefdraadverbinding werkzaam is tussen de elkaar omgevende 30 buisvormige delen. 1029397

5. Systeem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het bevestigingsdeel wordt gevormd door een vanaf het buisvormig deel behorend bij het basisbevestigingsorgaan naar buiten uitstrekkend flensdeel.

6. Systeem volgens conclusie 2, 3, 4 of 5, met het kenmerk, dat de schroefdraadvoorzieningen op het basisbevestigingsorgaan een onderbroken schroefdraad omvatten waarbij ter plaatse van tenminste één onderbreking in de schroefdraad een doorgang tussen de binnenzijde en de buitenzijde van de schroefdraad is voorzien voor een leiding aansluitend 10 op de plafondvoorziening.

7. Werkwijze voor het toepassen van een systeem volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door de stappen van het constructief verbinden van het basisbevestigingsorgaan aan de ruimte, 15. het koppelen van het stelbevestigingsorgaan met het basi sbevesti gi ngsorgaan, het aanbrengen van het plafond door het opspannen van het doek-achtig plafondmateriaal in de ruimte, het maken van een gat in het opgespannen plafondmateriaal 20 onder het stelbevestigingsorgaan, het door het gat heen verstellen van het stelbevestigingsorgaan ten opzichte van het basisbevestigingsorgaan dusdanig dat de onderzijde van het stelbevestiginsorgaan net boven het opgespannen 25 plafondmateriaal komt te liggen, het door het gat heen bevestigen van de plafondvoorziening aan het stelbevestigingsorgaan waardoor de plafondvoorziening wordt opgenomen in het gat. 1Ü293 y 7