NL1029149C1 - Samenstel voorzien van een steiger, alsmede een hulpinrichting en een gebruik van een dergelijk samenstel. - Google Patents

Description

Titel: Samenstel voorzien van een steiger, alsmede een hulpinrichting en een gebruik van een dergelijk samenstel

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel voorzien van een steiger, alsmede een hulpinrichting, en een gebruik van een dergelijk samenstel.

Een steiger, die is voorzien van staanders, liggers en 5 steigervloeren, is op zichzelf uit de praktijk bekend. De steiger wordt bijvoorbeeld toegepast bij het op metselen van een muur, en/of bij diverse andere werkzaamheden. De steiger kan bijvoorbeeld een systeemsteiger omvatten, waarbij de liggers en vloeren bepaalde vaste afmetingen hebben, of een ander type steiger.

10 Doorgaans dienen bouwmaterialen te worden geopperd, opdat de materialen voor werklieden bereikbaar zijn vanaf bepaalde werkposities van de steiger. Daarbij worden de bouwmaterialen op de steigervloer opgesteld, nabij respectieve werkposities.

Verder is het bekend om hulpvloeren toe te passen, welke door 15 middel van consoles op gewenste hoogtes aan de steiger koppelbaar zijn. De hulpvloeren zijn bijvoorbeeld bestemd om op te staan en/of om bouwmateriaal op te plaatsen, in het bijzonder op verticale posities tussen twee steigervloeren in. De hulpvloeren worden bijvoorbeeld aan staanders van de steiger gekoppeld.

20 Een nadeel van de bekende steiger is, dat in het bijzonder bouwmaterialen tijdens gebruik in veel gevallen lastig bereikbaar zijn voor werklieden. Bovendien dienen bouwmaterialen veilig en stabiel op de steiger te worden gehouden, zonder toegang tot werkposities te belemmeren. Dit blijkt in de praktijk lastig te zijn. Verder kunnen de aan staanders 25 gekoppelde hulpvloeren een ongewenst hoge belasting van de staanders vormen, met name wanneer zware bouwmaterialen op de hulpvloeren 1029149 2 worden opgesteld. Om deze redenen is het bovendien lastig om te voldoen aan de thans in althans Nederland geldende bouw- en arbeidswetgeving.

De onderhavige uitvinding beoogt een verbetering van het genoemde samenstel. In het bijzonder beoogt de uitvinding een stabiele en 5 veilige steiger, waarbij bijvoorbeeld bouwmaterialen of andere zaken veilig op een gewenste positie kunnen worden opgestald.

Volgens de uitvinding wordt een samenstel gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 1.

Het samenstel is volgens de uitvinding voorzien van ten minste één 10 hulpinrichting, waarbij de hulpinrichting op een steigervloer van de steiger positioneerbaar is, waarbij de hulpinrichting is geconfigureerd om een draagplateau op een bepaalde hoogte ten opzichte van de steigervloer te houden, ten behoeve van het dragen van zaken zoals bijvoorbeeld bouwmateriaal en/of gereedschap.

15 De hulpinrichting kan tijdens gebruik op bijzonder eenvoudige wijze op een steigervloer worden gepositioneerd. Derhalve kan de steigervloer de hulpinrichting en een daarop aangebracht draagplateau veilig dragen, waarbij overmatige belasting van steigerstaanders -onder invloed van op het draagplateau te plaatsen bouwmateriaal- kan worden 20 vermeden. De hulpinrichting van het samenstel kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Bij een zeer solide uitvoering bestaat de hulpinrichting in hoofdzaak uit een constructie van aan elkaar gekoppelde stalen buizen en/of stangen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is de 25 hulpinrichting integraal is voorzien van een aantal steigerklemmen om de hulpinrichting aan de steiger te koppelen.

Op deze manier kan de hulpinrichting stevig aan de steiger worden gekoppeld, onder gebruikmaking van de eigen steigerklemmen. Door steigerklemmen integraal te voorzien is het gebruik van de hulpinrichting 30 bovendien bijzonder eenvoudig en veilig. Zo geven de steigerklemmen uit | 1029149 3 zichzelf de geschikte aankoppelingsposities van de hulp inrichting aan. Een gebruiker hoeft zo bijvoorbeeld niet meer na te denken, welke delen van de hulpinrichting geschikt zouden kunnen zijn om aan de steiger te koppelen, en daarbij per ongeluk een uit stabiliteitsoogpunt minder geschikt deel van 5 de hulpinrichting kiest.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is de hulpinrichting voorzien van koppelingsmiddelen om de hulpinrichting aan een staander van de steiger te koppelen, in het bijzonder om omvallen van de hulpinrichting tegen te gaan.

10 Op deze manier kan een staander van de steiger eenvoudig worden gebruikt om de hulpinrichting vast te houden en/of te steunen opdat omvallen van de hulpinrichting wordt vermeden, terwijl genoemde steigervloer de hulpinrichting in hoofdzaak draagt. De koppelingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld op voordelige wijze bestaan uit de integrale 15 steigerklemmen. De hulpinrichting kan zo snel in een geschikte stabiele gebruiksstand worden opgesteld.

Verder verschaft de uitvinding een hulpinrichting die wordt gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 17. Deze hulpinrichting kan bovengenoemde voordelen bieden. Voorts verschaft de uitvinding een 20 voordelig gebruik van een samenstel volgens één van de conclusies 1-16.

Daarbij wordt de hulpinrichting op een steigervloer van de steiger geplaatst, waarbij een draagplateau op de hulpinrichting wordt geplaatst, waarbij vervolgens zaken, zoals bijvoorbeeld bouwmateriaal en/of gereedschap, op het draagplateau worden geplaatst.

25 Nadere uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden verduidelijkt aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden en de tekening. Daarin toont: fig. 1 een zijaanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een samenstel volgens de uitvinding, tijdens een eerste bouwfase; 1029149 4 fig. 2 een dergelijk zijaanzicht als fig. 1, tijdens een tweede bouwfase; fig. 3 een dergelijk zijaanzicht als fig. 1, tijdens een derde bouwfase; 5 fig. 4 een schematisch opengewerkt bovenaanzicht van het in fig. 1 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; fig. 5 een vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een hulpinrichting volgens de uitvinding; fig. 6 een zijaanzicht van het in fig. 5 weergegeven 10 uitvoeringsvoorbeeld; fig. 7 een deels opengewerkt bovenaanzicht van het in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; fig. 8 een bovenaanzicht van eerste deel van het in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; 15 fig. 9 een bovenaanzicht van een tweede deel van het in fig. 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld; fig. 10 een dergelijk aanzicht als fig. 7 van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van een hulpinrichting volgens de uitvinding; en fig. 11 een detail Q van fig. 10.

20 In de onderhavige aanvrage worden gelijke of corresponderende maatregelen met gelijke of corresponderende verwijzingscijfers aangeduid.

Figuren 1-4 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een samenstel, omvattende een systeemsteiger met staanders 1, liggers 2 en vloeren 3. Aan de staanders 1 zijn dwarsliggers 2a gekoppeld, welke langsliggers 2c dragen.

25 Zoals fig. 4 schematisch toont, zijn dwarsliggers 2b voorzien op halve afstanden tussen staanders 1, gezien in een horizontale langsrichting van de steiger. Het samenstel wordt bijvoorbeeld gebruikt om een muur M op te metselen, onder gebruikmaking van stenen en ander bouwmateriaal O. Een metselaar P bevindt zich daarbij bijvoorbeeld op een hulpvloerdeel 30 of 30 consolevloer 31 nabij de muur M. Bij de in fig. 1 getoonde bouwfase zijn de 1029149 5 stenen O op een, voor de metselaar P gemakkelijk bereikbare positie opgesteld door een draagplateau 20 dat wordt gedragen door een op een steigervloer 3a geplaatste hulpinrichting 4. Bij een tweede, in fig. 2 getoonde bouwfase is de muur M verder op gemetseld, en kan bouwmateriaal 5 O op een volgende steigervloer 3b worden geplaatst. Fig. 3 toont een verdere bouwfase, waarbij weer een hulpinrichting 4 wordt opgesteld, op die volgende steigervloer 3b, om bouwmateriaal O te dragen.

Het genoemde draagplateau 20 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld uit een of meer planken bestaan, bijvoorbeeld i 10 slechts twee planken, die op de hulpinrichting plaatsbaar zijn, of op een i andere manier. Bij voorkeur is het draagplateau 20 op zichzelf door één persoon hanteerbaar en draagbaar. Bij voorkeur is het draagplateau 20 van de hulpinrichting 4 afneembaar, zodat dat plateau 20 en de hulpinrichting 4 gemakkelijk afzonderlijk van elkaar kunnen worden getransporteerd.

15 Alternatief is het draagplateau vast aan de hulpinrichting 4 gekoppeld.

Zoals de figuren 1-4 duidelijk tonen, is de breedte W van de hulpinrichting 4, gemeten in een dwarsrichting van de steiger, kleiner dan de helft van de breedte V van de steiger. Daardoor is een zich langs de hulpinrichting uitstrekkend vloerdeel van de steiger nog goed en veilig 20 bereikbaar voor bouwlieden, kruiwagens en dergelijke. De hulpinrichting 4 wordt dan bij voorkeur zodanig aan een langszijde van de steiger ! gepositioneerd, dat voor een volwassen persoon voldoende ruimte aan een van de genoemde steigerlangszijde afgekeerde zijde van de hulpinrichting beschikbaar is op de steigervloer, om de hulpinrichting te passeren. De 25 breedte W van genoemde hulpinrichting kan bijvoorbeeld kleiner zijn dan circa een halve meter.

Zoals fig. 4 toont, is het verder voordelig wanneer de lengte L van de hulpinrichting 4, tijdens gebruik en gemeten in een langsrichting van de steiger, korter is dan of gelijk is aan de helft van de afstand K tussen twee 30 staanders 1 van de steiger, gemeten in dezelfde langsrichting. In het 1 02 91 49 6 uitvoeringsvoorbeeld is deze lengte L ongeveer gelijk aan de afstand N tussen twee naburige dwarsliggers 2a, 2b van de steiger. Daardoor kan de steigervloer 3 symmetrisch worden belast (zie onder). De lengte L van de hulpinrichting 4 kan bijvoorbeeld korter zijn dan of gelijk zijn aan circa 1 m. 5 Op deze manier kunnen weerszijden van de hulpinrichting 4 gemakkelijk en veilig door een vakman P worden gepasseerd, langs nabijgelegen staanders 1, bijvoorbeeld vanaf de steigervloer 3 naar de muur M toe en/of in omgekeerde richting. Een dergelijke passage,die in een dwarsrichting van de steiger plaatsheeft, is met een dubbele pijl T in fig. 4 aangegeven. Hiertoe 10 kan de hulpinrichting 4 bijvoorbeeld symmetrisch ten opzichte van een staander 1 van de steiger worden gepositioneerd, zie fig. 4, waarbij een midden van de hulpinrichting zich langs de staander 1 uitstrekt.

Verder wordt de hulpinrichting 4 bij voorkeur aan een staander 1 van de steiger gekoppeld, in het bijzonder om omvallen van de 15 hulpinrichting 4 tegen te gaan. Voorts is het voordelig, wanneer de hulpinrichting zodanig wordt op gesteld, dat deze de steigervloer symmetrisch belast. Zoals uit het bovenstaande volgt, is de lengte L van de hulpinrichting hiertoe bij voorkeur ongeveer gelijk aan de afstand N tussen twee naburige dwarsliggers 2a, 2b van de steiger, terwijl het midden van dé 20 hulpinrichting zich bijvoorbeeld langs een staander 1 uitstrekt. Daardoor kan het zich onder de hulpinrichting 4 uitstrekkende deel van de steigervloer 3 eenvoudig uit standaard, onversterkte, steigerplanken of dergelijke worden op gebouwd.

Een hoogte H (zie fig. 5) van de hulpinrichting 4 kan bijvoorbeeld 25 in het bereik van circa 0,5-1 m liggen, en in het bijzonder bijvoorbeeld circa 80 cm bedragen, of een andere hoogte omvatten.

Figuren 5-9 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van de hulpinrichting 4, welke in het samenstel van figuren 1-4 toegepast kan worden. Genoemd draagplateau is niet in figuren 5-9 weergegeven. De hulpinrichting 4 bestaat 30 in hoofdzaak bestaat uit een constructie van aan elkaar gekoppelde buizen 1029149 7 en stangen. Daardoor kan de hulpinrichting duurzaam, goedkooop en lichtgewicht worden uitgevoerd. De constructie omvat twee zijstukken 5, 6, die met ondereinden B op afstand van elkaar op een genoemde steigervloer 3 positioneerbaar zijn. De boveneinden T van de zijstukken 5, 6 zijn 5 ingericht om tijdens gebruik genoemd draagplateau 20 te dragen. Hiertoe zijn de zijstukken 5, 6 elk voorzien van een respectieve platte dragerstang 11, 12. Zoals fig. 6 toont, omvatten de zijstukken elk een rechthoekig frame dat is voorzien van een aantal dwarsbuizen 5a, 5b, 6a, 6b, onderste dwarsprofielen 5c, 6c, en staanderbuizen 5d, 5e, 6d, 6e.

10 Verder is de hulpinrichting 4 voorzien van een middendeel 7. Het middendeel 7 omvat een U-vormig profiel 7 dat zich in hoofdzaak evenwijdig aan genoemde zijstukken 5, 6 uitstrekt. Het U-profiel omvat een verticaal deel 7a met twee horizontale eindassen 7b, 7c (zie fig. 6). De zijstukken 5, 6 zijn elk beweegbaar aan de eindassen7b, 7c van het middendeel 7 15 gekoppeld, door middel van koppelingsarmen 8a, 8b, 8c, 8d. Deze koppelingsarmen zijn hiertoe elk aan uiteinden voorzien van geschikte scharnierbussen 9a-9h. De dwarsbuizen 5a, 5b, 6a, 6b van de zijdelen 5, 6 enerzijds en de eindassen 7b, 7c van het middendeel 7 anderzijds strekken zich door deze scharnierbussen 9 uit ter vorming van geschikte 20 scharnierkoppekingen (zie figuren 8 en 9). Aldus zijn de koppelingsarmen 8 elk zowel zwenkbaar aan de zijstukken 5, 6 als zwenkbaar aan het tussendeel 7 gekoppeld. Zoals figuren 7-9 tonen, strekken de bovenste koppelingsarmen 8a, 8b zich onder een andere hoek ten opzichte van de zijstukken 5,6 uit dan de onderste koppelingsarmen 8c, 8d, hetgeen de 25 stabiliteit van de hulpinrichting ten goede komt.

| Op deze manier zijn de zijstukken 5, 6 elk ten minste naar het ! middendeel 7 toe en van het middendeel 7 af beweegbaar. De zijstukken 5, 6 zijn geschikt om het draagplateau 20 te dragen bij de van het middendeel 7 af bewogen, in figuren 5-9 weergegeven stand. De hulpinrichting 4 is 30 eenvoudig vanuit deze uitgeklapte of uitgevouwen stand naar een niet 1029149 8 weergegeven ingeklapte of ingevouwen transport/opslagstand brengbaar, door de zijframes 5, 6 naar elkaar toe te bewegen, bijvoorbeeld ten behoeve van transport en/of opslag. Bij voorkeur is de hulpinrichting 4 dan door één persoon draagbaar.

5 Zoals de figuren 5-9 verder tonen, is het middendeel 7 van de hulpinrichting 4 integraal voorzien van twee steigerklemmen 10. De hulpinrichting kan door middel van deze klemmen 10 eenvoudig aan een staander 1 van bovengenoemde steiger worden gekoppeld (een dergelijke staander is in figuren 7-9 ingetekend). De steigerklemmen 10 kunnen 10 bijvoorbeeld door lasverbindingen aan de hulpinrichting 4 zijn verbonden, of op een andere manier. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is elke steigerklem 10 aangebracht in het verlengde van een genoemde horizontale eindas 7b van het middenprofiel 7. Vanzelfsprekend kunnen de steigerklemmen 10 tevens op andere posities zijn voorzien.

15 Figuren 10 en 11 tonen bovenaanzichten van een alternatieve uitvoering van een hulpinrichting 4'. Bij het alternatieve uitvoeringsvoorbeeld zijn de koppelingsarmen 8a', 8b', 8c', 8d' op grotere afstand van de steigerklem 10' aan de eindassen 7b', 7c' van het middendeel 7' gekoppeld. Bovendien sluiten de koppelingsarmen 8a', 8b', 8c', 8d' 20 enigszins andere hoeken in met de zijstukken 5', 6'. Bij deze configuratie is bijvoorbeeld voldoende ruimte beschikbaar om een derde, niet weergegeven, steigerklem te plaatsen tussen de twee steigerklemmen 10' van de hulpinrichting 4'. j

Het spreekt vanzelf dat de uitvinding niet is beperkt tot de 25 beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.

Zo kan genoemde hulpinrichting op diverse manieren, en van diverse materialen, zijn geconstrueerd.

30 1029149

Claims (22)

1. Samenstel voorzien van een steiger, welke is voorzien van een aantal staanders (1), liggers (2) en steigervloeren (3), en ten minste één hulpinrichting (4), waarbij de hulpinrichting (4) op een steigervloer (3) van de steiger positioneerbaar is, waarbij de hulpinrichting (4) is geconfigureerd 5 om een draagplateau (20) op een bepaalde hoogte ten opzichte van de steigervloer (3) te houden, ten behoeve van het dragen van zaken (O) zoals bijvoorbeeld bouwmateriaal en/of gereedschap.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de hulpinrichting (4) integraal is voorzien van een aantal steigerklemmen (10) om de 10 hulpinrichting (4) aan de steiger te koppelen.

3. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hulpinrichting (4) is voorzien van koppelingsmiddelen (10) om de hulpinrichting (4) aan een staander (1) van de steiger te koppelen, in het bijzonder om omvallen van de hulpinrichting (4) tegen te gaan.

4. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hulpinrichting (4) vanuit een ingeklapte of ingevouwen transport/opslagstand naar een uitgeklapte of uitgevouwen gebruiksstand brengbaar is, en omgekeerd.

5. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 20 hulpinrichting (4) is voorzien van ten minste twee zijdelen (5, 6), die met ondereinden (B) op een genoemde steigervloer (3) positioneerbaar zijn, waarbij de zijdelen (5, 6) zijn ingericht om tijdens gebruik genoemd draagplateau (20) te dragen, bijvoorbeeld met boveneinden (T) van de zijdelen.

6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij de hulpinrichting (4) ten minste is voorzien van een middendeel (7), waarbij genoemde zijdelen (5, 6) beweegbaar aan het middendeel (7) zijn gekoppeld. 1 0 2 9 1 4 ,q !

7. Samenstel volgens conclusies 3 en 6, waarbij het middendeel (7) van de hulpinrichting is voorzien van genoemde koppelingsmiddelen (10).

8. Samenstel volgens conclusie 7 of 8, waarbij de zijdelen (5, 6) elk ten minste naar het middendeel (7) toe en van het middendeel (7) af beweegbaar 5 zijn, waarbij de zijdelen (5, 6) ten minste geschikt zijn om het draagplateau (20) te dragen bij de van het middendeel (7) af bewogen stand.

9. Samenstel volgens één der conclusies 5-8, waarbij de hulpinrichting is voorzien van koppelingsarmen (8) om genoemde zijdelen (5, 6) aan elkaar te koppelen, waarbij de koppelingsarmen (8) zwenkbaar 10 aan de zijdelen (5, 6) zijn gekoppeld.

10. Samenstel volgens ten minste conclusies 6 en 9, waarbij van de respectieve zijdelen (5, 6) afgekeerde einden van genoemde koppelingsarmen zwenkbaar aan genoemd middendeel (7) zijn gekoppeld.

11. Samenstel volgens één der conclusies 6-10, waarbij het middendeel 15 (7) een profiel omvat dat zich in hoofdzaak evenwijdig aan genoemde zijdelen (5, 6) uitstrekt.

12. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusie, waarbij de lengte (L) van de hulpinrichting (4), tijdens gebruik en gemeten in een langsrichting van de steiger, korter is dan of gelijk is aan de helft van de 20 afstand (K) tussen twee staanders (1) van de steiger, gemeten in dezelfde langsrichting.

13. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de lengte (L) van de hulpinrichting (4), tijdens gebruik en gemeten in een langsrichting van de steiger, korter is dan of gelijk is aan circa 1 m.

14. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een breedte (W) van genoemde hulpinrichting, gemeten in een dwarsrichting (V) van de steiger, kleiner is dan de helft van de breedte van de steiger.

15. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een breedte (W) van genoemde hulpinrichting gemeten, in een dwarsrichting 30 van de steiger, kleiner is dan circa een halve meter. 1029149 ι ---------— , ! ί ί i i

16. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de hulpinrichting (4) in hoofdzaak bestaat uit een constructie van aan elkaar gekoppelde buizen en/of stangen, bijvoorbeeld stalen buizen en/of stangen.

17. Hulpinrichting van een samenstel volgens één van de voorgaande 5 conclusies.

18. Gebruik van een samenstel volgens één van de conclusies 1-16, waarbij de hulpinrichting (4) op een steigervloer (3) van de steiger wordt geplaatst, waarbij een draagplateau (20) op de hulpinrichting wordt of is voorzien, waarbij vervolgens zaken (O), zoals bijvoorbeeld bouwmateriaal 10 en/of gereedschap, op het draagplateau (20) worden geplaatst.

19. Gebruik volgens conclusie 18, waarbij de hulpinrichting (4) zodanig wordt gepositioneerd, dat op de steigervloer (3) nabij de hulpinrichting (4) voldoende ruimte beschikbaar is voor een volwassen persoon (P), om de hulpinrichting (4) in een dwarsrichting van de steiger te passeren.

20. Gebruik volgens conclusie 18 of 19, waarbij de hulpinrichting zodanig aan een langszijde van de steiger wordt gepositioneerd, dat voor een volwassen persoon voldoende ruimte aan een van de genoemde steigerlangszijde afgekeerde zijde van de hulpinrichting beschikbaar is op de steigervloer, om de hulpinrichting te passeren.

21. Gebruik volgens één van de conclusies 17-20, waarbij de hulpinrichting (14) aan een staander (1) van de steiger wordt gekoppeld om omvallen van de hulpinrichting tegen te gaan.

22. Gebruik volgens één der conclusies 17-21 voor het opmetselen van een muur (M). 25 1029149