NL1028921C2 - Afgifte-inrichting. - Google Patents

Description

» J'

Korte aanduiding: Afgifte-inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een afgifte-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1. Dergelijke afgifte-inrichtingen zijn op zich bekend.

In het Europese octrooischrift EP 0 613 728 wordt een afgifte-5 inrichting voor het afgeven van een schuim geopenbaard, welke afgifte-inrichting een vloeistofhouder omvat voor het houden van de af te geven vloeistof en een afgeefsamenstel met twee zuigerpompen die concentrisch ten opzichte van elkaar zijn geplaatst. De binnenste zuigpomp dient voor het verpompen van een vloeistof, terwijl de 10 buitenste zuigpomp dient voor het verpompen van lucht. De verpompte lucht en vloeistof worden in een mengkamer met elkaar gemengd, waarbij terwijl het mengsel van lucht en vloeistof door twee poreuze elementen gaat een schuim wordt gevormd dat via de schuimafgeefopening wordt afgegeven.

15 Een nadeel van de bekende afgifte-inrichting is dat de geleiding tussen de cilinder en de zuiger van de zuigerpomp in de loop van de tijd kan verminderen, waardoor de zuigerpomp minder goed functioneert. Een dergelijke verminderde geleiding kan in het bijzonder optreden bij een luchtpomp.

20 Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een afgifte-inrichting die het bovengenoemde probleem tegengaat.

Het doel is bereikt met een afgifte-inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, die is gekenmerkt doordat de afgifte-inrichting is voorzien van een smeermiddelreservoir voor het via een 25 afgeefopening afgeven van een smeermiddel voor het tijdens gebruik smeren van de aansluiting van de zuigerafdichting op de cilinder.

Door het verschaffen van een dergelijk smeermiddelreservoir kan erin worden voorzien dat tijdens een periode dat de afgifte-inrichting wordt gebruikt, een smeermiddel wordt afgegeven dat de geleiding 30 tussen de zuiger en de cilinderwand verbetert. Als smeermiddel kan daarbij elk geschikt smeermiddel worden gebruikt, bijvoorbeeld siliconenolie, erucamide, ptfe-verbindingen, perfluorpolyether (PFPE) of combinaties daarvan of een ander geschikt smeermiddel.

Bij voorkeur is de ten minste ene zuigerpomp een luchtpomp, 35 waarbij de afgifte-inrichting een tweede pomp omvat, in het bijzonder 1028921 * -1 i - 2 - een zuigerpomp, voor het verpompen van de vloeistof. Het is daarbij ook mogelijk om een smeermiddelreservoir voor de vloeistofpomp te voorzien. Uiteraard is het ook mogelijk om alleen voor een vloeistofzuigerpomp een smeermiddelreservoir te voorzien, waarbij 5 eventueel de afgifte-inrichting van een of meer andere pompen kan worden voorzien voor het verpompen van lucht en/of een of meer andere tweede vloeistoffen. In het algemeen kan elke zuigerpomp die in een dergelijke afgifte-inrichting is voorzien, indien gewenst, worden voorzien van een smeermiddelreservoir.

10 Met voordeel is het smeermiddelreservoir in, aan of op de cilinder gevormd. Als alternatief kan het smeermiddelreservoir in, aan of op de cilinder zijn gevormd.

Bij voorkeur is het smeermiddelreservoir met uitzondering van de afgeefopening afgesloten, bijvoorbeeld door gebruikmaking van een 15 afsluitelement.

De afgeefopening van het smeermiddelreservoir is bij voorkeur in een bovenste ruststand van de zuiger boven de zuigerafdichting aangebracht. Door het smeermiddelreservoir op deze plaats aan te brengen is er ruimte beschikbaar in de cilinder, terwijl het 20 afgegeven smeermiddel door de zwaartekracht van de afgeefopening naar de aansluiting tussen zuigerafdichting en cilinder kan gaan.

Als alternatief is het mogelijk de afgeefopening van het smeermiddelreservoir aan te brengen in een gedeelte van de cilinderwand van de zuigerpomp waarover de zuigerafdichting beweegt 25 tijdens het bedienen van de zuigerpomp. Het langs de afgeefopening bewegen vap de zuiger kan dan gebruikt worden voor het aan het smeermiddelreservoir onttrekken van smeermiddel.

Het is eventueel ook mogelijk om de afgeefopening van het smeermiddelreservoir onder een onderste positie van de 30 zuigerafdichting te plaatsen. Een dergelijke plaatsing is echter op zich niet aantrekkelijk, aangezien deze plaatsing het afgeven van het smeermiddel aan de aansluiting tussen cilinder en zuiger lastig maakt, omdat er geen gebruik kan worden gemaakt van de zwaartekracht of de beweging van de zuigerafdichting.

35 In een voorkeursuitvoeringsvorm is de afgeefopening van het smeermiddelreservoir in een bovenste ruststand van de zuiger afgesloten door de zuiger, in het bijzonder door de zuigerafdichting. Het in een ruststand afsluiten van de afgeefopening heeft het voordeel dat het smeermiddel het smeermiddelreservoir niet kan 40 verlaten in deze ruststand. Dit is bijvoorbeeld van belang bij de 1028921 t t - 3 - opslag van afgifte-inrichtingen volgens de uitvinding in een magazijn voor langere tijd wanneer er dus geen gebruik wordt gemaakt van de i pomp. Indien in deze periode smeermiddel wordt vrijgegeven zal het smeermiddel niet de bedoelde functie kunnen uitoefenen aangezien er 5 geen bewegingen worden gemaakt door de pomp.

De genoemde ruststand kan met voordeel worden gevormd tijdens een geblokkeerde stand van de afgifte-inrichting en daarmee de zuiger. Met een dergelijke geblokkeerde stand wordt bedoeld een geblokkeerde stand van het afgeefsamenstel, waarbij de bedieningsknop 10 die in een afgifte-inrichting van het in de inleiding genoemde type doorgaans aanwezig is, niet kan worden ingeduwd voor het bedienen van de zuigerpompen. Een dergelijke geblokkeerde stand wordt vaak bereikt bij bekende afgifte-inrichtingen door het over een bedoelde hoek, bijvoorbeeld 90° draaien van de bedieningsknop ten opzichte van de 15 rest van het afgeefsamenstel. In sommige van de afgifte-inrichtingen met een geblokkeerde stand 'wordt de zuiger ten opzichte van de cilinder in de geblokkeerde stand een afstand naar boven bewogen ten opzichte van de bovenste positie van de zuiger tijdens normaal gebruik in de niet-geblokkeerde stand. Afgifte-inrichtingen met de 20 beschreven geblokkeerde en niet-geblokkeerde stand zijn op zich bekend uit de stand van de techniek.

Met voordeel is het smeermiddelreservoir een capillaire ruimte die door de capillaire werking ervan het smeermiddel vasthoudt. Een dergelijke capillaire ruimte kan worden gebruikt voor het zeer 25 geleidelijk afgeven van het smeermiddel zodat het smeermiddel dat bij assemblage „van het afgeefsamenstel in het smeermiddelreservoir wordt geplaatst langzaam in de tijd wordt afgegeven. Bovendien kan een dergelijke capillaire ruimte van voordeel zijn bij het vullen van het smeermiddelreservoir.

30 Bij voorkeur bevindt de afgeefopening van het smeermiddelreservoir zich aan de onderzijde van het smeermiddelreservoir, zodat het smeermiddelreservoir kan worden geleegd als gevolg van de zwaartekracht die wordt uitgeoefend op het smeermiddel.

35 De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze volgens conclusie 18.

Verdere kenmerken en voordelen van de afgifte-inrichting volgens de uitvinding zullen hiernavolgend verder worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een uitvoeringsvorm van een 1028921 t ' - 4 - afgifte-inrichting volgens de uitvinding, waarbij zal worden verwezen naar de bijgevoegde tekening waarin: figuur 1 een dwarsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van de afgifte-inrichting volgens de uitvinding toont in een niet-5 geblokkeerde stand, figuur 2 een dwarsdoorsnede toont van de afgifte-inrichting die is getoond in figuur 1, in de geblokkeerde stand ervan, figuur 3 een detail van een dwarsdoorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van een smeermiddelreservoir volgens de uitvinding, 10 en figuur 4 een detail van een dwarsdoorsnede van een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van een smeermiddelreservoir volgens de uitvinding.

In figuur 1 is een afgeefsamenstel voor het afgeven van een 15 schuim getoond, in het geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1. Het afgeefsamenstel 1 is met een schroefdraadgedeelte van een bevestigingskraag 15 vloeistofdicht te koppelen aan een vloeistofhouder.

Het afgeefsamenstel 1 omvat een vloeistofpomp 2 met een 20 vloeistofcilinder 3 en een vloeistofzuiger 4. Verder omvat het afgeefsamenstel een luchtpomp 5 met een luchtcilinder 6 en een luchtzuiger 7. De zuiger 7 omvat een zuigerafdichting 8, welke zuigerafdichting 8 in hoofdzaak luchtdicht aansluit op een wand van de luchtcilinder 6. De vloeistofzuiger 4 en de luchtzuiger 7 zijn 25 gekoppeld met een gemeenschappelijke bedieningkop 9 voor het gelijktijdig met de hand bedienen van de vloeistofpomp 2 en de luchtpomp 5.

De bedieningskop 9 omvat een uitstroomkanaal 11, waarin twee zeefvormige elementen 12 zijn aangebracht voor het bevorderen van de 30 schuimvorming in het uitstroomkanaal 11.

Bij gebruik van het afgeefsamenstel Ί kan op de bedieningskop 9 worden gedrukt waardoor de zuigers 4 en 7 van respectievelijk de vloeistofpomp 2 en de luchtpomp 5 neerwaarts worden bewogen, waardoor vloeistof en lucht worden afgegeven naar een mengkamer 10. Daar 35 worden de lucht en de vloeistof gemengd en vervolgens via het uitstroomkanaal 11 afgegeven. Het mengsel van lucht en vloeistof wordt daarbij door de twee zeefvormige elementen 12 gevoerd om het ontstaan van een schuim te bevorderen.

Na het afgeven van het schuim wordt de bedieningskop 9 40 losgelaten en zal deze door de veer 16 naar de uitgangspositie 1026921 - 5 - terugbewegen. Tijdens dit terugbewegen zal de kamer van de vloeistofpomp 2 zich vullen met een vloeistof uit een aan het afgeefsamenstel 1 gekoppelde vloeistofhouder, terwijl de luchtpomp 5 zich zal vullen met lucht.

5 Met 14 is een beluchtingsopening voor een aan het afgeefsamenstel 1 gekoppelde vloeistofhouder aangeduid. Deze beluchtingsopening 14 dient voor het aan het inwendige van de vloeistofhouder toevoegen van lucht ten compensatie van de uit de vloeistofhouder afgegeven hoeveelheid vloeistof.

10 Verder is er een luchttoevoeropening 13 voorzien voor het tijdens de retourslag voorzien van lucht in de luchtpomp 5 welke lucht vervolgens weer kan worden verpompt voor het vormen van een schuim in een neergaande slag van de bedieningskop 9 van het afgeefsamenstel 1.

15 Tijdens gebruik is het mogelijk dat de geleiding tussen de zuigerafdichting 8 van de luchtzuiger 7 en de wand van de luchtcilinder 6 afneemt. Een mogelijke oorzaak kan zijn dat er resten van de vloeistof die wordt afgegeven, bijvoorbeeld een zeep, en/of water in het inwendige van het pompsamenstel 1 komt, en daarmee de 20 werking van de luchtpomp 5 negatief beïnvloeden. Een als gevolg slechter functioneren van de pomp, treedt dan met name op bij de retourslagen, waarbij de bedieningskop 9 met vloeistofzuiger 4 en luchtzuiger 7 naar boven wordt bewogen door de veer 16.

Om de kans op een slechter functioneren te verminderen en om in 25 het algemeen een betere geleiding te krijgen tussen de zuigerafdichting 8 en de luchtcilinder 6 is er in het afgeefsamenstel 1 een smeermiddelreservoir 17 voorzien dat via een afgeefopening 18 in de loop van de tijd een smeermiddel, bijvoorbeeld een siliconenolie, afgeeft, welk smeermiddel de geleiding tussen de 30 zuigerafdichting 8 en de wand van de luchtcilinder 6 verbetert. Door het verschaffen van een dergelijk smeermiddel worden de hierboven beschreven problemen aanzienlijk verminderd.

Om het smeermiddelreservoir 17 en de afgeefopening 18 beter te tonen is een detail A van het afgeefsamenstel 1 afzonderlijk getoond 35 in figuur 1. Het detail is in de volledige dwarsdoorsnede aangegeven door een gestreepte rechthoek.

Het smeermiddelreservoir 17 is gevormd door een ruimte tussen een uitstekend gedeelte 19a van een aan de schroefkraag 15 gevormde wand 19 en de wand van de luchtcilinder 6. De afgeefopening 18 van 40 het smeermiddelreservoir 17 is aan de onderzijde van het 102 89 2 f - 6 - smeermiddelreservoir 17 aangebracht, zodat het smeermiddel als gevolg van de zwaartekracht uit het smeermiddelreservoir 17 kan lopen in de richting van de aansluiting van de zuigerafdichting 8 op de luchtcilinder 6.

5 De ruimte van het smeermiddelreservoir 17 is een capillaire ruimte zodat het smeermiddel dat in het smeermiddelreservoir 17 is geplaatst, door de capillaire werking van de ruimte van het smeermiddelreservoir 17 in hoofdzaak daarin wordt vastgehouden, waarbij in de loop van de tijd langzaam het smeermiddel wordt 10 afgegeven. De capillaire werking moet dus zodanig zijn dat het grootste deel van het smeermiddel dat zich in het smeermiddelreservoir 17 bevindt daarin wordt gehouden, waarbij in de loop van de tijd telkens wel een klein gedeelte van het smeermiddel wordt afgegeven via de afgeefopening 18.

15 In figuur 2 is het afgeefsamenstel van figuur 1 getoond in een geblokkeerde stand. De bedieningskop 9 is daartoe een kwartslag gedraaid ten opzichte van de stand van de bedieningsknop 9 in figuur 1. De dwarsdoorsnede is dus ook een kwartslag gedraaid om de langshartlijn van het afgeefsamenstel. In deze geblokkeerde stand 20 zijn de vloeistofzuiger 4 en luchtzuiger 7 over een bepaalde afstand ten opzichte van de vloeistofcilinder 3 respectievelijk luchtcilinder 6 naar boven bewogen om een zekere afsluiting te krijgen in de toe-en afvoerkanalen van het afgeefsamenstel. Een dergelijke geblokkeerde stand is van voordeel bij de opslag en transport van afgifte-25 inrichtingen, zodat het lekken van de afgifte-inrichtingen wordt voorkomen. __

In deze geblokkeerde stand sluit met voordeel een gedeelte, met name de bovenzijde, van de zuigerafdichting 8 de afgeefopening 18 van het smeermiddelreservoir 17 af, zoals dit duidelijk te zien is in 30 detail A van figuur 2. Door een dergelijke afsluiting van het smeermiddelreservoir 17 wordt voorkomen dat smeermiddel in deze positie uit het smeermiddelreservoir 17 kan lopen. Dit is in het bijzonder van voordeel bij een opslag van langere tijd van de afgifte-inrichting, aangezien dan de bedieningskop 9 dan niet wordt 35 bewogen en er derhalve geen smering van de aansluiting tussen de zuigerafdichting 8 en de cilinderwand 6 benodigd is.

Wanneer de bedieningskop 9 weer een kwartslag wordt gedraaid, zodat deze komt in de stand volgens figuur 1, wordt de zuiger 7, en daarmee de zuigerafdichting 8 over de getoonde afstand naar beneden 40 bewogen, waardoor als gevolg de afgeefopening 18 van het ! 1028921 - 7 - smeermiddelreservoir 17 wordt vrijgegeven, zodat smeermiddel uit het smeermiddelreservoir 17 kan gaan.

In figuur 3 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een smeermiddelreservoir 17 getoond. Figuur 3 toont hierbij slechts een 5 detail van een alternatieve uitvoeringsvorm van een afgeefsamenstel, welk detail qua positie in het afgeefsamenstel 1 in hoofdzaak overeenkomt met het met streepjeslijnen aangegeven rechthoekige gedeelte in figuur 1. Het afgeefsamenstel 1 kan in het algemeen verder worden uitgevoerd zoals getoond en beschreven in verband met 10 figuur 1.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 is in een dikker gedeelte van de cilinder 6 aan de buitenzijde daarvan een rond de omtrek van de cilinder 6 gaande sleuf voorzien die dient als smeermiddelreservoir 17. Het smeermiddelreservoir 17 is aan de 15 buitenzijde afgesloten door een cilindervormig element 20 dat rondom dat cilinder 6 is geplaatst en de sleuf afsluit. Verder zijn er meerdere verdeeld over de omtrek van de cilinder 6 aangebrachte afgeefopeningen 18 die door de cilinder 6 heen lopen en uitmonden aan de binnenzijde van de luchtcilinder 6.

20 De afgeefopeningen 18 zijn aangebracht aan de onderzijde van het smeermiddelreservoir 17, zodat het smeermiddelreservoir 17 als gevolg van de zwaartekracht geheel kan worden geleegd. Het smeermiddelreservoir 17 kan een capilaire ruimte zijn waardoor het in het smeermiddelreservoir 17 aangebrachte smeermiddel in hoofdzaak 25 daarin wordt vastgehouden en slechts geleidelijk wordt afgegeven. Het afgeven vaq_ het smeermiddel wordt bevorderd doordat de afgeefopening 18 uitmondt op een positie waar een gedeelte van de zuigerafdichting i 8 aansluit op de wand van de cilinder 6 in de bovenste positie daarvan. Hierdoor zal namelijk de zuigerafdichting 8 langs de 30 afgeefopening 18 bewegen tijdens het bedienen van de bedieningskop 9. Als gevolg zal de zuigerafdichting 8 een gedeelte van het smeermiddel met zijn beweging meenemen en daardoor een smering van de aansluiting tussen de zuigerafdichting 8 en de cilinder 6 verzorgen.

In deze alternatieve uitvoeringsvorm 17 is er een rondgaande 35 sleuf voorzien als smeermiddelreservoir 17. Het is echter ook mogelijk om meerdere van dergelijke smeermiddelreservoirs 17 om de omtrek te voorzien die telkens slechts een gedeelte van de omtrek beslaan. Ook is het mogelijk een smeermiddelreservoir 17 te voorzien dat door een afzonderlijk element buiten de cilinder 6 wordt gevormd, 40 waarbij het smeermiddel via een afgeefkanaal dat door de cilinderwand i I__ 1028921 - 8 - loopt wordt afgegeven aan de binnenzijde van de wand van de cilinder 6 om daar de aansluiting tussen de zuigerafdichting 8 en de binnenzijde van de cilinder 6 te verbeteren.

In figuur 4 is een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van een 5 smeermiddelreservoir 17 getoond. Ook figuur 4 toont hierbij slechts een detail van de alternatieve uitvoeringsvorm van een afgeefsamenstel, welk detail qua positie in het afgeefsamenstel 1 in hoofdzaak overeenkomt met het met streepjeslijnen aangegeven rechthoekige gedeelte in figuur 1. Het afgeefsamenstel 1 kan in het 10 algemeen verder worden uitgevoerd zoals getoond en beschreven in verband met figuur 1.

In het afgeefsamenstel 1 volgens figuur 4 is een smeermiddelreservoir 17 in de zuiger 7 aangebracht. Het smeermiddelreservoir 17 zal dus met het daarin aanwezige smeermiddel 15 tijdens het bedienen van de bedieningskop 17 met de zuiger meebewegen. Het getoonde smeermiddelreservoir 17 strekt zich uit over de gehele omtrek van de zuiger 7. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk meerdere smeermiddelreservoirs 17 te voorzien die zich elk slechts over een gedeelte van de omtrek van de zuiger uitstrekken.

20 Aan de onderzijde van het smeermiddelreservoir 17 zijn een aantal over de omtrek verdeelde afgeefopeningen 18 voorzien welke afgeefopeningen 18 zich door de zuigerafdichting 8 uitstrekken en aan de naar de cilinder 6 gerichte zijde van de zuiger uitmonden.

Elke afgeefopening 18 zal het smeermiddel afgeven in een ruimte 25 tussen de twee posities 22 waar de zuigerafdichting 8 contact maakt met de cilinder. Door de heen en weer gaande beweging van de zuiger 7 ten opzichte van de cilinder 6 zal de geleiding tussen beide worden verbeterd.

Het smeermiddelreservoir 17 is na het vullen daarvan met een 30 smeermiddel aan de bovenzijde afdichtend afgesloten door een afsluitelement 21 dat met behulp van bijvoorbeeld een snapverbinding afdichtend tussen de zuiger 7 en de zuigerafdichting 8 is aangebracht.

Een gemeenschappelijk voordeel van de uitvoeringsvormen van 35 figuur 3 en 4 is dat het smeermiddelreservoir 17 op een afzonderlijk onderdeel is voorzien, waardoor het voor assemblage reeds kan worden voorzien van een hoeveelheid smeermiddel. Daarbij is het wel benodigd de afgeefopening tijdelijk af te dichten en bij assemblage of eventueel daarna, maar voor gebruik van het afgeefsamenstel weer te 40 openen.

1028921 - 9 -

Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat er vele mogelijkheden zijn een smeermiddelreservoir volgens de uitvinding in een afgifte-inrichting aan te brengen. Al deze mogelijkheden worden geacht onder ^ de uitvinding te vallen.

t028921

Claims (18)

1. Afgifte-inrichting voor het afgeven van een vloeistof, in het bijzonder in schuimvorm, omvattende ten minste een zuigerpomp met een cilinder en een in de cilinder beweegbare zuiger, waarbij de zuiger een zuigerafdichting omvat, waarmee de zuiger in hoofdzaak 5 afdichtend aansluit op de cilinder, met het kenmerk, dat de afgifte-inrichting is voorzien van een smeermiddelreservoir voor het via een afgeefopening afgeven van een smeermiddel voor het tijdens gebruik smeren van de aansluiting van de zuigerafdichting op de cilinder.

2. Afgifte-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de zuigerpomp met de hand te bedienen is.

3. Afgifte-inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de ten minste ene zuigerpomp een luchtpomp is, waarbij de afgifte- 15 inrichting verder een tweede pomp omvat voor het verpompen van de vloeistof.

4. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het smeermiddelreservoir in, aan of op de zuiger 20 is gevormd.

5. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarbij het smeermiddelreservoir in, aan of op de cilinder is gevormd. 25

6. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de afgeefopening van het smeermiddelreservoir is aangebracht boven de zuigerafdichting in een bovenste stand ervan. !

7. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het smeermiddel siliconenolie, erucamide, ptfe-verbindingen, perfluorpolyether (PFPE) of combinaties daarvan omvat.

8. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande 35 conclusies, waarbij de afgeefopening van het smeermiddelreservoir in een bovenste ruststand van de zuiger is afgesloten door de zuiger, in het bijzonder de zuigerafdichting. 10203 2'! I I - 11 -

9. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de ruststand van de zuiger een stand van de zuiger in een geblokkeerde toestand van de afgifte-inrichting is.

10. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het smeermiddelreservoir een capillaire ruimte is.

11. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande 10 conclusies, waarbij de afgeefopening zich bevindt aan de onderzijde van het smeermiddelreservoir.

12. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het smeermiddelreservoir is gevormd tussen een 15 wand van de cilinder en een tweede wand.

13. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede wand is gevormd door een naar de zuiger gerichte wand die is gevormd aan een schroefkraag voor het koppelen 20 van de ten minste ene zuigerpomp aan een vloeistofhouder voor het houden van de af te geven vloeistof.

14. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de afgifte-inrichting een zuigerpomp voor het 25 verpompen van lucht en een concentrisch ten opzichte van de eerste pomp aangetyrachte tweede zuigerpomp omvat voor het verpompen van de vloeistof.

15. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande 30 conclusies, waarbij de afgifte-inrichting een mengkamer omvat voor het afgeven tot een schuim mengen van de vloeistof en lucht.

16. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de afgeefopening een met de hand te bedienen 35 gemeenschappelijke bedieningsknop omvat voor het bedienen van de pompen voor de lucht en de vloeistof.

17. Afgifte-inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de afgifte-inrichting een vloeistofhouder omvat 40 voor het houden van de vloeistof. 102892 1 t 1 - 12 -

18. Werkwijze voor het vervaardigen van een afgifte-inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-17, gekenmerkt door het tijdens assemblage van de afgifte-inrichting in het 5 smeermiddelreservoir aanbrengen van een hoeveelheid smeermiddel, in het bijzonder een siliconenolie. 1028921