NL1028735C2 - Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting. - Google Patents

Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1028735C2
NL1028735C2 NL1028735A NL1028735A NL1028735C2 NL 1028735 C2 NL1028735 C2 NL 1028735C2 NL 1028735 A NL1028735 A NL 1028735A NL 1028735 A NL1028735 A NL 1028735A NL 1028735 C2 NL1028735 C2 NL 1028735C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lower leg
fluid
sheet
chamber
pressure
Prior art date
Application number
NL1028735A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Scheurwater
Original Assignee
Somas Groep B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Somas Groep B V filed Critical Somas Groep B V
Priority to NL1028735A priority Critical patent/NL1028735C2/nl
Priority to PCT/NL2006/000181 priority patent/WO2006110028A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1028735C2 publication Critical patent/NL1028735C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/04Devices for stretching or reducing fractured limbs; Devices for distractions; Splints
    • A61F5/05Devices for stretching or reducing fractured limbs; Devices for distractions; Splints for immobilising
    • A61F5/058Splints
    • A61F5/05841Splints for the limbs
    • A61F5/0585Splints for the limbs for the legs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0102Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations
    • A61F5/0104Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation
    • A61F5/0111Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations without articulation for the feet or ankles
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/0102Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations
    • A61F5/012Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces specially adapted for correcting deformities of the limbs or for supporting them; Ortheses, e.g. with articulations inflatable
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61FFILTERS IMPLANTABLE INTO BLOOD VESSELS; PROSTHESES; DEVICES PROVIDING PATENCY TO, OR PREVENTING COLLAPSING OF, TUBULAR STRUCTURES OF THE BODY, e.g. STENTS; ORTHOPAEDIC, NURSING OR CONTRACEPTIVE DEVICES; FOMENTATION; TREATMENT OR PROTECTION OF EYES OR EARS; BANDAGES, DRESSINGS OR ABSORBENT PADS; FIRST-AID KITS
    • A61F5/00Orthopaedic methods or devices for non-surgical treatment of bones or joints; Nursing devices; Anti-rape devices
    • A61F5/01Orthopaedic devices, e.g. splints, casts or braces
    • A61F5/04Devices for stretching or reducing fractured limbs; Devices for distractions; Splints
    • A61F5/05Devices for stretching or reducing fractured limbs; Devices for distractions; Splints for immobilising
    • A61F5/058Splints
    • A61F5/05816Inflatable splints

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Nursing (AREA)
  • Orthopedic Medicine & Surgery (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Heart & Thoracic Surgery (AREA)
  • Vascular Medicine (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Handling Of Sheets (AREA)
  • Orthopedics, Nursing, And Contraception (AREA)

Description

Titel: Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen. De uitvinding heeft voorts betrekking op een drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en op een werkwijze voor het vervaardigen van de 5 drukinrichting.
Immobihsatie-inrichtingen voor het immobiliseren van een onderbeen zijn op zich bekend en worden bijvoorbeeld gebruikt voor het in hoofdzaak ten opzichte van elkaar fixeren van gebroken botdelen van het onderbeen na een onderbeenfractuur of het immobiliseren van het 10 onderbeen na bijvoorbeeld een verzwikking of peesblessure.
De bekende immobihsatie-inrichtingen hebben het nadeel dat de bloedcirculatie in het onderbeen van een patiënt kan worden gehinderd, waarvoor veelal anticoagulantia worden toegediend aan de patiënt. Een ander nadeel is dat langdurige immobilisatie van het onderbeen bij de 15 bekende inrichtingen kan leiden tot verzwakking of afname van spierweefsel in het onderbeen, hetgeen het helingsproces nadelig kan beïnvloeden.
Het is een doel van de uitvinding om tegemoet te komen aan ten minste een deel van bovenstaande bezwaren.
20 Hiertoe wordt volgens de uitvinding een immobilisatie-inrichting verschaft voor het immobiliseren van een onderbeen, waarbij de inrichting is voorzien van een steuninrichting die, in gebruik, ten minste het onderbeen omsluit voor het in hoofdzaak ten opzichte van elkaar fixeren van botten en/of gebroken botdelen van het onderbeen en een drukinrichting 1028735- 2 voor het uitoefenen van een variërende druk op het onderbeen, welke drukinrichting is voorzien van ten minste een pompkamer, ten minste een flexibele kamer en ten minste een fluïdumverbinding tussen de ten minste ene pompkamer en de ten minste ene flexibele kamer, waarbij de 5 drukinrichting dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de ten minste ene pompkamer zich, althans ten dele, uitstrekt onder een zool van een voet van het onderbeen en de ten minste ene flexibele kamer zich, althans ten dele, uitstrekt tussen de steuninrichting en het onderbeen, waarbij de drukinrichting, in gebruik, althans ten dele, is gevuld met een fluïdum, 10 zodat wanneer de voet op een ondergrond wordt geplaatst, zoals tijdens lopen, het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene pompkamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste ene flexibele kamer zal stromen, en wanneer de voet wordt opgetild het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene flexibele kamer via de ten minste ene 15 fluïdumverbinding naar de ten minste ene pompkamer zal stromen voor het met de ten minste ene flexibele kamer uitoefenen van de variërende druk op het onderbeen.
Dit biedt het voordeel dat tijdens belasten, bijvoorbeeld tijdens lopen, van het onderbeen waaraan de immobilisatie-inrichting is 20 aangebracht, een variërende fluïdumdruk wordt uitgeoefend op de onderbeenstructuur, waardoor het onderbeen biomechanisch wordt geprikkeld. Deze biomechanische prikkeling heeft een positief effect op de bloedcirculatie en botgenezing in het onderbeen. Bovendien vermindert de biomechanische prikkeling de afname van spierweefsel.
25 Bij voorkeur omvat de steuninrichting een gipsverband, kunststofverband, in hoofdzaak rigide manchet en/of walker. Hierdoor is het mogelijk vertrouwde immobilisatie-inrichtingen en immobilisatietechnieken aan te passen voor het aanbrengen van de variërende fluïdumdruk op het onderbeen.
3
Bij voorkeur is de drukinrichting voorzien van een, in gebruik, naar het onderbeen toegekeerde eerste velvormige wand en een, in gebruik, van het onderbeen afgekeerde tweede velvormige wand die elk niet-doorlatend zijn voor het fluïdum en die in combinatie de ten minste ene 5 flexibele kamer, de ten minste ene fluïdumverbinding en de ten minste ene pompkamer vormen. Dit biedt het voordeel dat de drukinrichting van de immobilisatie-inrichting een eenvoudige structuur heeft die eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd.
In het hiernavolgende wordt de uitvinding, bij wijze van voorbeeld, 10 nader toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:
Fig. 1 een schematische dwarsdoorsnede van een voorbeeld van een immobihsatie-inrichting volgens de uitvinding;
Fig. 2a een zijaanzicht van een voorbeeld van een drukinrichting van de immobilisatie-inrichting volgens de uitvinding; 15 Fig. 2b een perspectivisch aanzicht van de drukinrichting getoond in Fig. 2a;
Fig. 3a een velvormige wand voor het vervaardigen van de drukinrichting getoond in Fig. 2a en 2b;
Fig. 3b een alternatieve velvormige wand; en 20 Fig. 3c een tweede alternatieve velvormige wand.
Fig. 1 toont een schematische dwarsdoorsnede van een voorbeeld van een immobilisatie-inrichting 1 volgens de uitvinding voor het immobiliseren van een onderbeen 2 van een persoon. De immobilisatie-inrichting 1 is in Fig. 1 voorzien van een, bij voorkeur in hoofdzaak rigide, 25 steuninrichting 4, in dit voorbeeld een gipsverband, zoals loopgips, die in gebruik ten minste het onderbeen 2 omsluit. De immobilisatie-inrichting 1 is in dit voorbeeld voorts voorzien van een drukinrichting 6 voor het uitoefenen van een variërende druk op het onderbeen 2. De drukinrichting 6 is in Fig. 1 voorzien van een pompkamer 8, een flexibele kamer 10 en een 30 fluïdumverbinding 12 tussen de pompkamer 8 en de flexibele kamer 10. De 4 pompkamer 8 strekt zich, althans ten dele, uit onder een zool van een voet van het onderbeen 2. De flexibele kamer 10 strekt zich, althans ten dele, uit tussen de steuninrichting 4 en het onderbeen 2, in dit voorbeeld in hoofdzaak tussen de steuninrichting 4 en een achterkant en/of ten minste 5 een zijde van het onderbeen 2, voor het uitoefenen van de variërende druk op het onderbeen 2. De flexibele kamer 10 staat via de fluïdumverbinding 12 in fluïdumverbinding met de pompkamer 8.
In gebruik is de drukinrichting 6, althans ten dele, gevuld met een fluïdum, bijvoorbeeld water. De werking van de immobilisatie-inrichting 1 is 10 als volgt. De, bij voorkeur in hoofdzaak rigide, steuninrichting 4 wordt aan het onderbeen 2 aangebracht voor het in hoofdzaak ten opzichte van elkaar fixeren van botten en/of gebroken botdelen van het onderbeen 2, bijvoorbeeld voor het laten helen van een onderbeenfractuur of een andere blessure. Wanneer de voet van het onderbeen 2 op een ondergrond wordt 15 geplaatst, zoals tijdens lopen, wordt de pompkamer 8 onder druk gebracht.
Het fluïdum zal, althans ten dele, vanuit de pompkamer 8 via de fluïdumverbinding 12 naar de flexibele kamer 10 stromen. Het naar boven naar de flexibele kamer 10 stromende fluïdum oefent een naar boven gerichte stuwende werking uit op het onderbeen 2. De druk in de flexibele 20 kamer 10 zal toenemen en de flexibele kamer 10 zal druk uitoefenen op het onderbeen 2. De steuninrichting 4 is bij voorkeur dusdanig rigide dat, wanneer de flexibele kamer 10 zwelt ten gevolge van het naar de flexibele kamer 10 stromen van het fluïdum, de flexibele kamer 10 kan afsteunen tegen de steuninrichting 4 voor het uitoefenen van de druk op het onderbeen 25 2. Wanneer de voet wordt opgetild zal de druk in de pompkamer 8, althans i ten dele, worden weggenomen. Het fluïdum zal, althans ten dele, vanuit de flexibele kamer 10 via de fluïdumverbinding 12 naar de pompkamer 8 stromen. De druk in de flexibele kamer 10 zal hierdoor afnemen, en de flexibele kamer 10 zal geen, althans minder, druk uitoefenen op het 30 onderbeen 2. Aldus wordt de variërende druk uitgeoefend op het onderbeen 5 2, tijdens het alternerend plaatsen van de voet op de ondergrond en het optillen van de voet van de ondergrond, zoals tijdens lopen. De wand van de flexibele kamer 10 is bijvoorbeeld inelastisch, zodat de flexibele kamer 10 op vooraf bepaalde wijze en/of op vooraf bepaalde plaatsen de druk uitoefent op 5 het onderbeen 2.
Fig. 2a toont een voorbeeld van een zijaanzicht van de drukinrichting 6 van de immobilisatie-inrichting 1. Fig. 2b toont een perspectivisch aanzicht van de drukinrichting getoond in Fig. 2a. In Fig. 2b is te zien, dat de drukinrichting 6 is voorzien van een drukkamer 8, een 10 eerste flexibele kamer 10.1, een tweede flexibele kamer 10.2, een eerste fluïdumverbinding 12.1 en een tweede fluïdumverbinding 12.2. De eerste fluïdum verbinding 12.1 vormt een fluïdumverbinding tussen de drukkamer 8 en de eerste flexibele kamer 10.1 en de tweede fluïdumverbinding 12.2 vormt een fluïdumverbinding tussen de drukkamer 8 en de tweede flexibele 15 kamer 10.2. In het voorbeeld van Fig. 2b zijn de eerste flexibele kamer 10.1 en de tweede flexibele kamer 10.2 gescheiden door een naad 16. In dit voorbeeld vormen de flexibele kamers 10.1, 10.2, de fluïdumverbindingen 12.1, 12.2 en de pompkamer 8 een integraal geheel.
De werking van de drukinrichting 6 getoond in Fig. 2a en 2b komt 20 overeen met de werking van de drukinrichting zoals beschreven aan de hand van Fig. 1. Wanneer de pompkamer 8 onder druk wordt gebracht, bijvoorbeeld wanneer de voet van het onderbeen 2 op de ondergrond wordt geplaatst, zal het fluïdum, althans ten dele, vanuit de pompkamer 8 via de fluïdumverbindingen 12.1, 12.2 naar de flexibele kamers 10.1, 10.2 stromen.
25 Het naar boven naar de flexibele kamers 10.1, 10.2 stromende fluïdum oefent een naar boven gerichte stuwende werking uit op het onderbeen 2. De druk in de flexibele kamers 10.1, 10.2 zal toenemen, en de flexibele kamers 10.1,10.2 zullen de druk uitoefenen op het onderbeen 2. Wanneer de voet wordt opgetild zal de druk in de pompkamer 8, althans ten dele, worden 30 weggenomen. Het fluïdum zal, althans ten dele, vanuit de flexibele kamers 6 10.1, 10.2 via de fluïdumverbindingen 12.1, 12.2 naar de pompkamer 8 stromen. De druk in de flexibele kamers 10.1, 10.2 zal hierdoor afnemen, en de flexibele kamers 10.1, 10.2 zullen geen, althans minder, druk uitoefenen op het onderbeen 2. Aldus wordt de, in de tijd, variërende druk uitgeoefend 5 op het onderbeen 2, tijdens het alternerend belasten van het onderbeen 2, bijvoorbeeld tijdens het alternerend plaatsen van de voet op de ondergrond en het optillen van de voet van de ondergrond, zoals tijdens lopen.
In het voorbeeld van Fig. 2a en 2b wordt de hiel van het onderbeen 2 vrijgelaten door de drukinrichting 6. Het vrijlaten van de hiel biedt het 10 voordeel dat op efficiëntere wijze de stuwende werking en/of de variërende druk worden uitgeoefend op het onderbeen 2 bij alternerende belasting van het onderbeen dan wanneer de hiel wordt omgeven door de drukinrichting 6.
Hierdoor kan de blessure efficiënter genezen dan wanneer de hiel wordt omgeven door de drukinrichting 6. In Fig. 2a en 2b is de drukinrichting 6 15 voorzien van een vulopening 14, in het voorbeeld een ventiel, bijvoorbeeld aan de laterale zijde ter hoogte van de knie. Dit biedt het voordeel dat de druk die de drukinrichting 6 uitoefent op het onderbeen 2 kan worden aangepast door meer of minder fluïdum, zoals water, in de drukinrichting 6 te brengen. Bovendien kan de drukinrichting 6 zonder fluïdum worden 20 getransporteerd of op geslagen, hetgeen de kans vermindert op lekkage van fluïdum, wat vooral bij vloeistoffen vervelend kan zijn. Ook is het mogelijk dat de drukinrichting 6 niet is voorzien van de vulopening 14, waarbij de ! drukinrichting 6 tijdens het vervaardigen van de drukinrichting 6 kan j worden voorzien van een vooraf bepaalde, na het vervaardigen niet meer 25 aan te passen, hoeveelheid fluïdum.
Een wand van de ten minste ene flexibele kamer 10, de ten minste ene fluïdumverbinding 12 en de ten minste ene pompkamer 8 van de ! drukinrichting 6, zoals getoond in Fig 1, 2a en 2b kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd van een velvormig materiaal, bijvoorbeeld een kunststoffolie 30 zoals polyethyleen of polyurethaan, eventueel aangebracht op een geweven 7 weefsel zoals nylon. In Fig. 1, 2a en 2b is de drukinrichting 6, bij wijze van voorbeeld, voorzien van een, in gebruik, naar het onderbeen 2 toegekeerde eerste velvormige wand 18 en een, in gebruik, van het onderbeen afgekeerde tweede velvormige wand 20 die elk niet-doorlatend zijn voor het fluïdum en, 5 in dit voorbeeld in combinatie de flexibele kamers 10.1, 10.2, de fluïdumverbindingen 12.1, 12.2 en de pompkamer 8 vormen. Het zal duidelijk zijn dat aldus, in gebruik, de eerste velvormige wand 18 is opgenomen tussen de tweede velvormige wand 20 en het onderbeen 2. Dit biedt het voordeel dat de drukinrichting 6 van de immobilisatie-inrichting 1 10 een eenvoudige structuur heeft, die eenvoudig en goedkoop kan worden vervaardigd. Bovendien kan aldus de drukinrichting 6 worden vervaardigd met een relatief geringe dikte, gemeten van de eerste naar de tweede velvormige wand, waardoor de drukinrichting 6 eenvoudig kan worden toegepast bij vertrouwde steuninrichtingen zoals gipsverband, 15 kunststofverband, in hoofdzaak rigide manchetten of walkers. Hierbij kan de vertrouwde steuninrichting worden toegepast, waarbij de steuninrichting niet, althans nauwelijks, behoeft te worden aangepast voor het opnemen van de drukinrichting.
Bij voorkeur is de drukinrichting 6 vrij van regelorganen zoals 20 kleppen, om een eenvoudige structuur te verkrijgen. Bovendien kan de drukinrichting 6 die vrij is van regelorganen eenvoudig worden toegepast bij vertrouwde steuninrichtingen zoals gipsverband, kunststofverband, in hoofdzaak rigide manchetten of walkers. Hierbij kan de vertrouwde steuninrichting worden toegepast, waarbij de steuninrichting niet, althans j 25 nauwelijks, behoeft te worden aangepast voor het opnemen van de I drukinrichting, aangezien geen ruimte en/of doorvoeropening nodig is waar de regelorganen moeten worden geplaatst en/of doorgevoerd.
De drukinrichting 6 kan worden vervaardigd middels de volgende werkwijze. De eerste velvormige wand 18 en de tweede velvormige wand 20 30 van een velvormig materiaal worden verschaft, welke eerste en tweede 8 velvormige wand 18, 20 in hoofdzaak gelijkvormig zijn, en welke een dusdanige vorm hebben dat deze in combinatie de ten minste ene flexibele kamer 10, de ten minste ene fluïdumverbinding 12 en de ten minste ene pompkamer 8 kunnen vormen. Fig. 3a-3c tonen voorbeelden van de 5 velvormige wanden. De eerste en tweede velvormige wand 18, 20 worden bijvoorbeeld, in hoofdzaak overlappend, op elkaar geplaatst en, bijvoorbeeld langs hun omtrek, fluïdumdicht verbonden zodat de eerste en tweede velvormige wand 18, 20 met de fluïdumdichte verbinding de ten minste ene pompkamer, de ten minste ene flexibele kamer 10 en de ten minste ene 10 fluïdumverbinding 12 omsluiten, bijvoorbeeld middels een sealnaad, bijvoorbeeld gevormd door hoogfrequent-lassen. Hierdoor ontstaat tussen de eerste en de tweede velvormige wand 18, 20 een holle binnenruimte die de ten minste ene pompkamer 8, de ten minste ene fluïdumverbinding 12 en de ten minste ene flexibele kamer 10 vormt. Een eerste deel van de eerste en/of 15 tweede velvormige wand 18, 20, aangeduid met onderbroken lijn 22 in Fig. 3a-3c, een tweede deel van de eerste en/of tweede velvormige wand 18, 20, aangeduid met onderbroken lijn 24 in Fig. 3a-3c, worden dusdanig verbonden, dat de drukinrichting 6, in gebruik, de achterkant van het onderbeen 2 en de onderkant van de voet omsluit.
20 Fig. 3a toont de velvormige wand voor het vervaardigen van de drukinrichting 6 getoond in Fig. 2a en 2b. De eerste en tweede velvormige wand 18, 20 zijn in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van een virtuele lijn, die zich, in gebruik, in hoofdzaak in sagittale richting onder het midden van de voet uitstrekt. Bij deze drukinrichting 6 strekken de eerste en 25 tweede velvormige wand 18, 20 zich, in gebruik, in hoofdzaak uit van een eerste zijde van het onderbeen 2, onder de zool van de voet door naar een tweede zijde van het onderbeen 2. Nadat de eerste en tweede velvormige wand 18, 20, bijvoorbeeld langs hun omtrek, fluïdumdicht zijn verbonden, worden het eerste en tweede deel 22, 24 verbonden waarbij de verbinding 30 tussen het eerste en tweede deel 22, 24 zich, in gebruik, in hoofdzaak in 9 verticale richting uitstrekt langs de achterkant van het onderbeen 2. Het eerste en tweede deel 22, 24 worden bijvoorbeeld verbonden middels naad 16, bijvoorbeeld een tweede sealnaad, bijvoorbeeld gevormd door hoogfrequent-lassen, zoals getoond in Fig. 2b. Er geldt dus dat het eerste en 5 tweede deel 22, 24 van het samenstel van de eerste en tweede velvormige wand 18, 20 dusdanig zijn verbonden, dat de drukinrichting 6, in gebruik, de achterkant van het onderbeen 2 en de onderkant van de voet omsluit. Bij wijze van voorbeeld wordt de hiel van het onderbeen 2 vrijgelaten door de drukinrichting 6 die is gevormd van de eerste en tweede velvormige wand 10 18, 20 zoals getoond in Fig. 3a De aldus verkregen drukinrichting 6 omvat één drukkamer 8, twee fluïdum verbindingen 12.1, 12.2 en twee flexibele kamers 10.1, 10.2.
Fig. 3b toont een alternatieve velvormige wand voor het vervaardigen van de drukinrichting 6. De eerste en tweede velvormige wand 15 18, 20 zijn in Fig. 3b in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van een virtueel vlak, dat zich, in gebruik, in hoofdzaak in sagittale richting door het midden van het onderbeen uitstrekt. Bij deze drukinrichting 6 strekken de eerste en tweede velvormige wand 18, 20 zich, in gebruik, in hoofdzaak uit van de eerste zijde van het onderbeen 2, achter het onderbeen 2 langs naar 20 de tweede zijde van het onderbeen 2. Nadat de eerste en tweede velvormige wand 18, 20, bijvoorbeeld langs hun omtrek, fluïdumdicht zijn verbonden, worden het eerste en tweede deel 22, 24 verbonden waarbij de verbinding tussen het eerste en tweede deel 22, 24 zich, in gebruik, in hoofdzaak in sagittale richting uitstrekt langs de onderkant van de voet. De aldus 25 verkregen drukinrichting omvat twee drukkamers, twee fluïdumverbindingen 12.1, 12.2 en één flexibele kamer 10.
Fig. 3c toont een tweede alternatieve velvormige wand voor het vervaardigen van de drukinrichting 6. Bij deze drukinrichting 6 strekken de eerste en tweede velvormige wand 18, 20 zich, in gebruik, in hoofdzaak uit 30 van de eerste zijde van het onderbeen 2, achter het onderbeen 2 langs naar i 10 de tweede zijde van het onderbeen 2 en onder de zool van de voet door naar de tweede zijde van het onderbeen 2. Nadat de eerste en tweede velvormige wand 18, 20, bijvoorbeeld langs hun omtrek, fluïdumdicht zijn verbonden, worden het eerste en tweede deel 22, 24 verbonden, dusdanig dat de 5 drukinrichting 6, in gebruik, de achterkant van het onderbeen 2 en de onderkant van de voet omsluit. De aldus verkregen drukinrichting omvat één drukkamer, één fluïdumverbinding 12 en één flexibele kamer 10.
Verwijzend naar Fig. 3a geldt dat het eveneens mogelijk is dat eerst de eerste en tweede velvormige wand 18, 20 elk (fluïdumdicht) worden 10 verbonden waarbij de verbinding zich, in gebruik, in hoofdzaak in verticale richting uitstrekt langs de achterkant van het onderbeen 2, en dat vervolgens de eerste en tweede velvormige wand 18, 20 langs hun omtrek fluïdumdicht worden verbonden. De aldus verkregen drukinrichting omvat één drukkamer 8, twee fluïdumverbindingen 12.1, 12.2 en één flexibele 15 kamer 10. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de velvormige wanden getoond in Figg. 3b en 3c.
In Fig. 2a is, bij wijze van voorbeeld de drukinrichting 6 in de ten minste ene fluïdumverbinding 12, voorzien van afstandsmiddelen 26, in dit voorbeeld twee langwerpige strips, bijvoorbeeld van kunststof of rubber. De 20 afstandmiddelen 26 strekken zich in het voorbeeld uit tussen de eerste en de tweede velvormige wand 18, 20. De afstandsmiddelen 26 houden de fluïdumverbinding tussen de pompkamer 8 en de flexibele kamer 10 open, bijvoorbeeld wanneer de voet wordt bewogen ten opzichte van het onderbeen. Het zal duidelijk zijn dat de afstandsmiddelen 26 in beginsel in 25 elke uitvoeringsvorm van de drukmiddelen 6 kunnen worden toegepast. De afstandsmiddelen 26 zijn bijzonder efficiënt wanneer de ten minste ene fluïdumverbinding 12 van velvormig materiaal is vervaardigd.
Het is eveneens mogelijk dat de drukinrichting 6 nabij de ten minste ene fluïdumverbinding 12, is voorzien van verstevigingsmiddelen, 30 voor het in hoofdzaak verhinderen dat de fluïdumverbinding 12, in gebruik, 11 wordt afgesloten. De verstevigingsmiddelen kunnen zowel inwendig in de drukinrichting 6 als uitwendig aan de drukinrichting 6 zijn aangebracht.
De immobilisatie-inrichting 1 kan, bij wijze van voorbeeld, middels de volgens werkwijze worden aangebracht aan het onderbeen 2. Om het 5 onderbeen 2 wordt bijvoorbeeld, maar niet noodzakelijkerwijs, een onderlaag, bijvoorbeeld een tricotkous, aangebracht. Op de onderlaag wordt de drukinrichting 6 aangebracht, dusdanig dat de drukinrichting 6 althans een deel van het onderbeen, bijvoorbeeld de achterkant van het onderbeen 2, en de onderkant van de voet omsluit. Het is mogelijk dat de drukinrichting 10 6 reeds ten dele is gevuld met het fluïdum, bijvoorbeeld water, hetgeen het positioneren van de drukinrichting 6 kan vergemakkelijken. Over de drukinrichting 6 wordt bijvoorbeeld een wattenverband aangebracht. De laag wattenverband wordt bijvoorbeeld voorzien van pre-tape. Over de laag wattenverband wordt gips aangebracht. Als het gips is uitgehard, kan de 15 drukinrichting 6 worden gevuld met het fluïdum. De benodigde hoeveelheid fluïdum kan worden bepaald door de druk in de drukinrichting 6 te meten in een onbelaste situatie (drukkamer 8 niet onder druk gebracht, bijvoorbeeld wanneer de voet is opgetild) en in een belaste situatie (drukkamer 8 onder druk gebracht, bijvoorbeeld wanneer de voet op een 20 ondergrond is geplaatst). De benodigde druk in de drukinrichting 6 kan afhankelijk zijn van de aard van de blessure en het stadium waarin het genezingsproces zich bevindt. De drukinrichting 6 kan bijvoorbeeld, althans gedeeltelijk, worden gevuld met fluïdum, bijvoorbeeld water. Meer in het bijzonder kan bijvoorbeeld de drukinrichting 6 voor 20-80% worden gevuld 25 met fluïdum bij voorkeur voor 40-60%. Bij wijze van voorbeeld wordt de drukinrichting 6 voorzien van een hoeveelheid fluïdum die kleiner is dan 500 ml, bij voorkeur kleiner dan 400 ml, meer bij voorkeur kleiner dan 200 ml. Bij wijze van voorbeeld wordt de drukinrichting 6 voorzien van de hoeveelheid fluïdum die groter is dan 10 ml, bij voorkeur groter dan 50 ml, 30 meer bij voorkeur groter dan 100 ml. Meer in het bijzonder wordt 12 bijvoorbeeld de drukinrichting 6 voorzien van 10-500 ml fluïdum, bij voorkeur 50-400 ml, meer bij voorkeur 100-200 ml.
Na het aanbrengen van de immobilisatie-inrichting 1 kan de variërende druk worden uitgeoefend op het onderbeen 2, tijdens het 5 alternerend belasten en wegnemen van belasting van het onderbeen 2, bijvoorbeeld het plaatsen van de voet op de ondergrond en het optillen van de voet van de ondergrond, zoals tijdens lopen. Aldus wordt een werkwijze verschaft voor het behandelen van onderbeenblessuren, bijvoorbeeld een onderbeenfractuur.
10 In de voorbeelden omvat de steuninrichting een gipsverband, zoals loopgips. Het is echter ook mogelijk dat de steuninrichting kunststof verband omvat, een in hoofdzaak rigide manchet en/of een walker (geprefabriceerde laarsachtige steuninrichting voor het immobiliseren van een onderbeen). Bij toepassing van een walker kan bijvoorbeeld het 15 wattenverband worden vervangen door een onderdeel, zoals een kous, van de walker.
In de voorbeelden omsluit de flexibele kamer van de drukinrichting, althans ten dele, de achterkant en zijden van het onderbeen. Het is echter eveneens mogelijk dat de flexibele kamer de gehele omtrek van 20 het onderbeen omsluit of slechts aangrijpt op ten minste een zijde of de achterkant van het onderbeen.
In de voorbeelden omvat de drukinrichting de eerste en de tweede velvormige wand. Het is echter ook mogelijk dat de drukinrichting slechts één velvormige wand omvat, of meer dan twee velvormige wanden.
25 Dergelijke variaties worden alle geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
<1028735

Claims (34)

1. Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, waarbij de inrichting is voorzien van een steuninrichting die, in gebruik, ten minste het onderbeen omsluit, voor het in hoofdzaak ten opzichte van elkaar fixeren van botten 5 en/of gebroken botdelen van het onderbeen; en een drukinrichting voor het uitoefenen van een variërende druk op het onderbeen, welke drukinrichting is voorzien van ten minste een pompkamer, ten minste een flexibele kamer en ten minste een fluïdumverbinding tussen de ten minste ene pompkamer en de ten minste 10 ene flexibele kamer, waarbij de drukinrichting dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de ten minste ene pompkamer zich, althans ten dele, uitstrekt onder een zool van een voet van het onderbeen en de ten minste ene flexibele kamer zich, althans ten dele, uitstrekt tussen de steuninrichting en het onderbeen, 15 waarbij de drukinrichting, in gebruik, althans ten dele, is gevuld met een fluïdum, zodat wanneer de voet op een ondergrond wordt geplaatst, zoals tijdens lopen, het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene pompkamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste ene flexibele kamer zal stromen, en wanneer de voet wordt opgetild het 20 fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene flexibele kamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste ene pompkamer zal stromen voor het met de ten minste ene flexibele kamer uitoefenen van de variërende druk op het onderbeen.
2. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 25 de steuninrichting een gipsverband, kunststofverband, in hoofdzaak rigide manchet en/of walker omvat. *028735 !
3. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de drukinrichting dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de ten minste ene flexibele kamer zich, althans ten dele, uitstrekt tussen de steuninrichting en een achterkant en/of ten minste een zijde van het 5 onderbeen.
4. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukinrichting dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de hiel van het onderbeen wordt vrijgelaten door de drukinrichting.
5. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 10 met het kenmerk, dat een wand van de ten minste ene flexibele kamer, althans in hoofdzaak, inelastisch is.
6. ImmobiHsatie-inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat, in gebruik, de drukinrichting ten dele is gevuld met het fluïdum, zodat wanneer de voet op een ondergrond wordt geplaatst, zoals tijdens lopen, het 15 naar de flexibele kamer stromende fluïdum een stuwende werking uitoefent op het onderbeen.
7. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de immobilisatie-inrichting dusdanig is ingericht dat de stuwende werking naar boven is gericht.
8. Immobilisatie-inrichting volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat een wand van de ten minste ene flexibele kamer, een wand van de ten minste ene fluïdumverbinding en/of een wand van de ten minste ene pompkamer is vervaardigd van een velvormig materiaal.
9. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat 25 de wand van de ten minste ene flexibele kamer, de wand van de ten minste ene fluïdumverbinding en/of de wand van de ten minste ene pompkamer is vervaardigd van een kunststof, zoals polyethyleen of polyurethaan, eventueel aangebracht op een geweven weefsel zoals nylon.
10. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat de ten minste ene flexibele kamer, de ten minste ene fluïdumverbinding en de ten minste ene pompkamer een integraal geheel vormen.
11. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de drukinrichting is voorzien van een, in gebruik, van het onderbeen 5 afgekeerde tweede velvormige wand en een, in gebruik, tussen de tweede velovormige wand en het onderbeen opgenomen, naar het onderbeen toegekeerde eerste velvormige wand die elk niet-doorlatend zijn voor het fluïdum en die in combinatie de ten minste ene flexibele kamer, de ten minste ene fluïdumverbinding en de ten minste ene pompkamer vormen.
12. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de eerste en tweede velvormige wand in hoofdzaak gelijkvormig zijn.
13. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk dat de eerste en tweede velvormige wand fluïdumdicht met elkaar zijn verbonden zodat de eerste en tweede velvormige wand met de 15 fluïdumdichte verbinding de ten minste ene flexibele kamer, de ten minste ene fluïdumverbinding en de ten minste ene pompkamer omsluiten.
14. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de eerste en tweede velvormige wand langs hun omtrek fluïdumdicht met elkaar zijn verbonden.
15. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk, dat de eerste en tweede velvormige wand fluïdumdicht met elkaar zijn verbonden middels een seal-naad.
16. Immobilisatie-inrichting volgens een der conclusies 13 -15, met het kenmerk, dat een eerste en tweede deel van het samenstel van de eerste en 25 tweede velvormige wand dusdanig zijn verbonden, dat de drukinrichting, in gebruik, de achterkant van het onderbeen en de onderkant van de voet omsluit.
17. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het eerste en tweede deel zijn verbonden middels een tweede seal-naad.
18. Immobilisatie-inrichting volgens een der conclusies 11-17, met het kenmerk, dat, in gebruik, de eerste en tweede velvormige wand zich in hoofdzaak uitstrekken van een eerste zijde van het onderbeen, onder de zool van de voet door, naar een tweede zijde van het onderbeen.
19. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 16 en 18, met het kenmerk, dat, in gebruik, de verbinding tussen het eerste en tweede deel zich, in hoofdzaak in verticale richting, langs de achterkant van het onderbeen uitstrekt.
20. Immobilisatie-inrichting volgens een der conclusies 11-17, met het 10 kenmerk, dat, in gebruik, de eerste en tweede velvormige wand zich in hoofdzaak uitstrekken van een eerste zijde van het onderbeen, achter het onderbeen langs, naar een tweede zijde van het onderbeen.
21. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 16 en 20, met het kenmerk, dat, in gebruik, de verbinding tussen het eerste en tweede deel 15 zich in hoofdzaak in sagittale richting langs de onderkant van de voet uitstrekt.
22. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukinrichting in de ten minste ene fluïdumverbinding is voorzien van afstandsmiddelen voor het, in gebruik, 20 open houden van de ten minste ene fluïdumverbinding tussen de ten minste ene pompkamer en de ten minste ene flexibele kamer.
23. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukinrichting, nabij de ten minste ene fluïdumverbinding is voorzien van verstevigingsmiddelen, voor het in 25 hoofdzaak verhinderen dat de ten minste ene fluïdumverbinding tussen de ten minste ene pompkamer en de ten minste ene flexibele kamer, in gebruik, wordt afgesloten.
24. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drukinrichting een vulopening, zoals een ventiel, 30 omvat.
25. Immobilisatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het fluïdum een vloeistof omvat, zoals water.
26. Drukinrichting van de immobilisatie-inrichting volgens een der conclusies 1-25.
27. Werkwijze voor het vervaardigen van een drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in een immobilisatie-inrichting volgens een der conclusies 1-25, waarbij de werkwijze de stappen omvat van het verschaffen van een eerste velvormige wand en een tweede velvormige wand van een velvormig materiaal, welke eerste en tweede 10 velvormige wand in hoofdzaak gelijkvormig zijn, en welke een dusdanige vorm hebben dat deze in combinatie de ten minste ene flexibele kamer, de ten minste ene fluïdumverbinding en de ten minste ene pompkamer kunnen vormen, het fluïdumdicht verbinden van de eerste en tweede velvormige 15 wand zodat de eerste en tweede velvormige wand met de fluïdum dichte verbinding de ten minste ene flexibele kamer, het ten minste ene fluïdumverbinding en de ten minste ene pompkamer omsluiten, het verbinden van een eerste en tweede deel van de eerste en/of tweede velvormige wand, dusdanig dat de drukinrichting, in gebruik, de 20 achterkant van het onderbeen en de onderkant van de voet omsluit.
28. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij voorts de eerste en tweede velvormige wand zich, in gebruik, in hoofdzaak uitstrekken van een eerste zijde van het onderbeen, onder de zool van de voet door, naar een tweede zijde van het onderbeen, 25 waarbij bij het verbinden van het eerste en tweede deel de ! verbinding tussen het eerste en tweede deel zich, in gebruik, in hoofdzaak in verticale richting uitstrekt langs de achterkant van het onderbeen.
29. Werkwijze volgens conclusie 27, waarbij voorts Γ--- “ de eerste en tweede velvormige wand zich in gebruik in hoofdzaak uitstrekken van een eerste zijde van het onderbeen, achter het onderbeen langs, naar een tweede zijde van het onderbeen, waarbij bij het verbinden van het eerste en tweede deel de 5 verbinding tussen het eerste en tweede deel zich, in gebruik, in hoofdzaak in sagittale richting uitstrekt langs de onderkant van de voet.
30. Werkwijze volgens een der conclusies 27-29, waarbij het eerste en tweede deel van de eerste en/of tweede velvormige wand dusdanig worden verbonden dat de drukinrichting, in gebruik, de achterkant van het 10 onderbeen en de onderkant van de voet omsluit, waarbij de hiel van het onderbeen wordt vrijgelaten door de drukinrichting.
31. Werkwijze volgens een der conclusies 27-30, waarbij de eerste velvormige wand en de tweede velvormige wand, althans in hoofdzaak, inelastisch zijn.
32. Werkwijze volgens een der conclusies 27-31, waarbij de werkwijze ' voorts omvat het aanbrengen van een vulopening, zoals een ventiel, in de eerste en/of de tweede velvormige wand.
33. Werkwijze voor het kunnen behandelen van een onderbeenfractuur, waarbij de stappen worden uitgevoerd van 20 - het aanbrengen van een drukinrichting aan het onderbeen voor het uitoefenen van een variërende druk op het onderbeen, welke drukinrichting is voorzien van ten minste een pompkamer, ten minste een flexibele kamer en ten minste een fluïdumverbinding tussen de ten minste ene pompkamer en de ten minste ene flexibele kamer, waarbij, in gebruik, de ten minste ene 25 pompkamer zich, althans ten dele, uitstrekt onder een zool van een voet van het onderbeen, het aanbrengen van een steuninrichting rondom het onderbeen, waarbij, in gebruik, de ten minste ene flexibele kamer zich, althans ten dele, uitstrekt tussen de steuninrichting en het onderbeen, en het, althans ten dele, vullen van de drukinrichting met een fluïdum, zodat wanneer de voet op een ondergrond wordt geplaatst, zoals tijdens lopen, het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene pompkamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste 5 ene flexibele kamer zal stromen, en wanneer de voet wordt opgetild het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene flexibele kamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste ene pompkamer zal stromen voor het met de ten minste ene flexibele kamer uitoefenen van de variërende druk op het onderbeen.
34. Werkwijze voor het behandelen van een onderbeenfractuur, waarbij de stappen worden uitgevoerd van het aanbrengen van een drukinrichting aan het onderbeen voor het uitoefenen van een variërende druk op het onderbeen, welke drukinrichting is voorzien van ten minste een pompkamer, ten minste een flexibele kamer 15 en ten minste een fluïdumverbinding tussen de ten minste ene pompkamer en de ten minste ene flexibele kamer, waarbij, in gebruik, de ten minste ene pompkamer zich, althans ten dele, uitstrekt onder een zool van een voet van het onderbeen het aanbrengen van een steuninrichting rondom het onderbeen, 20 waarbij, in gebruik, de ten minste ene flexibele kamer zich, althans ten dele, uitstrekt tussen de steuninrichting en het onderbeen, het, althans ten dele, vullen van de drukinrichting met een fluïdum, zodat wanneer de voet op een ondergrond wordt geplaatst, zoals tijdens lopen, het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene ' 25 pompkamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste ene flexibele kamer zal stromen, en wanneer de voet wordt opgetild het fluïdum, althans ten dele, vanuit de ten minste ene flexibele kamer via de ten minste ene fluïdumverbinding naar de ten minste ene pompkamer zal stromen voor het met de ten minste ene flexibele kamer uitoefenen van de 30 variërende druk op het onderbeen, en ! het uitoefenen van de variërende druk op het onderbeen. 5 ! 1028735-
NL1028735A 2005-04-11 2005-04-11 Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting. NL1028735C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028735A NL1028735C2 (nl) 2005-04-11 2005-04-11 Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting.
PCT/NL2006/000181 WO2006110028A1 (en) 2005-04-11 2006-04-07 Immobilization device for immobilizing a lower leg, pressure device apparently suitable for use in the immobilization device, and method for manufacturing the pressure device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028735A NL1028735C2 (nl) 2005-04-11 2005-04-11 Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting.
NL1028735 2005-04-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028735C2 true NL1028735C2 (nl) 2006-10-12

Family

ID=35447996

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028735A NL1028735C2 (nl) 2005-04-11 2005-04-11 Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1028735C2 (nl)
WO (1) WO2006110028A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1946726A1 (en) 2007-01-17 2008-07-23 ETH Zürich Immobilizing device
DE212011100179U1 (de) 2010-12-07 2013-08-02 Pearltec Ag Polster zur Immobilisierung eines Körperteils
US10271981B2 (en) 2013-03-15 2019-04-30 First Principles, Inc. Combination wound and injury treatment apparatus

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5078128A (en) * 1990-06-27 1992-01-07 Royce Medical Company Removable leg walker
US5577998A (en) * 1995-02-03 1996-11-26 Aircast, Incorporated Walking brace
US20030028135A1 (en) * 2001-07-13 2003-02-06 Flick Roland E. Support device with pressure adjustment section and method of use
US20030153857A1 (en) * 2002-02-13 2003-08-14 Mccarthy Fabian Pneumatic achilles sleeve

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5078128A (en) * 1990-06-27 1992-01-07 Royce Medical Company Removable leg walker
US5577998A (en) * 1995-02-03 1996-11-26 Aircast, Incorporated Walking brace
US20030028135A1 (en) * 2001-07-13 2003-02-06 Flick Roland E. Support device with pressure adjustment section and method of use
US20030153857A1 (en) * 2002-02-13 2003-08-14 Mccarthy Fabian Pneumatic achilles sleeve

Also Published As

Publication number Publication date
WO2006110028A1 (en) 2006-10-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2552355C (en) Compression apparatus
US20240139061A1 (en) Support device
US7282038B2 (en) Compression apparatus
AU2009302771B2 (en) Limited-access, reduced-pressure systems and methods
AU2005297079B2 (en) Compression device for the limb
EP0150553A2 (en) Medical appliance for applying a pumping action to the sole of a foot
NL1028735C2 (nl) Immobilisatie-inrichting voor het immobiliseren van een onderbeen, drukinrichting kennelijk geschikt voor gebruik in de immobilisatie-inrichting en werkwijze voor het vervaardigen van de drukinrichting.
US20090105623A1 (en) Ankle splint with a pronation belt having a massaging fluid cushion
US7597676B2 (en) Malleolar pad
KR20100129763A (ko) 부하제거 및 감압 치료 시스템 및 방법
FR2481109A1 (fr) Dispositif de massage ambulatoire opere par les variations de la pression d&#39;un fluide localisees aux territoires corporels traites
US20090204037A1 (en) Compression Apparatus for Applying Intermittent Pressure to the Leg
Partsch et al. Compression therapy
CN103260555A (zh) 骨科助行器
EP0168085A1 (en) Medical-therapeutic device
WO2008129389A2 (en) Plantar orthesis for treatment of venou insufficiency
GB2141938A (en) Medical appliance
US11266536B2 (en) Graduated pressure applicator
NL8201189A (nl) Medisch therapeutische inrichting.
US20160151187A1 (en) Walking apparatus with a multiple bladder system

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Owner name: SOMAS ORTHOPAEDIE B.V.

Effective date: 20070208

SD Assignments of patents

Owner name: OESSUR EUROPE B.V.

Effective date: 20080619

SD Assignments of patents

Owner name: VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA INNOVA-MEDICAL

Effective date: 20090529

SD Assignments of patents

Effective date: 20110330

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20150501