NL1028671C2 - Inrichting en werkwijze voor het lokaliseren van een duiker in nood. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET LOKALISEREN VAN EEN DUIKER

IN NOOD

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 inrichting en werkwijze voor het lokaliseren van een in nood verkerende duiker.

Om de veiligheid in de duiksport te verhogen wordt er normaliter altijd gedoken met een partner, ook wel buddy genoemd, die kan assisteren in geval van nood. Wanneer 10 tijdens de duik het contact met de buddy verloren raakt, schrijven de veiligheidsvoorschriften voor dat beide duikers elkaar slechts korte tijd mogen zoeken, en indien dit geen resultaat oplevert, de duik moeten afbreken en veilig dienen op te stijgen naar het wateroppervlak. In de meeste gevallen 15 treft men daar de buddy weer aan. Indien één van beide duikers dusdanig in de problemen is geraakt dat dit opstijgen niet gelukt is, dient een zoekactie te worden gestart teneinde de vermiste duiker te lokaliseren en in veiligheid te brengen voordat de door hem of haar meegenomen 20 luchtvoorraad opgebruikt is. Helaas blijkt het in de praktijk vaak erg moeilijk om een vermiste duiker binnen deze beperkte tijd te vinden, met ernstig letsel en vaak de dood als gevolg.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding om een 25 inrichting en werkwijze voor het lokaliseren van duikers in nood voor te stellen, waarbij het mogelijk is om een in nood verkerende duiker snel en eenvoudig te lokaliseren. Verwacht wordt dat met de onderhavige uitvinding een grote meerderheid van de dodelijke duikongevallen voorkomen kunnen worden.

30 Dit doel wordt volgens de uitvinding met de kenmerken van conclusie 1 bereikt. Een noodorgaan dat middels een lijn verbonden is met de duiker of de duikuitrusting kan in geval van nood geactiveerd worden met behulp van 1028671 2 activeringsmiddelen, waarna het noodorgaan opstijgt en aan het wateroppervlak als herkenningspunt functioneert voor het lokaliseren van de vermiste duiker. Onder een lijn wordt hier iedere flexibele verbinding, zoals bijvoorbeeld een touw, 5 koord of een ketting, verstaan. Deze lijn wordt opgeslagen in de opslagmiddelen, bijvoorbeeld op een rolmechanisme. Een weerstand voorkomt ongewenst afrollen van de lijn. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het noodorgaan een opblaasbaar drijflichaam. Teneinde de herkenbaarheid te vergroten worden 10 optische en akoestische herkenningspunten aangebracht.

In de navolgende beschrijving worden uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin tonen: - fig. 1 een zijaanzicht van een duiker met een 15 noodinrichting aangebracht op de duikuitrusting, volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding; - fig. 2 de inrichting van figuur 1 in een eerste stand tijdens een noodsituatie; 20 - fig. 3 de opengewerkte behuizing met rol- en ratelmechanisme; en - fig. 4 de inrichting van figuur 1 in een tweede stand tijdens een noodsituatie.

De voorkeursuitvoeringsvorm zoals getoond in de 25 figuren 1 t/m 4 omvat: een duiker 9 met een noodinrichting 1, omvattende een ballon 2, een activatiekoord 5 en een behuizing 4 met daarin een rolmechanisme 6 en een ratelmechanisme 7, waarbij op het rolmechanisme een lijn 3 opgerold zit die de duikfles 8 van de duiker 9 verbindt met 30 de noodinrichting 1.

Figuur 1 toont een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, waarin een duiker 9 een duikfles 8 draagt waarop een noodinrichting 1 is aangebracht.

1028671 3

De noodinrichting 1 bestaat onder andere uit een behuizing 4 en een activatiekoord 5.

Figuur 2 toont de noodinrichting 1 van figuur 1 in een eerste stand tijdens een noodsituatie. Indien een duiker 5 9 onder water zijn buddy kwijt is geraakt en zich in nood verkeerd, kan hij door middel van een trekbeweging aan het activatiekoord 5 de noodinrichting 1 activeren. Een ballon 2 die middels een lijn 3 verbonden is met de duikfles 8 wordt dan met een gas gevuld en zal opstijgen tot aan het 10 wateroppervlak.

Figuur 3 toont hoe de lijn 3 in ongebruikte toestand zit opgeslagen op een rolmechanisme 6. De lijn 3 heeft een lengte die ten minste overeenkomt met de maximale duikdiepte, zodat opstijgen van de ballon 2 tot aan het wateroppervlak 15 niet door de lijnlengte begrensd wordt. Voor sportduikers wordt een lijnlengte van 50 m voldoende geacht.

In deze eerste voorkeursuitvoeringsvorm stijgt de behuizing 4, waarin zich het rolmechanisme 6 en het ratelmechanisme 7 bevinden, tezamen met de ballon 2 op.

20 Doordat ook het rolmechanisme 6, waarop de lijn 3 opgerold zit, mee opstijgt met de ballon 2, wordt voorkomen dat de duiker het opstijgen van de ballon 2 kan verhinderen, mocht deze door bijvoorbeeld een paniekbeweging verstrikt raken in de lijn 3.

25 Tijdens het opstijgen van de ballon 2, zal de lijn 3 van het rolmechanisme 6 afrollen en zal het ratelmechanisme 7 een akoestisch geluid produceren. Op deze manier kunnen beide duikers horen dat de noodinrichting 1 geactiveerd is.

Figuur 4 toont de situatie wanneer de ballon 2 het 30 wateroppervlak bereikt heeft. Het ratelmechanisme 7 zal een weerstand tegen ongewenst verder afrollen van de lijn 3, bijvoorbeeld ten gevolge van de stroming, verzorgen. De weerstand die door het ratelmechanimse 7 wordt aangebracht op 1028671 4 het rolmechanisme 6 zal echter laag genoeg zijn teneinde het opstijgen van de ballon 2 niet te verhinderen. Uiteraard kan deze weerstand ook op andere wijzen middels wrijving opgewekt worden.

5 Indien de buddy na een korte zoektocht onder water zijn duik heeft afgebroken en na een opstijging, met in achtname van de benodigde decompressiestops, veilig het wateroppervlak heeft bereikt, zal de buddy op zoek gaan naar de ballon 2. Teneinde de herkenbaarheid te vergroten, zal de 10 ballon 2, ten minste nadat deze het wateroppervlak heeft bereikt, akoestische signalen A en optische signalen 0 uitzenden. Opvallende kleuren en een lamp die lichtsignalen uitzendt maken de ballon 2 visueel herkenbaar voor de zoekende buddy en andere hulpverleners, ook tijdens 15 nachtduiken. Een luidspreker zal een schelle akoestische alarmtoon, zoals bijvoorbeeld het S.O.S. signaal, uitzenden. Door middel van auditieve waarneming zal de ballon 2 dan ook in zee met golfslag relatief eenvoudig gelokaliseerd kunnen worden.

20 Nadat de buddy aan het wateroppervlak de ballon 2 gelokaliseerd heeft, schat hij de maximale diepte waarop de in nood verkerende duiker zich bevindt, door te kijken naar de lengte van de afgerolde lijn 3. Hiervoor zijn bijvoorbeeld merktekens op de lijn 3, of een teller op het rolmechanisme 25 6, aangebracht. Met in achtname van de benodigde decompressietijden kan de buddy overwegen om af te dalen langs de lijn 3 of om hulp van derden in te schakelen. Indien een decompressiekamer beschikbaar is, kan zelfs overwogen worden de in nood verkerende duiker op te hijsen aan de lijn 30 3 en deze een nabehandeling in de decompressiekamer te geven.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt geen gebruik gemaakt van een ballon, maar heeft dit noodorgaan een vast drijfvermogen. De constant aanwezige opdrijfkracht wordt 1028671 5 in dit geval gecompenseerd door de duiker van extra lood te voorzien.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, 5 enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

1028671

Claims (9)

1. Inrichting, omvattende: - een noodorgaan dat aan een duiker of een j 5 duikuitrusting bevestigbaar is; | - een aan het noodorgaan en de duiker of de I duikuitrusting bevestigbare lijn; en i - activeringsmiddelen voor het activeren van het noodorgaan, waarbij het noodorgaan van onder water opstijgt j 10 tot aan het wateroppervlak en de lijn enerzijds verbonden j blijft met de duiker of de duikuitrusting en anderzijds met het noodorgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk 15 dat het noodorgaan in een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat uit een opblaasbaar drijflichaam.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat aan het noodorgaan optische en akoestische 20 herkenningspunten aangebracht zijn.

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat de optische herkenningspunten tenminste één met de omgeving contrasterende kleur omvatten, en/of 25 lichtgevend en/of reflecterend zijn.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, met het kenmerk dat het noodorgaan tijdens het opstijgen een akoestisch signaal produceert. 30

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk dat de lijn in de ongebruikte situatie opgeslagen wordt in opslagmiddelen van de inrichting. 1028671

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk dat de opslagmiddelen omvatten: - een rolmechanisme; en - een weerstand tegen ongewenst afrollen. 5

8. Werkwijze, omvattende de volgende stappen: - aanbrengen van een noodinrichting aan de duikinrichting; - tijdens een noodsituatie onder water activeren van 10 een noodorgaan; - laten opstijgen van het noodorgaan tot aan het wat eroppervlak; - tekenen afgeven van het noodorgaan, ten minste nadat het noodorgaan het wateroppervlak heeft bereikt; 15. lokaliseren van het noodorgaan aan het wateroppervlak; en - lokaliseren van de duiker die middels de lijn verbonden is met het noodorgaan.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-7 wordt toegepast. i Λ Π9 Q«71