NL1028218C2 - Bed met ligondersteuning en werkwijze voor het dynamisch ondersteunen van een lighouding. - Google Patents

Description

Titel: Bed met ligondersteuning en werkwijze voor het dynamisch ondersteunen van een lighouding.

De uitvinding heeft betrekking op een bed.

Gemiddeld brengt een gezond mens ongeveer eenderde van zijn of haar leven door in een bed, althans liggend. Voor lichamelijk minder valide mensen zoals chronisch zieken kan dit een nog veel groter deel betreffen.

5 Dit betekent dat liggen een van de meest en langdurigst voorkomende houdingen is. Gebleken is dat een langdurig volgehouden liggende houding niet gezondheid bevorderend is. Zo kunnen bijvoorbeeld decubitus verschijnselen optreden maar ook stijfheid in bijvoorbeeld gewrichten, ledematen, rug en dergelijke.

10 De uitvinding beoogt een ligondersteuning te verschaffen die een gezonde ondersteuning kan bieden aan een gebruiker.

In een eerste aspect omvat de uitvinding een ligondersteuning zoals een bed, waarbij de ligondersteuning bewegingsmiddelen omvat om in de rug van een op de ligondersteuning liggende mens een reciproce, in 15 hoofdzaak roterende beweging te bewerkstelligen. Daarbij worden ruggenwervels ten opzichte van elkaar ten minste geroteerd.

In een tweede aspect wordt een ligondersteuning volgens de uitvinding gekenmerkt doordat aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het in tegengestelde richtingen bewegen van vlakken waarop een gedeelte van een 20 gebruiker liggend wordt ondersteund.

In een derde aspect wordt een ligondersteuning volgens de uitvinding gekenmerkt door middelen voor het met een relatief lage frequentie doen roteren van een wervelkolom van een liggende mens. Relatief laag is daarbij in verhouding tot bijvoorbeeld ademhalingsritme en 25 hartslag van een dergelijke mens. De frequentie kan bijvoorbeeld minder dan 0.2 Hz zijn.

-i ηθ Ω9 1 A " 2

In een eerste nadere uitwerking kan een ligondersteuning volgens de uitvinding zodanig zijn uitgerust dat dezer onderdeel uitmaakt van een bed. Alternatief kan de ligondersteuning op of in een bed, meer in het bijzonder op of in een matras plaatsbaar of opneembaar zijn. Daartoe kan 5 bijvoorbeeld het matras zijn voorzien van een uitsparing waarin de bewegingsmiddelen kunnen worden geplaatst.

In een verdere nadere uitwerking kunnen de bewegingsmiddelen bijvoorbeeld pneumatisch aangedreven kussens omvatten die afwisselend meer en minder kunnen worden op gepompt voor het verkrijgen van de 10 gewenste bewegingen. Een dergelijke inrichting is bijzonder eenvoudig en relatief goedkoop.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een matras, welke in een eerste uitvoeringsvorm is voorzien van bewegingsmiddelen voor het opleggen van een reciproce beweging aan een liggende gebruiker.

15 De uitvinding heeft verder betrekking op bewegingsmiddelen voor gebruik in een ligondersteuning volgens de uitvinding.

In een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het opleggen van een reciproce beweging aan een liggende mens. Een dergelijke werkwijze kan bijvoorbeeld het algemeen welzijn van 20 een gebruiker verbeteren, kan een betere doorbloeding opleveren en/of kan een betere slaap of rust aan een gebruiker bieden

Ter illustratie zullen uitvoeringsvormen van de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: fig. 1 in bovenaanzicht een uitvoeringsvorm van een 25 ligondersteuning volgens de uitvinding, in de vorm van een bed of matras daarvoor, met daarop aangeduid drie ondersteuningszones; fig. 2A - C in langs de lijn II - II in fig. 1 doorgesneden vooraanzicht de ligondersteuning volgens fig. 1; 1028218 3 fig. 3 een matras als ligondersteuning volgens de uitvinding, in gedeeltelijk doorgesneden aanzicht, met bewegingsmiddelen in een tweede uitvoeringsvorm; fig. 4 een derde uitvoeringsvorm van bewegingsmiddelen volgens 5 de uitvinding; en fig. 5 een ligondersteuning met los daarop geplaatste bewegingsmiddelen.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. Alle combinaties van (delen 10 van) de getoonde uitvoeringsvoorbeelden worden geacht hierin mede te zijn beschreven. De getoonde uitvoeringsvormen zijn slechts ter illustratie getoond en dienen geenszins als beperkend te worden opgevat.

In deze beschrijving zijn als ligondersteuning bijvoorbeeld een bed en een matras getoond, alsmede combinaties daarvan. Deze kunnen speciaal 15 op de uitvinding zijn aangepast doch het is ook mogelijk een bewegingsinrichting op of in een bestaande ligondersteuning te gebruiken.

Fig. 1 toont in bovenaanzicht een ligondersteuning 1. In het getoonde uitvoeringsvorm is dit een bed 2 met daarop een matras 3. Op de matras 3 is een drietal zones aangegeven door rechthoeken I - III. De eerste 20 zone I strekt zich uit over een gedeelte waarop gebruikelijk benen 5 en voeten 6 van een gebruiker 4 worden ondersteund. De tweede zone II strekt zich uit over een gedeelte waar gebruikelijk ten minste bekken 7 en/of onderste deel 8 van de rug van een gebruiker 4 worden ondersteund. Zone III strekt zich uit over een gedeelte waar gebruikelijk ten minste de nek 9 25 van een gebruiker 4 worden ondersteund. In fig. 1 is in onderbroken lijnen gestileerd de contour van een op zijn of haar rug liggende gebruiker 4 getoond. Het zal duidelijk zijn dat de positie van de zones I - III kan worden aangepast naar gelang de gebruiker 4. In elk van de zones I - III kunnen bewegingsmiddelen 10 zoals nog nader zullen worden besproken worden 30 aangebracht. De bewegingsmiddelen 10 dienen voor het opleggen van een 1028218 4 reciproce kantelende of roterende beweging van ten minste een gedeelte van het lichaam van de gebruiker 4, ongeveer om een as 11 evenwijdig aan de lengterichting L van de ligondersteuning 1, in het bijzonder een as 11 die zich ongeveer over de middellijn X - X van de ligondersteuning 1 uitstrekt.

5 Hiermee kan een beweging aan het lichaam van de gebruiker worden opgelegd die positief is voor de gezondheid en het welbehagen van die gebruiker. Een dergelijke beweging kan bijvoorbeeld tijdens rust, in het bijzonder slaap worden opgewekt.

In fig. 2 is in doorgesneden aanzicht langs de lijn II - II in fig. 1 een 10 ligondersteuning 1 getoond met daarin bewegingsmiddelen 10 in de vorm van een bewegingsinrichting 12. In deze uitvoeringsvorm omvat de bewegingsinrichting 12 een tweetal zwenkbare ondersteuningselementen 13A, 13B die zich aan weerszijden van de as 11 uitstrekken. De ondersteuningselementen 13, bijvoorbeeld planken, lattenbodemdelen, 15 spiraalbodemdelen of dergelijke, zijn bijvoorbeeld onderling verbonden in of nabij de as 11, bijvoorbeeld door scharnieren. Onder elk van de ondersteuningselementen 13A, B is, bij voorkeur op afstand van de as 11 een aandrijfmiddel 14A, 14B aangebracht waarmee het betreffende ondersteuningselement 13A, B kan worden verzwenkt ten opzichte van de 20 as 11. Een einde 15A, 15B van elk van de elementen 13A, 13B kan daartoe omhoog worden gebracht relatief ten opzichte van een bedonderstel 16 dat hier ter illustratie als een frame 17 op poten 18 is weergegeven. Het bedonderstel 16 kan uiteraard op elke gewenste wijze worden uitgevoerd.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvatten de 25 aandrijfmiddelen 14A, B elk een zuiger-cilindersamenstel 19, bijvoorbeeld hydraulisch of, bij voorkeur, pneumatisch, aandrijfbaar door een pomp 20. Een regeleenheid 21 is voorzien waardoor de pomp 20, althans de aandrijfmiddelen 14A, B worden aangestuurd, op nog nader te beschrijven wijze. De aandrijfmiddelen 14 grijpen hier aan de onderzijde van de 30 ondersteuningselementen 13A, B aan, terwijl op de bovenzijde daarvan een 102 8218 5 matras 3 wordt gedragen. Door afwisselend het in fig. 2 ter rechterzijde van de as 11 gelegen ondersteuningselement 13A (fig. 2A) en het ter linkerzijde daarvan gelegen ondersteuningselement 13B (fig. 2C) omhoog te bewegen terwijl het andere omlaag wordt bewogen of is gebracht, wordt steeds een 5 zijde van het lichaam 4 ter plaatse enigszins op getild terwijl de andere zijde ter plaatse weer terug omlaag wordt gebracht. Daardoor ontstaat een reciproce kantelende en/of roterende beweging in het betreffende lichaamsdeel.

De ondersteuningselementen 13A, 13B worden over een hoek α 10 verzwenkt, bij voorkeur vanuit een horizontale stand omhoog. De hoek α is in de tekening enigszins overdreven groot weergegeven, ter verduidelijking. In de praktijk is de hoek α bij voorkeur minder dan 5°, bij voorkeur minder dan 3°, meer in het bijzonder minder dan 2° of bijvoorbeeld ongeveer 1° of minder, zoals ongeveer 0,5°. Door middel van de regeleenheid 21 wordt de 15 frequentie waarmee de ondersteuningselementen 13A, 13B omhoog en omlaag worden bewogen ingesteld. De instelling wordt bij voorkeur zodanig gekozen dat een zwenking en/of rotatie in het betreffende lichaamsdeel wordt verkregen met een relatief lage frequentie, bijvoorbeeld minder dan 1 Hz, meer in het bijzonder minder dan 0,2 Hz en bij voorkeur bijvoorbeeld 20 minder dan één beweging per minuut (< 0,016 Hz) of intermitterend. In een eerste uitvoeringsvorm is de frequentie vooringesteld en kan deze niet door de gebruiker worden geregeld. In een tweede uitvoeringsvorm is deze frequentie instelbaar voor de gebruiker, bij voorkeur binnen vooraf ingestelde grenswaarden. In een derde uitvoeringsvorm is een aantal 25 frequenties ingesteld waaruit een gebruiker kan kiezen. Frequenties kunnen bijvoorbeeld worden gekozen afhankelijk van de zone I - III waarin de bewegingsmiddelen zijn aangebracht, gewicht, leeftijd, geslacht en dergelijke van de gebruiker of persoonlijke voorkeuren. Ook kan op basis daarvan de regeleenheid bijvoorbeeld de druk, althans de opwaartse kracht 1028218 6 in de bewegingsmiddelen regelen, teneinde onafhankelijk van de gebruiker de gewenste frequentie te verkrijgen.

In de lengterichting L gezien heeft de bewegingsinrichting 12 bij voorkeur een afmeting die aanmerkelijk kleiner is dan de lengte van de 5 ligondersteuning 1 zelf. Deze afmeting is bijvoorbeeld ongeveer gelijk aan de lengte van de betreffende zone I - III. Omdat de hoek α relatief klein is zal de matras 3 ter hoogte van de bewegende ondersteuningselementen 13A, 13B buigen als getoond in fig. 2A en C, terwijl in de lengterichting gezien voor en achter deze elementen 13 de matras nagenoeg vlak zal blijven.

10 In de getoonde uitvoeringsvorm zijn twee ondersteuningselementen 13A, 13B getoond die onderling verbonden zijn in een as 11. Evenwel kunnen uiteraard ook meerdere ondersteuningselementen 13 zijn voorzien, of kunnen de naar elkaar gekeerde langsranden 23 op afstand van elkaar zijn gelegen. Deze kunnen bijvoorbeeld elk met een as vergelijkbaar met as 15 11 zijn verbonden, welke assen 11 op onderlinge afstand van elkaar zijn gelegen, in breedte richting B van de ligondersteuning gezien, ongeveer evenwijdig aan elkaar. Daarbij kan de zwenkas 11 voor het linker ondersteuningselement 13B ter linkerzijde en de zwenkas voor het rechter ondersteuningselement 13A ter rechterzijde van de middellijn X - X zijn 20 gelegen. Bij voorkeur ligt de zwenkas 11 voor het rechter ondersteuningselement 13A evenwel ter linkerzijde en de zwenkas voor het linker ondersteuningselement 13B ter rechterzijde van de middellijn X - X. Daarbij zijn de naar elkaar gelegen langsranden 23 vorkvormig zodat deze in elkaar kunnen grijpen. Hierdoor wordt een geleidelijke overgang in de 25 bewegingen verkregen. Immers, de snijlijn tussen de beide ondersteuningselementen zal verschuiven met beweging van de beide ondersteuningselementen 13. Hierin is deze oplossing vergelijkbaar met die volgens fig. 3-4.

Het zal duidelijk zijn dat de bewegingsmiddelen 14 ook anders 30 kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld elektrisch aangedreven. Daartoe i n? ap 1 a i 7 kan in plaats van de zuiger-cilinder samenstellen bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van elektrisch aangedreven schroefspindels. Ook kunnen | de ondersteuningselementen onderling zodanig zijn verbonden dat zij gezamenlijk kunnen worden verzwenkt, in een onderling gefixeerde stand of 5 zodanig dat de onderlinge stand mee verandert met de bewegingen van de beide ondersteuningselementen 13A, 13B gezamenlijk, j In fig. 3 is gedeeltelijk opengewerkt een matras 3 getoond met j daarin bewegingsmiddelen 13 in de vorm van een bewegingsinrichting 14 j met een reeks kussens 24 die naast elkaar zijn opgesteld, in de ! 10 lengterichting L gezien. In de getoonde uitvoeringsvorm is een zestal i kussens 24A - F voorzien. Elk kussen 24 heeft een in hoofdzaak driehoekige vorm, in zijaanzicht gezien, waarbij de kussens 24A - F zodanig om en om geplaatst zijn dat steeds een lage zijde 25 ongeveer naast ten minste één hoge zijde 26 van een naastgelegen kussen is gelegen. In de getoonde 15 uitvoeringsvorm hebben de kussens 24 elk een gelijke breedte W, gezien in de lengterichting L van de matras 3, en een lengte P, gezien in de richting B die enigszins kleiner is dan of ongeveer gelijk is aan de breedte van de matras. De hoge zijden 26 liggen dichter bij de langszijden 22 van de matras 3 dan de lage zijden 25. De kussens 24 zijn bij voorkeur in hoofdzaak aan 20 elkaar gelijk.

Elk kussen heeft een bovenvlak 27A - F, waarbij de bovenvlakken 27A, C en E van de kussens 24A, C, E in een eerste vlak Vl zijn gelegen en de bovenvlakken 27B, D en F van de andere kussens in een tweede vlak V2. In fig. 3 helt elk der vlakken VI, V2 onder een hoek α ten opzichte van het 25 boven- of ondervlak 28, 29 van de matras. De vlakken VI, V2 sluiten derhalve onderling een hoek van 180° - 2a in. Dit is een "middenstand"van de beide vlakken. Hierbij wordt een snijlijn 30 bepaald die ongeveer evenwijdig ligt aan en in deze stand recht boven de middellijn X - X van de matras 3. De kussens 24 zijn alle aangesloten op een inrichting 20 voor het 30 in- en uitvoeren van lucht of een ander fluïdum in en uit de kussens, 102821a 8 gestuurd door een regeleenheid 21. De inrichting 20 is bijvoorbeeld een pomp.

In het getoonde voorbeeld bevat elk kussen 24 één kamer 34 die gevuld kan worden met een fluïdum, in het getoonde voorbeeld lucht. Als 5 gevolg daarvan zal het betreffende kussen 24 steeds meer de in fig. 3 getoonde vorm aannemen en dus een matras deel 32 dat daarop rust omhoog bewegen, weg van het ondervlak 28. Ten minste het gewicht van een gebruiker 4 en van het matrasdeel 32 zullen het matrasdeel daardoor vervormen tot een zeer vlakke V-vorm, eventueel gekanteld. Door weg laten 10 vloeien of wegpompen van het fluïdum uit de kamer zal het gewicht van de gebruiker 4 en/of van het matrasdeel 32 het betreffende kussen 24 steeds meer plat drukken, waardoor het betreffende deel van het matrasdeel dat op of door het betreffende kussen 24 wordt gedragen omlaag zal bewegen. Door nu met behulp van de regelinrichting 21 de pompinrichting 20 zodanig aan 15 te sturen dat afwisselend de eerste rij kussens 24 A, C, E wordt opgepompt en tegelijkertijd de tweede rij kussens 24B, D, F wordt leeggepompt en vice versa zal afwisselend de ene zijde van het matrasdeel 32 en de andere zijde daarvan omhoog worden bewegen terwijl het andere deel omlaag beweegt. Daardoor ontstaat een reciproce beweging die wordt opgelegd aan een 20 lichaamsdeel van een gebruiker 4 dat zich op het betreffende matrasdeel bevindt. Wederom kan dit met een relatief lage frequentie en amplitude geschieden, bijvoorbeeld minder dan 1 Hz en een hoek kleiner dan 3°.

Het zal duidelijk zijn dat de kussens 24A, C en E ook onderling gekoppeld kunnen zijn, zodanig dat deze gezamenlijk kunnen worden 25 opgepompt en geleegd. Hetzelfde geldt voor de overige kussens. Ook kunnen de pompmiddelen zodanig zijn ingericht dat het fluïdum dat uit de ene rij kussens wordt gepompt in de andere rij kussens wordt gepompt en/of dat buffers buiten de kussens worden gebruikt waarin fluïdum tijdelijk kan worden gebufferd wanneer dit uit de kussens wordt gepompt. De 30 regeleenheid kan zodanig zijn ingericht dat steeds dezelfde hoeveelheid 102821« 9 fluïdum in de kussens wordt gepompt. Evenwel kan ook druk gestuurd worden geregeld, waarbij steeds de hoeveelheid fluïdum die in de kussens wordt gepompt-afhankelijk is van de druk die het kussen ondervindt, bijvoorbeeld als gevolg van een gebruiker. Daardoor kan de amplitude 5 steeds worden aangepast of juist steeds gelijk worden gehouden, ongeacht de belasting. Daartoe kan bijvoorbeeld een drukmeter in de kussens en/of de inrichting 20 worden opgenomen.

Het zal duidelijk zijn dat de kussens niet altijd geheel volgepompt hoeven te worden. Indien een kleinere amplitude is gewenst kan ervoor 10 worden gekozen de kussens minder vol te pompen. Door de snelheid van verpompen van het medium in en uit de kussens kan de frequentie van de opgelegde reciproce beweging worden gestuurd. Bovendien kan deze snelheid worden gevarieerd gedurende het volpompen of juist legen van de kussens, teneinde de bewegingen van de gebruiker nog verder te sturen.

15 In fig. 4A en B is respectievelijk in boven en zij-aanzicht een alternatieve uitvoeringsvorm van een bewegingsinrichting 14 getoond, vergelijkbaar met die volgens fig. 3. Hierbij is evenwel elk der kussens 24 (waarvan er vier zijn getoond) opgedeeld in afzonderlijke kamers 34a - g respectievelijk 34h - n. Op elk van deze kamers 34a - g respectievelijk 34h -20 n komt in deze uitvoeringsvorm een toe- en afvoerleiding 33 van de pompinrichting 20 uit. In de getoonde uitvoeringsvorm is één leiding verbonden met elk van de kamers 34 van één kussen, doch er kan ook voor elke kamer 34 een individuele toe- en afvoerleiding zijn voorzien. Door geschikte keuze van het debiet van de toevoerleidingen naar de kamers 34 25 kan worden gestuurd in welke volgorde de kamers worden opgepompt en/of | leeggepompt, waardoor de beweging van de bovenvlakken VI, V2 nauwkeurig kan worden gestuurd. Bij gebruik van individuele leidingen naar de verschillende kamers kan dit eenvoudig worden gestuurd door gebruik van één of meer geschikte kleppen tussen de pompinrichting 20 en 30 welk van die leidingen. Overigens kunnen uiteraard ook bij de kamers 34 1028218 ίο debietbegrenzers en/of kleppen worden voorzien. Het zal duidelijk zijn dat bij beweging van de vlakken VI, V2 ten opzichte van elkaar de snijlijn 30 : zich zijdelings zal verplaatsen. Dit effect kan worden tegengegaan of juist worden versterkt door de kamers van de kussens sneller op geschikte wijze 5 vol te pompen en/of te legen. Verschuiving van de snijlijn kan een grotere, meer gecompliceerde beweging teweeg brengen bij de gebruiker, hetgeen periodiek voordelig kan zijn.

Ook voor deze uitvoeringsvorm geldt wederom dat kussens, in het bijzonder kamers onderling kunnen worden gekoppeld en dat fluïdum van 10 een kamer in een andere of in een buffer kan worden overgepompt en vice versa. Uiteraard kunnen bij deze uitvoeringsvormen de kussens ook een andere dan geheel driehoekige vorm hebben, bijvoorbeeld met een holgebogen of een gehoekt bovenvlak V.

In de in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm is de bewegingsinrichting 15 10 in een holte 35 in de matras 3 opgenomen. Daartoe kan de matras om de bewegingsinrichting 10 zijn gevormd, bijvoorbeeld door schuimen, zodat de inrichting 10 daarmee een integraal geheel vormt. Ook kan de inrichting later in de matras 3 zijn ingebracht, in een vooraf vervaardigde holte. In de getoonde uitvoeringsvorm is de matras 3 voorzien van een opening die ten 20 minste naar één zijvlak en bij voorkeur beide zijvlakken open is. De inrichting 10 is of kan in de holte 35 zijn of worden geschoven. De regeleenheid en pompmiddelen blijven bij voorkeur buiten de matras 3. In de getoonde uitvoering is de holte 35 in de tweede zone II (fig. 1) voorzien, voor beweging van de bekken en onderrug streek van een gebruiker. Nabij 25 het hoofdeinde (derde zone III) en/of nabij het voeteneinde (eerste zone I) kunnen vergelijkbare holten zijn voorzien. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn deze holten 35A, 35B opgevuld met bijvoorbeeld schuimrubber, latex, natuurrubber of een ander matrasdeel, welk deel kan worden uitgenomen indien een bewegingsinrichting 10 in de betreffende 30 holte moet worden geplaatst. Op vergelijkbare wijze kan in de matras in de ,1 02 82 1 Λ 11 holte 35 een dergelijk matrasdeel worden ingebracht indien de bewegingsinrichting wordt verwijderd. Het zal duidelijk zijn dat op vergelijkbare wijze elke matras 3 geschikt kan worden gemaakt voor een dergelijke bewegingsinrichting. Een matras met ten minste één dergelijke 5 holte wordt nadrukkelijk ook afzonderlijk geacht te zijn beschreven. Ook in combinatie met de opvullende matrasdelen.

In fig. 5 is een verdere alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding getoond, waarbij een bewegingsinrichting 10 op een matras 3 is gelegd, op het bovenvlak daarvan. In deze uitvoeringsvorm omvat de 10 bewegingsinrichting 10 een tweetal kamers 34, aan weerszijden van een middellijn. Pompmiddelen 20 met een regelinrichting 21 zijn wederom voorzien voor het om en om oppompen en leegpompen van de kamers 34, waardoor wederom een reciproce beweging kan worden opgelegd aan een lichaamsdeel van een gebruiker dat op de inrichting rust. Voordeel van een 15 dergelijke inrichting is dat deze bijzonder eenvoudig is in constructie en gebruik en op elke positie kan worden ingezet op de matras. Uiteraard kan elke kamer wederom een enigszins driehoekige of trapezium vorm hebben zodat buitenste delen hoger worden opgepompt dan dichter bij de middellijn gelegen delen. Een inrichting 10 als hier getoond kan ook worden 20 opgebouwd als getoond in fig. 3 of 4 en los op de matras plaatsbaar en/of ί j daaraan vastzetbaar met bijvoorbeeld banden, klittenband of dergelijke 1 geschikte, voor de vakman direct duidelijke middelen.

Gebleken is dat een inrichting volgens onderhavige uitvinding, althans een in het lichaam van een door een ligondersteuning ondersteunde 25 gebruiker opgewekte reciproce beweging van een of meer lichaamsdelen, in het bijzonder ruggengraat, meer in het bijzonder onderrug en nek en de benen met een genoemde relatief lage frequentie bijzonder voordelig is voor het algemeen welbevinden van de gebruiker en rust daardoor niet wordt verstoord en eerder nog wordt verbeterd. Zo lijkt een betere doorbloeding 30 bewerkstelligd van verschillende lichaamsdelen, waaronder de 1Π90010 12 extremiteiten en de rug en/of nek en lijken de doorbloeding van de huid en spierweefsels positief te worden beïnvloed. Bovendien lijken stress gerelateerde klachten bij gebruikers af te nemen. Een reciproce beweging dient in deze ten minste te worden begrepen als een heen en weer gaande 5 beweging, roterend of als een combinatie van rotatie en translatie, ten opzichte van een lengterichting van het lichaam van de gebruiker en/of van de ligondersteuning. Ongeacht of de amplitude en frequentie daarbij constant is of varieert in de tijd.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en 10 tekening getoonde en beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kunnen meerdere naast elkaar en/of op afstand van elkaar gelegen bewegingsmiddelen zijn voorzien in één ligondersteuning, welke 15 bijvoorbeeld dezelfde of tegengesteld gerichte bewegingen initiëren. Alle getoonde uitvoeringsvormen kunnen worden gecombineerd, in het geheel of onderdelen daarvan, terwijl de toepassingsgebieden en wijzen van plaatsing voor alle uitvoeringsvormen kunnen worden toegepast. Combinaties en variaties daarvan en daarop zullen voor de vakman direct duidelijk zijn.

20 J 02 82 J 8

Claims (17)

1. Ligondersteuning zoals een bed, waarbij de ligondersteuning bewegingsmiddelen omvat om in de rug van een op de ligondersteuning liggende mens een reciproce, in hoofdzaak roterende beweging te bewerkstelligen door opleggen van een rotatie aan tussenwervelschijven, ten 5 opzichte van elkaar.

2. Ligondersteuning volgens conclusie 1, waarbij de bewegingsmiddelen ten minste twee op afstand van elkaar gelegen aanligvlakken omvat, waarbij aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het in tegengestelde richtingen op en neer bewegen van de aanligvlakken.

3. Ligondersteuning volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bewegingsmiddelen een reeks bewegingselementen omvatten, op onderlinge afstand van elkaar aangebracht, in serie gezien langs een lijn in een lenterichting van de ligondersteuning.

4. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 15 ten minste één bewegingselement van de bewegingsmiddelen is geplaatst in een onderrug ondersteunend deel van de ligondersteuning.

5. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste één bewegingselement van de bewegingsmiddelen is geplaatst in een nek ondersteunend deel van de ligondersteuning.

6. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bewegingsmiddelen zijn ingericht voor het initiëren van genoemde roterende beweging met een frequentie die relatief laag is, in het bijzonder minder dan ongeveer 0.2 Hz.

7. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 25 de bewegingsmiddelen zijn ingericht voor het initiëren van genoemde roterende beweging over een hoek van minder dan 2 graden, meer in bijzonder minder dan 1 graad, bijvoorbeeld ongeveer een halve graad. 1090010

8. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bewegingsmiddelen in een matras van de ligondersteuning zijn opgenomen.

9. Ligondersteuning volgens een der conclusies 1 — 7, waarbij de 5 bewegingsmiddelen in een matrasondersteuning zijn opgenomen.

10. Ligondersteuning volgens een der conclusies 1-7, waarbij de bewegingsmiddelen op een matras zijn geplaatst.

11. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bewegingsmiddelen pneumatische kussens omvatten, alsmede 10 pompmiddelen voor het periodiek in de pneumatische kussens pompen van gas, in het bijzonder lucht.

12. Ligondersteuning volgens conclusie 11, waarbij ten minste twee enigszins driehoekige kussens zijn voorzien, welke in tegengestelde richting hellen vanaf een nabij een middellijn van de ligondersteuning gelegen laag 15 einde naar een nabij een langszijde van de ligondersteuning gelegen hoog einde.

13. Ligondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een matras is voorzien die een holte omvat waarin de bewegingsmiddelen ten minste gedeeltelijk plaatsbaar zijn of zijn opgenomen.

14. Matras, voorzien van bewegingsmiddelen om in de rug van een op de ligondersteuning liggende mens een reciproce, roterende beweging te bewerkstelligen door opleggen van een rotatie aan tussenwervelschijven, ten opzichte van elkaar.

15. Matras volgens conclusie 14, waarbij de matras aan ten minste een 25 zijde is voorzien van een holte die zich onder een ligvlak van de matras uitstrekt tot ten minste voorbij een middellijn van de matras, welke middellijn zich in hoofdzaak haaks op de genoemde zijde uitstrekt.

16. Bewegingsmiddelen voor plaatsing in of op een ligondersteuning, in het bijzonder in of op een matras, welke bewegingsmiddelen aan twee zijden ,1028218 van een midden een element omvatten dat beweegbaar is in een richting ongeveer haaks op een hoofdvlak.

17. Werkwijze voor het ondersteunen van een liggende mens, waarbij onder een de wervelkolom althans gedeeltelijk omvattend lichaamsdeel 5 bewegingsmiddelen worden aangebracht, welke bewegingsmiddelen afwisselend aan een eerste zijde en een tweede zijde van het betreffende lichaamsdeel omhoog worden gebracht, zodanig dat een reciproce, roterende beweging van en/of in het betreffende lichaamdeel wordt verkregen, in het bijzonder in en/of nabij genoemde wervelkolom. 10 1no qoio