NL1025228C2 - Zitondersteuning en werkwijze voor het ergonomisch ondersteunen van een zittende persoon. - Google Patents

Description

Titel: Zitondersteuning en werkwijze voor het ergonomisch ondersteunen van een zittende persoon.

De uitvinding heeft betrekking op een zitondersteuning. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een zitondersteuning waarmee tijdens zitten klachten van een gebruiker kunnen worden verhinderd en/of verholpen.

5 Het is bekend dat zitten op een stoel tot allerhande klachten bij een gebruiker kunnen leiden, bijvoorbeeld lage rugklachten. Teneinde dit probleem althans deels te ondervangen worden bijzondere, ergonomisch aangepaste stoelen toegepast die evenwel bijzonder kostbaar zijn en veelal slechts geschikt voor één gebruiker. Met name ook voor mensen met een 10 lichamelijke handicap worden individueel aangepaste zitondersteuningen toegepast die kostbaar zijn en regelmatig moeten worden aangepast.

De uitvinding beoogt een zitondersteuning te verschaffen die tijdens gebruik actief bij draagt aan de gezondheid en het welbevinden van de gebruiker, 15 Een verder doel van de uitvinding is een zitondersteuning te verschaffen die eenvoudig is in gebruik en onderhoud en bijzonder veilig is voor de gebruiker.

De uitvinding beoogt voorts een zitondersteuning te verschaffen die . universeel toepasbaar is en eenvoudig bij verschillende stoelen, banken en 20 dergelijke kan worden toegepast.

Ten minste een aantal van deze en andere doelen wordt bereikt met een zitondersteuning volgens de uitvinding.

Bij een zitondersteuning volgens de uitvinding wordt op een basis ten minste één bovendeel gedragen, waarop een gebruiker tijdens gebruik 25 kan zitten. Het of elk bovendeel kan ten opzichte van de basis bewegen, in het bijzonder reciproque aangedreven met behulp van aandrijfmiddelen. !

Daardoor wordt bij de gebruiker een beweging van het bekken ten opzichte ___ 2 van de wervelkolom opgewekt die stimulerend werkt voor de gebruiker.

Klachten zoals lage rugpijn maar ook hoofdpijn, stijfheid, schouderklachten, decubitis en andere klachten kunnen daardoor worden verhinderd of verholpen, waarbij bovendien de doorbloeding naar in het bijzonder de 5 extremiteiten wordt gestimuleerd.

Een zitondersteuning volgens de uitvinding biedt het voordeel dat deze eenvoudig mee te nemen is en op verschillende stoelen, waaronder in deze ten minste wordt verstaan elk voor zitten geschikt meubelstuk, oppervlak of ander element dat een zittende persoon kan dragen, kan 10 worden geplaatst. Daardoor kan een gebruiker overal deze zitondersteuning gebruiken. In het bijzonder voordelig is daarbij een zitondersteuning volgens de uitvinding die is voorzien van een elektrische aandrijving, gevoed door batterijen, een accu of dergelijke elektriciteitsnet onafhankelijke voeding. Een verder voordeel van een zitondersteuning volgens de 15 uitvinding is dat deze universeel toepasbaar is, hoewel uiteraard een ergonomisch gevormd en/of individueel bovenvlak kan worden toegepast.

Een reciproque beweging dient in deze te worden begrepen als ten minste omvattende een roterende, althans zwenkende beweging en/of een translerende beweging, waarbij een traject afwisselend in tegengestelde 20 richtingen wordt afgelegd.

De reciproque beweging heeft bij voorkeur een frequentie van minder dan 5 Hz, meer in het bijzonder minder dan 2 Hz. Gebleken is dat een lage frequentie de voorkeur geniet, bijvoorbeeld minder dan 0.12 Hz, in het bijzonder 0.08 Hz of minder.

25 In een eerste voordelige uitvoeringsvorm is één bovendeel voorzien, zwenkbaar rond een centrale as. Daarbij zit de gebruiker op het bovenvlak en wordt zijn of haar bekken geroteerd. Het verdient daarbij de voorkeur dat de gebruiker met de rug tegen een rugleuning steunt. De zwenkhoek is daarbij bij voorkeur instelbaar en relatief klein, bijvoorbeeld enkele graden 30 ten opzichte van een middellijn.

102S22 8___

3 I

In een tweede uitvoeringsvorm wordt het zittingvlak gevormd door I

een tweetal bovenvlakken welke in tegengestelde richtingen worden I

aangedreven, heen en weer gaand waardoor de gewenste reciproque I

beweging wordt verkregen. De bewegingen van de bovenvlakken zijn bij I

5 voorkeur lineair. De uitslag van elk bovenvlak ten opzichte van een I

middenstand is daarbij relatief klein, bijvoorbeeld enkele centimeters. I

I Tijdens gebruik zal de gebruiker met de zitknobbels op het of elk I

bovenvlak rusten. Als gevolg van de reciproque beweging kan een steeds I

variërende zitbelasting worden verkregen, in het bijzonder rond de I

10 zitknobbels. I

In een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm bestaat de I

zitondersteuning in hoofdzaak uit een schaalvormige basis waarop een rond I

een centrale as draaibaar bovendeel wordt gedragen door lagering. In het I

bijzonder geschikt zijn daarvoor bijvoorbeeld cilinder- of tonlagers tussen de I

15 basis en het bovendeel. Bij voorkeur omvat het bovendeel een plaat met I

daarop een zitkussen. De plaat en de basis kunnen zijn voorzien van een I

geschikte profilering voor de lagering. Aandrijfmiddelen zijn daarbij tussen I

de basis en het bovendeel voorzien, bij voorkeur in een daardoor gevormde I

in hoofdzaak afgesloten ruimte. Eenvoudig uitgevoerde aandrijfmiddelen I

20 kunnen bijvoorbeeld een excenter omvatten, aangedreven door een I

elektrische motor, voor het verkrijgen van de reciproque bewegingen. Aan de onderzijde is de basis bij voorkeur voorzien van frictie verhogende middelen zoals noppen, rubber of andere kunststof voeten of der gelijke, voor een stabiele plaatsing op een zitting. Bedieningsmiddelen kunnen op of 25 nabij de bovenzijde zijn voorzien voor aan- en uitschakelen en eventueel voor instellen van de zwenkhoek, de bewegingsfrequentie en dergelijke.

In de beschreven alternatieve uitvoeringsvorm met twee ten opzichte van elkaar bewegende bovendelen kan een vergelijkbare opbouw met basis en bovendelen worden gekozen, waarbij een excenter kan worden 1025228______________ 4 gebruikt voor de aandrijving. Hierbij kan evenwel ook een roterende schijf of dergelijke worden gebruikt voor de beweging van de bovendelen.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het bewegen van een zittende persoon. Een dergelijke werkwijze wordt volgens 5 de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 12.

Een dergelijke werkwijze biedt het voordeel dat een gebruiker deze bij elke willekeurige stoel kan toepassen, waarbij stoel als hiervoor beschreven ruim geïnterpreteerd dient te worden. Daarmee wordt het zitcomfort van de gebruiker verhoogd en worden klachten zoals rug- en 10 nekklachten en hoofdpijn verhinderd of verminderd, terwijl bovendien bijvoorbeeld de doorbloeding kan worden gestimuleerd en een positieve invloed tegen RSI kan worden verkregen.

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een zitondersteuning, samenstel en werkwijze 15 volgens de uitvinding nader worden beschreven aan de hand van de tekening. Daarin toont:

Fig. 1 in uiteengenomen toestand een zitondersteuning volgens de uitvinding, in een eerste uitvoeringsvorm; fig. 2 in bovenaanzicht een bovenschaaldeel van een 20 zitondersteuning volgens fig. 1; fig. 3 in perspectivisch aanzicht een aandrijfinrichting met accu voor een zitondersteuning volgens de uitvinding; fig. 4 in perspectivisch en boven aanzicht een lagerdelen voor een zitondersteuning volgens fig. 1; 25 fig. 5 in doorgesneden aanzicht een gedeelte van een rand van een zitondersteuning volgens fig. 1, waarin de lagering is getoond; fig. 6 in bovenaanzicht een zitondersteuning volgens fig. 1; fig. 7 A - C drietal deel-doorsneden volgens de lijnen A-A, B-B en C-C in fig. 6; 1025228_

5 I

fig. 8 schematisch een excenter van de aandrijfinrichting in een I

opening in de basis; I

fig. 9 schematisch in bovenaanzicht een alternatieve I

uitvoeringsvorm van een zitondersteuning volgens de uitvinding; I

5 fig. 10 schematisch een aandrijfinrichting voor een I

zitondersteuning volgens fig. 9; en I

fig. 11 schematisch in zijaanzicht een zitondersteuning volgens de I

uitvinding op de zitting van een stoel met een gebruiker. I

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen I

10 gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. De getoonde I

uitvoeringsvoorbeelden zijn slechts ter illustratie getoond en dienen I

geenszins beperkend te worden uitgelegd. I

Figuur 1 toont in uiteengenomen toestand een zitondersteuning 1 I

volgens de uitvinding. In de tekening van onder naar boven zijn getoond een I

15 basis 2 in de vorm van een onderschaal 3, bijvoorbeeld vervaardigd uit I

kunststof, en een bovendeel 4. Dit bovendeel 4 is opgebouwd uit een I

bovenschaal 5, bijvoorbeeld uit kunststof, met daarop een verstijvingsplaat I

6, bijvoorbeeld uit metaal. Op de verstijvingsplaat 6 kan wordt een I

zitschuim 7 gedragen, afgedekt door een bekleding 8. Op de bovenschaal 5 I

20 wordt een aandrijfeenheid 9 gedragen, alsmede een bedieningseenheid 10. I

Een accu 11 is voorzien, bij voorkeur in de onderschaal 3 die via een kabel I

12 is verbonden met de aandrijfeenheid 9 en/of de bedieningseenheid 10 en via een lichtnet kan worden gevoed. Tussen de bovenschaal 5 en de onderschaal 3 zijn lagers 13 opgenomen. Een as 14 wordt gevormd door een 25 verbindingsbout 15 en moer 16 waarmee de bovenschaal 5 roteerbaar, althans zwenkbaar rond genoemde as 14 aan de onderschaal 3 kan worden bevestigd.

In fig. 5 is in doorgesneden zijaanzicht een gedeelte van een zitondersteuning 1 volgens fig. 1 getoond. Daarin zijn de verschillende delen 30 duidelijk in geassembleerde toestand getoond. Aan de onderzijde van de 102.R??a ___ 6 onderschaal 3 is een aantal frictie verhogende middelen 17 aangebracht in de vorm van rubber poten 18. Daarmee kan de zitondersteuning 1 op de zitting 19 van een stoel 20 worden geplaatst, zoals schematisch getoond in hg. 11. Duidelijk is dat in de getoonde uitvoeringsvorm de lagers 13 5 tonlagers 21 en taatslagers 22 omvatten voor het dragen van het bovendeel 4 op de basis 2 zodat het bovendeel 4 soepel kan zwenken rond de as 14.

De bekleding 8 is over het schuim 7 getrokken en vastgezet met een spankoord 23 onder de rand van de verstijvingsplaat 6. De verstijvingsplaat 6 is vervolgens op de bovenschaal 5 vastgezet, bijvoorbeeld 10 met klempennen 24 of een andere geschikte wijze.

ïn fig. 3 is de aandrijfeenheid 9 met de bedieningseenheid 10 en de accu 11 getoond. De aandrijfeenheid 9 omvat een motor 25 en een aandrijfwiel 26 dat excentrisch is geplaatst op een as 27. Geschikte overbrenging is voorzien tussen de motor 25 en de as 27, bijvoorbeeld een 15 tandwieloverbrenging, wormwiel of dergelijke. In fig. 8 is schematisch getoond hoe het aandrijfwiel 26 in een uitsparing 28 in de onderplaat 3 is geplaatst. De aandrijfeenheid 9 zelf is bevestig op de bovenschaal 5, waarbij het aandrijfwiel 26 door een opening 29 reikt. Bij rotatie van het aandrijfwiel 26 rond de as 27 zal derhalve de bovenschaal 3 en daarmee het 20 bovendeel 4 worden verzwenkt over een kleine hoek α ten opzichte van een middenstand, symbolisch aangegeven door de lijn Μ - M in fig. 6. De hoek α is bij voorkeur klein, bijvoorbeeld minder dan 20°, meer in het bijzonder minder dan 10°. In de getoonde uitvoering is deze hoek bijvoorbeeld kleiner dan 5°, in het bijzonder ongeveer 2.5° Deze hoek is uiteraard afhankelijk 25 van onder meer de excentriciteit van het aandrijfwiel en de afmeting daarvan en de positie daarvan ten opzichte van de as 14. Eventueel kan deze instelbaar worden uitgevoerd, bijvoorbeeld door instelbaarheid van de excentriciteit en/of de mogelijkheid van verplaatsing van de aandrijfeenheid 9 ten opzichte van de as 14.

1 f) 9 c o O o___________ 7

Fig. 2 toont in bovenaanzicht de plaatsing van de aandrijfeenheid 9 en bedieningseenheid 10, alsmede van de accu 11. Bovendien zijn hierin drie banen 30 voor de tonlagers 21 zichtbaar. Deze banen 30 sluiten elk een hoek in van bijvoorbeeld ongeveer 100°, zodat drie sets 31 tonlagers 21, zoals in 5 meer detail getoond in fig. 4, daarin geplaatst kunnen worden en slechts een beperkte weg kunnen afleggen.

De bedieningseenheid 10 is ingericht voor het aan en uit schakelen van de motor 25 en eventueel voor het instellen van de frequentie voor de reciproque beweging door instellen van de rotatiesnelheid van het 10 aandrijfwiel 26, althans van de motor 25 of van de overbrengverhouding. De reciproque beweging P is getoond in fig. 6 door de pijl P en is de heen en weer gaande zwenkbeweging over de hoek <x.

Fig. 4 toont een set 31 tonlagers 21. In de set 30 is een strip 32 opgenomen, gebogen met buigstraal passend bij die van de banen 30. Elke 15 strip omvat in de getoonde vorm acht zich radiaal uitstrekkende pennen 33 waarop steeds een tonlager 26 is geplaatst. De pennen zijn gespleten en aan hun einde voorzien van een verbreding 34. De lagers 21 kunnen eenvoudig over de pennen worden gedrukt, zodanig dat zij tussen de strip 32 en de verbreding 34 worden opgesloten. Eventueel kunnen de lagers 21 tussen 20 twee complementair gebogen strips worden opgesloten, zoals schematisch aangegeven in fig. 4 boven, door onderbroken lijnen.

Zoals blijkt uit fig. 5 zijn de banen 30 in onderschaal 3 en bovenschaal 5 voorzien en elk zodanig gevormd dat de tonlagers 21 daarin tegen zijdelingse verplaatsing worden opgesloten.

25 In fig. 7 A - C is een drietal delen van doorsneden getoond, waaruit de profilering van de randen van onderschaal 3 en bovenschaal 5 zijn gegeven. In fig. 7A is zichtbaar een handvat 60 voor het eenvoudig kunnen opnemen en meenemen van de zitondersteuning. Uit fig. 7 blijkt duidelijk dat de ruimte tussen de onderschaal 3 en de bovenschaal 5 in hoofdzaak is 30 afgesloten. Fig. 1 toont dat de accu vanaf de onderzijde in een uitsparing 36 _14L2JÏ22 8 __ 8 in de basis 2 kan worden geplaatst, welke door een dekplaatje 37 kan worden afgesloten. Fig. 5 toont een verder dekplaatje 38 onder de bout 15 waardoor de onderzijde relatief vlak is. De aandrijfeenheid 9 en bedieningseenheid 10 zijn nabij een langsrand van de zitondersteuning 1 5 aangebracht, zoals getoond in fig. 6, waarbij het zitkussen (schuim 7 en bekleding 8) daaromheen zijn gevormd. Bijvoorkeur bevinden deze zich aan de voorzijde, waardoor zij eenvoudig te bereiken zijn.

Fig. 9 en 10 tonen een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij een tweetal bovendelen 4A, 4B worden gedragen op een basis 2. In fig. 10 zijn de 10 bovendelen 4A, 4B weggenomen teneinde de aandrijfeenheid 9 zichtbaar te maken. In deze uitvoeringsvorm bewegen de bovendelen 4A, 4B in hoofdzaak lineair in de richtingen P, waarbij steeds geldt dat indien het j linker bovendeel 4A voorwaarts beweegt, het rechter bovendeel 4B j achterwaarts beweegt en vice versa, waardoor reciproque bewegingen j i 15 worden verkregen. Daartoe is een motor 26 voorzien welke een schijf 40 aandrijft rond een as 41. Op deze schijf is excentrisch een stang 42 met een eerste einde 43 zwenkbaar bevestigd. Een zwenkarm 44 is op een centrale as 45 geplaatst, zodanig dat de zwenkarm rond de as 45 kan zwenken, ongeveer in het vlak van tekening. De beide einden 46A, 46B van de 20 zwenkarm zijn bevestigd tegen de onderzijde van respectievelijk de het linker en rechter bovendeel 4A, 4B. Het tweede einde 47 van de stang 42 is bevestigd aan de zwenkarm 44, op afstand van de as 45. Door rotatie van de schijf 40 zal dus de zwenkarm 44 over een hoek α heen en weer gaand gaan verzwenken, waardoor de reciproque beweging van de beide bovendelen 4A, i 25 4B wordt verkregen over een afstand D. De bovendelen 4 worden op de basis 2 gedragen door geschikte middelen, bijvoorbeeld glij- of rollagering, waartoe op de bodem van de basis 2 bijvoorbeeld geschikte rails 48 kunnen zijn voorzien. Ook bij deze uitvoeringsvorm kan uiteraard de slag D worden ingesteld, indien gewenst. De slag D is bij voorkeur relatief klein, 30 bijvoorbeeld minder dan 15 cm, meer in de het bijzonder minder dan 10 cm.

1 02.5?2 8 '__ 9

Bij voorkeur is de slag D minder dan 5 cm, bijvoorbeeld tussen ongeveer 0.5 en 2 cm.

Een zitondersteuning is bij voorkeur relatief licht en klein van afmetingen zodat deze eenvoudig kan worden meegenomen, bijvoorbeeld in 5 een foedraal. De hoogte H is bij voorkeur kleiner dan 20 cm, in het bijzonder minder dan 10 cm, meer in het bijzonder tussen 0.5 en 8 cm, waardoor binnen een normaal verstelbereik van een stoel en eventueel armleuningen en/of rugleuning daarvan een ergonomisch goede zithoogte kan worden verkregen met de zitondersteuning op de zitting. Bij voorkeur zijn de lengte 10 L en breedte B kleiner dan 60 cm, meer in het bijzonder kleiner dan 50 cm en bij voorkeur tussen 20 en 45 cm, zodat deze op een zitting past. Deze afmetingen zijn evenwel geenszins beperkend.

Een gebruiker 50 zit, zoals getoond in fig. 11, tijdens gebruik op de zitondersteuning 1, waarbij zijn of haar zitknobbels rusten op het bovendeel 15 4, zoals aangegeven in fig. 6 en 9 met behulp van cirkels 52. De zitondersteuning rust op de zitting 19 van de stoel 20 of elke andere geschikte ondersteuning, bijvoorbeeld een rolstoel, bank, vlak of dergelijke.

Wanneer de zitondersteuning 1 wordt ingeschakeld zal de gewenste reciproque beweging worden verkregen, waardoor het bekken van de 20 gebruiker heen en weer zal worden gezwenkt, ongeveer over de hoek a. De gebruiker zit daarbij bij voorkeur met zijn of haar rug tegen een leuning 53 van de stoel 20, waardoor de zwenking van het bekken zal gebeuren ten opzichte van de lage onderrug, althans het lumbale deel daarvan. Hiermee is een werkwijze toegepast die het zitcomfort verbetert en ergonomisch 25 verantwoord is.

Gebleken is dat dit bijzonder stimulerend is voor de gebruiker, dat daarbij klachten kunnen worden verhinderd en/of bestreden, zoals bijvoorbeeld lage rugklachten maar ook doorbloedingsproblemen, hogere rugklachten, RSI klachten, hoofdpijn en der gelijke direct of indirect aan het 30 bewegingsapparaat van de gebruiker gerelateerde klachten. Gebleken is _1 0 2 522 8 __________ 10 verder dat een lage frequentie van beweging daarbij voordelig is, bijvoorbeeld minder dan 0.12 Hz, bijvoorbeeld tussen 0.04 en 0.08 Hz, hoewel uiteraard ook andere frequentie kunnen worden gebruikt.

In de zitondersteuning 1 kan een contactschakelaar 54 zijn 5 voorzien waarmee de aandrijfeenheid 9 wordt ingeschakeld indien een gebruiker daarop plaats neemt en wordt uitgeschakeld indien het gewicht wordt weggenomen.

De uitvinding is uiteraard geenszins beperkt tot de getoonde en beschreven uitvoeringsvormen. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen 10 het raam van de uitvinding zoals geschetst door de conclusies. Zo kan een zitondersteuning volgens de uitvinding een andere opbouw hebben, bijvoorbeeld met de aandrijfeenheid in de ruimte tussen onder- en bovenschaal, kan de vorm daarvan anders worden gekozen, evenals de constructie, kan een ander zitkussen worden gebruikt, bijvoorbeeld een los 15 zitkussen dat op de bovenschaal wordt gedragen en eenvoudig verwisselbaar en/of reinigbaar is en bijvoorbeeld kan worden vastgezet met Velcro® Ook kunnen de bovenvlakken anders worden gevormd, afhankelijk van bijvoorbeeld de wensen van een gebruiker. De zitondersteuning kan op andere wijze worden aangedreven, bijvoorbeeld met behulp van een 20 meerstangen mechanisme of dergelijke voor de vakman bekende mechanismen. De aandrijving kan ook elders zijn gepositioneerd, bijvoorbeeld onder, naast of boven de basis. Deze en vele vergelijkbare variaties en alternatieven worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

25 _102 522J5_ _ ____________

Claims (14)

1. Zitondersteuning, omvattende een basis en ten minste één ten opzichte van de basis beweegbaar bovendeel, waarbij door het of elk ' beweegbaar bovendeel een zitvlak wordt bepaald waarop tijdens gebruik ten minste één zitknobbel van een gebruiker rust, waarbij voor genoemde basis 5 en genoemde ten minste ene bovendeel aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het reciproque aandrijven van het betreffende bovendeel ten opzichte van het basisdeel.

2. Zitondersteuning volgens conclusie 1, waarbij de aandrijfmiddelen zijn voorzien voor rotatie van het ten minste ene bovendeel ten opzichte van 10 genoemde basis.

3. Zitondersteuning volgens conclusie 2, waarbij een rotatieas is voorzien waaromheen het ten minste ene bovendeel kan roteren ten opzichte van de basis, waarbij bij voorkeur de aandrijfmiddelen zijn ingericht en/of blokkeermiddelen zijn voorzien voor het beperken van de 15 hoek waarover genoemd ten minste ene bovendeel kan roteren, welke hoek bij voorkeur is beperkt tot minder dan 20°, meer in het bijzonder minder dan 10° en bij voorkeur minder dan 5°.

4. Zitondersteuning volgens conclusie 1, waarbij ten minste twee bovendelen zijn voorzien, zodanig gevormd en naast elkaar geplaatst dat elk 20 van de bovendelen tijdens gebruik een zitknobbel van een gebruiker kan dragen, waarbij de aandrijfmiddelen zijn voorzien voor het relatief ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de basis reciproque, in het bijzonder in hoofdzaak translerend bewegen van de bovendelen.

5. Zitondersteuning volgens conclusie 4, waarbij de beide bovendelen 25 zich aan weerszijden van een middellijn bevinden, waarbij de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het in hoofdzaak evenwijdig aan 1025223________ genoemde middellijn reciproque bewegen van de bovendelen, in ten opzichte van elkaar tegengestelde richtingen.

6. Zitondersteuning volgens conclusie 4 of 5, waarbij de aandrijfmiddelen zijn ingericht en/of blokkeermiddelen zijn voorzien voor 5 het beperken van de bewegingsvrijheid van de bovendelen, zodanig dat de bovendelen ten opzichte van elkaar een slag kunnen maken die kleiner is dan 15 cm, meer in het bijzonder kleiner dan 10 cm en bij voorkeur kleiner dan 5 cm.

7. Zitondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 10 de aandrijfmiddelen elektrisch zijn uitgevoerd en waarbij een batterij of accu is voorzien voor voeding van de aandrijfmiddelen.

8. Zitondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de basis schaalvormig is en is voorzien van frictieverhogende middelen aan een onderzijde, waarbij het of elk bovendeel aan een tegenovergelegen 15 bovenzijde wordt gedragen, in hoofdzaak door tussen de basis en het of elk bovendeel aangebrachte lagermiddelen, een en ander zodanig dat tussen het of elk bovendeel en de basis of tussen twee delen van het of elk bovendeel een in hoofdzaak afgesloten binnenruimte wordt bepaald, waarbij tussen de basis en het of elk bovendeel en/of in genoemde binnenruimte de 20 aandrijfmiddelen zijn voorzien en waarbij aan of nabij de bovenzijde bedieningsmiddelen zijn voorzien voor bediening van de aandrijfmiddelen.

9. Zitondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het of elk bovendeel een kussen draagt.

10. Zitondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 25 de zitondersteuning in samengestelde toestand een hoogte heeft die kleiner is dan 10 cm, meer in het bijzonder tussen 0.5 en 8 cm, een breedte heeft kleiner dan 60 cm, meer in het bijzonder kleiner dan 50 cm en bij voorkeur tussen 20 en 45 cm en een lengte heeft kleiner dan 60 cm, meer in het bijzonder kleiner dan 50 cm en bij voorkeur tussen 20 en 45 cm, een en 102K228__ ander zodanig dat deze op de zitting van een stoel, in het bijzonder een bureaustoel plaatsbaar is en draagbaar is, bij voorkeur in een foudraal.

11. Samenstel van een stoel en een zitondersteuning volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zitondersteuning is geplaatst op een 5 zitting van de stoel, zodanig dat een gebruiker op de stoel op de zitondersteuning kan zitten.

12. Werkwijze voor het bewegen van een zittende persoon, waarbij op de zitting van een stoel een zitondersteuning wordt geplaatst, welke zitondersteuning voor een reciproque zwenking van het bekken van de 10 gebruiker zorgt tijdens zitten, welke zwenking geschiedt in hoofdzaak om een as die een scherpe hoek insluit met een verticale as.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij genoemde zwenking wordt bewerkstelligd door een roterend vlak van de zitondersteuning, waarbij de rug van de gebruiker rust tegen een leuning van de stoel.

14. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij genoemde zwenking wordt verkregen door twee ten opzichte van elkaar translerende vlakken van de zitondersteuning. 1 02522 8_____