NL1028175C1 - Inrichting voor het opnemen van uitwerpselen. - Google Patents

Description

t ·*

Titel: Inrichting voor het opnemen van uitwerpselen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting die geschikt is voor het opnemen van uitwerpselen, in het bijzonder voor het opnemen van dierlijke uitwerpselen zoals hondenpoep.

5 Een van de ergernissen van deze tijd is hondenpoep die door honden is achtergelaten op trottoirs, op straat, in parken, op grasvelden, op groenstroken etc. en die door de betreffende hondenbezitters niet is opgeruimd. Deze uitwerpselen kunnen leiden tot velerlei vormen van overlast 10 zoals een ontsierd straatbeeld of stank. Daarnaast is er het risico dat passanten of spelende kinderen nietsvermoedend in hondenpoep stappen.

Het zou dan ook voor een hondenbezitter een kwestie van fatsoen moeten zijn om de uitwerpselen van zijn huisdier 15 meteen op te ruimen. Naast een morele verplichting is dit in veel gemeenten zelfs verplicht. Er bestaat daarom behoefte aan hulpmiddelen voor het opruimen van hondenpoep.

Voor het opruimen van uitwerpselen kan gebruik gemaakt worden van een plastic zakje. Een gebruiker kan een hand in 20 een dergelijk zakje steken, het uitwerpsel hiermee oppakken, vervolgens met de andere hand de opening van het zakje vanaf de pols tot voorbij de vingertoppen bewegen zodat het uitwerpsel effectief door het zakje wordt omsloten waarna het geheel kan worden meegenomen en elders worden weggegooid. Dit 25 is echter zeer primitief, en voor de gebruiker een onaangenaam gevoel.

Ook kan gebruik gemaakt worden van een schepje. Een gebruiker kan het uitwerpsel hiermee eenvoudig opscheppen en op het schepje meenemen om het uitwerpsel elders te deponeren. 30 Enkele nadelen hiervan zijn dat men enige tijd met het uitwerpsel op het schepje moet lopen en dat het schepje vies wordt en later moet worden schoongemaakt.

Er zijn ook specifieke middelen ontwikkeld voor het opruimen van hondenpoep, zoals een grijper die via een knijp- 1028175 2 mechanisme kan worden bediend. Door in een handgreep te knijpen kan een gebruiker het uitwerpsel met grijparmen van de grijper oppakken waarbij het dan via een ingewikkelde constructie in een zakje terecht kan komen. Deze inrichting 5 heeft echter een relatief grote, ingewikkelde constructie en is daardoor duur in aanschaf.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een relatief goedkope inrichting te verschaffen waarmee het op eenvoudige wijze mogelijk is om uitwerpselen te kunnen 10 opruimen zonder gevoelscontact met het uitwerpsel.

Daartoe verschaft de onderhavige uitvinding een plaatvormige inrichting, omvattende een middengedeelte met een centrale vouwlijn met een positieve vouwrichting, twee bedieningssegmenten, scharnierbaar gekoppeld met het midden-15 gedeelte via respectieve dubbelwerkende hoofdvouwlijnen, evenwijdig aan en op afstand van de centrale vouwlijn, waarbij het middengedeelte, tussen de centrale vouwlijn en elk van de hoofdvouwlijnen, ten minste één verdere vouwlijn met een positieve vouwrichting heeft.

20 Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvinding in het middengedeelte voorzien van ten minste één hulpvouwlijn met een positieve vouwrichting, tussen de centrale vouwlijn en elk van de verdere vouwlijnen.

In een gunstige uitvoeringsvorm zijn de bedienings-25 segmenten voorzien van handgrepen om het bedienen van de inrichting te vergemakkelijken. Verder hebben de handgrepen bij voorkeur zodanige afmetingen dat daaraan een zak kan worden bevestigd.

Verder is de inrichting bij voorkeur als één geheel 30 vervaardigd van een strook van bijvoorbeeld karton.

Doordat een inrichting volgens de onderhavige uitvinding opvouwbaar en gemakkelijk mee te nemen is, en door de eenvoud en het gemak waarmee deze kan worden gebruikt, zal de drempel voor de hondenbezitter om de uitwerpselen van zijn huisdier 35 direct op te ruimen kleiner worden. Daarnaast kan de inrichting zeer goedkoop worden geproduceerd en in gunstige uitvoeringsvormen vele malen worden hergebruikt.

1028175 3

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar bijgevoegde tekening, waarin: 5 figuur 1 een plano toont van de inrichting volgens de uitvinding, figuren 2A-C schematische zijaanzichten van de inrichting van 10 figuur 1 tonen ter illustratie van het opvouwen, figuur 2D een bovenaanzicht toont van de inrichting van figuur 1 in opgevouwen toestand, 15 figuur 3A een zak toont zoals die gebruikt kan worden in een inrichting volgens de uitvinding, figuur 3B een schematisch zijaanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding waaraan een zak volgens figuur 3A is 20 bevestigd, en figuren 4A-D schematische dwarsdoorsneden tonen van een inrichting volgens de uitvinding in verschillende standen tijdens het opnemen van een uitwerpsel.

25

De inrichting volgens de uitvinding is vervaardigd van in hoofdzaak rechthoekig plaatmateriaal en omvat onderling scharnierbaar gekoppelde plaatsegmenten. Hoewel de inrichting 30 kan zijn vervaardigd van metaal of kunststof, is deze bij voorkeur als één geheel vervaardigd van karton of stevig papier, waarbij de plaatsegmenten zijn gevormd door vouwlijnen. Figuur 1 toont een plano van karton van de inrichting volgens de uitvinding. Om verschillende vouwrichtingen te 35 onderscheiden, zullen vouwlijnen in het hiernavolgende worden aangeduid als positief of negatief.

De inrichting 1 heeft een centrale vouwlijn 11, waarvan de vouwrichting zal worden gedefinieerd als zijnde positief, en die de inrichting verdeelt in twee vrijwel identieke 1028175 4 helften. Corresponderende vouwlijnen met gelijke functie in beide helften zullen worden aangeduid met hetzelfde verwijzingscijfer en onderscheiden door toevoeging van een letter A of B.

5 De inrichting 1 heeft twee dubbelwerkende hoofdvouwlijnen 12A, 12B aan weerszijden van en evenwijdig aan de centrale vouwlijn 11. Voorts heeft de inrichting een positieve vouwlijn 13A, 13B evenwijdig aan de centrale vouwlijn 11, gelegen op relatief korte afstand van de hoofdvouwlijn 12A, 12B, tussen 10 de hoofdvouwlijn 12A, 12B en de centrale vouwlijn 11.

Bij voorkeur, en zoals weergegeven, maar niet noodzakelijkerwijs, heeft de inrichting 1 twee positieve hulpvouwlijnen 14A, 14B en 15A, 15B, evenwijdig aan de centrale vouwlijn 11 en gelegen tussen de centrale vouwlijn 11 15 en de positieve vouwlijn 13A, 13B.

De plaatgedeelten tussen de opeenvolgende vouwlijnen zullen worden aangeduid als middensegmenten 21A, 21B, 22A, 22B, 23A, 23B, 24A, 24B. De voorbij de hoofdvouwlijnen 12A, 12B gelegen gedeelten zullen worden aangeduid als bedienings-20 segmenten 25A, 25B. Elk bedieningssegment 25A, 25B kan zijn voorzien van een handgreep 26A, 26B.

De figuren 2A-C tonen schematische zijaanzichten van de inrichting volgens de uitvinding die het opvouwen van de 25 inrichting 1 illustreren.

Figuur 2A toont een eerste stap, waarbij het eerste bedieningssegment 25A over de eerste hoofdvouwlijn 12A in positieve richting is gevouwen. Het uiteinde van de handgreep 26A komt daarbij ongeveer tot de eerste hulpvouwlijn 15A.

30 Figuur 2B toont een tweede stap, waarbij de inrichting in positieve richting is gevouwen om de centrale vouwlijn 11. Hierbij komt het eerste bedieningssegment 25A tussen de middensegmenten 22A, 23A, 24A en 22B, 23B, 24B in te liggen.

In de figuren is getoond, dat de afstand van de tweede hoofd-35 vouwlijn 12B tot de centrale vouwlijn 11 iets groter is dan de afstand van de eerste hoofdvouwlijn 12A tot de centrale vouwlijn 11, zodat in een derde stap het tweede bedieningssegment 25B in positieve richting kan worden gevouwen over de tweede hoofdvouwlijn 12B, zoals is getoond in figuur 2C. Daarbij komt 1028175 5 het uiteinde van de tweede handgreep 26B ongeveer tot de eerste hulpvouwlijn 15A.

Figuur 2D toont een bovenaanzicht van deze toestand. Bij voorkeur is de tweede handgreep 26B bij zijn van de tweede 5 hoofdvouwlijn 12B af gerichte uiteinde voorzien van een lip 27, en is de eerste hulpvouwlijn 15A voorzien van een centrale snede 29 waar de lip 27 in past. In deze toestand is de inrichting 1 een handzaam pakket, dat gemakkelijk kan worden meegenomen in een binnenzak.

10

Wanneer de inrichting gebruikt moet worden, wordt deze opengevouwen en over de centrale vouwlijn 11 in positieve richting dichtgevouwen, tot de in figuur 3B getoonde V-vorm.

In deze V-vorm kan een in figuur 3A getoonde plastic zak 60 of 15 dergelijke worden geplaatst, waarbij nabij de rand 61 van de zak 60 aanwezige uitsparingen 62, 63 over de handgrepen 26A, 26B worden getrokken. Om te verzekeren dat de zak 60 goed blijft zitten, zijn bij voorkeur sneden 28 aangebracht in de schoudervormige overgangen tussen de handgrepen 26A, 26B en de 20 bedieningssegmenten 25A, 25B, zoals getoond in figuur 1. In deze toestand kan de inrichting 1 met de zak 60 weer worden opgevouwen.

In het hiernavolgende zal het functioneren van een 25 inrichting volgens de uitvinding worden uitgelegd onder verwijzing naar de figuren 4A-D, waarin schematische dwarsdoorsneden van een inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven in verschillende standen tijdens het opnemen van een eveneens weergegeven uitwerpsel 20. Omwille van de eenvoud 30 is de zak 60 in deze figuur niet weergegeven.

Voor het opnemen van een uitwerpsel worden de bedieningssegmenten 25A, 25B in negatieve richting gevouwen over de hoofdvouwlijnen 12A, 12B, en wordt de inrichting 1 omgekeerd, met de centrale vouwlijn 11 naar boven, over het uitwerpsel 20 35 geplaatst, waarbij de hoofdvouwlijnen 12A, 12B op de ondergrond rusten, hetgeen getoond is in figuur 4A. Aangezien men de handgrepen 26A, 26B vast heeft, zullen deze segmenten enigszins opgetild zijn ten opzichte van de ondergrond.

1028175 6

Vervolgens drukt men de bedieningssegmenten 25A, 25B naar elkaar toe, hetgeen geïllustreerd is in figuur 4B. De hoofdvouwlijnen 12A, 12B schrapen daarbij over de ondergrond, onder het uitwerpsel 20 en nemen dat op. Figuur 4C toont dat het 5 uitwerpsel 20 nu is omsloten door de inrichting en in de (niet weergegeven) zak zit. De inrichting kan dan worden omgedraaid, zoals getoond in figuur 4D, en aan de handgrepen 26A, 26B worden gedragen.

Opgemerkt wordt, dat de handgrepen 26A, 26B vrij blijven 10 van de ondergrond, zodat de vingers van de gebruiker niet in contact hoeven te komen met de ondergrond.

Voorts wordt opgemerkt, dat de zak 60 zich bevindt tussen de hoofdvouwlijnen 12A, 12B en de ondergrond of het uitwerpsel, zodat de als schraaprand fungerende hoofd-15 vouwlijnen 12A, 12B vrij blijven van contact met ondergrond en uitwerpsel 20. Hetzelfde geldt voor het gehele binnenoppervlak van de inrichting 1.

Op een geschikte plek kan men simpelweg de zak 60 met zijn inhoud uit de inrichting 1 tillen en weggooien. De 20 inrichting 1 is schoon gebleven, en kan weer worden opgevouwen, en is dan gereed voor herhaald gebruik.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de omvang 25 van de onderhavige uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken voorbeelden, maar dat diverse variaties en modificaties daarvan mogelijk zijn zonder af te wijken van de omvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

30 In de besproken voorbeelden zijn de vouwlijnen buigbare gedeelten met een relatief kleine dwarsafmeting. De inrichting kan echter behalve, of in plaats van, vouwlijnen ook buigbare middensegmenten hebben met een relatief grote dwarsafmeting.

1028175

Claims (8)

1. Plaatvormige inrichting (1) voor het opnemen van uitwerpselen, omvattende een middengedeélte met een centrale vouwlijn (11) met een positieve vouwrichting, 5 twee bedieningssegmenten (25A, 25B), scharnierbaar gekoppeld met het middengedeelte via respectieve dubbelwerkende hoofdvouwlijnen (12A, 12B), evenwijdig aan en op afstand van de centrale vouwlijn (11), waarbij het middengedeelte, tussen de centrale vouwlijn (11) 10 en elk van de hoofdvouwlijnen (12A, 12B), ten minste één verdere vouwlijn (13A, 13B) met een positieve vouwrichting heeft.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, 15 waarbij het middengedeelte, tussen de centrale vouwlijn (11) en elk van de vouwlijnen (13A, 13B), een hulpvouwlijn (14A, 14B) met een positieve vouwrichting heeft.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, 20 waarbij het middengedeelte, tussen de centrale vouwlijn (11) en elk van de hulpvouwlijnen (14A, 14B), een verdere hulpvouwlijn (15A, 15B) met een positieve vouwrichting heeft.

4. Inrichting (1) volgens een willekeurige van de voorgaande 25 conclusies, waarbij elk van de bedieningssegmenten (25A, 25B) is voorzien van een handgreep (26A, 26B) die smaller is dan het bedieningssegment (25A, 25B).

5. Inrichting (1) volgens conclusie 4, waarbij sneden (28) zijn aangebracht in de schoudervormige overgang tussen elk van de bedieningssegmenten (25A, 25B) en de bijbehorende handgreep (26A, 26B). 35 1028175

6. Inrichting (1) volgens conclusie 4 of 5, waarbij één van de handgrepen (26B) bij zijn van de hoofdvouwlijn (12B) af gerichte uiteinde is voorzien van een lip (27), en waarbij het middendeel is voorzien van een centrale 5 snede (29) waar de lip (27) in past.

7. Inrichting (1) volgens een willekeurige van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (1) als één geheel is vervaardigd uit 10 karton.

8. Samenstel, omvattende een plaatvormige inrichting (1) volgens een willekeurige van de voorgaande conclusies, en 15 een zak (60) met uitsparingen (62, 63) nabij een rand (61) van de zak (60), waarbij de zak (60) zodanig aan de inrichting (1) is bevestigd dat de handgrepen (26A, 26B) van de inrichting (1) door de respectieve uitsparingen (62, 63) van de zak (60) steken. 1028175