NL1028145C2 - Werkwijze en inrichting voor verwerking van bollen. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR VERWERKING VRN BOLLEN

. 5

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze en een inrichting voor verwerking van bollen, in het bijzonder bloembollen, zoals tulpenbollen, etc.

In bepaalde bekende systemen van bloementeelt worden 10 bollen in houders geplaatst, daarin aangegrepen door aangrijpingsmiddelen. Bij deze bekende systemen worden de bollen handmatig op of in de houder geplaatst. Bijvoorbeeld omvat de houder een bak met in de bodem daarvan pennen of prikkers, waarop de bollen kunnen worden geprikt met een 15 wortelstelsel in neerwaartse richting georiënteerd. Een dergelijke bak kan dan in of vlak boven een wateroppervlak worden gehangen, zodat de wortels via een dusdanig wateroppervlak met voedingsstoffen kunnen worden gevoed.

Aldus kunnen bloemen uit de bollen groeien in een systeem, 20 waarbij aldus geen aarde als ondergrond hoeft te worden gebruikt.

Zoals hierboven reeds is opgemerkt, worden bij bekende systemen handmatige oplossingen gebruikt om de bollen te plaatsen in de houders of althans in aangrijping met 25 aangrijpingsmiddelen van dergelijke houders. Hierin schuilen de problemen van de bekende techniek. Arbeidskrachten zijn duur en veelal onvoldoende nauwkeurig of geïnteresseerd in het behaalde rendement, etc.

Volgens de onderhavige uitvinding kunnen de problemen 30 en nadelen van de bekende techniek althans worden verminderd, zo niet opgelost. Daartoe zijn volgens de onderhavige uitvinding een werkwijze en een inrichting verschaft, die 1028145- 2 » zich onderscheiden door het samenstel van maatregelen, zoals die zijn gedefinieerd in conclusies 1 resp. 12.

Volgens de onderhavige uitvinding is aldus een geautomatiseerde oplossing verschaft voor het in de 5 bijvoorbeeld bakvormige houder plaatsen van de bollen op of althans in aangrijping met aangrijpingsmiddelen daarvan. Door daarbij gebruik te maken van de drager en het plaatsen van de bollen daarop in een op voorhand gedefinieerde oriëntatie, zonder al direct gebruik te maken van aangrijpingsmiddelen, 10 zoals die wel in de houder zijn verschaft, kan handmatig of geautomatiseerd worden overgegaan tot het plaatsen van de bollen zonder daarbij gehinderd te worden door de aangrijpingsmiddelen van de houder of door de behoefte aan een zeer nauwkeurige en accurate positionering van de bollen. 15 In een voorkeursuitvoeringsvorm kan de houder een zich vanaf de aangrijpingsmiddelen uitstrekkende en in hoofdzaak om de drager heen passende rand omvatten, waarbij de werkwijze in de stap van het aanbrengen van de houder omvat: het althans gedeeltelijk om de drager verschaffen van 20 ten minste één steun voor het positioneren en/of steunen van de rand van de houder. Dit is gunstig omdat de houder aldus ,·' \ af kan steunen en kan worden gepositioneerd door de steun en ten opzichte van de drager, zodat een relatieve beweging van de drager en de houder vervolgens kan volstaan om de bollen 25 aangegrepen te laten worden door de aangrijpingsmiddelen. Daartoe verdient het de voorkeur, doch niet op limitatieve wijze, om de steun te laten wijken om de bollen op de drager in het bereik van de aangrijpingsmiddelen te brengen. De bewegingsvrijheid van de steun dient daarbij ten minste zo 30 groot te zijn als de afstand, waarover de rand van de houder zich uitstrekt vanaf de aangrijpingsmiddelen, eventueel vermindert met de afmetingen van de bollen zelf.

10281453 3

In een uitvoeringsvorm met een steun kan het gunstig zijn om de steun verend te verschaffen. Aldus kan een effectieve uitlijning van de houder ten opzichte van de drager worden verbeterd# bijvoorbeeld wanneer de steun een 5 uitsparing of richels omvat voor opname daarin of daartussen van de rand van de houder door een korte heen en weer gaande beweging van de houder bij het plaatsen daarvan op de steun, of om de bewegingsvrijheid te verschaffen aan de steun om deze zover als nodig uit te kunnen laten wijken.

10 In een andere uitvoeringsvorm omvat de werkwijze in de stap van het laten aangrijpen van de bollen: het op ten minste één van de drager en de houder uitoefenen van een in de richting van de bollen georiënteerde druk om de aangrijpingsmiddelen de bollen te laten aangrijpen. Dit is in 15 het bijzonder gunstig als gebruik wordt gemaakt van een conventionele houder met prikkers als aangrijpingsmiddelen van die conventionele houder om de bollen te prikken onder druk op de prikkers of pennen.

In nog een uitvoeringsvorm van de werkwijze omvat de 20 stap van het afnemen van de houder: het met speling scheiden van althans de aangrijpingsmiddelen van de houder ten opzichte van de drager en het verschaffen van afneemmiddelen, welke vervolgens in de speling de houder afnemen. Aldus kan een doorlopend proces worden verschaft, bijvoorbeeld in de 25 vorm van een carrousel van dragers, waarop telkens houders kunnen worden geplaatst om bollen in de aangrijpingsmiddelen daarvan op te nemen. Een dergelijke carrousel is overigens ook te verwezenlijken, zelfs in andere uitvoeringsvormen, waarbij geen speling tussen de houder en de drager wordt 30 gecreëerd, bijvoorbeeld door aangrijping van een zijde van een dergelijke houder tegenover de aangrijpingsmiddelen, etc. Echter, in een uitvoeringsvorm met het creëren van een speling kan de werkwijze op gunstige wijze het verschaffen 1028145~ 4 omvatten van een liftmechanisme voor het scheiden van de aangrijpingsmiddelen en de drager. Aldus kan met zekerheid ten minste een gedeelte van een houder of bijvoorbeeld een rand daarvan worden gebracht op een afstand van de drager, 5 waarbij het de afneemmiddelen mogelijk is om de houder af te nemen. Daarbij kan het verder nog gunstig zijn om het liftmechanisme buiten het bereik van de houder te brengen gedurende het aanbrengen daarvan op de drager en gedurende het laten aangrijpen van de bollen, zodat in het bijzonder 10 het laten aangrijpen van de bollen niet wordt belemmerd of gehinderd door het liftmechanisme.

In een uitvoeringsvorm, waarin een steun en een liftmechanisme worden verschaft, en waarbij de houder een zich om de omtrek van de houder over een variërende afstand 15 van de aangrijpingsmiddelen uitstrekkende rand omvat, kan het gunstig zijn als de werkwijze omvat: het op op kortere afstand gelegen delen van de rand laten inwerken door de steun en het op op grotere afstand gelegen delen van de rand laten inwerken door het liftmechanisme, in het vormen van de 20 speling tussen de drager en de op kortere afstand gelegen delen van de rand door het in werking stellen van het liftmechanisme om de op grotere afstand gelegen delen van de rand op het niveau van de drager te brengen. De speling wordt dan gecreëerd op een wijze, die uitblinkt in eenvoud en 25 elegantie, doordat gebruik wordt gemaakt van de vorm van de rand ten opzichte van de aangrijpingsmiddelen.

In een uitermate gunstige uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het verschaffen van de drager met een stijve ondergrond en een een draagvlak van de drager vormende 30 comprimeerbare bekleding op de stijve ondergrond. In het bijzonder als de bollen worden aangegrepen door als prikkers of pennen vormgegeven aangrijpingsmiddelen kan hierdoor een uitwijkmogelijkheid worden verschaft voor de bollen, zodat de 1028145- 5 prikkers niet te diep kunnen binnendringen, ongeacht de afmetingen van de bollen.

Zoals reeds is opgemerkt, betreft de onderhavige uitvinding tevens een inrichting met middelen voor het ten 5 uitvoer brengen van de stappen van de werkwijze.

Hieronder zal een uitvoeringsvoorbeeld worden beschreven van een werkwijze en een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, in samenhang met de tekening, waarnaar zal worden verwezen, waarin een niet-limitatieve 10 uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is getoond, waarbij in de diverse tekeningen voor gelijke of gelijksoortige onderdelen en componenten dezelfde referentienummers worden gebruikt, en waarbij: fig. 1 een schematisch zijaanzicht toont van een 15 inrichting en een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2A-2F een opeenvolging van verwerkingsstappen tonen van de in fig. 1 getoonde inrichting; fig. 3 een gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch 20 aanzicht toont van een gedeelte van de in fig. 1 getoonde inrichting; fig. 4 een complementair aanzicht toont ten opzichte van fig. 3 vanuit een ander perspectief; en fig. 5 een perspectivisch aanzicht toont van een 25 drager in een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 1 toont in zijaanzicht, schematisch een inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding. De inrichting 1 omvat een carrousel 2 met twee omkeerwielen 3, waaromheen 30 een spijlenband 4 is geslagen, waarbij op de spijlen 4 van de spijlenband telkens een carrouselelement 5 is aangebracht. Op elk carrouselelement 5 is een drager 6 aangebracht.

1028145- 6

Verder omvat de inrichting 1 een pers 7 en een haaks op de tekening verlopende transporteur 8 voor het verschaffen van afneemmiddelen voor het oppakken van telkens een houder 9, nadat hierin bollen, in het bijzonder bloembollen, zoals 5 tulpen, zijn aangebracht.

De houder 9 is in fig. 2 getoond. De houder 9 omvat een bak 10 met in de bodem daarvan een aantal opwaarts (in de tekening neerwaarts) gerichte pennen 11, welke aangrijpingsmiddelen in de zin van de onderhavige uitvinding 10 vormen.

In fig. 2A is de eerste werkzame stand van een carrouselelement 5 getoond. Daarop is een drager 6 aangebracht, zoals die bijvoorbeeld in fig. 5 is weergegeven. De drager 6 omvat, zoals in fig. 5 is getoond, een een stijve 15 ondergrond vormende plaat 12 van bijvoorbeeld hard kunststof, metaal of iets dergelijks. Aluminium heeft de voorkeur. Op de een stijve ondergrond vormende plaat 12 is een bekleding 13 gevormd uit een comprimeerbaar materiaal van bijvoorbeeld rubber of iets dergelijks. De bekleding 13 vormt een 20 draagvlak voor bollen, doordat in het bovenoppervlak van de bekleding 13 uitsparingen of gaten 14 zijn aangebracht.

Zoals in fig. 2B is weergegeven, worden bollen 15 met de bovenkant neerwaarts (en derhalve met het wortelgestel opwaarts) in de richting van pijl A geplaatst in de 25 uitsparingen of gaten 14 van de drager 6. Dit kan machinaal of handmatig plaatsvinden en de voorkeur heeft een geautomatiseerd systeem.

Vervolgens wordt, zoals in fig. 2C is getoond, de hierboven beschreven houder 9 op de kop, d.w.z. met de pennen 30 11 in neerwaartse richting, op of over de drager 6 geplaatst.

Daarbij rust de houder 9 op steunen 16, of althans rusten lagere randen 17 van de houder 9 op die steunen 16. Hogere randen 18 van de houder 9, welke zich in hoofdzaak bij de 1028145- 7 hoeken van die houder 9 bevinden, vallen hierbij langs de drager 6, waartoe een liftmechanisme 19 door het verzinken hiervan hiertoe plaats heeft geboden.

De steunen 16 zijn verend gedragen door een 5 veerconstructie 20. Als het liftmechanisme 19 niet neerwaarts was verzonken, zouden de hoge randen 18 van de houder 9 op het liftmechanisme 19 komen te rusten en zouden de lage randen 17 dus niet op de steunen 16 terechtkomen. Door het verzinken van het liftmechanisme komen de lage randen 17, als 10 de houder 9 op de kop, zoals in fig. 2C is getoond, op of over de drager 6 wordt aangebracht, te rusten op de steunen 16.

Daarna wordt, zoals in fig. 2D is getoond, een drukkracht in de richting van pijl B uitgeoefend. Daarbij 15 wijkt de veerconstructie en kunnen de steunen 16 neerwaarts uitwijken om de prikkers of pennen 11 in de onderzijde met het wortelgestel van de bloembollen 15 te drijven. Daardoor worden de bloembollen 15 aangegrepen door de prikkers of pennen 11. Vervolgens wordt de drukkracht in de richting van 20 pijl B opgeheven, waardoor het de veerconstructie 20 mogelijk is om de steunen 16 met daarop de houder 9 weer omhoog te / , bewegen naar de in fig. 2E getoonde stand. Daarbij komen de bollen 15 aan de prikkers of pennen 11 mee omhoog met de houder 9 uit de uitsparingen of gaten 14 in de drager 6.

25 Vervolgens komt, zoals in fig. 2F is getoond, het liftmechanisme 19 omhoog om de houder 9 aan de onderzijde van de hoge randen 18 nog verder omhoog te bewegen, waardoor een speling 21 ontstaat, waarin de transporteur 8 kan grijpen (zie fig. 1) om een houder 9 met bollen 15 van een 30 desbetreffende drager 6 op te kunnen pakken en af te kunnen voeren. Het liftmechanisme 19 omvat daartoe een plateau 22, dat op en neer beweegbaar is, waarvoor diverse uitvoeringsmogelijkheden beschikbaar zijn. In de in fig. 2 T028145- 8 getoonde uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van een reciproque bewegend plateau 22, dat met een transporteur 23 op en neer beweegbaar is. Desgewenst kan ook gebruik worden gemaakt van cilinders en dergelijke om de houder opwaarts te 5 bewegen. Soortgelijke overwegingen gelden tevens voor de steunen 16, waar bijvoorbeeld gebruik kan worden gemaakt van gasveren, etc., in de plaats van de weergegeven veerconstructie 20. Opgemerkt wordt verder, dat het plateau 22 en de bovenzijden van de steunen 16 bij voorkeur in lijn 10 zijn gelegen met het bovenoppervlak van de drager 6, hoewel in fig. 2 is weergegeven, dat deze steunen 16 en de plateaus 22 in de uitgangstoestand zijn gelegen onder het bovenoppervlak van de drager 6. Aldus kan met nog meer zekerheid de gewenste speling 21 worden verschaft voor het 15 afpakken van de met bollen 15 gevulde houders 9. In fig. 3 is de in samenhang met de fig. 2A-2F beschreven opeenvolging van stappen nogmaals weergegeven, doch in fig. 3 in perspectivisch aanzicht met de houders 9 gedeeltelijk opengewerkt. Verder zijn in fig. 3 geen bollen getoond.

20 Omdat de dragers 6 een stijve ondergrond hebben, zoals in samenhang met fig. 5 is beschreven, behoeven de dragers 6 slechts een marginale ondersteuning vanwege de aan \ / de dragers 6 door de stijve plaat 12 verschafte stijfheid.

Fig. 4 toont dezelfde opeenvolging van stappen als 25 fig. 3 en fig. 2A-2F, doch in een ander perspectivisch aanzicht dan fig. 3 om duidelijk te tonen, dat de plateaus 22 van het liftmechanisme 19 neerwaarts worden bewogen en aldus het liftmechanisme 19 buiten werking wordt gesteld, wanneer de houders 9 op de kop op of over de drager 6 worden 30 aangebracht. Aldus komen de houders 9 met de lage randen 17 daarvan te rusten op de steunen 16. Nadat de bollen aan de prikkers of pennen 11 zijn geprikt en aldus zijn aangegrepen onder invloed van een drukkracht in de richting van pijl B, 1028145- 9 bewegen de houders 9 weer omhoog onder invloed van de expanderende kracht van de veerconstructies 20 in de richting van pijl B'. Daarna treedt het liftmechanisme 19 weer in werking om de houders verder te verheffen door het optillen 5 daarvan aan de zijde van de hoge randen 18 met de plateaus 22.

Het zal duidelijk zijn, dat de in de richting van pijl B uitgeoefende drukkracht, die wordt verschaft door de pers 7, tegengesteld is aan de weerstand biedende kracht van 10 de veerconstructies 20, waardoor de veerconstructies 20 worden gecomprimeerd om na het wegvallen van de drukkracht in de richting van pijl B door de pers 7 weer op te veren in de richting van pijl B'. De daartoe benodigde bewegingsvrijheid van de houder, rustend op de steunen 16, dient zodanig 15 gekozen te zijn, dat de prikkers of pennen 11 de bollen 15 kunnen bereiken en aangrijpen.

Na kennisneming van de voorgaande openbaarmaking van de onderhavige uitvinding, zullen zich vele aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen aan de vakman opdringen. Zo is 20 het mogelijk, dat niet de houder neerwaarts wordt gedrukt, maar de drager opwaarts wordt gedrukt. Ook kunnen de f"'\ oriëntaties op en neer worden omgewisseld, waarbij de houders bijvoorbeeld onder een carrousel als die, welke in fig. 1 is getoond, langs worden bewogen, doch dan dienen andere 25 maatregelen getroffen te worden om de bollen 15 in de uitsparingen of gaten 14 van de dragers 6 te houden, doch dergelijke maatregelen liggen ruim binnen het bereik van de vakman in de onderhavige techniek. Hetzelfde geldt voor andere aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen, en deze 30 liggen niet alleen binnen het bereik van de vakman, maar tevens binnen het in de bijgevoegde conclusies gedefinieerde bereik van de bescherming voor de onderhavige uitvinding.

1028145- __

Claims (12)

1. Werkwijze voor verwerking van bollen, omvattende: 5. het verschaffen van een drager voor een aantal van de bollen; - het op de drager plaatsen van bollen in een op voorhand gedefinieerde oriëntatie; - het op of over de drager aanbrengen van een houder met 10 aangrijpingsmiddelen in een aan een vorm van de drager aangepast patroon voor aangrijping van de bollen op de drager; - het laten aangrijpen van de bollen door de aangrijpingsmiddelen; en 15. het van de drager afnemen van de houder met de door de aangrijpingsmiddelen daarvan aangegrepen bollen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de houder een zich vanaf de aangrijpingsmiddelen uitstrekkende en in hoofdzaak om de drager passende rand omvat, en waarbij de . 20 stap van het aanbrengen van de houder omvat: - het althans gedeeltelijk om de drager verschaffen van ten minste één steun voor het positioneren en/of steunen van de rand van de houder.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de stap van 25 het laten aangrijpen van de bollen omvat: - het laten wijken van de steun om de bollen op de drager in het bereik van de aangrijpingsmiddelen te brengen.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, verder omvattende het verend verschaffen van de steun.

5. Werkwijze volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, waarbij het laten aangrijpen van de bollen omvat: 1028145- - het op ten minste één van de drager en de houder uitoefenen van een in de richting van de bollen georiënteerde druk om de aangrijpingsmiddelen de bollen aan te laten grijpen.

6. Werkwijze volgens ten minste één van de voorgaande 5 conclusies, waarbij de stap van het afnemen van de houder omvat: - het met speling scheiden van althans de aangrijpingsmiddelen van de houder ten opzichte van de drager; en 10. het verschaffen van afneemmiddelen, welke vervolgens in de speling de houder afnemen.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, omvattende het verschaffen van een liftmechanisme voor het scheiden van de aangrijpingsmiddelen en de drager.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, omvattende het buiten het bereik van de houder brengen van het liftmechanisme gedurende het aanbrengen daarvan en gedurende het laten aangrijpen van de bollen.

9. Werkwijze volgens ten minste conclusies 2 en 7, 20 waarbij de houder een zich om de omtrek van de houder over een variërende afstand van de aangrijpingsmiddelen uitstrekkende rand omvat, en de werkwijze omvat: het op op kortere afstand gelegen delen van de rand laten inwerken door de steun, en het op op grotere afstand gelegen delen van de 25 rand laten inwerken door het liftmechanisme, en het vormen van de speling tussen de drager en de op kortere afstand gelegen delen van de rand door het in werking stellen van het liftmechanisme om de op grotere afstand gelegen delen van de rand op het niveau van de drager te brengen.

10. Werkwijze volgens ten minste één van de voorgaande conclusies, omvattende het verschaffen van de drager met een stijve ondergrond en een een draagvlak van de 1028145- drager vormende comprimeerbare bekleding op de stijve ondergrond.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, omvattende het verschaffen van de stijve ondergrond als een plaat van ten 5 minste één materiaal uit de groep, die omvat: hard kunststof, metaal, aluminium, etc.

12. Inrichting voor verwerking van bollen, omvattende: - een drager voor het dragen van een aantal van de bollen in 10 een op voorhand gedefinieerde oriëntatie; .j - middelen voor het op of over de drager aanbrengen van een houder met aangrijpingsmiddelen in een aan een vorm van de drager aangepast patroon voor aangrijping van de bollen op de drager; 15. middelen voor het laten aangrijpén van de bollen door de aangrijpingsmiddelen; en - middelen voor het van de drager afnemen van de houder met de door de aangrijpingsmiddelen daarvan aangegrepen bollen. 1028145-