NL1027887C2 - Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem. - Google Patents

Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem. Download PDF

Info

Publication number
NL1027887C2
NL1027887C2 NL1027887A NL1027887A NL1027887C2 NL 1027887 C2 NL1027887 C2 NL 1027887C2 NL 1027887 A NL1027887 A NL 1027887A NL 1027887 A NL1027887 A NL 1027887A NL 1027887 C2 NL1027887 C2 NL 1027887C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
contact
pulley
transmission
range
drive belt
Prior art date
Application number
NL1027887A
Other languages
English (en)
Inventor
Arjen Brandsma
Adrianus Johannes Wilhel Leest
Johannes Gerardus Ludovi Spijk
Original Assignee
Bosch Gmbh Robert
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bosch Gmbh Robert filed Critical Bosch Gmbh Robert
Priority to NL1027887A priority Critical patent/NL1027887C2/nl
Priority to EP05825422A priority patent/EP1831592B1/en
Priority to PCT/NL2005/000873 priority patent/WO2006068468A1/en
Priority to JP2007548109A priority patent/JP5044416B2/ja
Application granted granted Critical
Publication of NL1027887C2 publication Critical patent/NL1027887C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H9/00Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members
    • F16H9/02Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion
    • F16H9/04Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes
    • F16H9/12Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes engaging a pulley built-up out of relatively axially-adjustable parts in which the belt engages the opposite flanges of the pulley directly without interposed belt-supporting members
    • F16H9/125Gearings for conveying rotary motion with variable gear ratio, or for reversing rotary motion, by endless flexible members without members having orbital motion using belts, V-belts, or ropes engaging a pulley built-up out of relatively axially-adjustable parts in which the belt engages the opposite flanges of the pulley directly without interposed belt-supporting members characterised by means for controlling the geometrical interrelationship of pulleys and the endless flexible member, e.g. belt alignment or position of the resulting axial pulley force in the plane perpendicular to the pulley axis
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16GBELTS, CABLES, OR ROPES, PREDOMINANTLY USED FOR DRIVING PURPOSES; CHAINS; FITTINGS PREDOMINANTLY USED THEREFOR
    • F16G5/00V-belts, i.e. belts of tapered cross-section
    • F16G5/16V-belts, i.e. belts of tapered cross-section consisting of several parts
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H61/00Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
    • F16H61/66Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings
    • F16H61/662Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings with endless flexible members
    • F16H61/66272Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing specially adapted for continuously variable gearings with endless flexible members characterised by means for controlling the torque transmitting capability of the gearing

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transmissions By Endless Flexible Members (AREA)
  • Pulleys (AREA)

Description

TRANSMISSIE MET GEBOMBEERDE POELIESCHIJVEN EN EEN DRIJFRIEM
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een continu variabele transmissie voorzien van een poelie met gebombeerde schijven en van een drijfriem, 5 zoals is weergegeven in de aanhef van de conclusie 1.
De constructie en werking van een dergelijke transmissie wordt bekend geacht, bijvoorbeeld uit de Europese octrooipublicatie met nummer 1218654, waarin tevens één van de bekende typen drijfriemen, c.q. kettingen, wordt getoond. De getoonde drijfriem staat algemeen bekend als de Van Doorne duwband en wordt bijvoorbeeld 10 nader beschreven in de octrooipublicatie WO-A-2002/061304. Deze duwband wordt ondermeer gekenmerkt door een reeks van aanwezige dwarselementen omvattende, een onderlijf een middenlijf en een bovenlijf. De laterale zijden van het onderlijf zijn daarbij voorzien van contactvlakken voor contact met de schijven van een aandrijvende oftewel primaire, en van een aangedreven oftewel secundaire poelie 15 van de transmissie, terwijl een deel van de in de richting van het bovenlijf gekeerde bovenzijde van het onderlijf, of te wel een radiaal buitenwaarts georiënteerde rand daarvan, een steunvlak vormt voor een in zichzelf gesloten trekelement, dat doorgaans wordt gevormd door een of meer groepen van een aantal onderling geneste, platte, relatief dunne en uit metaal vervaardigde ringen. Met in hoofdzaak 20 pijlpunt-vormige bovenlijf van de dwarselementen bevindt zich radiaal buiten het trekelement en sluit dit in de hoogterichting op, terwijl het middenlijf, dat zich ter hoogte van het trekelement bevindt, het onder- en het bovenlijf met elkaar verbindt. De dwarselementen zijn ten opzichte van de omtreksrichting van het trekelement beweegbaar in de drijfriem opgenomen.
25 De Van Doorne duwband omvat een zodanig aantal van de genoemde dwarselementen dat althans nagenoeg de gehele omtrek van het trekelement wordt gevuld. Mede hierdoor kan tussen de poelies van de transmissie een aandrijvend vermogen worden overgedragen, waarbij de dwarselement elkaar onderling voortduwen daarbij ondersteund en geleid door het trekelement. Andere dan bij de 30 bekende en eveneens uit metaal gevormde ketting of de bekende uit composiet materiaal vervaagde V-riemen, welke beide drijfriemtypen het aandrijvend vermogen door middel van een trekkracht overbrengen, wordt een nagenoeg continue reeks dwarselementen ingeklemd tussen de schijven van een poelie, zodat de tijdens bedrijf door die poelie op de drijfriem uitgeoefende klemkracht over een relatief groot 35 aantal contactvlakken min of meer gelijkmatig wordt verdeeld. Aldus blijven de 1027887- 2 tussen de drijfriem, d.w.z. de dwarselementen daarvan, en een poelieschijf ten gevolge van de klemkracht optredende contactdruk relatief beperkt.
Doorgaans worden dergelijke drijfriemen toegepast in een transmissie met twee poelies, die elk zijn voorzien met twee als een rechte, afgeknotte kegel gevormde 5 schijven, waarvan om kostentechnische reden slechts één schijf axiaal beweegbaar ten opzichte van de respectievelijke andere, oftewel vaste schijf en een respectievelijke poelie-as is opgenomen voor het veranderen van de loopstraal van de drijfriem tussen de poelieschijven en daarmee van de overbrengingsverhouding van de transmissie die wordt gegeven door het quotiënt van de loopstralen ter 10 plaatse van de beide poelies. Ter ondervanging van het negatieve effect daarvan, te weten enige mate van scheefloop van de drijfriem tussen de poelies drijfriem, welke mate van scheefloop varieert met de overbrengingsverhouding, zijn diverse maatregelen bekend. Dergelijke maatregelen zijn doorgaans in de drijfriem zelf verwerkt, maar kunnen onderdeel uitmaken van de transmissie. Van dit laatste wordt 15 een voorbeeld gegeven door de Japanse octrooipublicatie JP-A-63-053352, volgens welke het kegeloppervlak van de beide vaste schijven van de transmissie sferisch, oftewel gebombeerd, is uitgevoerd. Sferisch of gebombeerd houdt in dit verband in dat de rechte kegelvorm van het oppervlak van een poelieschijf is vervangen door een enigszins convex gekromde kegelvorm. Het kegeloppervlak wordt ook wel 20 aangeduid als het drijfriemloopvlak, of kortweg loopvlak van een poelieschijf.
Ook in de Nederlandse octrooiaanvrage met nummer NL-A-1022157 en de niet vóórgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvragen met nummers NL-1023668 en NL-1024918, alle ten name van Aanvraagster, wordt omwille van het bereiken van verschillende effecten voorgesteld om het loopvlak van tenminste één schijf te 25 bomberen. Het exacte uiterlijk van de toegepaste bombering is daarbij telkens afhankelijk van het te bereiken effect. Teneinde optimaal te kunnen samenwerken met de gebombeerde poelieschijven is het verder bekend om de contactvlakken van de dwarselementen overeenkomstig te krommen. Dat wil zeggen dat een voor het gebombeerde loopvlak van de vier poelieschijven van de transmissie toegepaste 30 bereik van zogenaamde, ten opzichte van de radiale richting loodrecht op de poelie-as gedefinieerde poeliehoeken, tevens in de convexe kromming van de genoemde contactvlakken wordt toegepast.
[ Daar waar volgens de stand der techniek de kromtestraal, c.q. het verloop daarvan over de radiale afmeting van de gebombeerde poelieschijf wordt gegeven 35 door de voorgeschreven radiale afmeting van de poelieschijf en het met de 1027887- 3 respectievelijke bombering te bereiken effect, wordt daarin weinig aandacht geschonken aan de vormgeving van de contactvlakken van de dwarselementen. Aldus heeft de aan de onderhavige uitvinding ten grondslagliggende analyse tot doel dezeiacune in te vullen en te voorzien in een definitie van de radiale kromtestraal 5 van de contactvlakken van de dwarselementen. Meer in het bijzonder verschaft de uitvinding inzicht in de relevante werkingsprincipes van de transmissie en komt op basis daarvan tot een ontwerpregel voor de optimale vaststelling van de voomoemde kromtestraal in radiale richting van de contactvlakken. De ontwerpregel volgens de uitvinding wijkt daarbij af van de voor de werktuigbouwkundigontwerper voor de hand 10 liggende oplossing om een constante en zo hoog mogelijke waarde daarvoor toe te passen, die wordt bepaald door de beschikbare afmeting van de contactvlakken > oftewel de hoogte afmeting van het onderlijf- en het genoemde bereik van poelie-hoeken in de transmissie dat tevens in de contactvlakken aanwezig dient te zijn.
Conform de hieronder in de figuurbeschrijving uitgewerkte analyse voorziet de 15 onderhavige uitvinding daartoe in een transmissie waarin de combinatie van maatregelen conform de conclusie 1 is getroffen. In een dergelijke transmissie is de radiale kromtestraal van de contactvlakken van de drijfriem, c.q. het verloop daarvan, afgestemd op het voor de poelieschijven toegepaste verloop van de kromtestraal in tangentiële richting, waarbij het voorkomen van het doorslippen van de drijfriem ten 20 opzichte van de poelieschijven het belangrijkste ontwerpcriterium is. Hierdoor is met name een slijtage van de contactvlakken tijdens bedrijf gelijkmatig verdeeld en mede daardoor voordelig klein.
De onderhavige uitvinding wordt hieronder aan de bijgevoegde figuren nader verklaard, waarbij 25 figuur 1 op schematische wijze een doorsnede van een continu variabele transmissie voorzien van twee poelies en een drijfriem volgens de stand der techniek toont, figuur 2 een vereenvoudigd zijaanzicht van de transmissie uit figuur 1 toont, figuur 3 een doorsnede van een zogenaamde duwband toont, zoals die bij 30 voorkeur als drijfriem in de transmissie volgens de uitvinding kan worden toegepast, figuur 4 een zijaanzicht van een dwarselement uit de duwband volgens de figuur 3 toont, figuur 5 een detail van een poelieschijf en in het bijzonder het loopvlak daarvan toont, zoals die in combinatie met de duwband uit de figuur 3 in de transmissie 35 volgens de uitvinding kan worden toegepast, 1027887- 4 figuur 6 een diagram is, waarin bij wijze van eerste voorbeeld een op theoretisch analytische wijze benaderde evenwichts-klemkrachtverhouding van de transmissie is uitgezet tegen de overbrengingsverhouding daarvan met een voor de beide poelies voorgeschreven en constante poeliehoek, 5 figuur 7 een diagram is, waarin bij wijze van tweede voorbeeld een op theoretische wijze benaderde evenwichts-klemkrachtverhouding van de transmissie is uitgezet tegen de overbrengingsverhouding daarvan met een voor een primaire en een voor een secundaire poelie van de transmissie voorgeschreven contour van de respectievelijke poeliehoek, 10 figuur 8 een diagram is, waarin voor het genoemde tweede voorbeeld de onderlinge contactdruk tussen de secundaire poelie en de drijfriem, waarbij de contactvlakken van de dwarselementen daarvan van een constante radiale kromtestraal werden voorzien, en waarin figuur 9 een diagram is conform dat uit de figuur 8 voorstelt, waarbij echter de 15 radiale kromtestraal van de contactvlakken van de dwarselementen conform de onderhavige uitvinding werd geoptimaliseerd.
De figuur 1 toont schematisch een doorsnede van een continu variabele transmissie 1 volgens de stand der techniek. De bekende transmissie 1 omvat een primaire poelie 2, die door een niet afgebeelde motor kan worden aangedreven met 20 een krachtenkoppel Tp en een secundaire poelie 3 die een niet afgebeelde last kan aandrijven met krachtenkoppel Ts. Beide poelies 2 en 3 zijn voorzien van een vast aan de respectievelijke poelie-as 20, 30 bevestigde poelieschijf 21, 31 en van een ten opzichte van die as 20, 30 axiaal verplaatsbare poelieschijf 22, 32. Tussen de poelieschijven 21, 22, 31, 32 is een drijfriem 10, meer in het bijzonder een duwband 25 10, ingeklemd, zodat met behulp van wrijving mechanisch vermogen tussen de beide assen 20 en 30 kan worden overgebracht. Een axiaal georiënteerde kracht waarmee de drijfriem 10 per poelie 2, 3 wordt ingeklemd, welke hierna is aangeduid als de primaire klemkracht Kp, respectievelijk de secundaire klemkracht Ks, wordt daarbij gerealiseerd door het aanbrengen van een hydraulische druk in een respectievelijke 30 drukkamer 24, 34 van de beide poelies 2 en 3. Een transmissieregeling (niet afgebeeld) wordt toegepast voor het bepalen en realiseren van de voor de klemkrachten Kp, Ks gewenste krachtniveaus.
De overbrengingsverhouding Rs/Rp van de transmissie 1 wordt gegeven door de verhouding tussen een secundaire loopstraal Rs en een primaire loopstraal Rp 35 van de drijfriem 10, dat wil zeggen de effectieve radiale positie daarvan tussen de ! I , 1027887" 5 poelieschijven 21, 22, 31 en 32 van de respectievelijke poelies 2 en 3. De genoemde loopstralen Rp en Rs en daarmee de conform de uitvinding gedefinieerde overbrengingsverhouding Rs/Rp van de transmissie 1 kunnen worden gevarieerd door de verplaatsbare schijven 22, 32 in een onderling tegengestelde axiale richting 5 over de respectievelijke poelie-as 20, 30 te doen bewegen. In de figuur 1 is de transmissie 1 als voorbeeld met een kleine overbrengingsverhouding Rs/Rp afgebeeld, dat wil zeggen met een relatief grote primaire loopstraal Rp en een relatief kleine secundaire loopstraal Rs.
Overigens staan de overbrengingsverhouding Rs/Rp, de primaire loopstraal Rp 10 en de secundaire loopstraal Rs onderling in een eenduidig gedefinieerde en geometrisch bepaalde onderlinge relatie, die onder meer wordt bepaald door de lengte van de drijfriem 10, de afstand tussen rotatie-assen van de respectievelijke poelies 2, 3 en de grootst en de kleinst mogelijke loopstralen Rp en Rs, zodat deze naar believen in elkaar kunnen worden omgerekend.
15 In de figuur 2 is de bekende transmissie 1 nog eens in een axiaal zijaanzicht afgebeeld met aan de linkerzijde van de figuur de primaire poelie 2 met de primaire as 20 en aan de rechterzijde de secundaire poelie 3 met de secundaire as 30. In tegenstelling tot in de figuur 1, is in deze figuur de transmissie 1 juist met een relatief grote overbrengingsverhouding Rs/Rp afgebeeld, waarin de primaire loopstraal Rp 20 kleiner is dan de secundaire loopstraal Rs. De getoonde drijfriem 10 is een zogenaamde duwband 10, die een nagenoeg continue reeks dwarselementen 11, waarvan er voor de eenvoud slechts een aantal is afgebeeld, en tenminste één pakket 12 van een aantal onderling in radiale richting geneste en in zichzelf gesloten platte en dunne metalen ringen omvat.
25 Deze duwband 10 is in de figuren 3 en 4 meer in detail getoond, waarbij de figuur 3 een doorsnede van de duwband 10 laat zien en de figuur 4 een zijaanzicht in axiale richting van een dwarselement 11 daaruit toont. In de doorsnede is het vooraanzicht van het dwarselement 11 te zien, dat aan weerszijden is voorzien van een uitsparing in elk waarvan een ringpakket 12 is opgenomen. De ringpakketten 12 30 en de dwarselement 11 sluiten elkaar in de radiale ofwel hoogterichting op, maar de dwarselementen 11 zijn in de omtreksrichting van de ringpakketten 12 wel daarlangs beweegbaar. De dwarselementen 11 zijn verder voorzien van een uitstulping in de omtreksrichting van de duwband 10, oftewel nop 13, alsmede van een in een tegenover gelegen hoofdzijde van het element 11 aangebracht kuil 14, welke nop 13 35 en kuil 14 dienen voor het onderling stabiliseren van de reeks van dwarselementen 1027887- 6 11 in de duwband 10.
In zijaanzicht gezien loopt een onderste gedeelte 15 van het dwarselement 11 radiaal naar binnen althans effectief taps toe, zodat aangrenzende dwarselementen 11 onderling kunnen kantelen en de duwband 10 een boog kan beschrijven, zoals 5 waar deze is ingeklemd tussen de poelieschijven 21, 22, 31, 32 van de respectievelijke poelies 2 en 3. Opgemerkt wordt dat de eerder genoemde effectieve radiale positie, dat wil zeggen de effectieve loopstraal Rp, Rs van de duwband 10, in hoofdzaak overeenkomt met een radiale positie van de bovenzijde van het onderste gedeelte 15 van het dwarselement 11, welke bovenzijde ook wel wordt aangeduid als 10 de kantellijn 17 van de dwarselementen 10 waarlangs deze onderling in contact staan in de genoemde boog. Het onderste gedeelte 15 is verder aan weerszijden voorzien van zogenaamde contactvlakken 16 via welke het dwarselement 11 tussen de poelieschijven 21, 22; 31 32 wordt ingeklemd, waarbij de rotatie van een aandrijvende poelie 2 via wrijving op de ingeklemde dwarselementen 11 wordt 15 overgebracht. Daarbij kan tussen de dwarselementen 11 een aanzienlijke duwkracht ontstaan, waardoor deze elkaar over de ringpakketten 12 voortduwen in de richting van de aangedreven poelie 3. Vervolgens wordt daar waar de duwband 10 is ingeklemd tussen de schijven 31 en 32 van de aangedreven poelie 3 de tussen de dwarselementen 11 aanwezige duwkracht nagenoeg volledig via wrijving daaraan 20 overgedragen. De dwarselementen 11 duwen elkaar tenslotte onder uitoefening van een relatief lage duwkracht weer terug van de aangedreven poelie 3 naar de aandrijvende poelie 2. De ringpakketten 12 zorgen er daarbij voor dat de dwarselementen 11 de voor de duwband 10 beoogde baan blijven volgen.
In de figuur 5 is een detail van een poelieschijf 43 afgebeeld aan de hand van 25 een doorsnede daarvan gezien in tangentiële richting. Een zogenaamd loopvlak 40 van de poelieschijf 43, waarmee deze in contact komt met een contactvlak 16 van de dwarselementen 11 is voorzien van een radiale kromming met een al dan niet variabele radiale kromtestraal Rr40, waarbij een poeliehoek λρ, Xs gedefinieerd tussen een raaklijn 41 en de radiale richting 42 in een mogelijk contactpunt P tussen 30 het loopvlak 40 en het contactvlak 16, gezien in die radiale richting toeneemt. Aldus beschrijven de loopvlakken 40 in de transmissie 1 gezien in de tangentiële doorsnede van de figuur 5 een contour die kan worden gedefinieerd als de relatie tussen de lokale poeliehoek λρ, Xs en de overbrengingsverhouding Rs/Rp van de transmissie 1, die de radiale positie Rp, Rs van het momentane contactpunt P 35 bepaald. Per poelie 2, 3 zijn de genoemde contouren voor de beide schijven 21, 22; 1027887- 7 31, 21 doorgaans gelijk en worden dan respectievelijk aangeduid als de primaire poeliehoekcontour Xp(Rs/Rp) en de secundaire poeliehoekcontour Xs(Rs/Rp), welke onderling doorgaans wel afwijken. Het bijbehorende verloop van de radiale kromtestraal Rr40 van de loopvlakken 40 kan daarbij ook worden gedefinieerd in 5 relatie tot de overbrengingsverhouding Rs/Rp en wordt aangeduid als de radiale bomberingscontour Rr40(Rs/Rp). Aldus beschrijven de loopvlakken 40 in de transmissie 1 gezien in de tangentiële doorsnede van de figuur 5 een contour die kan worden gedefinieerd als de relatie tussen de lokale poeliehoek λρ, λε en de overbrengingsverhouding Rs/Rp van de transmissie 1, die de radiale positie Rp, Rs 10 van het momentane contactpunt P bepaald.
Daarnaast is het loopvlak 40 van de poelieschijf 43 ten gevolge van de conische vorm daarvan tevens in tangentiële richting gekromd met een kromtestraal Rt40, die eveneens varieert met de radiale positie Rp, Rs van het genoemde contactpunt P op de poelieschijf 43, d.w.z. de respectievelijke loopstraal Rp, Rs van 15 de drijfriem 10. Dus ook de tangentiële kromtestraal Rt^ van de loopvlakken 40 kan worden gedefinieerd in relatie tot de tot de overbrengingsverhouding Rs/Rp. Voor deze zogenaamde tangentiële bomberingscontour Rt40(Rs/Rp) geldt de navolgende formule (hier bij wijze van voorbeeld uitgeschreven voor de secundaire poelie 3): 20 Rt40(Rs/Rp) = Rs(Rs/RP) (1)
Teneinde optimaal met de gekromde loopvlakken 40 van de poelies 2 en 3 te kunnen samenwerken, zijn ook de contactvlakken 16 van het dwarselement 11 gezien in de doorsnede van de duwband 10 volgens de figuur 3 voorzien van een 25 kromming. Hierbij is in de contour van de contactvlakken 16 in de radiale richting een bereik van contacthoeken α gedefinieerd dat minimaal overeen dient te komen met het bereik van poeliehoeken λ dat door poeliehoekcontouren Xp(Rs/Rp) en Xs(Rs/Rp) van de loopvlakken 40 van de poelies 2 en 3 wordt bestreken.
In de stand der techniek wordt echter niet nader besproken hoe een dergelijk bereik 30 van contacthoeken α in het ontwerp van het dwarselement 11 dient te worden geïmplementeerd, oftewel conform welke contacthoekcontour a(h) de contactvlakken 16 van de dwarselementen 11 optimaal gekromd dienen te zijn, waarbij de contacthoekcontour a(h) kan worden gedefinieerd als het verloop van de contacthoek α in relatie tot een verticale oftewel radiale positie h op het contactvlak 35 16 ten opzichte van de totale verticale afmeting H daarvan, hetgeen is geïllustreerd 1027887- 8 in de figuren 3 en 4. Meer in het bijzonder, wordt er in de stand der techniek geen radiale kromtestraal Rrie, c.q. verloop daarvan, voor de contactvlakken 16 voorgeschreven. Aldus zal de deskundige normaalgesproken een constante en grootst mogelijke radiale kromtestraal Rr16 toe willen passen, waarmee binnen de 5 beschikbare totale verticale afmeting H van het contactvlak 16 het benodigde bereik van contacthoeken α wordt gerealiseerd. Echter, conform de onderhavige uitvinding, vertegenwoordigd een dergelijk ontwerp doorgaans niet de meest optimale oplossing.
In het onderstaande wordt aan de hand van een theoretische analyse een 10 nieuwe definitie verschaft en onderbouwd voor het verloop, oftewel de contour van die radiale kromtestraal Rr16l waarbij deze in het kader van de onderhavige uitvinding wordt gedefinieerd in relatie tot de overbrengingverhouding Rs/Rp tussen de drijfriem 10 en de secundaire poelie 3, die het contactpunt P tussen het loopvlak 40 en het contactvlak 16 bepaald. Deze contour wordt aangeduid als de flankcontour 15 Rr16(Rs/Rp) en zou even goed in relatie tot het contactpunt P met de primaire poelie 2 kunnen worden gedefinieerd.
Zoals algemeen bekend en bijvoorbeeld in NL-1024918 beschreven, wordt de minimaal benodigde primaire klemkracht Kp, oftewel de normaalkracht die minimaal nodig is voor het bereiken van een voldoende hoge wrijvingskracht tussen de 20 drijfriem 10 en de primaire poelie 2 voor het daartussen overdragen van het aangeboden krachtenkoppel Tp, althans bij benadering gegeven door de vergelijking:
Tp. cost-l,) 2*μτ *Rp ' ' 25 Hierin is μτ een effectieve wrijvingscoëfficiënt in tangentiële richting oftewel koppeloverdrachtcoëfficiënt tussen de drijfriem 10 en de primaire poelie 2.
De minimaal benodigde secundaire klemkracht Ks kan op overeenkomstige wijze worden berekend uit het aan de secundaire poelie 3 aangeboden koppel Ts en de secundaire loopstraal Rs. Echter, omdat de verhouding Tp/Rp, respectievelijk 30 Ts/Rs tussen het koppel Tp, Ts en de loopstraal Rp, Rs, onder verwaarlozing van mogelijke verliezen, noodzakelijkerwijs een gelijke waarde heeft voor de beide poelies 2, 3, is de minimaal benodigde secundaire klemkracht Ks gelijk aan de minimaal benodigde primaire klemkracht Kp. Echter, tijdens bedrijf van de transmissie 1, zal een van deze beide klemkrachten Kp en Ks in het algemeen groter 35 dienen te zijn dan de andere ten behoeve van het aannemen en/of vasthouden van 1027887- 9 de gewenste overbrengingsverhouding Rs/Rp.
De voor een evenwichtstoestand van de transmissie 1, oftewel voor een constante overbrengingsverhouding benodigde verhouding tussen de klemkrachten Kp en Ks, de zogenaamde evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs, vindt zijn 5 oorsprong in de evenwichtsvoorwaarde dat er per poelie 2, 3 een trekkracht Ft in de ringpakketten 12 van de drijfriem 10 wordt opgewekt, die onderling gelijk dienen te zijn. De trekkracht Ft onstaat daarbij per poelie 2 en 3 als gevolg van de in radiale richting op de drijfriem 10 werkende radiaalkrachten Frp, respectievelijk Frs, welke krachten Frp en Frs ontstaan als gevolg van de lokale contacthoek λρ, λβ en de per 10 poelie 2, 3 tussen de schijven 21 en 22, respectievelijk 31 en 32 daarvan aangelegde en de in hoofdzaak axiaal georiënteerde klemkracht Kp, Ks. Aldus zal de evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs worden beïnvloed voor de specifiek per transmissie 1 toegepaste primaire poeliehoekcontour Xp(Rs/Rp) en de secundaire poeliehoek-contour te(Rs/Rp).
15 Ter illustratie van het bovenstaande is in de uit NL-1024918 overgenomen figuren 6 en 7 een zogenaamde KpKs-curve weergeven voor een tweetal transmissieontwerpen die worden gekenmerkt door de daarin toegepaste poeliehoekcontouren Xp{RslRp), \s(Rs/Rp), waarin de genoemde evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs is weergegeven in relatie tot de overbrengings-20 verhouding Rs/Rp van de transmissie 1 in het bereik tussen de zogenaamde Low en de zogenaamde Overdrive overbrengingsverhouding Rs/Rp. In de figuren 6 en 7 zijn tevens de primaire poeliehoekcontour Xp(Rs/Rp) en de secundaire poeliehoekcontour Xs(Rs/Rp) van het respectievelijke transmissieontwerp weergegeven.
Uit de figuur 6 blijkt dat, althans voor dit transmissieontwerp waarin de beide 25 poeliehoeken een constante en onderlinge overeenkomstige waarde van 11 graden hebben, de evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs varieert van een waarde kleiner dan 1 in Low naar een waarde groter dan 1 in Overdrive. In de figuur 7 daarentegen is de evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs, althans voor een transmissieontwerp waarin de eveneens getoonde poeliehoekcontouren Xp(Rs/Rp), Xs(Rs/Rp) zijn 30 toegepast, altijd groter dan 1, zodat in dit geval de ten behoeve van een constante overbrengingsverhouding Rs/Rp benodigde primaire klemkracht Kp altijd groter is dan daartoe de benodigde secundaire klemkracht Ks.
Het is verder bekend en vanzelfsprekend, dat althans in een eerste benadering een ongewenst onderling doorslippen van de drijfriem 10 en een poelie 2, 3 ten 35 gevolge van een op dat moment te lage klemkracht Kp, Ks, bijvoorbeeld wanneer het _1027887" 10 koppelniveau onverwachts stijgt, zal optreden ter plaatste van de poelie 2, 3, hierna aangeduid als de doorslippoelie 2, 3, waar respectievelijk de kleinste van de klemkrachten Kp, Ks wordt uitgeoefend, te weten de primaire poelie 2 bij een evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs kleiner dan 1 en de secundaire poelie 3 bij 5 een evenwichts-klemkrachtverhouding KpKs groter dan 1.
Hoewel dit doorslippen doorgaans van korte duur zal zijn, omdat vervolgens ofwel het koppelniveau weer daalt, ofwel de respectievelijke klemkracht Kp, Ks op het gestegen koppelniveau wordt afgestemd, zal in het bijzonder de daarbij optredende warmteontwikkeling zogenaamde adhesieve slijtage van met name de 10 drijfriem 10 tot gevolg kunnen hebben. In het bijzonder de momentane contactdruk tussen de drijfriem 10 en de respectievelijke poelie 2, 3 is daarbij bepalend zijn voor de mate van slijtage. Teneinde een acceptabele levensduur van de transmissie 1 en meer in het bijzonder van de drijfriem 10 te verkrijgen is men bij het ontwerp daarvan gebonden aan een maximale waarde voor de genoemde contactdruk. In principe 15 vormt deze maximaal toegelaten waarde tevens de optimale waarde voor de contactdruk vanuit het oogpunt van efficiency, daar bij toepassing van die waarde enerzijds de transmissie 1 het kleinst mogelijke bouwvolume kan bezitten en anderzijds, althans volgens de geldende tribologische inzichten, de genoemde koppeloverdrachtcoëfficiënt μτ een hoge waarde zal aannemen, waardoor bij een 20 gelijkblijvend koppelniveau voordelig lagere klemkrachten Kp, Ks kunnen worden toegepast.
De beide voornoemde inzichten van de doorslippoelie 2, 3 en de optimale contactdruk kunnen op onverwachte en voordelige wijze worden gecombineerd tot een geheel nieuw inzicht waaruit een voorschrift volgt voor de radiale kromtestraal 25 Rr16 van de contactvlakken 16 van de dwarselementen 11 van de drijfriem 10. Volgens de onderhavige uitvinding wordt de optimale waarde voor de laatstgenoemde kromtestraal Rr16 daarbij in de elke overbrengingsverhouding Rs/Rp van de transmissie 1 afgestemd op de lokale radiale en tangentiële kromtestralen Rr40 en Rt40 van het loopvlak van de respectievelijke doorslippoelie 2, 3 en wel 30 zodanig dat de contactdruk daartussen een althans bij benadering constante waarde heeft, welke bij voorkeur althans nagenoeg overeenkomt met de genoemde maximaal toelaatbare waarde daarvoor.
Het verloop van de optimale radiale kromtestraal Rr16 over de hoogte H van het contactvlak 16 zou daarbij middels proefnemingen op empirische wijze kunnen 35 worden bepaald, maar het is ook mogelijk de contactdruk in het locale contactpunt 1027887- 11 van de contactvlakken 16 en de loopvlakken 40 door berekening te bepalen aan de hand van het Hertze elliptisch puntcontact model. Toegepast op het onderhavige puntcontact tussen de poelies 2, 3 en de drijfriem 10 verschaft dit model de navolgende wetmatigheden a t/m e: 5 a) De zogenaamde gereduceerde radius in het locale contactpunt R [m]: _L=_L _L· _L=_L J_. ±=_L _L ,3)
Hierin duiden de indices 40 en 16 de beide lichamen in het contact aan, te weten het 10 . loopvlak 40 van de respectievelijke doorslip poelie 2, 3 en het contactvlak 16 van de dwarselementen 11. Rr betreft de locale kromtestraal van het respectievelijke lichaam 40, 16, welke wordt gemeten langs de radiale richting van de loopvlakken 40, c.q. de breedterichting van de contactvlakken 16, en Rt betreft de locale kromtestraal van het respectievelijke lichaam 40, 16, welke wordt gemeten langs de 15 tangentiële oftewel omtreksrichting van de loopvlakken 40, c.q. de breedterichting van de contactvlakken 16, d.w.z. dwars op de hoogte richting h daarvan, aanduiden.
Overigens geldt hierbij dat 1/Rti6 gelijk is aan nul, indien het contactvlak 16 van de dwarselement 11 niet noemenswaardig is afgerond in de genoemde breedte richting, die overeenkomt met de langsrichting van de drijfriem 10, hetgeen 20 doorgaans het geval zal zijn. Daarnaast is het in de praktijk vaak zo, dat in de vergelijking (3) de factor 1/Rr4o kan worden verwaarloosd ten opzichte van de factor 1/Rt40, dat wil zeggen dat de afrondingsstraal Rr40 van het poelieloopvlak 40 in de radiale richting doorgaans beduidend groter is dan de afrondingsstraal Rt^ daarvan in de tangentiële richting, te weten ongeveer een factor 5 of meer.
25 Uit de beide voornoemde praktijkgegevens volgt dat de genoemde optimale radiale kromtestraal Rr16 van de contactvlakken 16 doorgaans met een afdoende nauwkeurigheid kan worden benaderd door deze enkel af te stemmen op de tangentiële afrondingsstraal Rtw van de loopvlakken 40, dat wil zeggen door de genoemde gereduceerde radius R in overeenstemming met de navolgende 30 vergelijking (3') te bepalen: - =—+— (3’) R Rr\(, R^ao b) De zogenaamde gereduceerde Young’s elasticiteitsmodulus E' [N/m2]: 35 1027887- 12 ±^(hA+h<) μ) E' E" El6
Hierin is v de dwarscontractiecoëfficiënt van het materiaal van het respectievelijke lichaam 40,16.
5 c) De per dwarselement 11 in het locale contactpunt uitgeoefende zogenaamde normaalkrachf F: F =_Kp(Rs/Rp) Qir Ks(Rs/Rp) nEp(Rs / Rp) · cos Ap(Rsl Rp) nEs(Rs / Rp) · cos As(Rs / Rp) 10 Hierin stelt nEp(Rs/Rp), resp. nEs(Rs/Rp) het aantal dwarselementen 11 voor waarover de respectievelijke klemkracht Kp, Ks in een gegeven overbrengings-verhouding Rs/Rp wordt afgesteund, oftewel de lengte van het door de respectievelijk primaire of secundaire poelie 2, 3 ingeklemde deel van de drijfriem 10 gedeeld door de afmeting van de dwarselementen 11 in de langsrichting van de 15 drijfriem 10. Vanzelfsprekend wordt hierbij gerekend met de maximaal tijdens bedrijf van de transmissie 1 in een bepaalde overbrengingsverhouding Rs/Rp toegepaste klemkracht Kp(Rs/Rp), resp. Ks(Rs/Rp).
Overigens geldt bij toepassing van de transmissie 1 in een motorvoertuig, waarin het maximaal aangeboden primaire koppel Tp in hoofdzaak onafhankelijk is 20 van de overbrengingsverhouding Rs/Rp en althans voor de secundaire poelie 3, dat het quotiënt tussen de per dwarselement 11 maximaal uitgeoefende normaalkracht F en het genoemde aantal dwarselementen nEs(Rs/Rp) uit de vergelijking (5) bij wijze van eerste benadering evenredig is met de secundaire loopstraal Rs, waarbij de invloed van de cosinus-factor in die vergelijking (5) minimaal is.
25 d) De zogenaamde Hertze formules voor elliptisch puntcontact: τ = — of τ = —, zodanig dat τ £ 1 (6)
RtRr ΛΓ = ίΐ+ SlZii_Vb4+0.161nr] (7)
l V 2r J
f o{\-K2) V
α'χ=κ 1+' j-2-0.251n*r (8) { πκ ) 1 ^1027887“ a'=^ (9) v κ 13 (3FR^ a'=ak~F) <10) (IFR^ ay=a’{~Ër) (11) | e) De Hertze contactdruk pH [N/m2] volgt dan uit: 5 !
Ph (12) mxay
Voornoemde vergelijkingen (1) tot en met (12) worden per overbrengings-verhouding Rs/Rp opgelost naar de radiale kromtestraal Rr16 van de contactvlakken 10 16 van de dwarselementen 11 onder toepassing van een constante en gewenste, bij voorkeur de maximaal toelaatbare waarde, voor de Hertze contactdruk pH, zodat uiteindelijk de complete, optimale flankcontour Rrie(Rs/Rp) wordt gevonden.
Hierbij zij gewezen op het feit dat, ten behoeve van de eenvoud en de praktische toepasbaarheid van de bij toepassing van de onderhavige uitvinding uit te 15 voeren berekeningen, c.q. proefnemingen, het verloop van de radiale kromtestraal Rrie van de contactvlakken 16 met voldoende nauwkeurigheid kan worden benaderd door de optimale waarde daarvoor in een beperkt aantal, bijvoorbeeld 10, discrete overbrengingsverhoudingen Rs/Rp, te bepalen en vervolgens de complete flankcontour Rr16(Rs/Rp) te bepalen door de berekende waarde te fitten met een 20 polynomale functie van tenminste de 4e orde met als randvoorwaarden de beide uiterste waarden van de contacthoek α en van de onderhavige radiale kromtestraal Rr16, d.w.z. welke benodigd zijn ter plaatse van het contactpunt P in de grootste, respectievelijk de kleinste waarde (Low; OD) van het bereik van overbrengingsverhoudingen Rs/Rp van de transmissie 1.
25 Ter illustratie van de hierboven besproken werkwijze voor de bepaling van de flankcontour Rr16(Rs/Rp) is de uitvinding toegepast op het transmissieontwerp met de KpKs-curve uit de figuur 7. In dit transmissieontwerp is de secundaire poelie 3 altijd, d.w.z. bij elke constante overbrengingsverhouding Rs/Rp, de doorslippoelie 3, zodat de vergelijkingen (3) tot en met (5) enkel voor deze poelie 3 opgelost dienen te 30 worden.
De figuur 8 geeft het door het betreffende transmissieontwerp voorgeschreven verloop van de tangentiële kromtestraal Rt40 van het loopvlak van de secundaire poelie 3 in relatie tot de overbrengingsverhouding Rs/Rp, oftewel de genoemde 1027887- 14 tangentiële bomberingscontour RUoiRs/Rp), weer. Tevens toont de figuur de Hertze contactdruk Ph die zal optreden indien de voor de handliggende flankcontour Rr16(Rs/Rp) met een constante en zo groot mogelijke waarde van de radiale kromtestraal Rri6 van de contactvlakken 16 wordt toegepast, in casu 63 mm, welke 5 waarde wordt bepaald door de beschikbare hoogte H van de contactvlakken 16 en het bereik van contacthoeken α (te weten ongeveer 7.2° tot 10.1° blijkens figuur 7).
In deze figuur 8 valt op, dat de Hertze contactdruk pH een relatief hoge waarde aanneemt van zo'n 275 N/mm2 maximaal en bovendien sterk varieert in relatie tot de overbrengingsverhouding Rs/Rp. Volgens de aan de onderhavige uitvinding ten 10 grondslagliggende inzichten is een dergelijke flankcontour Rr16(Rs/Rp) echter verre van optimaal en kan binnen de randvoorwaarden van de hoogte H van de contactvlakken 16 en het bereik van contacthoeken α een voordelige lagere maximale Hertze contactdruk pH worden bereikt. Aldus zal een minder extreem en bovendien tussen de verschillende overbrengingsverhouding Rs/Rp meer constant 15 slijtagegedrag worden verkregen.
In de figuur 9 is het resultaat van de hierboven besproken optimalisatie-werkwijze voor de bepaling van de flankcontour Rr-i6(Rs/Rp) getoond voor het transmissieontwerp met de KpKs-curve uit de figuur 7 en de bijbehorende tangentiële bomberingscontour Rt4o(Rs/Rp) van de secundaire poelie 3 uit de figuur 8. De figuur 20 9 geeft de theoretisch berekende kromtestraal Rr16 van het contactvlak 16 van de dwarselement 11 van de drijfriem 10, oftewel de genoemde flankcontour Rr16(Rs/Rp), weer, alsmede de als gevolg daarvan tijdens bedrijf van de transmissie 1 optredende Hertze contactdruk pH. Uit de figuur valt op te maken dat de Hertze contactdruk Ph een relatief lage waarde aanneemt van zo'n 205 N/mm2, hetgeen overeenkomt met 25 een verlaging van ongeveer 25% ten opzichte van het conventionele transmissieontwerp uit de figuur 8 en bovendien een constante waarde heeft aangenomen, conform het aan de uitvinding ten grondslagliggende streven.
In de praktijk treden er doorgaans een aantal verstorende factoren, c.q. onnauwkeurigheden op, waardoor de voornoemde theoretische bepaalde en 30 daardoor meest optimale oplossing slechts bij benadering haalbaar is. Hierbij valt te denken aan de benaderingen in de Hertze formules zelf, alsmede een eindige maatnauwkeurigheid van het productiegereedschap voor in het bijzonder de dwarselementen 11. De streeplijnen in de figuur 9 geven daarbij een door Aanvraagster onder praktische omstandigheden behaald resultaat weer voor 35 enerzijds de werkelijk toegepaste kromtestraal Rr16' van het contactvlak 16 van de 1 Π97Α A7* u li·# /C. y Cgp 9 15 dwarselement 11 van de drijfriem 10 en anderzijds de als gevolg daarvan tijdens bedrijf van de transmissie 1 werkelijk optredende Hertze contactdruk pH'. Uit de figuur 9 valt af te leiden, dat daarmee het theoretisch ideale resultaat binnen een marge van ongeveer 5% werd gehaald.
5 Indien de hierboven voorgestelde vereenvoudigingen van de werkwijze volgens de uitvinding, te weten de mogelijke benadering van de flankcontour Rr16(Rs/Rp) met een polynoom, de verwaarlozing van de factor 1/Rr40 in de vergelijking (3) en/of de benadering van de normaalkracht F uit de vergelijking (5), worden toegepast zal de werkelijk optredende Hertze contactdruk pH met een marge van ongeveer zo'n 10% 10 variëren rond een gemiddelde waarde daarvoor, hetgeen nog altijd een factor 2 beter is dan voor de conventioneel ontworpen transmissie 1 uit de figuur 8. Bovendien leidt de onderhavige uitvinding, zoals gezegd, tevens tot een aanzienlijke verlaging van het (maximale) niveau van de Hertze contactdruk pH of, als alternatief, tot een voordelige reductie van de benodigde hoogte H van het contactvlak 16.
15 Tot slot heeft de uitvinding nog betrekking op de transmissie 1 volgens de conclusies 9 en 10 in het ontwerp waarvan de bovengenoemde en in de figuren 7, 8 en 9 geïllustreerde inzichten in concrete vorm zijn verwerkt en die voor het overige op de stand der techniek typerende wijze is vormgegeven.
1027887-

Claims (14)

1. Continu variabele transmissie (1) voor motorvoertuigen voorzien van een primaire poelie (2) en van een secundaire poelie (3) waaromheen een drijfriem (10) is aangebracht, die tenminste tijdens bedrijf van de transmissie (1) wordt ingeklemd 5 tussen twee kegelvormige poelieschijven (21, 22) van de beide poelies (2, 3) en die aan weerszijden is voorzien van contactvlakken (16), welke afwisselend in wrijvingscontact staan met een loopvlak (40) van een respectievelijke poelieschijf (21, 32; 22, 31) van één van beide poelies (2, 3), van welke transmissie (1) tenminste één contactvlak (16) en tenminste één loopvlak (40) is voorzien zijn van een 10 respectievelijke radiale contour (Rr16(Rs/Rp), Rr40(Rs/Rp)), dat wil zeggen in hoogte, oftewel radiale richting is gekromd, met het kenmerk dat een Hertze contactdruk (pH) tussen het tenminste éne contactvlak (16) en het tenminste éne loopvlak (40), die maximaal tijdens bedrijf optreedt, althans nagenoeg en althans voor tenminste een substantieel deel van een bereik van de overbrengingsverhoudingen (Rs/Rp) van de 15 transmissie (1) constant is.
2. Continu variabele transmissie (1) voor motorvoertuigen, in het bijzonder volgens de conclusie 1, voorzien van een primaire poelie (2) en van een secundaire poelie (3) waaromheen een drijfriem (10) is aangebracht, die tenminste tijdens bedrijf van de transmissie (1) wordt ingeklemd tussen twee kegelvormige poelieschijven 20 (21, 22) van de primaire poelie (2) met een primaire klemkracht (Kp) en tussen twee kegelvormige poelieschijven (31, 32) van de secundaire poelie (3) met een secundaire klemkracht (Ks) ten einde met behulp van wrijvingskrachten een aangeboden koppel (Tp) van de primaire poelie (2) naar de secundaire poelie (3) te kunnen overdragen, welke drijfriem (10) aan weerszijden is voorzien van 25 contactvlakken (16), die afwisselend in wrijvingscontact staan met een loopvlak (40) van een respectievelijke poelieschijf (21, 32; 22, 31) van één van beide poelies (2, 3), van welke transmissie (1) zowel de contactvlakken (16) aan tenminste één zijde van de drijfriem (10) als het loopvlak (40) van één van beide poelies (2, 3) waarmee deze in contact komen is voorzien zijn van een radiale contour (Rr16(Rs/Rp), Rr40(Rs/Rp)), 30 dat wil zeggen in hoogte, oftewel radiale richting is gekromd, met het kenmerk dat een Hertze contactdruk (pH), die tijdens bedrijf maximaal optreedt in een contactpunt (P) op de contactvlakken (16) aan de genoemde éne zijde van de drijfriem (10) ten gevolge van het wrijvingscontact met het genoemde loopvlak (40), althans nagenoeg en althans voor tenminste een substantieel deel van een bereik van de 35 overbrengingsverhoudingen (Rs/Rp) van de transmissie (1) een constante waarde 1027887- laat zien, doordat de in het genoemde contactpunt (P) gedefinieerde locale radiale kromtestraal (Rr16) van het contactvlak (16) tenminste is afgestemd op een in het genoemde contactpunt (P) gedefinieerde locale kromtestraal in tangentiële richting (Rt40) van het betreffende loopvlak (40).
3. Continu variabele transmissie (1) volgens de conclusie 2, met het kenmerk dat de in het genoemde contactpunt (P) gedefinieerde locale radiale kromtestraal (Rrie) van het contactvlak (16) eveneens is afgestemd op een in het genoemde contactpunt (P) gedefinieerde locale kromtestraal in radiale richting (Rr40) van het betreffende loopvlak (40).
4. Continu variabele transmissie (1) volgens de conclusie 2 of 3 waarin, althans tenminste in geval van een constante overbrengingsverhouding (Rs/Rp) van de transmissie (1) en bij een voorgeschreven niveau van het aangeboden koppel (Tp), de klemkrachten (Kp, Ks) onderling in een vaste verhouding (KpKs) staan, met het kenmerk dat, indien voor een bepaalde overbrengingsverhouding (Rs/Rp) de 15 primaire klemkracht (Kp) kleiner is dan de secundaire klemkracht (Ks), de maximale Hertze contactdruk (pH) in het contactpunt (P) met de primaire poelie (2) de genoemde constante waarde laat zien en dat, indien voor een bepaalde overbrengingsverhouding (Rs/Rp) de secundaire klemkracht (Kp) kleiner is dan de primaire klemkracht (Ks), de maximale Hertze contactdruk (Ph) in het contactpunt (P) 20 met de secundaire poelie (2) de genoemde constante waarde laat zien.
5. Continu variabele transmissie (1) volgens de conclusie 4, met het kenmerk dat de genoemde maximale Hertze contactdruk (pH) voor althans nagenoeg het volledige bereik van de overbrengingsverhoudingen (Rs/Rp) van de transmissie (1) de genoemde constante waarde laat zien.
6. Continu variabele transmissie (1) volgens de conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat het genoemde voorgeschreven niveau van het aangeboden koppel (Tp) overeenkomt met een maximaal tijdens bedrijf van de transmissie (1) optredend koppelniveau.
7. Continu variabele transmissie (1) volgens één of meer der voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk dat de genoemde maximale Hertze contactdruk (pH) varieert binnen een marge van maximaal 10% van een gemiddelde waarde daarvoor.
8. Continu variabele transmissie (1) volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de drijfriem van het zogenaamde duwband (10) type 1027887- is, voorzien van een reeks dwarselementen (11), die aan weerszijden zijn voorzien van de genoemde contactvlakken (16), en van een in zichzelf gesloten ringpakket (12), dat is opgenomen in een daartoe bestemde uitsparing in de dwarselementen (11), waarbij de dwarselementen (11) beweegbaar langs de omtreksrichting van hef 5 ringpakket (12) in de drijfriem (10) zijn opgenomen.
9. Continu variabele transmissie (1) voor motorvoertuigen, in het bijzonder volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van een primaire poelie (2) en van een secundaire poelie (3) waaromheen een drijfriem (10) is aangebrachf, die tenminste tijdens bedrijf van de transmissie (1) wordt ingeklemd tussen twee 10 kegelvormige poelieschijven (21, 22) van de primaire poelie (2) met een primaire klemkracht (Kp) en tussen twee kegelvormige poelieschijven (31, 32) van de secundaire poelie (3) met een secundaire klemkracht (Ks) ten einde met behulp van wrijvingskrachten een aangeboden koppel (Tp) van de primaire poelie (2) naar de secundaire poelie (3) te kunnen overdragen, welke drijfriem (10) aan weerszijden is 15 voorzien van contactvlakken (16), die afwisselend in wrijvingscontact staan met een loopvlak (40) van een respectievelijke poelieschijf (21, 32; 22, 31) van één van beide poelies (2, 3), van welke transmissie (1) zowel de contactvlakken (16) aan tenminste één zijde van de drijfriem (10) als het loopvlak (40) van tenminste de secundaire poelie (3) waarmee deze in contact komen is voorzien zijn van een radiale contour 20 (Rri6(Rs/Rp), Rr40(Rs/Rp)), dat wil zeggen in hoogte, oftewel radiale richting is gekromd, met het kenmerk dat een kromtestraal (Rr16) van de radiale contour (Rr16(Rs/Rp)) van de genoemde contactvlakken (16) in radiaal binnenwaartse richting, dat wil zeggen over een hoogteafmeting H daarvan in de richting van boven naar beneden, aanvankelijk in een eerste bereik van een secundaire confacthoek 25 (ks) tussen de genoemde contactvlakken (16) en de radiale richting, relatief snel afneemt om vervolgens, in een tweede bereik van die secundaire contacthoek (ks), relatief langzaam af te nemen of, althans verhoudingsgewijs, nagenoeg constant te blijven.
10. Continu variabele transmissie (1) volgens de conclusie 9, met het kenmerk dat 30 het eerste bereik van de secundaire contacthoek (ks) tenminste het hoekbereik tussen 7 en 8 graden omvat en dat het tweede bereik van de secundaire confacthoek (λβ) tenminste het hoekbereik tussen 8,5 en 8,75 graden omvat, bij voorkeur het hoekbereik tussen 8,5 en 10 graden.
11. Continu variabele transmissie (1) volgens de conclusie 9 of 10, met het 1027887- kenmerk dat de genoemde kromtestraal (Rr16) van de radiale contour (Rrie(Rs/Rp)) van de genoemde contactvlakken (16) in het eerste bereik van de secundaire contacthoek (Xs) met een factor 5 tot 15, bijvoorkeur ongeveer 10, keer meer afneemt dan in het tweede bereik van de secundaire contacthoek (Xs).
12. Drijfriem van het zogenaamde duwband (10) type voorzien van een reeks dwarselementen (11), die aan weerszijden zijn voorzien van de contactvlakken (16) met een radiale contour (Rrie(Rs/Rp)), dat wil zeggen in hoogte, oftewel radiale richting zijn gekromd en van een in zichzelf gesloten ringpakket (12), dat is opgenomen in een daartoe bestemde uitsparing in de dwarselementen (11), waarbij 10 de dwarselementen (11) beweegbaar langs de omtreksrichting van het ringpakket (12) in de drijfriem (10) zijn opgenomen voor toepassing in een continu variabele transmissie (1), in het bijzonder volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk met het kenmerk dat een kromtestraal (Rr16) van de radiale contour (Rr16(Rs/Rp)) van de genoemde contactvlakken (16) in radiaal binnenwaartse richting, dat wil 15 zeggen over een hoogteafmeting H daarvan in de richting van boven naar beneden, aanvankelijk in een eerste bereik van een secundaire contacthoek (Xs), welke is gedefinieerd tussen de genoemde contactvlakken (16) en de radiale richting, relatief snel afneemt om vervolgens, in een tweede bereik van die secundaire contacthoek (Xs), relatief langzaam af te nemen of, althans verhoudingsgewijs, nagenoeg 20 constant te blijven.
13. Drijfriem (10) volgens de conclusie 12, met het kenmerk dat het eerste bereik van de secundaire contacthoek (Xs) tenminste het hoekbereik tussen 7 en 8 graden omvat en dat het tweede bereik van de secundaire contacthoek (Xs) tenminste het hoekbereik tussen 8,5 en 8,75 graden omvat, bij voorkeur het hoekbereik tussen 8,5 25 en ongeveer 10 graden.
14. Drijfriem (10) volgens de conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat de genoemde kromtestraal (Rrie) van de radiale contour (Rr16(Rs/Rp)) van de genoemde contactvlakken (16) in het eerste bereik van de secundaire contacthoek (Xs) met een factor 5 tot 15, bijvoorkeur ongeveer 10, keer meer afneemt dan in het tweede bereik 30 van de secundaire contacthoek (Xs). 1027887-
NL1027887A 2004-12-24 2004-12-24 Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem. NL1027887C2 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027887A NL1027887C2 (nl) 2004-12-24 2004-12-24 Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem.
EP05825422A EP1831592B1 (en) 2004-12-24 2005-12-23 Transmission with convex pulley sheaves and a drive belt
PCT/NL2005/000873 WO2006068468A1 (en) 2004-12-24 2005-12-23 Transmission with convex pulley sheaves and a drive belt
JP2007548109A JP5044416B2 (ja) 2004-12-24 2005-12-23 駆動ベルト

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027887 2004-12-24
NL1027887A NL1027887C2 (nl) 2004-12-24 2004-12-24 Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1027887C2 true NL1027887C2 (nl) 2006-06-27

Family

ID=34974552

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1027887A NL1027887C2 (nl) 2004-12-24 2004-12-24 Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP1831592B1 (nl)
JP (1) JP5044416B2 (nl)
NL (1) NL1027887C2 (nl)
WO (1) WO2006068468A1 (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US8128933B2 (en) 2005-11-23 2012-03-06 Acceleron Pharma, Inc. Method of promoting bone growth by an anti-activin B antibody
EP3811965A1 (en) 2005-11-23 2021-04-28 Acceleron Pharma, Inc. Activin-actriia antagonists in use for promoting bone growth
ES2415666T3 (es) 2007-02-01 2013-07-26 Acceleron Pharma, Inc. Composiciones farmacéuticas que comprenden antagonistas de Activina-ActRIIa para uso en la prevención o el tratamiento de metástasis de cáncer de mama o pérdida ósea relacionada con el cáncer de mama
NL1035388C2 (nl) * 2008-05-02 2009-11-03 Bosch Gmbh Robert Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem.
WO2010083034A1 (en) 2009-01-13 2010-07-22 Acceleron Pharma Inc. Methods for increasing adiponectin
JP5189566B2 (ja) * 2009-07-27 2013-04-24 本田技研工業株式会社 金属ベルト式無段変速機におけるプーリv面傾斜角度設定方法および金属ベルト式無段変速機
DE102013216262A1 (de) * 2013-08-16 2015-02-19 Schaeffler Technologies Gmbh & Co. Kg Umschlingungswandler

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6353352A (ja) 1986-08-19 1988-03-07 Fuji Heavy Ind Ltd ベルト式無段変速装置
JP2002031215A (ja) * 2000-07-11 2002-01-31 Nissan Motor Co Ltd ベルト式cvt用プーリおよびそのプーリ用vベルト
US20020077211A1 (en) * 2000-12-14 2002-06-20 Silvius Drees Variator
EP1218654A1 (en) 1999-09-15 2002-07-03 Van Doorne's Transmissie B.V. Control system for continuously variable transmission and continuously variable transmission wherein such is utilised
WO2002061304A1 (en) 2001-01-16 2002-08-08 Van Doorne's Transmissie B.V. Transverse element for a drive belt for a continuously variable transmission
NL1022157C2 (nl) 2002-12-12 2004-06-15 Doornes Transmissie Bv Continu variabele transmissie.
EP1441151A2 (en) * 2003-01-23 2004-07-28 HONDA MOTOR CO., Ltd. Belt type continuously variable transmission
NL1023668C2 (nl) 2003-06-16 2004-12-20 Bosch Gmbh Robert Continu variabele transmissie.
NL1024918C2 (nl) 2003-12-01 2005-06-02 Bosch Gmbh Robert Continu variabele transmissie.

Patent Citations (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS6353352A (ja) 1986-08-19 1988-03-07 Fuji Heavy Ind Ltd ベルト式無段変速装置
EP1218654A1 (en) 1999-09-15 2002-07-03 Van Doorne's Transmissie B.V. Control system for continuously variable transmission and continuously variable transmission wherein such is utilised
EP1218654B1 (en) * 1999-09-15 2003-06-11 Van Doorne's Transmissie B.V. Control system for continuously variable transmission and continuously variable transmission wherein such is utilised
JP2002031215A (ja) * 2000-07-11 2002-01-31 Nissan Motor Co Ltd ベルト式cvt用プーリおよびそのプーリ用vベルト
US20020077211A1 (en) * 2000-12-14 2002-06-20 Silvius Drees Variator
WO2002061304A1 (en) 2001-01-16 2002-08-08 Van Doorne's Transmissie B.V. Transverse element for a drive belt for a continuously variable transmission
NL1022157C2 (nl) 2002-12-12 2004-06-15 Doornes Transmissie Bv Continu variabele transmissie.
EP1441151A2 (en) * 2003-01-23 2004-07-28 HONDA MOTOR CO., Ltd. Belt type continuously variable transmission
NL1023668C2 (nl) 2003-06-16 2004-12-20 Bosch Gmbh Robert Continu variabele transmissie.
NL1024918C2 (nl) 2003-12-01 2005-06-02 Bosch Gmbh Robert Continu variabele transmissie.

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 012, no. 272 (M - 724) 28 July 1988 (1988-07-28) *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 2002, no. 05 3 May 2002 (2002-05-03) *

Also Published As

Publication number Publication date
EP1831592A1 (en) 2007-09-12
WO2006068468A1 (en) 2006-06-29
JP5044416B2 (ja) 2012-10-10
EP1831592B1 (en) 2012-05-30
JP2008525736A (ja) 2008-07-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1219860B1 (en) Belt
EP1834112B1 (en) Drive belt for a transmission with convex pulley sheaves
NL1035388C2 (nl) Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem.
EP2115319B1 (en) Drive belt for a continuously variable transmission with transverse elements provided with contact zones
EP1356216B1 (en) Belt
NL1027887C2 (nl) Transmissie met gebombeerde poelieschijven en een drijfriem.
EP1352182B1 (en) Belt
EP1948979B1 (en) Transmission with pulleys and a drive belt
NL1024918C2 (nl) Continu variabele transmissie.
NL1039276C2 (en) Drive belt for a continuously variable transmission comprising two types of transverse members having a mutually different width.
NL1022157C2 (nl) Continu variabele transmissie.
EP1809923B1 (en) Transmission with convex pulley sheaves and a drive belt
JP5818807B2 (ja) 凸面状のプーリシーブを備えたトランスミッションのための駆動ベルト
NL1023668C2 (nl) Continu variabele transmissie.
NL2027215B1 (en) A drive belt provided with a plurality of transverse segments and a ring stack confined in a central opening of these transverse segments
NL2002259C2 (nl) Drijfriem voor een continu variabele transmissie en dwarselement daarvoor.
JP2008544165A (ja) 無段変速装置用駆動ベルトとこのような駆動ベルト用の横方向エレメントの製作方法
WO2021129954A1 (en) A drive belt provided with a plurality of transverse segments and a ring stack confined in a central opening of these transverse segments

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160101