NL1027719C2 - Stropdas. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Stropdas. i !

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stropdas 5 in toegepaste toestand omvattende een knoop, een lus zich vanaf de bovenzijde van de knoop uitstrekkend en nauw aansluitend om de hals van een drager van de stropdas, een lengte zichtstof die zich vanaf de knoop neerwaarts langs het bovenlichaam van de drager uitstrekt en aan de onderzijde een vrij uiteinde heeft, en een lengte verborgen stof die zich 10 achter de lengte zichtstof eveneens vanaf de knoop neerwaarts langs het bovenlichaam van de drager uitstrekt en aan de onderzijde een vrij uiteinde heeft.

Een stropdas is een, met name in de Westerse wereld, veel gedragen kledingstuk. In niet toegepaste, dus niet gedragen, toestand 15 wordt de stropdas gevormd door een lange strook weefsel, bijvoorbeeld van zijde of polyester, dat om te worden gedragen om de nek van een drager wordt geslagen, waarna door de drager in het halsgebied een knoop wordt gelegd. Diverse mogelijke knopen staan hierbij de drager ter beschikking.

Volgens de geldende etiquette is het hierbij van belang dat zich vanaf de 20 knoop een lengte zichtstof neerwaarts langs het bovenlichaam van de drager uitstrekt zodanig dat het vrije uiteinde aan de onderzijde van de lengte zichtstof, zich op een bepaalde langspositie bevindt, waarbij veelal hef bewuste uiteinde op een niveau van de broekriem gelegen dient te zijn.

25 Veel mensen ervaren het knopen van een das als iets onaangenaams en onhandigs mede doordat bijvoorbeeld het onderste uiteinde van de lengte zichtstof niet altijd op de juiste positie uitkomt en de knoop losgenomen moet worden om vervolgens opnieuw gelegd te worden. Bij het knopen van een das bestaat bovendien het risico dat het weefsel, met 30 name bij fijne weefsels, beschadigt waardoor de stropdas een minder fraai ui terlijk krijgt.

1027719- 2 ί

Teneinde voor de bovengenoemde bezwaren van conventionele stropdassen een oplossing of althans verbetering te verkrijgen kenmerkt de stropdas volgens de onderhavige uitvinding zich doordat de lus en de lengte verborgen stof een geheel vormen» los van het resterend deel van 5 de stropdas» waarbij het geheel is voorzien van een rits met twee door een samenvoegorgaan samenvoegbare en losneembare ritslangsranden en dat het samenvoegorgaan is voorzien ter plaatse van de knoop dusdanig dat een deel van de ritslangsranden onder de knoop is samengevoegd en deel uitmaakt van de lengte verborgen stof en dat het resterend deel van de 10 ritslangsranden boven de knoop los is van elkaar en respectievelijk deel uitmaakt van twee lusdelen die aan de achterzijde van de nek van de drager samenkomen om de lus te vormen. Aldus kan de grootte van de lus eenvoudig worden gewijzigd» bijvoorbeeld worden vergroot, door de knoop in toegepaste (dus gedragen) toestand als het ware langs de lengte 15 verborgen stof naar beneden te schuiven» waarbij de lengte van de lengte verborgen stof afneemt ten gevolge waarvan de grootte van de lus kan toenemen. De lengte van de lengte zichtstof blijft ongewijzigd. Zodra de lus voldoende groot is om van de nek te worden genomen door de lus om het hoofd van de drager heen naar boven te verplaatsen kan de stropdas in 20 niet gedragen toestand worden gebracht. Voor het weer omdoen van de stropdas volstaat het om, voor zover dat nodig is, de lus voldoende groot te maken om deze om het hoofd van de drager heen te slaan door met één hand de knoop vast te houden en met de andere hand aan het van de knoop afgekeerde einde van de lus te trekken. Zodra de lus groot genoeg is 25 wordt deze om het hoofd geslagen tot in het nek-/halsgebied van de drager waarna de drager door met één hand de lengte verborgen stof onder de knoop vast te houden en met de andere hand de knoop langs de lengte verborgen stof omhoog te bewegen» de grootte van de lus verkleinen totdat deze nauw of althans op de gewenste wijze aansluit om de nek van de 30 drager. Het leggen (en losmaken) van de knoop zelf is dankzij de uitvinding overbodig terwijl men bovendien altijd te maken heeft met 1027719" 3 dezelfde lengte van de lengte zichtstof onder de knoop.

Teneinde het samenvoegorgaan zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken geniet het de voorkeur dat het samenvoegorgaan binnen de knoop is opgenomen.

5 Bij voorkeur 1s een houder voorzien voor het houden van het samenvoegorgaan. Aldus kan enerzijds gebruik worden gemaakt van standaard ritsen, terwijl anderzijds door gebruikmaking van de houder het op eenvoudige wijze mogelijk is om het samenvoegorgaan op een vaste positie te houden ten opzichte van de knoop doordat de houder hiertoe in beginsel 10 veel aangrijpingspunten voor kan omvatten.

Teneinde te voorkomen dat het samenvoegorgaan zich kan verplaatsen ten opzichte van de houder is laatstgenoemde bij voorkeur voorzien van een kamer waarin het samenvoegorgaan, of althans een deel daarvan, tenminste in neerwaartse richting is opgesloten. Het in IS neerwaartse richting trekken van de lengte verborgen stof ten opzichte van de knoop, teneinde de lus kleiner te maken, heeft daarbij niet tot gevolg dat de relatieve positionering van houder en samenvoegorgaan ten opzichte van elkaar zou kunnen wijzigen. Alternatief voor of in combinatie met de kamer volgens de voorgaande voorkeursuitvoeringsvorm 20 geniet het de voorkeur dat een borglichaam is voorzien dat zich uitstrekt door in lijn met elkaar gepositioneerde borgdoorgangen in het samenvoegorgaan en de houder. Ook toepassing van een dergelijk borglichaam bewerkstelligt dat de onderlinge positionering van het samenvoegorgaan en de houder constant blijft.

25 Bij toepassing van een dergelijk borglichaam geniet het verder de voorkeur dat het samenvoegorgaan twee onderling verbonden parallelle samenvoegwangen heeft waarvan er ëên, bij voorkeur in de richting van de lus, verder uitsteekt dan de ander, waarbij de borgdoorgang aanwezig is 1n hef uitstekende deel van de ene 30 samenvoegwang. Door één van beide samenvoegwangen langer uit te voeren, wordt aldus op geschikte wijze ruimte gecreëerd voor het aanwezig laten 1027719- 4 zijn van een borgdoorgang in het betreffend samenvoegorgaanc

Teneinde te voorkomen dat ongewenst en ongemerkt de stropdas losser komt te zitten om de hals van de drager,, oftewel de diameter van de lus toeneemt» geniet het de sterke voorkeur dat aan een 5 samenvoegwang van het samenvoegorgaan scharnierbaar een trek-stop-orgaan is verbonden.

Een gunstig verbruik van het beperkte beschikbare materiaal van een gangbaar samenvoegorgaan wordt verkregen indien het trek-stop-orgaan scharnierbaar is verbonden met de andere samenvoegwang dan de 10 samenvoegwang waarin de borgdoorgang aanwezig is.

Teneinde een eenvoudige en tevens discrete mogelijkheid te verschaffen om het trek-stop-orgaan te scharnieren ten opzichte van de samenvoegwang waaraan deze scharnierbaar is verbonden,, geniet het de voorkeur dat het trek-stop-orgaan aan de naar het bovenlichaam van de 15 drager gekeerde zijde van de stropdas is voorzien.

Bij voorkeur is de houder in hoofdzaak V-vormig aangezien een dergelijke vorm aansluit bij de vorm van de rits waarbij het samenvoegorgaan zich bij voorkeur nabij de punt van de V-vorm bevindt.

In verband met de assemblage van de stropdas volgens de 20 uitvinding is het voordelig indien de houder twee met elkaar verbonden houderdelen omvat waartussen het samenvoegorgaan is opgenomen» waarbij het verder de voorkeur geniet dat de houderdelen middels een klikverbinding met elkaar zijn verbonden.

Uit veiligheidsoogpunt geniet het de voorkeur dat de twee 25 lusdelen vrije uiteinden hebben die losmaakbaar met elkaar zijn verbonden. Deze verbinding kan worden verbroken indien ongebruikelijk grote krachten op de stropdas worden uitgeoefend» bijvoorbeeld doordat een stropdas beklemd raakt in mechanische delen van een machine» danwel vanwege menselijke agressiviteit.

30 Bij grote voorkeur geldt daarbij dat de vrije uiteinden van de lusdelen met behulp van klittenband met elkaar zijn verbonden.

1027719- 5

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de stropdas volgens de onderhavige uitvinding is de breedte van het materiaal van de lengte verborgen stof twee maal zo groot als de breedte van het materiaal van de lus. Door de breedte van het materiaal van de 5 lus aldus te beperken wordt het risico aanmerkelijk verminderd dat het materiaal van de lus zichtbaar is doordat het uitsteekt onder een kraag die over de lus is gevouwen in toegepaste toestand van de stropdas.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursui tvoeringsvorm van een 10 stropdas volgens de uitvinding onder verwijzing naar de bijgaande figuren waarin figuur 1 de voorkeursuitvoeringsvorm van de stropdas in toepaste toestand toont, figuur 2 de omgeving van de knoop van de stropdas toont, IS figuur 3 het deel van de stropdas waarin een rits is verwerkt inclusief een houder toont, figuren 4a en 4b tonen hoe het samenvoegorgaan van de rits is opgenomen in de knoop van de stropdas,

Figuur 5 toont een alternatief deel van de stropdas waarin 20 een rits is verwerkt inclusief een alternatieve houder, en

Figuur 6 toont de houder in figuur 5 meer in detail samen met een bijbehorende ritsslui ter en borgpen.

Figuur 1 toont een persoon 1 die een overhemd 2 draagt met een tijdens het aantrekken van stropdas 4 omhoog geslagen kraag 3. 25 Stropdas 4 omvat een knoop 5 met daaronder een lengte zlchtstof 6 en een lengte verborgen stof 7 die achter de lengte zlchtstof 6 aansluit op knoop 5. Stropdas 4 omvat verder een lus 8 die is geslagen om de nek 9 van persoon 1 aan de buitenzijde van de omhoog geslagen kraag 3. Lus 8 omvat twee lushelften 8a, 8b die ieder aan êên zijde van de nek 9 vanaf 30 de knoop 5 langs de nek 9 zich uitstrekken en aan de achterzijde van nek 9 op elkaar aansluiten. Alhoewel de lengte verborgen stof 7 in figuur 1 1 OP. 77 t o « 6 naast de lengte zichtstof 6 1s weergegeven bevindt de lengte verborgen stof 7 zich tijdens het dragen van de stropdas 4 door persoon 1 achter de lengte zichtstof 6.

Figuur 2 toont de omgeving van de knoop 5 van de stropdas 4 5 waarbij de knoop 5 zelf alsmede de lengte zichtstof δ als het ware transparant zijn weergegeven. Lus 8 en de lengte verborgen stof 7 vormen één geheel dat in wezen los is van het resterend deel van de stropdas bestaande uit de knoop 5 en de lengte zichtstof 6. Oe scheiding tussen lus 8 en de lengte verborgen stof 7 wordt bepaald door de positie van een 10 ritssluiter 10 binnen knoop 5» welke ritssluiter 10 deel uitmaakt van een ritssluiting 11 die verder twee ritslangsranden 12a» 12b omvat met vertandingen die onder de ritssluiter 10 ter plaatse van de lengte verborgen stof 7 in elkaar aangrijpen en boven ritssluiter 10 ter plaatse van lus 8 niet in elkaar aangrijpen. De ritssluiter 10 is vormgesloten 15 opgenomen in een houder 13 bestaande uit twee op elkaar klikbare houderdelen 13a» 13b (figuur 3). In op elkaar geklikte toestand vormen de houderdelen 13a» 13b daartussen onder andere twee geleidingsgleuven 14a» 14b voor de ritslangsranden 12a» 12b boven de ritssluiter 10» welke geleidingsranden 14a» 14b V-vormig ten opzichte van elkaar zijn opgesteld 20 en waarbij de ritssluiter 10 zich in de punt van de V-vorm bevindt.

Houder 13 is in knoop 5 opgenomen zoals is geïllustreerd aan de hand van de figuren 4a» 4b die de stropdas 4 vanaf de achterzijde tonen. Houder 13 wordt in de knoop 5 genaaid door de randen 15a» 15b van knoop 5 aan elkaar te naaien tot de genaaide rand 15 aan de achterzijde van de knoop 25 5. Aldus wordt de houder 13 vormgesloten opgenomen binnen de knoop 5 zodat enerzijds deze aan het zicht wordt onttrokken en anderzijds ook de positie van de ritssluiter 10 binnen de knoop 5 vastligt.

Het aantrekken van stropdas 4 kan eenvoudig plaatsvinden door» nadat de lus 8 over het hoofd 16 van de gebruiker om de nek 9 1$ 30 gebracht, knoop 5 omhoog te bewegen als het ware langs de lengte verborgen stof 7 (zie figuur 1) waardoor de lengte van de lengte 1027719- 7 verborgen stof 7 toeneemt en de omvang van de lus 8 dienovereenkomstig juist afneemt totdat deze nauw aansluit om de kraag 3. Voor het afdoen van de stropdas 4 volstaat het om eenvoudigweg knoop 5 in neerwaartse richting langs de lengte verborgen stof 7 te trekken waardoor de omvang 5 van de lus 8 toeneemt en de lengte van de lengte verborgen stof 7 juist afneemt. Zodra de omvang van de lus 8 hiertoe toereikend is, kan de stropdas 4, meer specifiek de lus 8 ervan over het hoofd 16 worden getrokken.

De breedte van het materiaal van lus 8 is de helft van de 10 breedte van de lengte verborgen stof 7. Vanwege deze beperkte breedte van het materiaal van lus 8 neemt deze om de kraag 3 weinig ruimte in en bestaat weinig tot geen risico dat de lus 8 onder de kraag 3 zal uitsteken indien deze over de lus 8 is geslagen.

Figuur 5 toont een alternatieve uitvoering voor het losse IS deel met houder dat is weergegeven in figuur 3. Hierbij is er boven houder 17 of meer specifiek boven ritssluiter 18 sprake van een lus 16 omvattende twee lushelften 16a» 16b met vrije uiteinden 17a, 17b alwaar stukken klittenbandmateriaal 18a» 18b zijn voorzien voor het losmaakbaar aan elkaar bevestigen van de uiteinden 17a» 17b zodat een rondgaande lus 20 16 ontstaat. De toepassing van het klittenbandmateriaal 18a, 18b brengt het voordeel met zich mee dat indien, om wat voor reden dan ook, een bepaalde kracht wordt uitgeoefend op de stropdas waar lus 16 deel van uitmaakt» de verbinding ter plaatse van klittenbandmateriaal 18a» 18b verloren gaat» zodat de stropdas los kan komen van de drager en er geen 2S beknellingsgevaar bestaat.

Onder houder 17 bevindt zich een lengte verborgen stof 19 die uiteindelijk is gelegen aan de achterzijde van een lengte zichtstof als lengte zichtstof 6 in figuren 1 en 2 en aldus aan het oog wordt onttrokken. Houder 17 is daarbij op een vergelijkbare wijze als houder 5 30 opgenomen in de knoop 5 van de stropdas. De lengte verborgen stof 19 en lus 16 sluiten ter plaatse van ritssluiter 18 naadloos op elkaar aan. Daarnaast toont figuur 5 nog een ritssluiting 20 waar ritssluiter 18 deel 1027719- 8 van uitmaakt. Ritssluiting 20 strekt zich in figuur 5 in gesloten toestand uit over een deel van de lengte van de lengte verborgen stof 19 en in open toestand over een deel van de lengte van beide lushelften 16aD 16b.

5 Figuur 6 toont houder 17 meer in detail. Houder 17 betreft een spuitgietproduct uit één stuk met een opening 18 aan de bovenzijde ervan en een opening 19 aan de onderzijde ervan. Houder 17 heeft, in hoofdzaak de vorm van een gelijkzijdige driehoek waarbij in punt 20 van deze driehoeksvorm aan de binnenzijde van de voorplaat 21 gelegen 10 tegenover de achterplaat 22 die zich overigens niet helemaal tot in de punt van de driehoeksvorm uitstrekt8 een kamer 23 is voorzien. In deze kamer 23 is volgens pijl 24 ritssluiter 18 schuifbaar, meer specifiek de achtersamenvoegwang 25 daarvan. Vanwege de opsluiting van de achtersamenvoegwang 25 in kamer 23 zal ritssluiter 18 kamer 23 niet 15 passeren indien een drager neerwaarts aan de lengte verborgen stof 19 trekt teneinde lus 16 kleiner te maken. Achtersamenvoegwang 25 is via een niet nader getoond brugdeel verbonden met voorsamenvoegwang 26 waaraan scharnierend borglip 27 is verbonden op een wijze die algemeen bekend is bij ritssi uiters. Indien deze borglip 27 zich evenwijdig aan de lengte 20 verborgen stof 19 uitstrekt, zoals is weergegeven in figuur 5, wordt voorkomen dat lus 16 in grootte kan worden versteld. Door het zwenken van borglip 27 in de toestand waarbij deze zich loodrecht op de lengte verborgen stof 19 uitstrekt, is een dergelijke verstelling van lus 16 wel mogelijk.

25 De achtersamenvoegwang 25 is in ieder geval in de richting van de hals van de drager langer dan voorsamenvoegwang 26. In deze extra lengte is een gat 28 aangebracht dat zich in lijn bevindt met gat 29 in voorplaat 21 van houder 17 Indien de achtersamenvoegwang 25 is opgesloten in kamer 23. Middels borgpen 30, die zich uitstrekt door gaten 28 en 29, 30 bevindt een betrouwbare borgring van de achtersamenvoegwang 25 in kamer 23 plaats.

10?7?:P'

Claims (13)

1. Stropdas in toegepaste toestand omvattende een knoop, een lus zich vanaf de bovenzijde van de knoop uitstrekkend en nauw 5 aansluitend om de hals van een drager van de stropdas, een lengte zichtstof die zich vanaf de knoop neerwaarts langs het bovenlichaam van de drager uitstrekt en aan de onderzijde een vrij uiteinde heeft, en een lengte verborgen stof die zich achter de lengte zichtstof eveneens vanaf de knoop neerwaarts langs het bovenlichaam van de drager uitstrekt en aan 10 de onderzijde een vrij uiteinde heeft, met het kenmerk, dat de lus en de lengte verborgen stof een geheel vormen, los van het resterend deel van de stropdas, waarbij het geheel is voorzien van een rits met twee door een samenvoegorgaan samenvoegbare en losneembare ritslangsranden en dat het samenvoegorgaan is voorzien ter plaatse van de knoop dusdanig dat een 15 deel van de ritslangsranden onder de knoop is samengevoegd en deel uitmaakt van de lengte verborgen stof en dat het resterend deel van de ritslangsranden boven de knoop los is van elkaar en respectievelijk deel uitmaakt van twee lusdelen die aan de achterzijde van de nek van de drager samenkomen om de lus te vormen.

2. Stropdas volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het samenvoegorgaan binnen de knoop is opgenomen.

3. Stropdas volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een houder is voorzien voor het houden van het samenvoegorgaan.

4. Stropdas volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 25 houder is voorzien van een kamer waarin het samenvoegorgaan of althans een deel daarvan, ten minste in neerwaartse richting is opgesloten.

5. Stropdas volgens conclusies 3 of 4, met het kenmerk, dat een borglichaam is voorzien dat zich uitstrekt door in lijn met elkaar gepositioneerde borgdoorgangen in het samenvoegorgaan en de houder. 30 6. Stropdas volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het samenvoegorgaan twee onderling verbonden parallelle samenvoegwangen heeft waarvan er één, bij voorkeur in de richting van de lus, verder uitsteekt dan de ander, waarbij de borgdoorgang aanwezig is in het uitstekende deel van de ene samenvoegwang. 1027719= 7o Stropdas volgens één van de voorgaande conclusies» met het kenmerk» dat aan een samenvoegwang van het samenvoegorgaan scharnierbaar een trek-stop-orgaan is verbonden.

8. Stropdas volgens conclusie 6 en volgens conclusie 7» met 5 het kenmerk» dat het trek-stop-orgaan scharnierbaar is verbonden niet de andere samenvoegwang dan de samenvoegwang waarin de borgdoorgang aanwezig is.

9. Stropdas volgens conclusie 7 of 8» met het kenmerk» dat hef trek-stop-orgaan aan de naar hef bovenlichaam van de drager gekeerde 10 zijde van de stropdas is voorzien.

10. Stropdas volgens één van de conclusies 3 tot en met 9» met het kenmerk» dat de houder in hoofdzaak V-vormig is.

11. Stropdas volgens één van de conclusies 3 tof en met 10» met hef kenmerk» dat de houder twee met elkaar verbonden houderdelen omvat 15 waartussen hef samenvoegorgaan is opgenomen.

12. Stropdas volgens conclusie 11» met hef kenmerk» daf de houderdelen middels een klikverbinding met elkaar zijn verbonden. °

13. Stropdas volgens één van de voorgaande conclusies» met het kenmerk» dat de twee lusdelen vrije uiteinden hebben die losmaakbaar met 20 elkaar zijn verbonden.

14. Stropdas volgens conclusie 13» met het kenmerk» dat de vrije uiteinden van de lusdelen met behulp van klittenband met elkaar zijn verbonden.

15. Stropdas volgens één van de voorgaande conclusies» met het 25 kenmerk» dat de breedte van het materiaal van de lengte verborgen stof twee maal zo groot is als de breedte van het materiaal van de lus. 1027719-