NL1027331C2 - Ophanginrichting voor het ophangen van een object, zoals lamp. - Google Patents

Description

Titel: Ophanginrichting voor het ophangen van een object, zoals lamp.

De uitvinding heeft betrekking op een ophanginrichting voor het ophangen van een object, zoals een lamp, omvattende een bevestigingslichaam dat bevestigbaar is aan 5 een plafond, een stang die draaibaar is verbonden met het bevestigingslichaam om een draaihartlijn die zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting van de stang uitstrekt, alsmede een draagorgaan voor het dragen van de lamp, welk draagorgaan op een afstand van die draaihartlijn is aangebracht aan de stang.

Een ophanginrichting voor het ophangen van een lamp is bekend. Daarbij is de 10 lamp aangebracht aan het ene uiteinde van de stang, die derhalve een uithouder voor de lamp vormt. Het draaipunt van het bevestigingslichaam bevindt zich meestal halverwege de stang. Teneinde het door het gewicht van de lamp uitgeoefende moment te compenseren, omvat de stang aan het van de lamp afgekeerde andere uiteinde daarvan een contra-gewicht. Het contra-gewicht is zodanig, dat de ophanginrichting in 15 evenwicht is.

Tijdens het draaien van de lamp om het draaipunt van het bevestigingslichaam kan de ophanginrichting enigszins instabiel zijn. Een gebruiker die de aan het plafond hangende lamp verstelt, zal een kracht uitoefenen die een verticale component bezit. Deze verticale component tracht de lamp en het contra-gewicht in een vlak door de 20 draaihartlijn te kantelen. Ook tijdens het schoonmaken van de lamp zal de ophanginrichting de neiging ondervinden dwars op de draaihartlijn te zwenken. Hierdoor treden buigspanningen op, die aanleiding kunnen geven tot loszitten van het bevestigingslichaam. De ophanginrichting zal dan enigszins kunnen bewegen ten opzichte van lét plafond.

! 25 Een doel van de uitvinding is een ophanginrichting voor het ophangen van een lamp te verschaffen, die ook na veelvuldig manipuleren van de stang stevig aan het plafond blijft bevestigd.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat een afsteunelement voor het afsteunen tegen het plafond is aangebracht aan een gedeelte van de stang dat zich aan 30 de van het draagorgaan afgekeerde zijde van die draaihartlijn bevindt. Het afsteunelement drukt tegen het plafond, waardoor het plafond een reactiekracht uitoefent op het afsteunelement. Deze reactiekracht volgt de kracht die door de lamp wordt uitgeoefend. Ook tijdens het draaien van de lamp of anderszins manipuleren 1027331 2 daarvan waarborgt het afsteunelement het evenwicht van de ophanginrichting. De ophanginrichting blijft zelfs na veelvuldig manipuleren van de stang stevig aan het

plafond bevestigd. I

Het verdient volgens de uitvinding de voorkeur, dat het in gebruik naar het 5 plafond toegekeerde buitenoppervlak van het afsteunelement in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als het in gebruik naar het plafond gekeerde buitenoppervlak van het bevestigingslichaam. Indien het plafond vlak is, verloopt de stang in dit geval in hoofdzaak evenwijdig aan het plafond.

Het afsteunelement kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. In een 10 uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het afsteunelement een draaiorgaan voor het rijden over het plafond, zoals een loopwiel, dat roteerbaar is om een rotatiehartlijn die in hoofdzaak evenwijdig is aan de langsrichting van de stang. Het loopwiel rijdt tijdens het draaien van de stang over het plafond. Als gevolg hiervan is het risico van beschadiging van het plafond minimaal. Bovendien is het draaien voor een gebruiker 15 soepel en eenvoudig.

In plaats van een draaiorgaan, zoals een loopwiel of bal, kan het afsteunelement ook zijn uitgevoerd als bijvoorbeeld een steunblok of een steunvoet. Door ontwerp van het afsteunelement kan een gewenst uiterlijk van de ophanginrichting worden bereikt.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is de stang in langsrichting daarvan 20 verschuifbaar ten opzichte van het bevestigingsorgaan. Ook kunnen de stang en het draagorgaan verschuifbaar ten opzichte van elkaar zijn.

Het is volgens de uitvinding dus in de eerste plaats mogelijk, dat de stang bij het bevestigingslichaam slechts kan draaien, terwijl het draagorgaan vast is bevestigd aan de stang. In eeft tweede uitvoeringsvorm kan de stang bij het bevestigingslichaam 25 zowel ronddraaien als verschuiven ten opzichte van het bevestigingslichaam, terwijl het draagorgaan ten opzichte van de stang vast is aangebracht. Daarnaast kan volgens de uitvinding de stang bij het bevestigingslichaam slechts draaien terwijl het draagorgaan ten opzichte van de stang verschuifbaar is. In een verder verstelbare uitvoeringsvorm kan de stang bij het bevestigingslichaam ronddraaien en is de stang 30 verschuifbaar zowel ten opzichte van het bevestigingslichaam als het draagorgaan.

Als verschuiving van de stang ten opzichte van het bevestigingslichaam en/of het draagorgaan mogelijk is, zal het moment dat het gewicht van de lamp uitoefent variabel zijn. De momentarm verschilt immers in verschillende standen van de lamp. Bij de 1027331 3 bekende ophanginrichting zou hiervoor telkens een aangepast contra-gewicht nodig zijn. Doordat de ophanginrichting volgens de uitvinding echter een afsteunelement heeft dat afsteunt tegen het plafond, blijft het evenwicht steeds gewaarborgd. Het afsteunelement maakt een uitgebreide verstelbaarheid van de ophanginrichting 5 mogelijk zonder aanpassing van de ophanginrichting.

Door deze verstelbaarheid kan de lamp een relatief groot verlichtingsgebied bezitten. Na een verplaatsing van meubels moet de bekende ophanginrichting vaak op een aangepaste locatie aan het plafond worden bevestigd. Hierdoor blijven ongebruikte boorgaten in het plafond achter, wat esthetisch ongewenst is. Doordat de lamp van de 10 ophanginrichting volgens de uitvinding een relatief groot gebied kan bestrijken, kunnen de verplaatste meubels veelal nog steeds voldoende worden verlicht Bij een verplaatsing van te verlichten meubels, zoals een tafel, kan de aan het plafond bevestigde lamp met de ophanginrichting volgens de uitvinding eenvoudig naar de gewenste positie worden versteld.

15 Teneinde het verlichtingsbereik van de ophanginrichting verder te vergroten kan een draagstang zijn aangebracht aan het draagorgaan, welke draagstang ten minste een lamp omvat. Ook kan aan weerszijden van de draagstang telkens ten minste een lamp zijn aangebracht, zodat de verlichtingscapaciteit toeneemt.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is die draagstang draaibaar 20 verbonden met het draagorgaan om een draaihartlijn die zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting van de draagstang uitstrekt. Op deze manier kan de ophanginrichting zelfs met verdere nauwkeurigheid worden gepositioneerd.

Het is daarbij mogelijk, dat elke lamp aan de draagstang door middel van een schuifelement Verschuifbaar is ten opzichte van de draagstang. Bij voorkeur omvat het 25 schuifelement twee plaatdelen die onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, waarbij een van de plaatdelen is voorzien van een opening waarin de draagstang is opgenomen. Onder invloed van het gewicht van de lamp wordt het schuifelement door schrankwerking tegen verschuiven geblokkeerd. Hierdoor kan de lamp niet onbedoeld van de draagstang af bewegen.

30 Volgens de uitvinding kan de stang in dwarsdoorsnede rechthoekig of ovaal zijn.

Deze vormen of een andere geschikte profielvorm verschaft een hoge buigstijfheid, die gunstig is in geval van een zware lamp.

1027331 ---------- ---- — -^-——— 4

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de lamp een halogeenlamp, waarbij de stang een elektrisch geleidende omtrekswand en een elektrisch geleidende kern heeft, waarbij de omtrekswand en de kem elektrisch van elkaar zijn geïsoleerd, en waarbij de omtrekswand en de kem zijn verbonden met de 5 halogeenlamp voor de voeding daarvan. Halogeenverlichting wordt gevoed met een lage spanning, die meestal 12 V is. Deze spanning maakt een veilige elektrische geleiding door de onderdelen van de ophanginrichting mogelijk^ zodat snoeren naar de lampen overbodig zijn. Dit geeft de ophanginrichting een bijzonder strak uiterlijk.

De ophanginrichting volgens de uitvinding zal thans bij wijze van voorbeeld 10 nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont: figuur 1 een aanzicht in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van een ophanginrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een aanzicht in dwarsdoorsnede van detail Π in figuur 1; ! | figuur 3 een aanzicht in dwarsdoorsnede van detail ΙΠ in figuur 1; i 15 figuur 4 een aanzicht in dwarsdoorsnede van detail IV in figuur 1; j figuur 5 een aanzicht in perspectief van een tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.

De ophanginrichting volgens de uitvinding is in figuur 1 in zijn geheel aangeduid met 1. De ophanginrichting 1 omvat een bevestigingslichaam 2, dat is voorzien van een 20 bevestigingsplaat 3 voor het bevestigen aan een plafond. Het bevestigingslichaam 2 heeft verder een ophangorgaan 5, dat draaibaar is verbonden met de bevestigingsplaat 3 om een draaihartlijn 7. De draaihartlijn 7 strekt zich in hoofdzaak loodrecht op het plafond uit.

De beve&igmgsplaat 3 heeft aan de naar het plafond toegekeerde zijde een 25 uitsparing, waarin de kop van een bout 6 verzonken is aangebracht. De steel van de bout 6 heeft bij voorkeur onder de kop daarvan een glad gedeelte. Het uiteinde van de steel is voorzien van uitwendige schroefdraad, waarmee de bout 6 is bevestigd aan het ophangorgaan 5. Tijdens het draaien van het ophangorgaan 5 draait de bout 6 mee in de uitsparing.

30 Het ophangorgaan 5 bezit verder een doorgaande zijdelingse opening 11, waarin een stang 9 verschuifbaar is opgenomen (zie figuur 2). Vanaf het van het plafond afgekeerde kopeind 12 van het ophangorgaan 5 is een axiaal gat 14 aangebracht, dat uitmondt in die opening 11. Het axiale gat 14 is voorzien van inwendige schroefdraad, 1027331 5 die overeenkomt met de uitwendige schroefdraad van een bout 15. Door het aandraaien van de bout 15 wordt de stang 9 vastgeklemd. De verschuiving van de stang is dan geblokkeerd.

Op de stang 9 is tevens een draagorgaan 17 geschoven. Het draagorgaan 17 5 omvat twee draagstukken 18,19, die roteerbaar ten opzichte van elkaar zijn om een rotatiehartlijn 20. Het eerste draagstuk 18 bezit een doorgaande zijdelingse opening 21, waarin de stang 9 verschuifbaar is opgenomen (zie figuur 3). Het eerste draagstuk 18 heeft aan een naar het plafond toegekeerd kopeind 22 een axiaal gat 24, dat uitmondt in de opening 21. Het axiale gat 24 is voorzien van inwendige schroefdraad, die 10 overeenkomt met de uitwendige schroefdraad van een bout 25. De bout 25 grijpt na het aandraaien daarvan aan op de stang 9, die hierdoor wordt vastgeklemd.

In het verlengde van het axiale gat 24 bezit het eerste draagstuk 18 aan de van het kopeind 22 afgekeerde zijde van de opening 21 een verder axiaal gat 27. Het axiale gat 27 heeft een gedeelte met een versmalde diameter 29, waardoor een schouder 30 is 15 gevormd. Het gedeelte 29 loopt door in in het tweede draagstuk 19, waar een inwendige schroefdraad is voorzien.

In het axiale gat 27 bevindt zich een bout 31, die met de houtkop daarvan aanligt tegen de schouder 30. Onder de boutkop is de steel van de bout 31 bij voorkeur glad, terwijl het eindgedeelte van de steel is voorzien van uitwendige schroefdraad die 20 samenwerkt met de inwendige schroefdraad van het gedeelte 29. De boutkop en het gladde gedeelte van de steel van de bout 30 kunnen draaien in het axiale gat 27. Hierdoor is het tweede draagstuk 19 draaibaar ten opzichte van het eerste draagstuk 18.

Het tweede draagstuk 19 heeft een doorgaande zijdelingse opening 35, waarin een draagstang 37 is opgenomen. Deze draagstang 37 is dus draaibaar ten opzichte van 25 de stang 9 om de rotatiehartlijn 20. Aan de draagstang 37 is aan weerszijden van die rotatiehartlijn 20 telkens een lamp 40 opgehangen. Hiervoor is elke lamp 40 met een respectievelijk eindloos ophangkoord 41 bevestigd aan een oog 45 van een schuifelement 43.

Het schuifelement 43 omvat twee plaatdelen 47,48 die onder een hoek ten 30 opzichte van elkaar zijn gebogen. In het plaatdeel 47 bevindt zich een opening 49 waardoor de draagstang 37 is aangebracht. De diameter van de opening 49 is zodanig, dat een schrankwerking is bereikt.

1 0 27 3 31 6

Dit betekent dat onder invloed van het gewicht van de lamp 40 de binnenrand van de opening 49 tegen de buitenwand van de draagstang 37 wordt gekanteld. Hierdoor zijn de opening 49 en de draagstang 37 tegen elkaar gedrukt, zodat onbedoeld verschuiven onmogelijk is. Door het enigszins optillen van het schuifelement 43 komt 5 de opening 49 in het dwarsdoorsnedevlak van de draagstang 37 te liggen. In deze stand is het schuifelement 43 verschuifbaar ten opzichte van de draagstang 37.

Het gewicht van de lampen 40 veroorzaakt een kantelmoment om het bevestigingslichaam 2, zoals aangegeven met pijl A. Teneinde dit kantelmoment te compenseren bezit de stang 9 aan het van de lampen 40 afgekeerde eind een 10 afsteunelement 50 voor het afsteunen tegen het plafond. Het afsteunelement 50 drukt tegen het plafond, waardoor het plafond een reactiekracht uitoefent op de stang 9. Hierdoor is de ophanginrichting 1 in evenwicht.

De ophanginrichting 1 met het afsteunelement 50 is bijzonder stevig en duurzaam. Tijdens het manipuleren van de lampen 40, bijvoorbeeld het draaien om de 15 draaihartlijn 7 of het schoonmaken van de lampen 40, treden in de praktijk altijd verticale krachtscomponenten op. Het afsteunelement 50 voorkomt dat het bevestigingslichaam 2 van de ophanginrichting 1 daarbij wordt “losgewrikt“ van het plafond.

Het afsteunelement 50 maakt bovendien een veelzijdige verstelbaarheid mogelijk. 20 Door het verstellen van de ophanginrichting 1, d.w.z., het verschuiven van de stang 9 ten opzichte van het ophangorgaan 5, het verschuiven van het draagorgaan 17 ten opzichte van de stang 9, alsmede het draaien van de draagstang 37 om de rotatiehartlijn 20, eventueel in combinatie met het verschuiven van de lampen 40 over de draagstang 37, verandert hêt kantelmoment volgens pijl A dat het gewicht van de lampen 40 25 uitoefent De afstand tot het bevestigingslichaam 2 is immers telkens verschillend.

Het contra-gewicht van de bekende draaibare ophanginrichting is slechts geschikt voor een enkele momentarm. Afgezien van een draaibeweging is deze bekende ophanginrichting daarom niet verstelbaar. Daarentegen blijft het evenwicht van de ophanginrichting 1 volgens de uitvinding gewaarborgd ongeacht het door de lampen 40 30 uitgeoefende kantelmoment omdat het tegengestelde moment wordt geleverd door een reactiekracht.

Het afsteunelement kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als een blokje of pootje (niet weergegeven). Bij voorkeur omvat het afsteunelement 1027331 7 echter een draaiorgaan voor het rijden over het plafond. In figuur 1 is het afsteunelement 50 gevormd als een loopwiel 51, dat draaibaar is om een rotatiehartlijn die in hoofdzaak samenvalt met de langsrichting van de stang 9. Het is echter ook mogelijk, dat de stang 9 een dwars uitstekend deel bezit, waaraan het loopwiel 51 is 5 aangebracht. De rotatiehartlijn van het loopwiel 51 verloopt dan evenwijdig aan de stang 9 op afstand daarvan (niet weergegeven).

De buitenomtrek van het loopwiel 51 is voorzien van een rubberen ring. Het naar het plafond toegekeerde buitenoppervlak van die rubberen ring ligt in hoofdzaak gelijk met het tegen het plafond bevestigde oppervlak van het bevestigingslichaam 2. Bij een 10 vlak horizontaal plafond verloopt de stang 9 eveneens in hoofdzaak horizontaal.

Tijdens het draaien van de ophanginrichting 1 om de draaihartlijn 7 rijdt het loopwiel 50 over het plafond. De rubberen ring verhindert dat het plafond daarbij wordt beschadigd.

Figuur 5 toont een tweede uitvoeringsvorm van de ophanginrichting volgens de 15 uitvinding, waarin dezelfde onderdelen zijn aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. De in figuur 5 getoonde ophanginrichting 1 heeft slechts een lamp 40 die verschuifbaar is ten opzichte van de stang 9. Hiervoor is bijvoorbeeld ook een draagorgaan zoals een in figuur 4 weergegeven schuifelement 43 geschikt (niet getoond). Verder is het afsteunelement 50 gevormd als een bol die over het plafond 20 rijdt. De rotatiehartlijn van de bol valt in hoofdzaak samen met de langsrichting van de stang 9.

Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet is beperkt tot de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. In een niet weergegeven bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is dê lamp 40 een halogeenlamp, waarvan de voeding een lage spanning 25 heeft. De stang heeft in deze uitvoeringsvorm een elektrisch geleidende omtrekswand en een elektrisch geleidende kern, die elektrisch van elkaar geïsoleerd zijn. De omtrekswand en de kern zijn verder elk elektrisch verbonden met de halogeenlamp. Derhalve vormen de omtrekswand en de kem een elektrisch voedingscircuit, zodat afzonderlijke snoeren naar de lampen overbodig zijn.

30 Verder zijn vanzelfsprekend verschillende alternatieve beweegbare verbindingen tussen de onderdelen van de ophanginrichting mogelijk, waarmee het draaien en verschuiven van die onderdelen ten opzichte van elkaar kan worden bereikt.

1027331 8

In het bovenstaande is slechts bij wijze van voorbeeld aangegeven dat de ophanginrichting volgens de uitvinding is bestemd voor het ophangen van een of meer lampen. De ophanginrichting volgens de uitvinding is tevens geschikt voor elk op te hangen object, zoals een plant of een televisie. Daarbij verschaft de ophanginrichting 5 volgens de uitvinding dezelfde voordelen, zoals de uitgebreide verstelbaarheid van het desbetreffende object.

Ook is het mogelijk om bijvoorbeeld een tafelblad door middel van de ophanginrichting volgens de uitvinding op te hangen aan het plafond. De ophanginrichting volgens de uitvinding kan hiervoor verdere onderdelen bezitten, zoals 10 een tweede draagstang die verschuifbaar is over de stang of verdere draagstangen die verschuifbaar zijn over de met de stang verbonden draagstang.

i i 1 027331

Claims (12)

1. Ophanginrichting (1) voor het ophangen van een object, zoals een lamp (40), omvattende een bevestigingslichaam (2) dat bevestigbaar is aan een plafond, een stang 5 (9) die draaibaar is verbonden met het bevestigingslichaam (2) om een draaihartlijn (7) die zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting van de stang (9) uitstrekt, alsmede een draagorgaan (17) voor het dragen van de lamp (40), welk draagorgaan (17) op een afstand van die draaihartlijn (7) is aangebracht aan de stang (9), met het kenmerk, dat een afsteunelement (S0) voor het afsteunen tegen het plafond is aangebracht aan een 10 gedeelte van de stang (9) dat zich aan de van het draagorgaan (17) afgekeerde zijde van die draaihartlijn (7) bevindt.

2. Ophanginrichting volgens conclusie 1, waarbij het in gebruik naar het plafond toegekeerde buitenoppervlak van het afsteunelement (50) in hoofdzaak in hetzelfde 15 vlak ligt als het in gebruik naar het plafond gekeerde buitenoppervlak van het bevestigingslichaam (2).

3. Ophanginrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het afsteunelement (50) een draaiorgaan voor het rijden over het plafond omvat, zoals een loopwiel (51), dat 20 roteerbaar is om een rotatiehartlijn die in hoofdzaak evenwijdig is aan de langsrichting van de stang (9).

4. Ophanginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stang (9) in langsrichting daarvan verschuifbaar is ten opzichte van het bevestigingslichaam (2). 25

5. Ophanginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stang (9) en het draagorgaan (17) verschuifbaar ten opzichte van elkaar zijn.

6. Ophanginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een 30 draagstang (37) is aangebracht aan het draagorgaan (17), welke draagstang (37) ten minste een object (40) omvat. ___ 1027331

7. Ophanginrichting volgens conclusie 6, waarbij aan weerszijden van de diaagstang (37) telkens ten minste een object (40) is aangebracht.

8. Ophanginrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij de draagstang (37) draaibaar 5 is verbonden met het draagorgaan (17) om een draaiharüijn (20) die zich in hoofdzaak dwars op de langsrichting van de draagstang (37) uitstrekt.

9. Ophanginrichting volgens een van de conclusies 6-8, waarbij elke lamp (40) door middel van een schuifelement (43) verschuifbaar is ten opzichte van de draagstang 10 (37).

10. Ophanginrichting volgens conclusie 9, waarbij het schuifelement (43) twee plaatdelen (47,48) omvat die onder een hoek ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, waarbij een van de plaatdelen (47,48) is voorzien van een opening (49) waarin de 15 draagstang (37) is opgenomen.

11. Ophanginrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stang (9) in dwarsdoorsnede rechthoekig of ovaal is.

12. Ophanginrichting volgens conclusie 11, waarbij de lamp (40) een halogeenlamp omvat, en waarbij de stang (9) een elektrisch geleidende omtrekswand en een elektrisch geleidende kem heeft, waarbij de omtrekswand en de kem elektrisch van elkaar zijn geïsoleerd, en waarbij de omtrekswand en de kem zijn verbonden met de halogeenlamp voor de voeding daarvan. 1027331