NL1026219C2 - Inrichting en werkwijze voor het besproeien van de binnenzijde van een kasdek. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het besproeien van de binnenzijde van een kasdek.

j

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting van het besproeien van de binnenzijde van een kasdek, omvattende een in een eerste richting verrijdbare 5 wagen, een op die wagen aangebrachte arm en een nabij het einde van die arm aangebracht sproeimondstuk.

Een dergelijke inrichting is in de stand de techniek bekend. Daarbij wordt op een wagen geplaatst in het looppad van een kas een hoge drukspuit geplaatst en wordt de lans daarvan naar het kasdek gericht. De bedienende persoon zal bij het ontmoeten van 10 een hindernis zoals tralieliggers, draadschermen, verlichting en dergelijke, de spuitlans in een andere positie brengen om treffen daarmee te voorkomen en te voorkomen dat bijvoorbeeld de verlichting besproeid wordt Een dergelijke constructie is bekend uit US-A-2612648.

Onder besproeien wordt hier verstaan zowel het onder hoge druk opbrengen van 15 water, alsdan niet voorzien van reinigingsmiddel, als het onder druk opbrengen van water en/ of een bekleding op de binnenzijde van de kas zoals kalk. Ook andere bekledingen of behandelingen kunnen met behulp van besproeiingen uitgevoerd worden.

Dergelijke werkwijze is met een dergelijke inrichting bijzonder omslachtig. Echter is het in de tuinbouw van groot belang dat de lichtinval door een kasdek optimaal is.

20 Geringe vermindering van de lichtinval heeft dadelijk effect op de groeisnelheid van het gewas en de kwaliteit van het geoogste gewas. Daarom wordt vaak tussen twee teelten en in het algemeen een of tweemaal per jaar het binnendek van een kas schoongespoeld.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding het besproeien van de binnenzijde 25 van een kasdek te mechaniseren.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven inrichting verwezenlijkt doordat die arm verschillende ten opzichte van elkaar verplaatsbare armdelen omvat, zodanig aangebracht dat het sproeimondstuk in hoofdzaak verticaal beweegbaar is en vanuit de meest uitgebreide positie van die arm tijdens het eerste deel van de verkorting daarvan, 30 het uiteinde van de arm met het sproeimondstuk in een tweede richting tegenovergesteld aan die eerste richting beweegt

Volgens de onderhavige uitvinding zal bij het ontmoeten van een hindernis door de arm op enigerlei wijze verkorting van de arm plaatsvinden zodat de arm onder de 1026219 1 2 hindernis door kan bewegen. Echter wordt er daarnaar gestreefd de wagen een continue beweging uit te laten voeren. Om dit mogelijk te maken zal het uiteinde van de arm, waarop het sproeimondstuk aangebracht is, ten opzichte van de bewegingsrichting van de wagen iets naar achteren verplaatst worden bij het verkorten van de arm. Op deze 5 wijze wordt voorkomen dat het sproeimondstuk in contact komt met de hindernis. Daardoor kan een verhoudingsgewijs zware wagen een continue alsdan niet geautomatiseerde beweging uitvoeren over de lengte van de kas.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding wordt bij het langer worden van de arm na het passeren van de hindernis het sproeimondstuk in tegenover» 10 gestelde richting terugbewogen, dat wil zeggen het sproeimondstuk beweegt behalve in hoofdzaak verticale richting eveneens ten opzichte van de bewegingsrichting van de wagen naar voren. Daardoor kan gewaarborgd worden dat het gehele oppervlak van het betreffende kasdek aan de besproeiingsbehandeling onderworpen wordt en de afstand van het ingetrokken zijn zo korte mogelijk is.

15 De verticale beweging van de arm kan op enigerlei uit de stand techniek bekende wijze uitgevoerd worden. Hetzelfde geldt voor de teruggaande beweging van het vrije uiteinde van de arm waarop het sproeimondstuk bevestigt is. Zo is het mogelijk de arm een telescoperende beweging uit te laten voeren voor het vergroten/ het verkleinen van de lengte daarvan. De “achterwaartse “ beweging kan met behulp van een kantelschar-20 nier verwezenlijkt worden.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is de arm echter opgebouwd uit een verhoudingsgewijs kort armdeel en een verhoudingsgewijs lang armdeel. Het verhoudingsgewijs korte armdeel is aan een einde daarvan roterend aangedreven met behulp van een motor. Aan het andere einde daarvan is het verhoudings-25 gewijs tweede langere armdeel bevestigd. Andererzijds wordt dat tweede langere arm» deel in een vaste geleiding geleid, die deel uitmaakt van een op de wagen van de inrichting aangebracht frame. Zo ontstaat een soort kruk-drijfstangmechanisme. Het vrije einde van “drijfstang” is voorzien van het sproeimondstuk. Door het op passende wijze positioneren van de geleiding kan in combinatie met de op en neergaande beweging 30 van het tweede armdeel het naar beneden en naar voren daarvan bewegen verkregen worden.

1026219 3

Bovendien is het mogelijk dat de aim een zijdelingse beweging uitvoert evenwijdig aan de rotatieas. Daardoor kan met name het schuin oplopende deel van de kap van een kas behandeld worden.

Het waarnemen van de hindernis kan eveneens op enigerlei in de stand der tech-5 niek bekende wijze uitgevoerd worden. Het is mogelijk met behulp van lichtbron/ licht-cel te werken, contractdraden op of een of andere bekende wijze het verkorten van de arm in te zetten en het vervolgens weer verlengen van de arm te bewerkstelligen.

Op een enkele wagen kunnen verscheidene armen achter elkaar of naast elkaar aangebracht worden. Dit is afhankelijk van de gewenste sproeihandeling. Eveneens is 10 het mogelijk op elke arm een of meer sproeimondstukken aan te brengen. Deze kunnen stationair aangebracht zijn maar deze kunnen eveneens een roterende of oscillerende beweging uitvoeren. Een bijzondere eenvoudige heen en neergaande beweging kan verwezenlijkt worden bij de hier boven beschrevene constructie met twee armdelen, indien het tweede armdeel met enige speling in de geleiding opgenomen is en binnen 1S die speling een heen en neergaande beweging plaatsvindt

De wagen waarop de arm bevestigd is kan uitgevoerd zijn om zich over de vloer van een kas of dergelijke te verplaatsen. Eveneens kan deze uitgevoerd zijn om zich langs een rail zoals een buisrail of monorail te verplaatsen. Bovendien is een combinatie van beide mogelijk, dat wil zeggen dat de wagen enerzijds opgehangen is aan bij-20 voorbeeld een monorail en anderzijds via een verdere constructie afsteunt op een verdere rail of de bodem van de kas. Beweging van de wagen kan volledig automatiseert uitgevoerd worden.

Eveneens is het mogelijk de wagen aan te brengen op een hoofdwagen waarbij deze hoofdwagen zich in een rijrichting verplaatst en voorzien is in de mogelijkheid dat 25 de wagen zich dwars ten opzichte van de railrichting en ten opzichte van de hoofdwagen verplaatst. Zo kan een breed gebied bestreken worden door het sproeimondstuk.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het besproeien van de binnenzijde van een kasdek, omvattende het verplaatsen van een van sproeimiddelen voorziende wagen, waarbij het sproeimondstuk van die sproeimiddelen op het 30 uiteinde van een op de wagen aangebrachte arm bevestigd is, waarbij de lengte van die arm veranderbaar is en bij het ontmoeten van een hindernis de lengte van die arm verkleind wordt ten einde de hindernis te passeren, waarbij bij het verkleinen van de lengte van die arm het sproeimondstuk in de richting tegengesteld aan de bewegingsrichting 1026219 ·" 4 van die wagen bewogen wordt, alsmede op een werkwijze waarbij die wagen een continue doorgaande beweging uitvoert bij het ontmoeten van hindernissen.

Meer in het bijzonder wordt de werkwijze zodanig uitgevoerd dat bij het vergroten van de lengte van de arm deze verlenging mede de richting overeenkomend met de 5 bewegingsrichting van de wagen omvat

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen

Fig. 1 schematisch een kas waarin de inrichting onderhavende uitvinding aangebracht is; 10 Fig. 2 een zijaanzicht van de constructie getoond in fig. 1;

Fig. 3 de constructie volgens fig. 2 waarbij de inrichting een hindernis nadert;

Fig. 4 de constructie vertoond in fig. 3 met ingeklapte arm;

Fig. 5 de constructie volgens fig. 2 - 4 na het passeren van een hindernis.

15 In de figuren is een kas in het geheel met 1 aangegeven. Deze bestaat uit een aan tal kappen die elk voorzien zijn van een dek 2. De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan de binnenzijde reinigen van een dek. Dit gebeurd met behulp van een inrichting 4. Deze is verplaatsbaar langs een monorail 3 aangebracht Begrepen zal worden dat de inrichting 4 volgens de onderhavige uitvinding op enige andere in de 20 stand der techniek bekende wijze zijn in de kas verplaatst kan worden. De inrichting 4 bestaat uit een frame 6 waaraan wielen 17 bevestigt zijn (zie fig. 2 en verder). Daardoor ontstaat een wagen 5. Op het frame is bovendien een arm 7 aangebracht en aan het einde van de arm 7 zijn sproeimondstukken 8 en 9 aangebracht Deze dienen op verhoudingsgewijs kleine afstand tot het dek 2 gebracht worden. In plaats daarvan kunnen 25 (roterende) borstels met eventueel slappe borstelharen toegepast worden. De betreffende afstand kan afhankelijk van de gebruikte druk en het doel van het besproeien variëren. In ieder geval is deze afstand kleiner dan de afstand tussen het kasdek en een hindernis zoals tralieligger 21. Dit betekent dat de bovenzijde van de arm 7 zich tot de tralieligger 21 uit dient te strekken of daar voorbij.

30 Om een conflict tussen tralieligger 21 en arm 7 te voorkomen is volgens de onderhavige uitvinding arm 7 afgebouwd uit een eerste kort verbindingsarmdeel 11 en een tweede langer daarmee verbonden eindarmdeel 10. Het eerste armdeel II kan roterend aangedreven worden om draaipunt 15 door middel van motor 16. De energie van 1026219 5 motor 16 kan afkomstig zijn uit niet afgebeelde accu's aangebracht op de wagen 5. Het andere einde van het eerste armdeel 11 is voorzien van een schanier 13 voor scharnierende verbinding van het tweede armdeel 10. Het frame 6 is voorzien van een geleiding 14 voor geleiding van het tweede armdeel 10. Door de rotatie van motor 16 zal de eer-5 ste arm 11 eveneens een roterende beweging uitvoeren en zal scharnier 13 als een krukpen van een krukas verplaatst worden. Tweede armdeel 10 is vergelijkbaar met een drijfstang die vervolgens een op en neergaande beweging uitvoert. Omdat echter geleiding 14 zich op afstand bevindt van het vrije einde van arm 10, waar de sproeiers 8 en 9 aangebracht zijn, zal bij het roteren van de motor 16 het vrije einde van de tweede arm 10 10 eveneens een horizontale verplaatsing uitvoeren. Deze kan verhoudingsgewijs be perkt zijn.

In het voorbeeld getoond in fig. 2 en 3 beweegt de wagen volgens pijl 12 naar links. Daarbij wordt de eerder genoemde tralieligger 21 ontmoet en door het links omdraaien van motor 16 zal het vrije uiteinde van het tweede armdeel 10 in de richting 15 van pijl 18 bewegen. Daardoor zal uiteindelijk de in fig. 4 getoonde ingeklapte toestand ontstaan waarbij de sproeiers 8 en 9 juist onder hindernis 21 door kunnen bewegen.

Daardoor wordt schade aan de sproeimondstukken 8 en 9 voorkomen. Bovendien is het op deze wijze mogelijk dat tijdens het inklappen van arm 7, dat wil zeggen bij het verkorten van de lengte daarvan, de wagen 5 ongehinderd verder kan bewegen. Dat wil 20 zeggen, het is niet noodzakelijk om bij het waarnemen van een hindernis 21 de beweging van wagen 5 in de richting van pijl 12 te onderbreken.

Het waarnemen van een hindernis kan op enigerlei in de stand de techniek bekende wijze verwezenlijkt worden. In de tekening zijn samenwerkende sensoren 19 en 20 getoond. Daartussen kan bijvoorbeeld een spandraad aangebracht zijn of deze kun-25 nen een detectiecel en een lichtbron omvatten.

Op de wagen is een hoge drukspuit 22 aangebracht die op enigerlei voorstelbare wijze met de sproeimondstukken 8 en 9 verbonden is. Eventueel kan op de wagen een reservoir aangebracht zijn of kan of een of andere wijze water toegevoerd worden. De wagen kan bijvoorbeeld voorzien zijn van een niet nader afgebeelde haspel 30 In fig. 5 is de retourbeweging van het tweede armdeel 10 getoond na het passeren ! van een hindernis 21. Het blijkt dat na het eerst afleggen van een verticale verplaatsing beweging tegengesteld aan de richting van pijl 18 plaats vindt zodat de sproeimond-stukken zoveel mogelijk optimaal gepositioneerd worden ten opzichte van de stand die 1026219 i 6 deze hadden voor het intrekken voor die hindernis 21. Daardoor kan voorkomen wor° den dat het deel van het kasdek boven hindernis 21 niet aan een behandeling onderworpen wordt De motor 16 draait normaliter steeds in een richting. Bij het einde van een kap/dek is terugdraaien mogelijk.

5 Na het lezen van de bovenstaande beschrijving zullen bij degene bekwaam in de stand der techniek dadelijk varianten opkomen die voor de hand liggend zijn en die liggen binnen bereik van de bijgaande conclusies.

1026219

Claims (14)

1. Inrichting (4) van het besproeien van de binnenzijde van een kasdek (2), omvattende een in een eerste richting (12) verrijdbare wagen (5), een op die wagen 5 aangebrachte arm (7) en een nabij het einde van die arm aangebracht sproei- mondstuk (8,9), met het kenmerk, dat die arm (7) verschillende ten opzichte van elkaar verplaatsbare armdelen (10,11) omvat, zodanig aangebracht dat het sproeimondstuk (8,9) in hoofdzaak verticaal beweegbaar is en vanuit de meest uitgebreide positie van die arm tijdens het eerste deel van de verkorting daar* 10 van, het uiteinde van de arm met het sproeimondstuk in een tweede richting (18) tegenovergesteld aan die eerste richting beweegt

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die armdelen zodanig aangebracht zijn, dat bij het naar de meest uitgebreide positie bewegen van die arm tijdens het 15 laatste deel van de verlenging daarvan, het uiteinde van de arm met het sproei mondstuk in de eerste richting bewogen wordt

3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een aan die wagen bevestigd frame (6), een eerste kort armdeel (11), dat roteerbaar is om 20 een in hoofdzaak horizontale eerste as (15) loodrecht op die eerste richting (12), waarvan een eerste einde met dat frame verbonden is, een tweede lang armdeel (16) dat met een eerste einde roteerbaar om een tweede as evenwijdig met die eerste as met het tweede einde van het eerste armdeel verbonden is, en een met dat frame verbonden geleiding (14) voor dat tweede armdeel uitgevoerd om dat 25 tweede armdeel tussen het eerste en tweede einde aan te grijpen.

4. Inrichting volgens conclusie 3 omvattende een rotatiemotor (16) verbonden met het eerste einde van dat eerste armdeel

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een armdeel voor zien is van sensormiddelen (19,20) voor het waarnemen van een hindernis. 1026219 δ

6. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij middelen aanwezig zijn om aan het sproeimondstuk een roterende en/ of oscillerende beweging op te leggen.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die wagen verscheidene armen omdat

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die wagen uitgevoerd is voor ophanging aan een rail (3). 10

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die wagen van loopwielen (17) voorzien is.

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat sproeimond- 15 stuk een reinigingssproeimondstuk omvat.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat sproeimondstuk een mondstuk voor het opbrengen van een bekleding omvat

12. Werkwijze van het besproeien van de binnenzijde van een kasdek, omvattende het verplaatsen van een van sproeimiddelen voorziende wagen, waarbij het sproeimondstuk van die sproeimiddelen op het uiteinde van een op de wagen aangebrachte arm bevestigd is, waarbij de lengte van die arm veranderbaar is en bij het ontmoeten van een hindernis de lengte van die arm verkleind wordt ten 25 einde de hindernis te passeren, waarbij bij het verkleinen van de lengte van die arm het sproeimondstuk in de richting tegen gesteld aan de bewegingsrichting van die wagen bewogen wordt.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij bij het verlengen van de lengte van 30 die arm het sproeimondstuk in een richting evenwijdig aan de bewe gingsrichting van die wagen bewogen wordt. 102 6219 !|H

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij die wagen een continue door-gaande beweging uitvoert bij het ontmoeten van hindernissen. 5 1026219"