NL1025995C2 - Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product. - Google Patents

Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product. Download PDF

Info

Publication number
NL1025995C2
NL1025995C2 NL1025995A NL1025995A NL1025995C2 NL 1025995 C2 NL1025995 C2 NL 1025995C2 NL 1025995 A NL1025995 A NL 1025995A NL 1025995 A NL1025995 A NL 1025995A NL 1025995 C2 NL1025995 C2 NL 1025995C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
product
marinade
additive
application
products
Prior art date
Application number
NL1025995A
Other languages
English (en)
Inventor
Adrianus Josephes V Nieuwelaar
Maurice Eduardus Theo Esbroeck
Andries Johan Martijn Kuijpers
Original Assignee
Stork Pmt
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL1025995A priority Critical patent/NL1025995C2/nl
Application filed by Stork Pmt filed Critical Stork Pmt
Priority to DK05733947T priority patent/DK1737300T3/da
Priority to DE602005027130T priority patent/DE602005027130D1/de
Priority to PCT/NL2005/000270 priority patent/WO2005102063A2/en
Priority to DK08075223.1T priority patent/DK1938692T3/da
Priority to DE602005007000T priority patent/DE602005007000D1/de
Priority to ES08075223T priority patent/ES2360908T3/es
Priority to AT08075223T priority patent/ATE502525T1/de
Priority to EP05733947A priority patent/EP1737300B1/en
Priority to EP10177792.8A priority patent/EP2253220B1/en
Priority to ES10177792.8T priority patent/ES2525480T3/es
Priority to EP08075223A priority patent/EP1938692B1/en
Priority to US11/587,146 priority patent/US20070221071A1/en
Priority to AT05733947T priority patent/ATE395832T1/de
Priority to DK10177792.8T priority patent/DK2253220T3/en
Priority to ES05733947T priority patent/ES2307173T3/es
Application granted granted Critical
Publication of NL1025995C2 publication Critical patent/NL1025995C2/nl
Priority to US12/777,121 priority patent/US8528470B2/en
Priority to US13/941,187 priority patent/US8677889B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C21/00Processing poultry
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22BSLAUGHTERING
    • A22B5/00Accessories for use during or after slaughtering
    • A22B5/0064Accessories for use during or after slaughtering for classifying or grading carcasses; for measuring back fat
    • A22B5/007Non-invasive scanning of carcasses, e.g. using image recognition, tomography, X-rays, ultrasound
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C18/00Plants, factories, or the like for processing meat
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C25/00Processing fish ; Curing of fish; Stunning of fish by electric current; Investigating fish by optical means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23BPRESERVING, e.g. BY CANNING, MEAT, FISH, EGGS, FRUIT, VEGETABLES, EDIBLE SEEDS; CHEMICAL RIPENING OF FRUIT OR VEGETABLES; THE PRESERVED, RIPENED, OR CANNED PRODUCTS
    • A23B4/00General methods for preserving meat, sausages, fish or fish products
    • A23B4/10Coating with a protective layer; Compositions or apparatus therefor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23BPRESERVING, e.g. BY CANNING, MEAT, FISH, EGGS, FRUIT, VEGETABLES, EDIBLE SEEDS; CHEMICAL RIPENING OF FRUIT OR VEGETABLES; THE PRESERVED, RIPENED, OR CANNED PRODUCTS
    • A23B4/00General methods for preserving meat, sausages, fish or fish products
    • A23B4/26Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor
    • A23B4/28Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor by injection of liquids
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23BPRESERVING, e.g. BY CANNING, MEAT, FISH, EGGS, FRUIT, VEGETABLES, EDIBLE SEEDS; CHEMICAL RIPENING OF FRUIT OR VEGETABLES; THE PRESERVED, RIPENED, OR CANNED PRODUCTS
    • A23B4/00General methods for preserving meat, sausages, fish or fish products
    • A23B4/26Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor
    • A23B4/28Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor by injection of liquids
    • A23B4/285Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor by injection of liquids with inorganic salts
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23BPRESERVING, e.g. BY CANNING, MEAT, FISH, EGGS, FRUIT, VEGETABLES, EDIBLE SEEDS; CHEMICAL RIPENING OF FRUIT OR VEGETABLES; THE PRESERVED, RIPENED, OR CANNED PRODUCTS
    • A23B4/00General methods for preserving meat, sausages, fish or fish products
    • A23B4/26Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor
    • A23B4/30Apparatus for preserving using liquids ; Methods therefor by spraying of liquids
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23BPRESERVING, e.g. BY CANNING, MEAT, FISH, EGGS, FRUIT, VEGETABLES, EDIBLE SEEDS; CHEMICAL RIPENING OF FRUIT OR VEGETABLES; THE PRESERVED, RIPENED, OR CANNED PRODUCTS
    • A23B4/00General methods for preserving meat, sausages, fish or fish products
    • A23B4/32Apparatus for preserving using solids
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23PSHAPING OR WORKING OF FOODSTUFFS, NOT FULLY COVERED BY A SINGLE OTHER SUBCLASS
    • A23P20/00Coating of foodstuffs; Coatings therefor; Making laminated, multi-layered, stuffed or hollow foodstuffs
    • A23P20/10Coating with edible coatings, e.g. with oils or fats
    • A23P20/15Apparatus or processes for coating with liquid or semi-liquid products
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A23FOODS OR FOODSTUFFS; TREATMENT THEREOF, NOT COVERED BY OTHER CLASSES
    • A23PSHAPING OR WORKING OF FOODSTUFFS, NOT FULLY COVERED BY A SINGLE OTHER SUBCLASS
    • A23P20/00Coating of foodstuffs; Coatings therefor; Making laminated, multi-layered, stuffed or hollow foodstuffs
    • A23P20/10Coating with edible coatings, e.g. with oils or fats
    • A23P20/15Apparatus or processes for coating with liquid or semi-liquid products
    • A23P20/18Apparatus or processes for coating with liquid or semi-liquid products by spray-coating, fluidised-bed coating or coating by casting

Description

«
P27058NL00/IWO
Korte aanduiding: Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product.
Een eerste aspect van de uitvinding heeft betrekking op het behandelen van een voor de mgn.selijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals bijvoorbeeld geslacht gevogelte of delen daarvan, bij welke behandeling een additief op ten minste 5 een deel van het product wordt aangebracht.
Uit de stand van de techniek zijn installaties bekend voor het slachten en verwerken van gevogelte, waarbij een groot aantal te slachten vogels in een slachtlijn worden geplaatst en vervolgens worden gedood en opgedeeld in delen.
10 Het is bekend deze installaties te voorzien van een waarnemingsstation waar elk gevogelte, voorafgaand aan de opdeling in delen, wordt onderworpen aan een visuele waarneming. Sommige waarnemingssystemen beschouwen daarbij het gevogelte in zijn geheel en bepalen op basis van die waarneming een kwaliteitsstatus van het 15 gevogelte te bepalen, op basis waarvan wordt beslist wat er met het gevogelte moet gebeuren. Meer verfijnde waarnemingssystemen zijn reeds in staat deelgebieden van het gevogelte waar te nemen en aan elk deelgebied een bepaalde kwaliteitsstatus toe te kennen. Zo is het bekend verkleuringen, velbeschadigingen, en andere defecten waar te 20 nemen.
Bij uit de stand van de techniek bekende slachtinstallaties worden gevogeltedelen met bepaalde visueel waarneembare defecten uitgeworpen. Deze gevogeltedelen worden dan vaak in een batchproces gemarineerd, meestal in een tumbler, zodat de defecten door de 25 marinade minder zichtbaar worden.
Tegenwoordig is echter een toenemende vraag naar gemarineerde gevogelteproducten, zodat het niet langer volstaat om gemarineerde producten als een "reststroom" te behandelen. Met name is een verdere optimalisatie van de productiewijze wenselijk om aan 30 de vraag te kunnen voldoen, de beoogde kwaliteit te kunnen leveren en natuurlijk de kostprijs aantrekkelijk te maken.
1025ββ&Γ)' β.
- 2 -ν
De onderhavige uitvinding beoogt hiertoe voorstellen te doen voor een verbeterde werkwijze en bijbehorende apparatuur.
Het eerste aspect van de uitvinding voorziet in een werkwijze voor het behandelen van een voor de menselijke consumptie 5 geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals bijvoorbeeld geslacht gevogelte of delen daarvan, bij welke werkwijze: - een groot aantal producten achtereenvolgens, eventueel in groepen, worden toegevoerd aan een waarnemingsstation; en - elk product in het waarnemingsstation wordt onderworpen aan een 10 waarneming, bij voorkeur een visuele waarneming, zodanig dat bijvoorbeeld een visueel waarneembaar defect aan het betreffende product wordt gedetecteerd.
Deze werkwijze is gekenmerkt doordat: - vervolgens op basis van de visuele waarneming wordt bepaald of het 15 betreffende product aan een bepaalde additiefapplicatiebehandeling dient te worden onderworpen, - welke aan een additiefapplicatiebehandeling te onderwerpen producten achtereenvolgens worden toegevoerd aan een additief-applicatiestation, waar de producten achtereenvolgens aan een 20 additiefapplicatiebehandeling worden onderworpen en een additief op ten minste een deel van de buitenzijde van elk product of in elk product wordt aangebracht.
Met andere woorden voorziet de uitvinding er dus in dat op basis van de waarneming van een bepaald product wordt vastgesteld of 25 dat bepaalde product aan een bepaalde additiefapplicatiebehandeling moet worden onderworpen, in plaats van het product min of meer af te keuren en alle afgekeurde producten uit te werpen waarna vervolgens voor de batch uitgeworpen producten eventueel wordt gekozen voor een additiefapplicatiebehandeling.
30 Het eerste aspect van de uitvinding voorziet er verder in dat geen "batch" producten worden gemaakt om te onderwerpen aan de additiefapplicatiebehandeling, maar dat de producten achtereenvolgens worden toegevoerd aan het additiefapplicatiestation en daar achtereenvolgens worden behandeld. Bovendien wordt zo een stroom achter-35 eenvolgende met additief behandelde producten verkregen, hetgeen voordelig is voor navolgende installaties, zoals bijvoorbeeld een verpakkingsinstallatie.
1025995“ % - 3 - %
Zoals eerder genoemd zijn bekende slachtinstallaties voor gevogelte al voorzien van waarnemingsstations voorzien van waarnemingsapparatuur, meestal een camera met bijbehorende beeldverwerkingsmiddelen, zodat de werkwijze met voordeel kan worden 5 gerealiseerd door de bekende slachtinstallatie te voorzien van een additiefapplicatiestation.
In een mogelijke uitvoeringsvorm wordt na het opbrengen van het additief in een controlestation een visuele controle verricht van de uitgevoerde additiefopbrenging. Daarbij kan bijvoorbeeld worden 10 gecontroleerd of een visueel defect wel in voldoende mate aan het oog wordt onttrokken door het additief of anders worden besloten tot afkeuring van het product/ dan wel tot een herhaling van de additief-opbrenging.
Bij voorkeur is het controlestation ingericht voor het 15 uitvoeren van verschillende visuele controles, waarbij de visuele controle van een bepaald product dan wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product voorafgaand aan de additiefopbrenging.
Als voorbeeld is hier te noemen dat bij de eerdere visuele 20 waarneming op een bepaalde locatie van het product een visueel waarneembaar defect was geconstateerd, waarbij bij de controle met name de additiefopbrengst op die locatie wordt gecontroleerd.
Onder meerdere visuele controles kan dus onder meer worden verstaan een specifiek op een bepaalde locatie gerichte controle en/of op een 25 bepaald, eerder vastgesteld defect gerichte controle. Bij dat laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een afstemming van de controle op het feit of eerder een blauwverkleuring of een roodverkleuring was geconstateerd van een gevogelte(deel).
In een praktisch voordelige uitvoering is erin voorzien dat 30 de producten langs het waarnemingsstation worden getransporteerd middels een eerste transporteur, die is voorzien van een afzonderlijke drager voor product of groep van producten, waarbij bij het additiefapplicatiestation een tweede transporteur behoort met een voor elk product of groep van producten afzonderlijke drager, waarbij 35 tussen de eerste en tweede transporteur een overbrengstation is voorzien, waarbij verder gebruik wordt gemaakt van geheugenmiddelèn zodanig dat van elk product gedragen door de tweede transporteur het 1025995" - 4 - resultaat van de visuele waarneming verricht in het waarnemingsstation bekend is.
De hiervoor beschreven uitvoering maakt het mogelijk aan een bestaande slachtinstallatie een additiefapplicatielijn toe te 5 voegen met een eigen transporteur, waarbij het overbrengstation (waarvan geschikte uitvoeringen in dit vakgebied algemeen bekend zijn) het overbrengen van een gevogelte(deel) naar de additiefapplicatielijn realiseert. Daarbij blijft de informatie verkregen bij de eerdere waarneming voor elk in de additiefapplicatielijn 10 ingebracht product bekend, zodat daarvan gebruik kan worden gemaakt bij de uitvoering en optimalisatie van de additiefapplicatie.
In een slachtinstallatie ondergaat het gevogelte in de regel een of meer opdeelbehandelingen, waarbij een product wordt opgedeeld in delen. De additiefbehandeling kan zich uitstrekken over 15 elk van die delen, maar bij voorkeur worden specifieke delen, zoals bijvoorbeeld de filet, poten en dergelijke behandeld.
In een voordelige, en bij slachtinstallaties reeds toegepaste uitvoering, vindt de visuele waarneming plaats voorafgaand aan de een of meer opdeelbehandelingen.
20 In een voordelige uitvoering is de additiefapplicatie- inrichting ingericht voor het uitvoeren van verschillende additief-applicatiebehandelingen, waarbij de behandeling van een bepaald product wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
25 Bijvoorbeeld is de hoeveelheid op te brengen additief variabel, en wordt de hoeveelheid op een bepaald product op te brengen additief afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
Als ander voorbeeld kan worden genoemd dat de locatie van het 30 opbrengen van het additief op een product variabel is, waarbij de op een bepaald product op te brengen additief wordt gericht op een of meer bepaalde locaties, die worden gekozen op basis van de eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
In een voordelige uitvoering behoort bij het additief-35 applicatiestation een applicatieinrichting, door welke applicatie-inrichting op een afstand van het product additief wordt afgegeven, welk additief door de lucht naar het product beweegt en ten minste ten dele op het product terecht komt.
1025995” - 5 -
Bij voorkeur is er daarbij in voorzien dat niet op het product terecht gekomen additief wordt opgevangen en wordt teruggevoerd naar de applicatieinrichting.
In een mogelijke uitvoering ondergaat het teruggevoerde 5 additief een opwerkingsbehandeling voordat het additief opnieuw wordt afgegeven.
Een tweede aspect van de onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van marinade op of in een voor de menselijke consumptie geschikt product, 10 in het bijzonder een vleesproduct zoals bijvoorbeeld geslacht gevogelte of delen daarvan.
Dit de stand van de techniek zijn verschillende manieren voor het aanbrengen van marinade op of in een voor de menselijke consumptie geschikt product bekend. In WO 00/32051 worden diverse 15 methoden voor het opspuiten van marinade beschreven. Dit blijkt in de praktijk niet altijd tevredenstellend.
Het tweede aspect van de onderhavige uitvinding beoogt een alternatieve methode voor het aanbrengen van marinade te verschaffen.
Bij de werkwijze volgens het tweede aspect van de 20 uitvinding wordt de marinade voorafgaand aan het aanbrengen verwarmd. Door de verwarming is de marinade beter verwerkbaar en zijn andere marinadesamenstellingen verwerkbaar dan tot op heden.
Het tweede aspect van de uitvinding verschaft tevens een inrichting die verwarmingsmiddelen en applicatiemiddelen voor de 25 marinade omvat. De marinade wordt hierbij eerst langs de verwarmingsmiddelen gevoerd, en vervolgens, langs een bij voorkeur verwarmd pad, naar de applicatiemiddelen. Bij voorkeur wordt tussen de 0,5 en 4 gewichtsS als percentage van het productgewicht marinade aangebracht.
30 Volgens een eerste uitvoeringsvorm omvatten de verwarmings middelen een smeltinrichting. Een smeltinrichting kan vaste marinade vloeibaar maken. Met voordeel kan aan de verwarmingsmiddelen marinade worden toegevoerd die in een vaste toestand wordt aangeleverd. Dit kunnen bijvoorbeeld mengsels van specerijen en vetten zijn, die tot 35 vaste staven of blokken zijn geperst, of die in poedervorm worden aangeleverd. Ook kan de marinade voorafgaand aan de toevoer naar dè verwarmingsmiddelen gemengd worden met een vloeibare substantie, zoals bijvoorbeeld olie. Het is mogelijk dat delen van de marinade in \025995“ - 6 - vaste toestand niet smelten; belangrijk is in dat geval dat de massa als geheel visceus is.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt de marinade verwarmd of gesmolten door deze in contact brengen met een verwarmde 5 wand. Bijvoorbeeld wordt deze wand met behulp van water verwarmd. Met voordeel wordt de marinade langs de wand voortgestuwd, zodat de marinade de temperatuur van de wand aanneemt en behoudt. Voor smeltbare marinades is het belangrijk dat de temperatuur van de te verwerken marinade zich tussen de smelttemperatuur en de degradatie-10 temperatuur bevindt. Wanneer de marinade afkoelt, bijvoorbeeld doordat deze zich te ver van de verwarmde wand bevindt, kan stolling plaatsvinden waardoor de marinade niet meer te verwerken is. Te hoge temperaturen moeten ook vermeden worden omdat bestanddelen van de marinade dan kunnen ontleden of degraderen. Dit is in het bijzonder 15 van belang wanneer er ook wrijvingswarmte ontstaat.
Met voordeel creëren de voortstuwingsmiddelen kamers waarin de marinade zich langs één of meer verwarmde wanden voortbeweegt. Hierdoor kan marinade batchgewijs kan worden afgevoerd. Een voordeel van deze kamers is dat nauwkeurig vooraf doseren van poeder niet 20 noodzakelijk is. De voortstuwingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld een rotor zijn. De snelheid van de voortstuwingsmiddelen is bij voorkeur instelbaar, om de te smelten massa per tijdseenheid en de te bereiken gewenste temperatuur in te kunnen stellen. Bij voorkeur is ook de afstand tussen de voortstuwingsmiddelen en de verwarmde wand 25 instelbaar zodat de marinade bij voorkeur in een dunne laag smelt, zonder dat te veel wrijvingswarmte ontstaat of deeltjes vastklemmen tussen de wand en de voortstuwingsmiddelen. Bij voorkeur bedraagt de afstand tussen de 0,5 en 2,0 millimeter, afhankelijk van de marinade.
In een andere uitvoeringsvorm kan de verwarming van de 30 marinade plaatsvinden door de marinade in contact te brengen met een verwarmd gas. Dit gas kan dan tevens dienst doen als hulpmiddel voor de verdere verwerking van de marinade, bijvoorbeeld bij het opspuiten.
Met voordeel is de marinade-inhoud van de gehele 35 inrichting, en in het bijzonder na de plaats van verwarming klein, zoals bijvoorbeeld de eerdergenoemde kamers, zodat ook het verlies aan marinade bij het stopzetten van het aanbrengproces klein is. Bijvoorbeeld bedraagt de tijd dat de verwarmde marinade zich in de 1025995" - 7 - inrichting bevindt vanaf het smelten tot het aanbrengen ten hoogste 20 minuten.
In een uitvoeringsvorm is het gehele pad waarlangs de verwarmde marinade naar de applicatiemiddelen beweegt verwarmd. Dit 5 zijn dus bijvoorbeeld leidingen, slangen, koppelstukken en dergelijke. De slangen kunnen bijvoorbeeld elektrisch verwarmde slangen zijn. Bij voorkeur worden zo min mogelijk koppelstukken gebruikt om, wanneer het aanbrengen van de marinade wordt stopgezet, problemen met stollende marinade te voorkomen. Bij voorkeur zijn alle 10 overgangen in het pad geleidelijk, zodat het achterblijven van vaste delen van de marinade wordt voorkomen; Met meer voordeel is het pad zodanig ingericht dat bij het stopzetten van het proces het pad voor een groot gedeelte automatisch leegloopt. Hierdoor kan onder meer uitzakking in de slangen worden voorkomen.
15 Met voordeel is een (bijvoorbeeld elektrisch) verwarmde buffer tussen de verwarmingsmiddelen en de applicatiemiddelen aanwezig. Hierin kan reeds gesmolten marinade worden opgeslagen, en overtollige marinade naar worden teruggevoerd. Op dit laatste wordt hieronder nog teruggekomen. De inhoud van de buffer is bij voorkeur 20 minimaal, bijvoorbeeld tussen de 100 ml en 5 liter. Bij voorkeur zijn in deze buffer agitatiemiddelen aanwezig om ertoe bij te dragen dat de temperatuur van de marinade tussen de smelttemperatuur en de decompositietemperatuur blijft. Bij voorkeur is het debiet van de buffer instelbaar zodat de aanvoer van marinade naar de applicatiè-25 middelen te regelen is.
Met voordeel is tussen de verwarmingsmiddelen en de applicatiemiddelen een pomp geplaatst voor het voortbewegen van de vloeibare marinade. Bij voorkeur is deze pomp een slangenpomp.
Bij voorkeur zijn de applicatiemiddelen verwarmd.
30 In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de applicatiemiddelen voor het aanbrengen van de verwarmde marinade injecteermiddelen. Deze methode is voordelig wanneer bijvoorbeeld een smaakeffect van de marinade gewenst is, maar ongewenst is dat het uiterlijk van het product veel verandert.
35 In een andere uitvoeringsvorm vindt het aanbrengen van de marinade plaats doordat de marinade op een verdeelorgaan, zoals bijvoorbeeld een kwast, een borstel of een sponsachtig medium, wordt 1025995" - 8 -<φ gebracht. Het verdeelorgaan wordt in contact met het product gebracht om zo de marinade over te brengen.
In een voordelige uitvoeringsvorm vindt het aanbrengen van de marinade plaats met behulp van een spuitproces. De spuitmiddelen 5 omvatten ten minste een opening, die zich bij voorkeur in een spuitkop bevindt. De diameter van de spuitopening is bij voorkeur 1-15 millimeter/ met bijzondere voorkeur tussen de 5 en 10 millimeter.
Door een opening van een dergelijke grootte kunnen ook grotere, niet smeltbare bestanddelen worden verspoten. Hierbij valt te denken aan 10 paprikadeeltjes, peperdeeltjes etc. De spuitkop kan statisch of beweegbaar worden opgesteld.
Met voordeel wordt de marinade verspoten met behulp van een onder druk staand gas, bijvoorbeeld lucht. De menging van het gas en de marinade kan in een mengkamer in de spuitkop plaatsvinden, maar 15 ook buiten de spuitopening. Met voordeel is het gas verwarmd om stolling van de marinade voordat deze het product bereikt te voorkomen.
Met voordeel worden de applicatiemiddelen voor het aanbrengen van verwarmde marinade toegepast in een inrichting voor 20 het verwerken van grote hoeveelheden producten. Bij voorkeur kan het aanbrengen van marinade in een continu proces plaatsvinden. In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de producten middels transportmiddelen achtereenvolgens in groepen of elk afzonderlijk voorbij de applicatiemiddelen gebracht. In een variant zijn de producten 25 voorafgaand aan de applicatie van marinade gekoeld.
Wanneer de applicatiemiddelen bijvoorbeeld een spuit-inrichting betreffen, kunnen met voordeel afschermmiddelen worden aangebracht tussen het product een deel van de transportmiddelen zodat ten minste een deel van de transportmiddelen afgeschermd is 30 tijdens het aanbrengproces. Wanneer de transportmiddelen bijvoorbeeld dragers zijn kan een afdichting worden aangebracht op het smalste gedeelte van de drager. Met meer voordeel kunnen ook afschermmiddelen achter het product, gezien vanuit de applicatierichting, of rondom het product en de spuitmiddelen worden aangebracht. Zodoende wordt 35 voorkomen dat de marinadecomponenten zich door de omgeving (lucht, dragers, andere oppervlakken) verspreiden. Een dergelijke afgeschermde (maar niet afgesloten) ruimte kan in een uitvoeringsvorm verwarmd 1025995" - 9 - zijn om het stollingsproces van de op het product aangebrachte marinade te sturen.
Met voordeel zijn de afscherinmiddelen verwarmd zodat de marinade die hierop terechtkomt warm en vloeibaar blijft. Hierdoor 5 kan de marinade worden verwijderd en/of wegstromen en worden opgevangen, bijvoorbeeld in een onder de afscherinmiddelen geplaatste opvangeenheid.
Met meer voordeel wordt op de afscherinmiddelen terechtgekomen marinade gerecirculeerd, zodat de marinade kan worden 10 hergebruikt. Dit kan bijvoorbeeld door het opvangen en laten stollen van marinade, die later opnieuw aan de inrichting kan worden toegevoerd. Ook kan recirculatie van nog vloeibare opgevangen marinade plaatsvinden naar een buffer die tussen de smelteenheid en de applicatiemiddelen is geplaatst. Met voordeel wordt deze 15 gerecirculeerde marinade gezeefd, om te voorkomen dat delen die de procesvoortgang verstoren, bijvoorbeeld veertjes, vezeltjes of losgekomen stukken product, in de aan te brengen marinade terechtkomen .
In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de inrichting 20 volgens de uitvinding een luchtafvoerinstallatie om vervuiling van de omgeving en ophoping van marinade in de installatie te voorkomen.
Deze luchtafvoerinstallatie kan van een luchtreinigingsinstallatie zoals een filter zijn voorzien voor het filteren van de lucht. Zo wordt de marinade van de lucht gescheiden. De invoer van een 25 dergelijke afvoerinstallatie kan zich onder meer in de afgeschermde ruimte waarin het aanbrengen van de marinade plaatsvindt bevinden. Door het creëren van onderdruk in de afgeschermde ruimte kan de lucht worden afgezogen. Ook op andere plaatsen waar aroma's kunnen ontsnappen, bijvoorbeeld vanuit de buffer, kan in een luchtafvoer-30 installatie zijn voorzien. Bij voorkeur is het filter een verwarmd centrifugaalfilter.
Met voordeel maakt de inrichting voor het aanbrengen van marinade deel uit van een productielijn voor vleesproducten, waarin eerst de te marineren producten worden ingevoerd, bijvoorbeeld met de 35 hand. In een voorkeursuitvoering worden de producten bevestigd aan dragers door middel waarvan de producten getransporteerd worden. Om een zo groot mogelijk oppervlak van het vlees te marineren is het 1025995“ ♦ - 10 - belangrijk dat het raakvlak tussen de drager en het product zo klein mogelijk is.
Na het invoeren wordt het product eventueel aan een voorbehandeling onderworpen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van 5 meel op het product. Na de inrichting volgens de uitvinding volgt dan een product-loseenheid, waarna de producten verpakt kunnen worden. De transportinrichting wordt vervolgens gereinigd waarna weer nieuwe producten kunnen worden ingehangen.
Met voordeel maken één of meer inrichtingen volgens de 10 uitvinding deel uit van een intelligent systeem, waarbij, afhankelijk van de vraag, een bepaalde hoeveelheid product van de ene marinade, en een andere hoeveelheid product, of een ander deel van het product, van een ander type marinade wordt voorzien. Ook kunnen de producten eerst langs een camera worden getransporteerd, waarna een selectie 15 kan worden gemaakt van de te marineren producten.
Een derde aspect van de onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het elektrostatisch aanbrengen van additiefdeeltjes, zoals garneringsblaadjes of bemelingsproducten, op een voor dé menselijke consumptie geschikt 20 product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals geslacht gevogelte of delen daarvan.
Een bekende inrichting van dit type omvat een oplaad-elektrode, additieftoevoermiddelen voor het aan de oplaadelektrode toevoeren van additiefdeeltjes en middelen voor het opwekken van een 25 elektrisch veld tussen de elektrode en het product, dat een van de elektrode afwijkende lading heeft.
Uit de stand van de techniek zijn verschillende manieren voor het elektrostatisch aanbrengen van additiefdeeltjes op een voor de menselijke consumptie geschikt product bekend. In WO00/32051 30 worden diverse methoden voor het elektrostatisch opbrengen van additieven omschreven, in het bijzonder door elektrostatisch spuiten. Hierbij is de oplaadelektrode uitgevoerd als nozzle, waardoorheen de marinade met behulp van een gas wordt gespoten. Deze methode is niet tevredenstellend gebleken voor het aanbrengen van additiefdeeltjes 35 zoals garneringsblaadjes. WO9302573 omschrijft een additief- aanbrenginrichting waarbij de additiefdeeltjes een elektrisch veld passeren waardoor geladen additiefdeeltjes op het product terecht- 1 025995-1 - 11 - komen. Ook deze inrichting blijkt in de praktijk niet tevredenstellend.
Het derde aspect van de onderhavige uitvinding beoogt een alternatieve methode voor het elektrostatisch aanbrengen van 5 additiefdeeltjes te verschaffen.
Bij de werkwijze volgens het derde aspect van de uitvinding worden de additiefdeeltjes op de oplaadelektrode gedeponeerd. De oplaadelektrode is als draagvlak ingericht. Op de elektrode wordt een lading aangebracht, terwijl het product geaard wordt of een van de 10 elektrode afwijkende lading op het product wordt aangebracht. Bijvoorbeeld worden de producten met elektrisch geleidende transportmiddelen verbonden die geaard zijn. Ten gevolge van het zo ontstane elektrisch veld verlaten de op of nabij de oplaadelektrode opgeladen additiefdeeltjes het draagvlak en springen ze over naar het 15 product, dat zich op een afstand vanaf de elektrode bevindt.
Het derde aspect van de uitvinding verschaft tevens een inrichting die additieftoevoermiddelen omvat die additiefdeeltjes toevoeren naar een oplaadelektrode, die is uitgevoerd als draagvlak. Tevens zijn er middelen om een elektrisch veld op te wekken, zodanig, 20 dat de additiefdeeltjes het draagvlak verlaten en overspringen naar het product, dat zich op een afstand van de elektrode bevindt.
Volgens een eerste uitvoeringsvorm wordt de elektrostatische inrichting toegepast in een inrichting voor het verwerken van grote hoeveelheden producten. Bij voorkeur vindt het aanbrengen 25 van additiefdeeltjes in een continu proces plaats. In een voorkeursuitvoeringsvorm worden de producten middels transportmiddelen achtereenvolgens in groepen of elk afzonderlijk in een transportbaan voorbij de additiefdeeltjes-aanbrenginrichting gebracht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn meerdere oplaad-30 elektrodes aanwezig, bijvoorbeeld voor de boven- en de onderzijde van het product.
Bij voorkeur is de oplaadelektrode langwerpig uitgevoerd, en strekt de elektrode zich langs de transportbaan van de producten uit. Bij een dergelijke uitvoering kan zowel het aanvoeren van 35 additiefdeeltjes naar de oplaadelektrode als het aanbrengen van de additiefdeeltjes op het product continu plaatsvinden.
In een voordeliger uitvoeringsvorm is de oplaadelektrode van een zodanige lengte, dat meerdere producten zich tegelijk 1025995~ - 12 - tegenover de oplaadelektrode bevinden, zodat de additiefdeeltjes naar meerdere producten tegelijk kunnen overspringen. Dit is mogelijk in de volgende situatie. Als de transportmiddelen van de producten dragers omvatten die zich op een afstand van elkaar bevinden, is de 5 afstand tussen de producten bekend. Wanneer de lengte van de oplaadelektrode groter is dan deze onderlinge afstand zal er altijd meer dan één product zich tegenover de elektrode bevinden.
In een andere voordelige uitvoeringsvorm bewegen de producten voort in hun transportrichting tijdens het overspringen van 10 de additiefdeeltjes. Hierdoor komen de additiefdeeltjes geleidelijk op het product.
In een andere voordelige uitvoeringsvorm zijn de producten positioneerbaar tijdens het overspringen, zodat de garnerings-producten, wanneer de oplaadelektrode slechts aan één zijde van de 15 inrichting is aangebracht, zo veel mogelijk delen van het product kunnen bereiken.
Met voordeel is een voorraadbuffer met additiefdeeltjes aanwezig en doseermiddelen om de hoeveelheid deeltjes die per tijdseenheid naar de producten worden toegevoerd in te stellen, en zo 20 nodig aan te passen aan de hoeveelheid producten en aan de aard van het aan te brengen additief. Als er meerdere elektroden zijn opgesteld kan ook de verdeling per elektrode verschillend worden ingesteld. In een andere voordelige uitvoeringsvorm zijn middelen aanwezig voor het verdelen van het additief, zodat de toevoer aan de 25 elektrode gelijkmatig verdeeld is. De verdeling van de additieven dient zowel gelijkmatig in tijd als in plaats te zijn. Middelen om de dosering en de verdeling in te stellen kunnen bijvoorbeeld een hopper, een roterende schraper of sleuven zijn. Ook kan bijvoorbeeld een trilplaat toegepast worden. Met voordeel is de trilplaat 30 enigszins hellend tussen de uitvoeropening van de voorraadbuffer en de langwerpige oplaadelektrode opgesteld, waarbij de oplaadelektrode aansluit op de rand van de trilplaat, maar enigszins lager dan de trilplaat is opgesteld. Hierdoor zullen de additiefdeeltjes geleidelijk op de oplaadelektrode terechtkomen. Een trilplaat kan 35 worden gebruikt voor het verdelen en gelijkmatig maken van de toevoer van additieven, maar ook voor het losmaken van eventuele klonten additief.
1025995" - 13 -
Met voordeel worden afschermmiddelen aangebracht tussen het product en een deel van de transportmiddelen van de producten, zodat ten minste een deel van de transportmiddelen afgeschermd is tijdens het aanbrengen van de additiefdeeltjes. Met meer voordeel zijn ook 5 afschermmiddelen achter het product, gezien vanuit de aanbreng- richting, of rondom het product aangebracht. Zodoende wordt voorkomen dat de additiefdeeltjes zich door de omgeving verspreiden.
Met voordeel is onder de afschermmiddelen een opvangeenheid geplaatst, om de niet op het product aangebrachte additieven 10 ('overshoot') in op te vangen. Met meer voordeel zijn de afscherm middelen en de opvangeenheid van een isolerend materiaal om lekkage van additieven naar de omgeving te voorkomen. Tevens kunnen er vlakken van geleidend materiaal zijn aangebracht in de door de afschermmiddelen en opvangeenheid ontstane ruimte die de beweging van 15 de additiefdeeltjes kunnen beïnvloeden en zo ontsnapping van materie naar de omgeving voorkomen. In een uitvoeringsvorm zijn beide vlakken geaard. In een andere uitvoeringsvorm is er een spanning aangelegd tussen de vlakken.
Met nog meer voordeel worden de additiefdeeltjes uit de 20 opvangeenheid gerecirculeerd, zodat de deeltjes kunnen worden hergebruikt. Recirculatie kan bijvoorbeeld plaatsvinden naar de trilplaat. Met voordeel wordt deze recirculatiestroom gezeefd, om te voorkomen dat grote delen, bijvoorbeeld losgekomen stukken product, tussen de additiefdeeltjes terechtkomen.
25 De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het aanbrengen van een additief, in het bijzonder een marinade, op een voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals bijvoorbeeld geslacht gevogelte of delen daarvan, waarbij in een additiefopbrengstation additief wordt opgebracht met 30 een applicatieinrichting, door welke applicatieinrichting op een afstand van het product additief wordt afgegeven, welk additief door de lucht naar het product beweegt en ten dele op het product terecht komt, en waarbij niet op het product terecht gekomen additief wordt opgevangen en wordt teruggevoerd naar de applicatieinrichting.
35 Bij voorkeur behoort bij het additiefopbrengstation een transporteur met een voor elk gevogelte of deel daarvan afzonderlijke drager, zodat de producten langs de applicatieinrichting passeren.
]0'2b995~ - 14 -
Bij voorkeur ondergaat het teruggevoerde additief een opwerkingsbehandeling voordat het additief opnieuw wordt afgegeven.
De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: 5
Fig. 1 schèmatisch een slachterij voor het slachten en verwerken van gevogelte voorzien van een additiefapplicatieinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een weergave van een deel van fig. 1 op grotere schaal met 10 daarin de additiefapplicatieinrichting; fig. 3 een voorbeeld van een waarnemingsstation in de slachterij van figuur 1; figs. 4a, b schematisch het toekennen van een kwaliteitsstatus aan een geheel gevogelte, respectievelijk aan specifieke delen van een 15 gevogelte; fig. 5 een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens het 'tweede aspect van de uitvinding; fig. 6 een eerste schematische voorstelling van verwarmingsmiddelen; fig. 7 een tweede schematische voorstelling van verwarmingsmiddelen; 20 fig. 8 een derde schematische voorstelling van verwarmingsmiddelen; fig. 9 een schematische voorstelling van een buffer; fig. 10 een eerste schematische voorstelling van applicatiemiddelen; fig. 11 een tweede schematische voorstelling van applicatiemiddelen; fig. 12 een derde schematische voorstelling van applicatiemiddelen; 25 fig. 13 een vierde schematische voorstelling van applicatiemiddelen; fig. 14 een uitvoeringsvorm van de transportmiddelen; fig. 15 een tweede uitvoeringsvorm van de transportmiddelen; fig. 16 een uitvoeringsvorm van afschermmiddelen ter afscherming van de omgeving; 30 fig. 17 een uitvoeringsvorm van afschermmiddelen ter afscherming van de transportmiddelen; fig. 18 de plaatsing van de inrichting volgens het tweede aspect van de uitvinding in een productielijn; fig. 19 en 20 een uitvoeringsvorm van een inhanginrichting; 35 fig. 21 een aanzicht in perspectief van een inrichting volgens het tweede aspect van de uitvinding; fig. 22 een opengewerkt aanzicht in perspectief van een inrichting volgens het tweede aspect van de uitvinding; 1025995" - 15 - fig. 23 een schets van een mogelijke uitvoeringsvorm van een losinrichting; fig. 24 en 25 uitvoeringsvormen van reinigingsinrichtingen voor de transportmiddelen; 5 fig. 26 een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens het tweede aspect van de uitvinding; fig. 27 nog een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens het tweede aspect van de uitvinding; fig. 28 weer een andere mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting 10 volgens het tweede aspect van de uitvinding; fig. 29 een schematisch overzicht van de inrichting volgens het derde aspect van de uitvinding; fig. 30 een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens het derde aspect van de uitvinding; 15 fig. 31 een detail van een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting; fig* 32 een mogelijke recirculatieinrichting; fig. 33 een andere mogelijke recirculatieinrichting; fig. 34 nog een mogelijke recirculatieinrichting; 20 fig. 35 weer een andere recirculatieinrichting; en fig. 36 in doorsnede een additiefapplicatieinrichting volgens de uitvinding.
Fig. 1 toont schematisch een bedrijf voor het slachten en 25 verwerken van gevogelte, waarbij gevogelte in kratten of dergelijke wordt aangevoerd bij 201 en in een transporteur 202 wordt geplaatst, waarbij voor elk gevogelte een afzonderlijke drager is voorzien. Het gevogelte wordt vervolgens gedood en geprepareerd voor de opdeling van het gevogelte in delen.
30 Het gevogelte passeert voorafgaand aan de opdeling in delen een waarnemingsstation 203, waar elk gevogelte wordt onderworpen aan een waarneming, wij voorkeur een visuele waarneming, zodanig dat bijvoorbeeld een visueel waarneembaar defect aan het betreffende product wordt gedetecteerd.
35 In figuur 3 is een dergelijk waarnemingsstation 203 getoond met een digitale camera 204 en een bijbehorende beeldverwerkings-computer 207. De transporteur 202 heeft een geleidebaan 205 waarlangs de dragers 206 voor elk gevogelte verplaatsbaar zijn. Zoals genoemd 1 025995“ - 16 - is een dergelijk station op zich bekend uit de stand van de techniek en reeds aanwezig in slachterijen.
Bijvoorbeeld wordt met het station 203 een verkleuring van het gevogelte waargenomen. Zoals aangeduid in figuur 4 zijn er 5 waarnemingsstations die in staat zijn aan een geheel gevogelte een kwaliteitsstatus toe te kennen (figuur 4a), bijvoorbeeld kwaliteit A,B of C, maar er zijn ook complexere stations, die aan specifieke delen, bijvoorbeeld poten, vleugels, romp, etc, een kwaliteitsstatus kunnen toekennen (figuur 4b).
10 Het station 203 is gekoppeld met een besturings- en geheugenmiddel 210 van de slachterij, welk besturings- en geheugen-middel 210 op zijn beurt in verbinding staat met een nog toe te lichten additiefapplicatielijn 220 (zie ook figuur 2).
Op basis van de visuele waarneming in station 203 wordt 15 bepaald of het betreffende gevogelte(deel) aan een bepaalde additiefapplicatiebehandeling dient te worden onderworpen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als wordt vastgesteld dat een pootdeel een verkleuring heeft.
In een praktisch voordelige uitvoering is het additief een 20 voor de humane consumptie geschikte stof, bijvoorbeeld een kleur-en/of smaakbeïnvloedende stof, zoals een marinade, bijvoorbeeld een deeltjesvormige marinade.
De additiefapplicatielijn 220 omvat een of meer additief-applicatiestations 221, 224 en een transporteur 222 met een voor elk 25 te behandelen gevogelte(deel) afzonderlijke drager. Tussen de transporteur 222 van de additiefapplicatielijn 220 en de stroom-opwaartse transporteur van de slachtinstallatie is een overbreng-station 230 voorzien, zodat de gevogeltedelen achtereenvolgens worden overgebracht.
30 Bij het overbrengen van de gevogeltedelen bewerkstelligen de geheugenmiddelen 210 dat van elk product gedragen door de transporteur 222 het resultaat van de visuele waarneming verricht in het waarnemingsstation 203 bekend is voor het uitvoeren en/of optimaliseren van de additief applicatie.
35 Bij de additiefapplicatiestations 221, 224 worden de gevogeltedelen achtereenvolgens aan een additiefapplicatiebehandeling onderworpen en wordt een additief op ten minste een deel van de ]025θδ5" - 17 - buitenzijde van elk gevogelte aangebracht. In een variant zou additief in het gevogeltedeel kunnen worden aangebracht.
In een mogelijk uitvoering wordt na het opbrengen van het additief in een controlestation 240 een visuele controle verricht van 5 de uitgevoerde additiefopbrenging. Bijvoorbeeld is het station 240 voorzien van een digitale camera en bijbehorende beeldverwerkings-apparatuur.
Bijvoorbeeld is het controlestation 240, dat hier eveneens is gekoppeld met besturings- en geheugenmiddel 210, ingericht voor 10 het uitvoeren van verschillende visuele controles, waarbij de visuele controle van een bepaald product wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product voorafgaand aan de additiefopbrenging. Bijvoorbeeld is bij de eerdere visuele waarneming in station 203 op een bepaalde locatie van het product een visueel 15 waarneembaar defect geconstateerd, waarbij bij de controle in station 240 met name de additiefopbrengst op die locatie wordt gecontroleerd.
In een mogelijke uitvoering is erin voorzien de additief-applicatieinrichting is ingericht voor het uitvoeren van verschillende additiefapplicatiebehandelingen, waarbij de behandeling van een 20 bepaald product wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product. Bijvoorbeeld is de hoeveelheid op te brengen additief variabel, en wordt de hoeveelheid op een bepaald product op te brengen additief afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
25 Ook zou erin kunnen zijn voorzien dat de locatie van het opbrengen van het additief op een product variabel is, waarbij het op een bepaald product op te brengen additief wordt gericht op een of meer bepaalde locaties, die worden gekozen op basis van de eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
30 Zoals zal blijken uit de navolgende beschrijving kan erin zijn voorzien dat bij een additiefapplicatiestation een applicatie-inrichting behoort, door welke applicatieinrichting op een afstand van het product additief wordt afgegeven, welk additief door de lucht naar het product beweegt en ten minste ten dele op het product 35 terecht komt. Daarbij is het van voordeel indien niet op het product terecht gekomen additief wordt opgevangen en wordt teruggevoerd naar de applicatieinrichting. Eventueel ondergaat het teruggevoerde I025995" - 18 - additief een opwerkingsbehandeling voordat het additief opnieuw wordt afgegeven.
In fig. 5 is schematisch een inrichting voor het aanbrengen van marinade op producten, in het bijzonder vleesproducten, volgens 5 het tweede aspect van de uitvinding getoond.
Links in fig. 5 is de marinade 1 zichtbaar in een voorraadhouder 7. De getoonde opstelling is ingericht voor hef verwerken van poedervormige marinade, bijvoorbeeld mengsels van specerijen en vetten. Marinadetoevoermiddelen 3 voeren de marinade 1 10 naar verwarmingsmiddelen 5. De verwarmingsmiddelen kunnen als smeltinrichting worden uitgevoerd, die in vaste toestand toegevoerde marinade doet smelten. De temperatuur waarop de marinade gebracht wordt moet gecontroleerd worden: bij een te lage temperatuur treedt stolling op en bij een te hoge temperatuur kan segregatie of 15 dergelijke optreden. Bij voorkeur wordt een vet bevattende vaste marinade toegepast welke marinade bij een temperatuur van rond de 55°C smelt en bij een temperatuur van rond de 70°C wordt opgebracht.
De marinadetoevoermiddelen 3 omvatten afgiftemiddelen uit de voorraadhouder 7, waarvan bij voorkeur het debiet instelbaar is.
20 Ook kunnen de marinadetoevoermiddelen 3 zodanig zijn uitgevoerd dat de marinade batchgewijs wordt afgegeven. De marinadetoevoermiddelen 3 kunnen ook een zeef omvatten om de maximale deeltjesgrootte van de poedervormige marinade te beperken. Een mogelijke uitvoeringsvorm van de marinadetoevoermiddelen is een niet weergegeven marinade poeder 25 doseur. Tevens omvatten de marinadetoevoermiddelen 3 één of meer kanalen waardoor of waarlangs de marinade 1 zich verplaatst, zoals bijvoorbeeld buizen.
Via een pad 30 wordt de marinade 1 naar applicatiemiddelen 4 verplaatst. Dit pad 30 omvat één of meer kanalen waardoor of 30 waarlangs de marinade 1 zich kan verplaatsen, zoals bijvoorbeeld slangen. De inrichting volgens de uitvinding is voorzien van verdere verwarmingsmiddelen 17 voor het verwarmen van het pad 30.
In het pad 30 is een pomp 21 opgenomen voor het verpompen van de marinade 1. Bij voorkeur is de pomp een slangenpomp. Ook deze is bij 35 voorkeur verwarmd.
In dit pad 30 is eveneens een buffer 18 opgenomen. De marinade wordt aangebracht op een product 2 dat zich op een afstand van de applicatiemiddelen 4 bevindt.
i U 2 5 9 9 5 “ - 19 -
Oe vleesproducten 2 waarop marinade wordt aangebracht worden voortbewogen middels transportmiddelen 31. Deze transportmiddelen 31 zijn zodanig ingericht dat de producten 2 elk afzonderlijk achter elkaar in een transportbaan 6 de applicatie-5 middelen 4 passeren. In dit voorbeeld hangen de producten 2 elk aan een drager 8 die met de transportbaan 6 is verbonden en die zich op een onderlinge afstand van elkaar bevinden.
Achter het product 2, gezien vanuit de aanbrengrichting, bevindt zich een afschermwand 33 waarop de marinade 1 die niet op het 10 product 2 komt wordt opgevangen. Bij voorkeur is deze afschermwand 33 verwarmd. Onder de producten 2 en onder de afschermwand 33 bevindt zich een opvangeenheid 36 waarin de marinade die niet op het product en niet op de afschermwand 33 terechtkomt wordt opgevangen, en waarnaartoe tevens de marinade 1 die op de afschermwand 33 terecht is 15 gekomen stroomt. De in de opvangeenheid 36 opgevangen marinade wordt in dit voorbeeld teruggevoerd middels een recirculatie-inrichting 37, hier naar de buffer 18 of naar de verwarmingsmiddelen 5. De recirculatie-inrichting 37 omvat hier een zeef 35, geplaatst in de opvangeenheid 36 voordat de marinade 1 de recirculatie-inrichting 37 20 ingaat, om te voorkomen dat grote delen, bijvoorbeeld delen van de vleesproducten, de inrichting blokkeren.
De getoonde inrichting omvat tevens een luchtafvoer-installatie 28, hier geplaatst bij de afschermwand 33 achter het product 2 waarop de marinade 1 wordt gespoten. Bij voorkeur omvat 25 deze luchtafvoerinstallatie 28 een luchtreinigingsinstallatie met een filter voor het opvangen van marinadedruppeltjes of marinadedeeltjes. In het bijzonder is het filter een centrifugaalfilter, dat al dan niet verwarmd is.
In fig. 6-8 zijn schematische voorstellingen van varianten 30 van verwarmingsmiddelen 5 weergegeven. Dergelijke verwarmingsmiddelen 5 kunnen op de plaats van de verwarmingsmiddelen 5 in de installatie getoond in fig. 5 worden opgesteld.
De verwarmingsmiddelen in figs. 6 en 7 omvatten ten minste een verwarmde wand 9 waarmee de marinade 1, aangevoerd middels de 35 marinadetoevoermiddelen 3, in contact komt. Hierdoor warmt de marinade op, of smelt deze. Tevens zijn voortstuwingsmiddelen 11 getoond, die de marinade langs de verwarmde wand 9 doen voortbewegen. De voortstuwingsmiddelen 11 worden aangedreven middels aandrijf- 1025995" - 20 - middelen 16. In figuur 6 zijn deze voortstuwingsmiddelen 11 uitgevoerd als een rotor, die tussen twee verwarmde wanden 9 is opgesteld. Door de voortstuwingsmiddelen 11 ontstaan kamers 12 waarin de marinade zich bevindt, en waardoor de marinade dus batchgewijs 5 wordt voortbewogen en verwarmd.
De verwarmingsmiddelen getoond in fig. 8 omvatten een mengkamer 14 waarin de marinade 1, toegevoerd middels de marinade-toevoermiddelen 3, terechtkomt. Tevens wordt aan deze mengkamer 14 een verwarmd gas toegevoerd middels de gastoevoermiddelen 10. In de 10 mengkamer 14 wordt de marinade 1 opgewarmd, dan wel gesmolten onder invloed van het verwarmde gas. Indien het gas onder druk wordt toegevoerd, is het mogelijk dat de getoonde verwarmingsmiddelen tevens deel uitmaken van de applicatiemiddelen 4, wanneer het aanbrengen middels spuiten plaatsvindt. Hierop wordt later nog 15 teruggekomen.
In alle geschetste gevallen verlaat de verwarmde marinade 1 de verwarmingsmiddelen 5 door een uitlaat 13 naar het pad 30.
In fig. 9 is schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een buffer 18 weergegeven, zoals deze in de inrichting getoond in fig. 5 20 is opgesteld. De buffer 18 omvat bij voorkeur verwarmingsmiddelen, zoals verwarmde wanden, om ervoor zorg te dragen dat de bij de verwarmingsmiddelen 5 verwarmde marinade 1 warm blijft. Voorts omvat de buffer 18 een agitator 19 voor het in beweging houden van de marinade. De marinade 1 komt bij de buffer via het pad 30 en verlaat 25 de buffer ook naar het pad 30. De buffer omvat een uitlaat 20, waarvan bij voorkeur het debiet instelbaar is.
Figs. 10-13 tonen mogelijke uitvoeringsvormen van marinade-applicatiemiddelen 4. Dergelijke applicatiemiddelen kunnen op de plaats van de applicatiemiddelen 4 in de installatie getoond in fig. 30 5 worden opgesteld. De marinade 1 wordt vanaf het pad 30 toegevoerd aan de applicatiemiddelen 4.
In fig. 10 zijn de applicatiemiddelen 4 injecteermiddelen 22 die de marinade 1 in het product 2 kunnen injecteren.
In fig. 11 omvatten de applicatiemiddelen 4 verdeelorganen 35 23 die in contact komen met het product 2 en zo de marinade 1 rechtstreeks op het product 2 kunnen aanbrengen.
De applicatiemiddelen 4 getoond in fig. 12 omvatten spuitmiddelen 24. Deze spuitmiddelen 24 omvatten een spuitopening 25, 1025995" - 21 - met een diameter van tussen de 1 en 15 millimeter/ bij voorkeur tussen de 5 en 10 millimeter. Een dergelijke spuitopening wordt ook wel een nozzle genoemd. De diameter beïnvloedt het uiterlijk van de marinade op het product. Bij een voldoende grote diameter kunnen ook 5 grotere, vaste deeltjes, bijvoorbeeld van 5 mm groot, worden opgespoten. De spuitopening 25 bevindt zich in een spuitkop 26, die al dan niet beweegbaar is opgesteld. Bij voorkeur zijn alle elementen waaruit de spuitmiddelen 24 bestaan verwarmd. De hoeveelheid opgebrachte marinade wordt onder meer door de spuitopening bepaald, 10 de totale hoeveelheid ligt bij voorkeur tussen de 0,5 en 4 gewichts %, als percentage van het productgewicht.
De spuitmiddelen 24 omvatten tevens een gastoevoer 27, waardoor een gasstroom wordt verschaft waarmee de marinade 1 wordt meegevoerd naar het product 2. Dit gas kan lucht zijn. Bij voorkeur 15 zijn er verwarmingsmiddelen aanwezig om ook deze gasstroom te verwarmen. De menging van de gasstroom en de marinade 1 kan plaatsvinden in een mengkamer 29 voor de opening 25, in de spuitkop 26, of vlak na de opening 25, zoals geschetst in fig. 13.
Een bijzondere uitvoeringsvorm was reeds weergegeven in fig. 8, 20 waarbij de mengkamer, daar weergegeven met het cijfer 14, tevens dient als verwarmingsmiddel. De verwarmde gasstroom 10 kan vervolgens de verwarmde marinade 1 meevoeren naar het product 2.
In fig. 14 is een uitvoeringsvorm van de transportmiddelen 31 weergegeven. Hierbij hangen de producten 2 aan dragers 8 die met 25 de transportbaan 6 zijn verbonden. In fig. 14 een uitvoeringsvorm van de transportmiddelen 31 weergegeven waar tussen de dragers 8 en de transportbaan 6 rotatiemiddelen 15 zijn aangebracht. Hierdoor kunnen de producten roteren.
Fig. 15 toont transportmiddelen 31 waarbij de producten 2 30 zich op de transportband 45 bevinden.
Fig. 16 toont een uitvoeringsvorm van afschermmiddelen achter het product 2 die een afgeschermde ruimte 34 vormen. Dit vormt een vollediger afscherming van de omgeving dan de in fig. 5 getoonde afschermwand 33. Hierdoor kan geen marinadenevel zich door de 35 omgeving verspreiden. Voor de duidelijkheid zijn in fig. 16 de applicatiemiddelen 4 niet weergegeven. Evenals de afschermwand 33 uit fig. 5 is ook de wand van de afgeschermde ruimte 34 bij voorkeur 1025995“ - 22 - verwarmd, zodat de marinade 1 ook hier naar een opvangeenheid 36 stroomt en daarvandaan wordt gerecirculeerd.
In fig. 17 is een afscherming 32 tussen het product 2 en een deel van de transportmiddelen 31 van de producten 2 aangebracht, 5 zodanig, dat ten minste een deel van de transportmiddelen 31 afgeschermd is tijdens het aanbrengen van de marinade 1 op het product 2.
Fig. 18 toont de inrichting 41 volgens het tweede aspect van onderhavige uitvinding als onderdeel van een productielijn voor 10 gemarineerde vleesproducten. Rechts in fig. 18 is te zien dat de te marineren producten 2 worden ingevoerd. Vervolgens worden de producten in een inhanginrichting 38 bevestigd aan dragers 8 die verbonden zijn met de transportmiddelen 31. Om een zo groot mogelijk oppervlak van het vlees te marineren is het belangrijk dat het 15 raakvlak tussen de drager en het product zo klein mogelijk is. Figs. 19 en 20 tonen details van een inhanginrichting 38 voor de producten. Een andere mogelijkheid is om de producten met de hand in een transportinstallatie 31 te plaatsen. Na het inhangen wordt het product eventueel aan een voorbehandeling onderworpen, zoals 20 bijvoorbeeld het aanbrengen van meel op het product. Dit kan plaatsvinden middels een inrichting 39 voor het elektrostatisch aanbrengen van additiefdeeltjes volgens het derde aspect van de uitvinding.
Hierna is de inrichting 41 volgens het tweede aspect van de 25 uitvinding geplaatst voor het opspuiten van verwarmde marinade. Te onderscheiden zijn de verwarmingsmiddelen 5, de buffer 18 en de afgeschermde ruimte 34.
Hierna volgt een product-loseenheid 40, waarna de producten verpakt kunnen worden. De transportmiddelen 31 wordt vervolgens 30 gereinigd in een reinigingsinrichting 42 waarna weer nieuwe producten kunnen worden ingehangen.
Fig. 21 toont een aanzicht van de inrichting 41 volgens het tweede aspect van de uitvinding. Zichtbaar zijn de verwarmingsmiddelen 5 waaraan marinade middels de marinadetoevoermiddelen 3 35 wordt toegevoerd. Daarachter is de buffer 18 opgesteld, waarin de agitator 19 zichtbaar is. Tevens is de afgeschermde ruimte 34 getoond, met een niet-zichtbare opvangeenheid, waaruit marinade 1 1025995" - 23 - middels recirculatieraiddelen 37 (wel zichtbaar) naar de buffer 18 wordt teruggevoerd.
Ih fig. 22 is dezelfde inrichting 41 enigszins opengewerkt weergegeven. Van de verwarmingsmiddelen 5 zijn de verwarmde wanden 9, 5 de voortstuwingsmiddelen 11, uitgevoerd als rotor, en de kamers 12 zichtbaar. Ook de buffer 18 met agitator 19 en uitlaten 20 voor de marinade zijn duidelijk te onderscheiden. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn twee applicatiemiddelen 4 getoond, waarbij de spuit-openingen 25 in beweegbare spuitkoppen 26 zijn geplaatst. De 10 producten 2 hangen aan dragers 8 die middels rotatiemiddelen 15 aan de transportbaan 6 zijn bevestigd om zo de transportmiddelen 31 te vormen. De wand van de afgeschermde kamer 34 is zichtbaar met daaronder de opvangeenheid 36 en een deel van de recirculatie-inrichting 37.
15 Fig. 23 toont een schets van een mogelijke uitvoeringsvorm van een geautomatiseerde losinrichting 40 voor de gemarineerde producten 2, waar de producten van de dragers 8 worden verwijderd.
Ook kunnen de producten handmatig uit de lijn worden genomen.
Figs. 24 en 25 tonen uitvoeringsvormen van reinigings-20 inrichtingen 42 voor de transportmiddelen 31. De reinigingsinrichting 42 is verwarmd en kan stromend water 43, bijvoorbeeld in combinatie met borstels 44 omvatten. Hier worden de transportmiddelen 31 zodanig behandeld dat de voortgang van het proces niet verstoord wordt. Op de transportmiddelen 31 terechtgekomen marinade 1 wordt verwijderd, 25 bijvoorbeeld door water 43 met een temperatuur boven de smelttemperatuur van de marinade.
De uitvoeringsvorm getoond in fig. 26 toont twee extra voorraadhouders 7' en 7". Deze kunnen worden gebruikt wanneer de componenten waaruit de marinade moet bestaan apart worden aangeleverd 30 en pas op laatste moment gemengd mogen worden. In deze uitvoeringsvorm wordt het marinadecomponent dat zich in houder 7 bevindt verwarmd in de verwarmingsmiddelen 5. Daarna wordt de marinade 1 toegevoerd aan een buffer 18 met een agitator 19, hier uitgevoerd als cilindervormige buffer met een schroef. Aan deze buffer kunnen ook de 35 additionele elementen uit de houders V en 7" worden toegevoerd, evenals de gerecirculeerde marinade. Deze gerecirculeerde marinade is de marinade die na het aanbrengproces wordt opgevangen. In fig. 26 is zichtbaar dat de marinade langs het pad 30 door een pomp 21 naar de 1025995“ - 24 - applicatiemiddelen 4 wordt gebracht. Dan wordt de marinade op het product 2 dat aan dragers 8 aan een transportbaan 6 hangt aangebracht door middel van een spuitproces. Marinade die niet op het product komt, komt op de verwarmde wand 9 en zakt vanaf daar naar beneden 5 naar de opvangeenheid 36, waarna het naar de buffer 18 beweegt.
De uitvoeringsvorm getoond in fig. 27 omvat een voorraadhouder 7, verwarmingsmiddelen 5 en een elektrisch verwarmde buffer 18. Ook hier kan de op de wand 9 terechtgekomen marinade 1 rechtstreeks via een opvangeenheid 36 naar de buffer 18 bewegen.
10 Fig. 28 toont weer een andere uitvoeringsvorm om de op de wand 9 terechtgekomen marinade 1 rechtstreeks via een opvangeenheid 36 naar de buffer 18 te bewegen. In deze uitvoeringsvorm worden de wand 9 en de buffer 18 indirect door water verwarmd.
Fig. 29 is een schematische weergave van een inrichting 15 volgens de uitvinding voor het elektrostatisch aanbrengen van additiefdeeltjes op een product.
Bij voorkeur zijn de additiefdeeltjes droge, vaste, kleine en lichte deeltjes. Bijvoorbeeld zijn de additiefdeeltjes gedroogde kruiden of specerijen, zoals peterselie en bieslook, of poeders, 20 zoals paprikapoeder en hechtpoeder, of meelproducten zoals bloem en paneermiddel. De additiefdeeltjes zijn in de figuur weergegeven door de stipjes 103.
Het product is een voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals geslacht gevogelte 25 of delen daarvan. Te denken valt aan kippenpoten, kalkoenvleugels en dergelijke. De producten zijn in de figuur aangegeven door het verwijzingscijfer 104.
De producten 104 worden naar de inrichting volgens de uitvinding toegevoerd met behulp van transportmiddelen 106. Deze 30 transportmiddelen 106 zijn hier zodanig ingericht dat de producten 104 elk afzonderlijk achter elkaar in een transportbaan 107 de inrichting volgens de uitvinding passeren. Hiertoe hangen de producten 104 aan dragers 109 die met de transportbaan 107 zijn verbonden en die zich op een afstand van elkaar bevinden. Tussen de 35 dragers 109 en de transportbaan 107 zijn rotatiemiddelen 108 aangebracht. Hierdoor kunnen de producten worden gepositioneerd.
In fig. 29 is tevens een oplaadelektrode 101 weergegeven, op een afstand van het product 104. De additiefdeeltjes 103 worden 1 025995" - 25 - door additieftoevoermiddelen 102 naar de oplaadelektrode 101 toegevoerd. De additieftoevoermiddelen 102 omvatten een voorraad-buffer 110 met een uitvoeropening 111/ doseermiddelen 112, verdeelmiddelen 113 en een trilplaat 114.
- 5 Bij voorkeur zijn de producten volledig ontladen, of zijn ze van een bekende lading voorzien. Ontladen kan door de producten op een goede manier te aarden. Dit kan bijvoorbeeld door het product met een geaarde elektrisch geleidende drager 109 te verbinden. Soms is het apart aarden niet nodig omdat het product slechts een beperkte 10 lading op zal nemen. Ook kan het product juist wel van een lading worden voorzien met middelen voor het opwekken van een elektrisch veld 105a.
De oplaadelektrode 101 wordt eveneens van een lading voorzien met middelen voor het opwekken van een elektrisch veld 105b. 15 Door ervoor te zorgen dat de oplaadelektrode 101 een van het product 104 afwijkende lading heeft wordt een elektrisch veld gecreëerd tussen de oplaadelektrode 101 en het product 104.
Bij de inrichting volgens de uitvinding, zoals weergegeven in figuur 29, is de oplaadelektrode 101 als draagvlak uitgevoerd.
20 Tevens is de oplaadelektrode 101 langwerpig, en strekt deze zich langs de transportbaan 107 van de producten 104 uit. De oplaadelektrode 101 is van een zodanige lengte dat zich meerdere producten 104 tegelijk tegenover de oplaadelektrode 101 bevinden. Dit is het geval omdat de lengte van de oplaadelektrode 101 groter is dan 25 de afstand tussen twee dragers 109.
De additiefdeeltjes 103 worden door additieftoevoermiddelen 102 naar de oplaadelektrode 101 toegevoerd. Op of nabij de oplaadelektrode 101 worden de additiefdeeltjes opgeladen. Als een elektrisch veld tussen de oplaadelektrode 101 en het product 104 30 aanwezig is, zullen de additiefdeeltjes 103 de oplaadelektrode 101 verlaten en overspringen naar het product 104, waarop de deeltjes 103 zullen hechten. In de figuur 29 is dit weergegeven met de pijlen p.
De additieftoevoermiddelen 102 omvatten een voorraadbuffer 110 voor de opslag van de additiefdeeltjes. Hier is de voorraadbuffer 35 enigszins trechtervormig en langwerpig uitgevoerd, evenwijdig aan de oplaadelektrode 101. Onder in de voorraadbuffer 110 is een uitvoeropening 111. In de voorraadbuffer 110 zijn doseermiddelen 112 voor het instellen van de hoeveelheid additiefdeeltjes 103 die de 1025995" - 26 - voorraadbuffer 110 verlaten. Tevens zijn verdeelmiddelen 113 aangebracht voor het spreiden van de additiefdeeltjes 103. Door de buffer 110 trechtervormig uit te voeren kunnen de additiefdeeltjes 103 de buffer 110 gespreid verlaten. Verdere spreiding en dosering 5 geschiedt door een trilplaat 114, die tussen de uitvoeropening 111 van de voorraadbuffer 110 en de langwerpige oplaadelektrode 101 is opgesteld. De oplaadelektrode 101 sluit aan op een rand van de trilplaat 114, maar is iets lager opgesteld.
Achter het product 104, gezien vanuit de richting van de 10 oplaadelektrode 101, zijn afschermmiddelen 116 aangebracht. Tevens is onder de afschermmiddelen 116 en de producten 104 in een opvang-eenheid 118 voorzien. Zowel met de afschermmiddelen 116 als met de opvangeenheid 118 zijn middelen 119 verbonden voor het aanbrengen van een elektrisch veld ertussen. Bij een voldoende groot elektrisch veld 15 tussen de afschermmiddelen 116 en de opvangeenheid 118 zullen op de afschermmiddelen 116 terechtgekomen additiefdeeltjes 103 naar de opvangeenheid 118 overspringen. In de opvangeenheid 118 kunnen ook additiefdeeltjes 103 terechtkomen die noch op het product 104, noch op de afschermmiddelen 116 terechtkomen. De in de opvangeenheid 118 20 opgevangen deeltjes worden met behulp van een recirculatie-inrichting 120 teruggevoerd naar bijvoorbeeld de trilplaat 114 of de oplaadelektrode 101. In de recirculatie-inrichting 120 is een zeef 121 aangebracht om te voorkomen dat te grote delen, zoals losgelaten stukken product, de recirculatie-inrichting 120 blokkeren of het 25 additief-aanbrengproces frustreren.
Naast de in fig. 29 getoonde afschermmiddelen 116 achter het product 104 is het ook mogelijk het product 104 in een geheel of gedeeltelijk afgeschermde ruimte 117 te brengen waar de additiefdeeltjes 103 worden aangebracht, zoals getoond in fig. 30.
30 In fig. 31 zijn afschermmiddelen 115 getoond tussen het product 104 en een deel van de transportmiddelen 107, zodanig, dat een deel van de drager 109, de rotatiemiddelen 108 en de transportbaan 107 zijn afgeschermd tijdens het aanbrengen van de additiefdeeltjes op het product.
35 De inrichting volgens de uitvinding getoond in fig. 32 omvat een voorraadbuffer 110, waarvandaan additiefdeeltjes 103 naar een trilplaat 114 worden gevoerd en vandaar naar een oplaadelektrode 101. De additiefdeeltjes 103 springen vandaar naar het product 104, 1025995“ % - 27 - of komen in de af geschermde ruimte 117 terecht. Op deze afgeschermde ruimte 117 sluit een recirculatieinrichting 120" aan, die additief-deeltjes weer terug naar de voorraadbuffer 110 kan recirculeren met behulp van de pomp 122.
5 Een andere mogelijke recirculatieinrichting is getoond in fig. 33, waar de additiefdeeltjes 103 middels een bekend lucht-injectiesysteem naar het product 104 worden toegevoerd. Ook hier bevindt het product 104 zich in een afgeschermde ruimte 117, waarop een recirculatiesysteem 120', hier voorzien van een 10 schroeftransporteur, aansluit.
De recirculatieinrichting uit fig. 34 bestaat uit een combinatie van een slang 120" en een pomp 122.
De recirculatieinrichting uit fig. 35 omvat een transportband 120'" en een schroef 120'.
15 Fig. 36 toont schematisch een inrichting voor het opbrengen van additief op een product, met name een vleesproduct, in het bijzonder een geslacht gevogelte of deel daarvan, omvattende een transporteur met een geleidebaan 300 en met langs de geleidebaan verplaatsbare dragers 301, waarvan er een zichtbaar is.
20 De drager 301 is voorzien van uitstekende draagelementen 302, 303, die elk een been 304, 305 hebben, dat aan een uiteinde is bevestigd aan drager 301 en aan het andere uiteinde is ingericht om aan te grijpen op het product.
De inrichting omvat verder een additiefapplicatiestation 25 310 met een huis 311, dat een additiefapplicatieruimte 312 grenst, waar de producten achtereenvolgens doorheen worden bewogen met behulp van de transporteur. De geleidebaan 300 is buiten de ruimte 312 opgesteld.
Het huis 311 is voorzien van een zich in de richting van de 30 geleidebaan 300 uitstrekkende sleuf 313, waar de benen 304, 305 van de draagelementen doorheen steken tot in de additiefapplicatieruimte 312.
Zoals de voorkeur heeft hebben de benen 304, 305 gezamenlijk een kleinste doorsnede-afmeting in hef gebied waar de 35 benen door de sleuf 313 steken en een grotere gezamenlijke doorsnede-afmeting in de additiefapplicatieruimte 312.
Verder heeft het de voorkeur dat de benen 304, 305 verende benen zijn, bijvoorbeeld van verenstaal, zodanig dat de op het 1025995° - 28 - product aangrijpende uiteinden tegen een veerkracht in uit elkaar beweegbaar zijn.
Bij voorkeur wordt in de additiefapplicatieruimte 312 een onderdruk ten opzichte van de ruimte buiten het huis 311 5 gerealiseerd, in het bijzonder bij de sleuf 313, zodat geen additiefdeeltjes, die zeer klein kunnen zijn, naar buiten treden.
1025995“

Claims (100)

1. Werkwijze voor het behandelen van een voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals 5 bijvoorbeeld geslacht gevogelte of delen daarvan, bij welke werkwijze: - een groot aantal producten achtereenvolgens, eventueel in groepen, wordt toegevoerd aan een waarnemingsstation; 10 - elk product in het waarnemingsstation wordt onderworpen aan een waarneming, wij voorkeur een visuele waarneming, zodanig dat bijvoorbeeld een visueel waarneembaar defect aan het betreffende product wordt gedetecteerd, 15 met het kenmerk, dat - vervolgens op basis van de visuele waarneming wordt bepaald of het betreffende product aan een bepaalde additiefapplicatiebehandeling 20 dient te worden onderworpen, - welke aan een additiefapplicatiebehandeling te onderwerpen producten achtereenvolgens worden toegevoerd aan een additief-applicatiestation, waar de producten achtereenvolgens aan een 25 additiefapplicatiebehandeling worden onderworpen en een additief op ten minste een deel van de buitenzijde van elk product of in elk product wordt aangebracht.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij na het opbrengen van 30 het additief in een controlestation een visuele controle wordt verricht van de uitgevoerde additiefopbrenging.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het controlestation is ingericht voor het uitvoeren van verschillende visuele controles, 35 en waarbij de visuele controle van een bepaald product wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product voorafgaand aan de additiefopbrenging. 1025995° - 30 -
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij bij de eerdere visuele waarneming op een bepaalde locatie van het product een visueel waarneembaar defect is geconstateerd, en waarbij bij de controle met name de additiefopbrengst op die locatie wordt 5 gecontroleerd.
5. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de producten langs het waarnemingsstation worden getransporteerd middels een eerste transporteur, die is voorzien van 10 een afzonderlijke drager voor product of groep van producten, en waarbij bij het additiefapplicatiestation een tweede transporteur behoort met een voor elk product of groep van producten afzonderlijke drager, waarbij tussen de eerste en tweede transporteur een overbrengstation is voorzien, waarbij verder gebruik wordt gemaakt 15 van geheugenmiddelen zodanig dat van elk product gedragen door de tweede transporteur het resultaat van de visuele waarneming verricht in het waarnemingsstation bekend is.
6. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, 20 waarbij de producten een of meer opdeelbehandelingen ondergaan, waarbij een product wordt opgedeeld in delen.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de visuele waarneming plaatsvindt voorafgaand aan de een of meer 25 opdeelbehandelingen.
8. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de additiefapplicatieinrichting is ingericht voor het uitvoeren van verschillende additiefapplicatiebehandelingen, en 30 waarbij de behandeling van een bepaald product wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij de hoeveelheid op te brengen additief variabel is, en de hoeveelheid op een bepaald 35 product op te brengen additief wordt afgestemd op de eerdere visuele waarneming van het betreffende product. 1025995' - 31 -
10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, waarbij de locatie van het opbrengen van het additief op een product variabel is, en waarbij het op een bepaald product op te brengen additief wordt gericht op een of meer bepaalde locaties, die worden gekozen op basis van de 5 eerdere visuele waarneming van het betreffende product.
11. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij bij het additiefapplicatiestation een applicatieinrichting behoort, door welke applicatieinrichting op een afstand van hét 10 product additief wordt afgegeven, welk additief door de lucht naar het product beweegt en ten minste ten dele op het product terecht komt.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij niet op het product 15 terecht gekomen additief wordt opgevangen en wordt teruggevoerd naar de applicatieinrichting.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het teruggevoerde additief een opwerkingsbehandeling ondergaat voordat het additief 20 opnieuw wordt afgegeven.
14. Werkwijze bij voorkeur volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij marinade wordt aangebracht op of in een voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder 25 een vleesproduct zoals geslacht gevogelte of delen daarvan, net het kenmerk, dat de marinade voor het aanbrengen verwarmd wordt.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de marinade in vaste toestand, bij voorkeur in poedervorm, wordt toegevoerd, en 30 vervolgens wordt gesmolten op een temperatuur van bijvoorbeeld tussen de 50 en 70°C vóór het aanbrengen op het product.
16. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij de temperatuur van het product zodanig is dat de vloeibare marinade stolt op het 35 product.
17. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-16, waarbij het product voorafgaand aan het aanbrengen van de marinade gekoeld wordt. 1025995“ - 32 -
18. Werkwijze volgens conclusie 15, waarbij de vaste marinade een smeltbare vetcomponent en een niet-smeltbare component omvat, zodanig, dat na het smelten het gesmolten vet de niet-smeltbare 5 component meevoert.
19. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-18, waarbij de toegevoerde marinade in contact komt met één of meer verwarmde wanden waardoor de marinade opwarmt, danwel smelt. 10
20. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-19, waarbij de marinade wordt voortbewogen tijdens het smelten, bijvoorbeeld met behulp van een rotor.
21. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-20, waarbij de marinade vanaf het moment van smelten voortdurend verwarmd blijft.
22. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-21, waarbij de marinade na het verwarmen wordt opgeslagen in een verwarmde buffer, 20 terwijl de marinade in beweging wordt gehouden.
23. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-22, waarbij de marinade na het verwarmen wordt verpompt naar applicatiemiddelen.
24. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-23, waarbij de marinade met behulp van een gas op het product wordt gespoten.
25. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-24, waarbij de producten achtereenvolgens in groepen of elk afzonderlijk voorbij een 30 marinade-applicatieinrichting worden getransporteerd.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, waarbij de producten alvorens naar de marinade-applicatieinrichting te worden getransporteerd langs een camera worden geleid, waarna de te 35 marineren producten wordt geselecteerd. 1025995“ - 33 -
27. Werkwijze volgens een van de conclusies 14-26, waarbij de marinade die niet op het product terechtkomt wordt opgevangen en wordt gerecirculeerd.
28. Werkwijze bij voorkeur volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een elektrostatisch aanbrengen van additiefdeeltjes wordt gerealiseerd, zoals garneringsblaadjes of bemelingsproducten, op een voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals geslacht gevogelte 10 of delen daarvan, waarbij de additiefdeeltjes naar een oplaadelektrode worden toegevoerd, tussen welke oplaadelektrode en het product een elektrisch veld is aangebracht, met het kenmerk, dat de additiefdeeltjes op de oplaadelektrode, die als draagvlak is ingericht, worden gedeponeerd, waarna de additiefdeeltjes, ten 15 gevolge van het elektrisch veld, het draagvlak verlaten en overspringen naar het product, dat zich op een afstand vanaf de elektrode bevindt.
29. Werkwijze volgens conclusie 28, waarbij de producten 20 achtereenvolgens in groepen of elk afzonderlijk voorbij de oplaadelektrode worden getransporteerd.
30. Werkwijze volgens conclusie 28 of 29, waarbij de producten ten opzichte van de oplaadelektrode worden gepositioneerd. 25
31. Werkwijze volgens een van de conclusies 28-30, waarbij de additiefdeeltjes gedoseerd en gelijkmatig verdeeld aan de oplaadelektrode worden toegevoerd.
32. Werkwijze volgens een van de conclusies 28-31, waarbij de additiefdeeltjes uit een voorraadhuifer met uitvoeropening op een trilplaat worden gebracht, welke trilplaat de additiefdeeltjes naar de oplaadelektrode transporteert.
33. Werkwijze volgens een van de conclusies 28-32, waarbij de additiefdeeltjes die niet op het product terechtkomen op een afscherming en/of in een daaronder geplaatste opvangeenheid 1 025995" ____ - - — ----- ---i - 34 - terechtkomen, waarna de additiefdeeltjes vanuit de opvangeenheid worden gerecirculeerd naar de oplaadelektrode.
34. Inrichting voor het aanbrengen van marinade op of in een 5 voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct zoals bijvoorbeeld geslacht gevogelte of delen daarvan, omvattende: marinadetoevoermiddelen en applicatiemiddelen die verbonden zijn met de marinadetoevoermiddelen voor het aanbrengen van de marinade op of in het product, 10 met het kenmerk, dat de inrichting verwarmingsmiddelen omvat voor het verwarmen van de marinade, zodanig, dat verwarmde marinade op of in het product wordt aangebracht.
35. Inrichting volgens conclusie 34, waarbij de verwarmings-15 middelen een smeltinrichting omvatten voor het smelten van in vaste toestand toegevoerde marinade.
36. Inrichting volgens conclusie 35, waarbij de smeltinrichting is ingericht voor het smelten van oorspronkelijk poedervormige 20 marinade.
37. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-36, waarbij de marinadetoevoermiddelen een voorraadhouder voor marinade omvatten, en waarbij de inrichting afgiftemiddelen met een 25 regelbaar debiet omvat voor het afgeven van marinade aan de verwarmingsmiddelen.
38. Inrichting volgens conclusie 37, waarbij de afgiftemiddelen zijn ingericht voor het batchgewijs afgeven van marinade. 30
39. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-38, waarbij de verwarmingsmiddelen één of meer verwarmde wanden omvat, waarmee de marinade in contact komt, zodanig dat de marinade opwarmt danwel smelt. 35
40. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-39, waarbij de verwarmingsmiddelen zijn ingericht voor het 1025995“ - 35 - verschaffen van een verwarmd gas waarmee de marinade in contact komt, zodanig dat de marinade opwarmt danwel smelt.
41. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 5 34-40, waarbij de verwarmingsmiddelen voortstuwingsmiddelen omvatten voor het langs de verwarmde wand bewegen van de marinade, welke voortstuwingsmiddelen bijvoorbeeld zijn ingericht voor het bewegen van batches marinade.
42. Inrichting volgens conclusie 41, waarbij de voortstuwings middelen een lichaam omvatten dat langs de verwarmde wand beweegt en met de wand een kamer vormt voor een batch marinade.
43. Inrichting volgens conclusie 41, waarbij de verwarmings-15 middelen twee op een afstand tegenover elkaar gelegen verwarmde wanden omvatten waartussen zich de voortstuwingsmiddelen bevinden.
44. Inrichting volgens conclusie 42 of 43, waarbij de voortstuwingsmiddelen een rotor zijn. 20
45. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-44, waarbij de verwarmingsmiddelen een verwarmde bodemplaat, een verwarmde bovenplaat, een tussen de bodemplaat en de bovenplaat opgestelde rotor, en een aandrijving voor het laten roteren van de 25 rotor omvatten.
46. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-45, waarbij de inrichting is voorzien van verdere verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van het pad voor de marinade vanaf de 30 verwarmingsmiddelen.
47. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-46, waarbij tussen de verwarmingsmiddelen en de applicatiemiddelen een buffer voor verwarmde vloeibare marinade aanwezig is.
48. Inrichting volgens conclusie 47, waarbij bij de buffer verwarmingsmiddelen behoren voor het warm houden van de marinade. 1 025995“ - 36 -
49. Inrichting volgens een van de conclusies 47-48, waarbij bij de buffer een agitator behoort, die de marinade in de buffer in beweging kan brengen.
50. Inrichting volgens een van de conclusies 47-49, waarbij de buffer afgiftemiddelen met een regelbaar debiet omvat voor het afgeven van marinade aan de applicatiemiddelen.
51. Inrichting volgens een van de conclusies 47-50, waarbij de 10 buffer een buffervat met een toevoer- en een afvoeropening omvat, en een in het buffervat werkzame agitator.
52. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-51, waarbij tussen de verwarmingsmiddelen en de applicatiemiddelen 15 een pomp is opgesteld voor de toevoer van marinade aan de applicatiemiddelen.
53. Inrichting volgens conclusie 52, waarbij de pomp een slangenpomp is. 20
54. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-53, waarbij de applicatiemiddelen injecteermiddelen zijn.
55. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 25 34-53, waarbij de applicatiemiddelen een verdeelorgaan omvatten dat in contact komt met het product.
56. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-53, waarbij de applicatiemiddelen spuitmiddelen zijn. 30
57. Inrichting volgens conclusie 56, waarbij de spuitmiddelen een spuitopening omvatten.
58. Inrichting volgens conclusie 57, waarbij de spuitopening 35 een diameter van tussen de 1 en 15 millimeter heeft, bij voorkeur tussen 5 en 10 millimeter. 0 2 5 9 9 5 * - 37 -
59. Inrichting volgens conclusie 57, waarbij de spuitopening zich in een spuitkop bevindt.
60. Inrichting volgens conclusie 56, waarbij de spuitmiddelen 5 gastoevoermiddelen omvatten, die een gasstroom verschaffen waarmee de marinade wordt meegevoerd naar het product.
61. Inrichting volgens conclusie 60, waarbij het toegevoerde gas lucht is. 10
62. Inrichting volgens conclusie 60, waarbij er gasstroom-verwarmingsmiddelen zijn om het gas te verwarmen.
63. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 15 59-62, waarbij in de spuitkop een mengkamer is aangebracht zodanig dat de marinadestroom en het gas in de spuitkop mengen.
64. Inrichting volgens conclusie 40 en 59, waarbij de spuitkop een inlaat heeft voor marinade in vaste toestand, in het bijzonder in 20 poedervorm, en een inlaat voor verwarmd gas, zodanig, dat het verwarmde gas de marinade smelt en meevoert naar het product.
65. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-64, waarbij de inrichting transportmiddelen omvat die zijn 25 ingericht om de producten achtereenvolgens in groepen of elk afzonderlijk in een transportbaan voorbij de marinade-applicatieinrichting te laten passeren.
66. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 30 34-65, waarbij er afschermmiddelen tussen het product en een deel van de transportmiddelen van de producten zijn aangebracht, zodanig, dat ten minste een deel van de transportmiddelen afgeschermd is tijdens het aanbrengen van de marinade op het product.
67. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-66, waarbij achter het product, gezien er vanuit de applicatie-richting, afschermmiddelen zijn aangebracht. 1025995" - 38 -
68. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-67, waarbij afschermmiddelen zodanig zijn. aangebracht dat een geheel of gedeeltelijk afgeschermde ruimte ontstaat waarin ten minste het product zich bevindt, zodat de marinade zich niet door de 5 omgeving kan verspreiden.
69. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-68, waarbij de geheel of gedeeltelijk afgeschermde ruimte verwarmd is. 10
70. Inrichting volgens een van de conclusies 66-68, waarbij bij de afschermmiddelen verwarmingsmiddelen behoren voor het verwarmen van de marinade die op de afschermmiddelen komt.
71. Inrichting volgens een van de conclusies 66-70, waarbij een opvangeenheid is aangebracht onder de afschermmiddelen om verwarmde marinade, die op de afschermmiddelen terecht is gekomen, in op te vangen.
72. Inrichting volgens conclusie 71, waarbij een recirculatie- inrichting is aangebracht tussen de opvangeenheid en de applicatie-middelen om marinade, opgevangen in een opvangeenheid, te recirculeren.
73. Inrichting volgens conclusie 72, waarbij de recirculatie- inrichting een zeef omvat om te voorkomen dat te grote delen worden gerecirculeerd.
74. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 30 34-73, waarbij de inrichting van een luchtafvoerinstallatie is voorzien.
75. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-74, waarbij de inrichting van een luchtreinigingsinstallatie is 35 voorzien.
76. Inrichting volgens conclusie 75, waarbij de luchtreinigingsinstallatie een filter omvat. ►I 025995" « - 39 -
77. Inrichting volgens conclusie 76, waarbij het filter een centrifugaal filter is.
78. Inrichting volgens conclusie 77, waarbij het filter verwarmd is.
79. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 34-78, waarbij de marinadetoevoermiddelen een zeef omvatten. 10
80. Inrichting voor het elektrostatisch aanbrengen van additiefdeeltjes, zoals garneringsblaadjes of bemelingsproducten, op een voor de menselijke consumptie geschikt product, in het bijzonder een vleesproduct, zoals geslacht gevogelte of delen daarvan, 15 omvattende: ten minste één oplaadelektrode, additieftoevoermiddelen voor het aan de oplaadelektrode toevoeren van additiefdeeltjes, en middelen voor het opwekken van een elektrisch veld tussen de elektrode en het product, dat een van de elektrode afwijkende lading heeft, met het kenmerk, dat ten minste één oplaadelektrode is 20 ingericht als draagvlak voor de additiefdeeltjes, dat de additieftoevoermiddelen zijn ingericht voor het op de oplaadelektrode deponeren van de additiefdeeltjes, en dat de middelen voor het opwekken van het elektrisch veld een zodanig veld verschaffen dat de additiefdeeltjes het draagvlak verlaten en overspringen naar het 25 product, dat zich op een afstand vanaf de elektrode bevindt.
81. Inrichting volgens conclusie 80, waarbij de inrichting transportmiddelen omvat die zijn ingericht om de producten achtereenvolgens in groepen of elk afzonderlijk in een transportbaan 30 voorbij de oplaadelektrode te laten passeren.
82. Inrichting volgens conclusie 80 of 81, waarbij de elektrode langwerpig is en zich langs de transportbaan uitstrekt.
83. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-82, waarbij de inrichting rotatiemiddelen omvat die de producten ten opzichte van de oplaadelektrode kunnen roteren. 1025995“ % - 40 -
84. Inrichting volgens conclusie 81, waarbij de transport middelen dragers omvatten dié zich op een afstand van elkaar bevinden.
85. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-84, waarbij de oplaadelektrode langer is dan de afstand tussen twee dragers.
86. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 10 80-85, waarbij de additieftoevoermiddelen een voorraadbuffer met uitvoeropening omvatten en doseermiddelen om de additiefdeeltjes gedoseerd aan de oplaadelektrode toe te voeren.
87. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 15 80-86, waarbij de additieftoevoermiddelen verdeelmiddelen omvatten voor het gelijkmatig verdeeld toevoeren van additiefdeeltjes aan de oplaadelektrode.
88. Inrichting volgens conclusie 86 en 87, waarbij een 20 trilplaat wordt opgesteld tussen de uitvoeropening en de oplaadelektrode.
89. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-88, waarbij de oplaadelektrode aansluit op een rand van de 25 trilplaat.
90. Inrichting volgens conclusie 89, waarbij de elektrode lager dan de trilplaat is opgesteld.
91. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-90, waarbij de oplaadelektrode kan trillen.
92. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-91, waarbij er afschermmiddeien tussen het product en een deel van 35 de transportmiddelen van de producten zijn aangebracht, zodanig, dat ten minste een deel van de transportmiddelen afgeschermd is tijdens het aanbrengen van de additiefdeeltjes op het product. 1025995' - 41 -
93. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-92, waarbij achter het product, gezien vanuit de aanbrengrichting, afschermmiddelen zijn aangebracht.
94. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-93, waarbij afschermmiddelen zodanig zijn aangebracht dat een geheel of gedeeltelijk afgeschermde ruimte ontstaat waarin ten minste het product en de oplaadelektrode zich bevinden.
95. Inrichting volgens conclusie 92-94, waarbij onder de afschermmiddelen in een opvangeenheid is voorzien om de niet op het product aangebrachte additieven ("overshoot") in op te vangen.
96. Inrichting volgens conclusie 95, waarbij de afscherm-15 middelen en de opvangeenheid van isolerend materiaal zijn.
97. Inrichting volgens conclusie 95 of 96, waarbij een recirculatie-inrichting is aangebracht tussen de opvangeenheid en de oplaadelektrode om de overtollige additieven, opgevangen in de 20 opvangeenheid, te recirculeren.
98. Inrichting volgens conclusie 97, waarbij de recirculatie-inrichting zeefmiddelen omvat om te voorkomen dat te grote delen worden gerecirculeerd. 25
99. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies 80-98, waarbij de inrichting van een luchtafvoerinstallatie is voorzien.
100. Inrichting volgens conclusie 99, waarbij de luchtafvoerinstallatie van separatiemiddelen is voorzien om lucht en deeltjes te scheiden. 1 025995“
NL1025995A 2004-04-21 2004-04-21 Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product. NL1025995C2 (nl)

Priority Applications (18)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1025995A NL1025995C2 (nl) 2004-04-21 2004-04-21 Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product.
ES10177792.8T ES2525480T3 (es) 2004-04-21 2005-04-08 Adición de un aditivo a un producto adecuado para el consumo humano
PCT/NL2005/000270 WO2005102063A2 (en) 2004-04-21 2005-04-08 Adding an additive to a product suitable for human consumption
DK08075223.1T DK1938692T3 (da) 2004-04-21 2005-04-08 Tilsætning af tilsætningsstoffer til et produkt, der er velegnet til menneskelig fortæring
DE602005007000T DE602005007000D1 (de) 2004-04-21 2005-04-08 Versetzen eines zum menschlichen verzehr bestimmten produkts mit einem zusatzstoff
ES08075223T ES2360908T3 (es) 2004-04-21 2005-04-08 Adición de un aditivo a un producto apto para el consumo humano.
AT08075223T ATE502525T1 (de) 2004-04-21 2005-04-08 Zugabe eines zusatzstoffes zu einem für den menschlichen verzehr geeigneten produkt
EP05733947A EP1737300B1 (en) 2004-04-21 2005-04-08 Adding an additive to a product suitable for human consumption
DK05733947T DK1737300T3 (da) 2004-04-21 2005-04-08 Tilföring af et additiv til et produkt, som er egnet som menneskelig föde
DE602005027130T DE602005027130D1 (de) 2004-04-21 2005-04-08 Zugabe eines Zusatzstoffes zu einem für den menschlichen Verzehr geeigneten Produkt
EP08075223A EP1938692B1 (en) 2004-04-21 2005-04-08 Adding an additive to a product suitable for human consumption
US11/587,146 US20070221071A1 (en) 2004-04-21 2005-04-08 Adding an Additive to a Product Suitable for Human Consumption
AT05733947T ATE395832T1 (de) 2004-04-21 2005-04-08 Versetzen eines zum menschlichen verzehr bestimmten produkts mit einem zusatzstoff
DK10177792.8T DK2253220T3 (en) 2004-04-21 2005-04-08 The addition of additives to a product that is suitable for human consumption
ES05733947T ES2307173T3 (es) 2004-04-21 2005-04-08 Adicion de un aditivo a un producto adecuado para el consumo humano.
EP10177792.8A EP2253220B1 (en) 2004-04-21 2005-04-08 Adding an additive to a product suitable for human consumption
US12/777,121 US8528470B2 (en) 2004-04-21 2010-05-10 Adding an additive to a product suitable for human consumption
US13/941,187 US8677889B2 (en) 2004-04-21 2013-07-12 Adding an additive to a product suitable for human consumption

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1025995A NL1025995C2 (nl) 2004-04-21 2004-04-21 Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product.
NL1025995 2004-04-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1025995C2 true NL1025995C2 (nl) 2005-10-24

Family

ID=34964405

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1025995A NL1025995C2 (nl) 2004-04-21 2004-04-21 Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product.

Country Status (8)

Country Link
US (3) US20070221071A1 (nl)
EP (3) EP1737300B1 (nl)
AT (2) ATE395832T1 (nl)
DE (2) DE602005007000D1 (nl)
DK (3) DK1737300T3 (nl)
ES (3) ES2525480T3 (nl)
NL (1) NL1025995C2 (nl)
WO (1) WO2005102063A2 (nl)

Families Citing this family (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2002441C2 (nl) * 2009-01-22 2010-07-26 Stork Pmt Transportsysteem.
WO2010122155A1 (en) * 2009-04-23 2010-10-28 Bacterfield International S.A. A vacuum infusion production plant
US8632380B2 (en) 2010-01-26 2014-01-21 Foodmate B.V. Method and apparatus for removing a sleeve of meat from an animal part having bone with knuckles on each of its opposite ends
US8157625B2 (en) 2010-01-26 2012-04-17 Foodmate Bv Method and apparatus for collecting meat from an animal part
NL2006075C2 (en) 2011-01-26 2012-07-30 Foodmate B V Rotationally indexed article support for a conveyor system having an alignment station.
US8757354B2 (en) 2010-04-19 2014-06-24 Foodmate Bv Turning block alignment
NL2004574C2 (en) 2010-04-19 2011-10-20 Foodmate B V Rotatable article support for a conveyor.
NL2004573C2 (en) 2010-04-19 2011-10-20 Foodmate B V Turning block alignment.
US8789684B2 (en) 2010-04-19 2014-07-29 Foodmate Bv Rotatable article support for a conveyor
US8727839B2 (en) 2011-01-21 2014-05-20 Foodmate Bv Poultry wing cutter for narrow pitch poultry lines
US8267241B2 (en) 2011-01-26 2012-09-18 Foodmate Bv Rotationally indexed article support for a conveyor system having an alignment station
PL2667728T3 (pl) 2011-01-26 2016-01-29 Foodmate Bv Sposób usuwania kości z ud zwierzęcych w celu oddzielania i zbierania z nich mięsa oraz urządzenie realizujące sposób
US8882571B2 (en) 2011-01-26 2014-11-11 Foodmate Bv Method of deboning animal thighs for separating and collecting meat therefrom and apparatus for performing the method
US8430728B2 (en) 2011-02-14 2013-04-30 Foodmate Bv Special cut poultry wing cutter
NL2009033C2 (en) 2012-06-19 2013-12-23 Foodmate B V Weighing method and apparatus.
DE102012107278A1 (de) 2012-08-08 2014-02-13 Nordischer Maschinenbau Rud. Baader Gmbh + Co. Kg Verfahren und Vorrichtung zur Überwachung einer Fleischverarbeitungsmaschine
US8808068B2 (en) 2012-10-29 2014-08-19 Foodmate Bv Method of and system for automatically removing meat from an animal extremity
NL2009718C2 (en) 2012-10-29 2014-05-01 Foodmate B V Method of mechanically removing skin from animal parts.
US9078453B2 (en) 2013-11-01 2015-07-14 Foodmate B.V. Method and system for automatically deboning poultry breast caps containing meat and a skeletal structure to obtain breast fillets therefrom
US8961274B1 (en) 2013-12-18 2015-02-24 Foodmate Bv Selective tendon cutter and method
CN105613705B (zh) * 2015-12-23 2019-12-13 舟山澳润杰食品技术开发有限公司 用于防止鲜虾黑变的喷淋设备和喷淋方法
DE102018203339A1 (de) * 2018-03-06 2019-09-12 Deutsches Institut Für Lebensmitteltechnik E.V. Verfahren und Vorrichtung zum Auftragen von Massen auf Lebensmittel
US11599984B2 (en) * 2021-04-29 2023-03-07 Syscom, Inc. Methods and apparatus for detecting defects for poultry piece grading

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1993002573A1 (en) * 1991-07-31 1993-02-18 Gordon Andrew Clark Method for coating food products with flavouring
EP0819381A1 (en) * 1996-07-19 1998-01-21 Stork Pmt B.V. Method and device for processing a slaughtered animal or part thereof in a slaughterhouse
WO2000032051A1 (en) * 1998-11-27 2000-06-08 Stork Pmt B.V. Adding an additive to a meat product
US20030065414A1 (en) * 1998-12-31 2003-04-03 Van Den Nieuwelaar Adrianus Josephes Method and device for processing slaughter products

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2477586A (en) * 1944-10-20 1949-08-02 Dodules Louis Cooking and frying device
US2948620A (en) * 1951-11-14 1960-08-09 Carrier Corp Method and apparatus for blanching food products
DE1454204A1 (de) * 1964-02-03 1969-03-06 Masch Und Appbau Stralsund Ve Verfahren und Einrichtung zum Panieren von Fischen oder Fischteilen im elektrostatischen Feld
US3468691A (en) * 1965-10-23 1969-09-23 Lipoma Electronics Co Method of and apparatus for the electrostatic application of solid particles to articles
US3457080A (en) 1966-02-07 1969-07-22 Lipoma Electronics Co Method of and apparatus for the electrostatic application of solid particles to food products
US3563160A (en) * 1968-02-06 1971-02-16 Toriichi Shoji Kk Automatic apparatus for broiling spitted foods
GB1319064A (en) * 1970-07-21 1973-05-31 Chiltonian Ltd Atomisation of liquids for treating surfaces
US4060026A (en) * 1974-03-06 1977-11-29 F. Kuppersbusch & Sohne Aktiengesellschaft Apparatus for adding salt or seasonings to food being cooked in steam cookers
US4439459A (en) * 1982-03-08 1984-03-27 Swartley John S Convection food heating
US4828146A (en) * 1986-03-10 1989-05-09 Six Corners Development Company Apparatus and method for dispensing warm liquid foods
US5353994A (en) * 1991-07-31 1994-10-11 Clark Gordon A Dispenser for flavoring food products
CH682723A5 (it) * 1992-01-21 1993-11-15 Soremartec Sa Procedimento per applicare rivestimenti alimentari a partire da sostanze alimentari scorrevoli, ad esempio a base di cioccolato, con temperaggio dello stesso, e relativo dispositivo.
MX9300947A (es) * 1992-02-26 1994-08-31 Unilever Nv Metodo para preparar un producto alimenticio.
GB2286515A (en) * 1994-02-09 1995-08-23 Electrostatic Flavouring Syste Method and apparatus for flavouring a food product
US5385086A (en) * 1994-06-21 1995-01-31 Par-Way Group Electrostatic assisted dry ingredient deposition apparatus
US5714188A (en) * 1996-09-12 1998-02-03 Gilchrist; Caleb L. Method of processing meat
IT1292475B1 (it) * 1997-07-04 1999-02-08 Roberto Moltrasi Dispositivo per la spruzzatura particolarmente di prodotti alimentari
JP2002000218A (ja) 2000-06-20 2002-01-08 Nihon Shokken Co Ltd たれ漬け用液状調味料およびそれを使用して製造した食品
US6658990B1 (en) * 2000-11-27 2003-12-09 Mepsco, Inc. Bushing construction for a fluid injection machine in a food processing system
CA2340825A1 (en) * 2001-03-15 2002-09-15 Bioenvelop Agro Inc. Apparatus and method for application of a film

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO1993002573A1 (en) * 1991-07-31 1993-02-18 Gordon Andrew Clark Method for coating food products with flavouring
EP0819381A1 (en) * 1996-07-19 1998-01-21 Stork Pmt B.V. Method and device for processing a slaughtered animal or part thereof in a slaughterhouse
WO2000032051A1 (en) * 1998-11-27 2000-06-08 Stork Pmt B.V. Adding an additive to a meat product
US20030065414A1 (en) * 1998-12-31 2003-04-03 Van Den Nieuwelaar Adrianus Josephes Method and device for processing slaughter products

Also Published As

Publication number Publication date
EP2253220A2 (en) 2010-11-24
EP1938692A2 (en) 2008-07-02
US20130298784A1 (en) 2013-11-14
WO2005102063A3 (en) 2006-02-16
EP2253220B1 (en) 2014-09-17
EP1737300B1 (en) 2008-05-21
ATE502525T1 (de) 2011-04-15
EP2253220A3 (en) 2013-05-08
ES2525480T3 (es) 2014-12-23
DE602005027130D1 (de) 2011-05-05
DE602005007000D1 (de) 2008-07-03
US8528470B2 (en) 2013-09-10
ES2360908T3 (es) 2011-06-10
US20070221071A1 (en) 2007-09-27
US8677889B2 (en) 2014-03-25
ES2307173T3 (es) 2008-11-16
EP1737300A2 (en) 2007-01-03
DK2253220T3 (en) 2014-12-15
EP1938692A3 (en) 2009-01-21
WO2005102063A2 (en) 2005-11-03
ATE395832T1 (de) 2008-06-15
DK1737300T3 (da) 2008-09-22
EP1938692B1 (en) 2011-03-23
DK1938692T3 (da) 2011-07-11
US20100218717A1 (en) 2010-09-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1025995C2 (nl) Additiefapplicatie bij een voor de menselijke consumptie geschikt product.
NL1010673C2 (nl) Toevoegen van additief aan een vleesprodukt.
US20060156931A1 (en) Breading machine and methods of operation
US4532858A (en) Apparatus for shower applying liquid smoke
CA2021038C (en) Distribution device
KR101814514B1 (ko) 튀김가루 코팅장치
US7906163B2 (en) Method for applying particulate coating to food products
US3703382A (en) Method of coating edible food articles
US3722032A (en) Apparatus for cutting and removing meat from bones
US3261054A (en) Automatic leg boning machine and system
RU2653734C2 (ru) Устройство для разделения потока мясного продукта в процессе нанесения покрытия
DE3248749A1 (de) Verfahren und vorrichtung zur vollautomatischen herstellung konservierbarer, vorportionierter fischfleischprodukte oder dergleichen, in grossen mengen
KR20160048302A (ko) 식품용 가루 도포장치
NL9002888A (nl) Werkwijze voor het aanbrengen van een beschermlaag om een kaas, alsmede inrichting voor het doen verdampen van een dispersievloeistof van een kaas.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20091101