NL1025518C2 - Inrichting en werkwijze voor het vormen van een handgreep. - Google Patents

Description

Λ.

Inrichting en werkwijze voor het vormen van een handgreep

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het tweezijdig met een materiaallaag verbinden van een strook om zo een met de materiaallaag verbonden 5 handgreep te vormen, omvattende: een in hoofdzaak vlakke toevoer voor de materiaallaag, en ten minste twee verbindingskoppen voor het gelijktijdig lokaal aanbrengen van een onderling verband tussen de materiaallaag en de strook. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het, met behulp van een inrichting zoals voorgaand beschreven, tweezijdig met een materiaallaag verbinden van 10 een strook om zo een met de materiaallaag verbonden handgreep te vormen.

Het aan een materiaallaag bevestigen van een handgreep of handvat in de vorm van een op twee uiteen geplaatste kopse zijden van een met de materiaallaag verbonden strook vindt in het bijzonder toepassing bij de vervaardiging van matrassen. De 15 materiaalstrook, ook wel aangeduid als “matrasborder” wordt daarbij als een langgerekte strook voorbewerkte textiel aan een naaimachine toegevoerd. De naaimachine bevat twee in een vaste oriëntatie uiteen geplaatste koppen. Met een “in een vaste oriëntatie uiteen geplaatste” wordt bedoeld een zodanige positionering van de koppen dat een (imaginaire) verbindingslijn tussen de koppen althans in hoofdzaak een 20 vaste richting heeft. Deze koppen naaien vervolgens een afzonderlijk aangevoerde materiaalstrook (doorgaans eveneens, maar niet noodzakelijk, vervaardigd uit textiel) aan de matrasborder. De bestaande naaimachines functioneren uitstekend althans voor zover zij worden gebruikt voor het in een zelfde bepaalde richting stroken aan de materiaallaag dienen te bevestigen, zoals bijvoorbeeld in een longitudinale richting van 25 de materiaallaag of juist in een loodrecht op de longitudinaal staande richting. Nadeel van de gemechaniseerde bestaande apparatuur voor het bevestigen van handvatten is dat zij weinig variatie bieden in de wijze waarop de handvatten aan de materiaallaag kunnen worden bevestigd.

30 De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde inrichting en werkwijze waarmee materiaalstroken aan een materiaallaag bevestigd kunnen worden met een ten opzichte van de stand der techniek vergrote flexibiliteit.

1025518 I 2

I De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het tweezijdig met een materiaallaag I

I verbinden van een strook om zo een met de materiaallaag verbonden handgreep te I

I vormen, omvattende: een in hoofdzaak vlakke toevoer voor de materiaallaag, en ten I

I minste twee verbindingskoppen voor het gelijktijdig lokaal aanbrengen van een I

I 5 onderling verband tussen de materiaallaag en de strook, waarbij door twee I

I samenwerkende verbindingskoppen een evenwijdig aan de toevoer voor de I

I materiaallaag gelegen lijn voert met een variabele richting. Een dergelijke inrichting I

verschaft de functionaliteit om de onderlinge oriëntatie van de verbindingskoppen ten I

I opzichte van de materiaallaag te variëren waardoor het mogelijk wordt de handvatten in I

I 10 een wisselende oriëntatie te bevestigen aan een materiaallaag. Zo wordt het mogelijk I

I om verschillende producten te vervaardigen op een inrichting volgens de uitvinding I

I waarbij de plaatsing (de richting waarin de handgrepen op de materiaallaag worden I

I bevestigd) van de handgrepen verschilt. Naar wens kan er bijvoorbeeld worden gekozen I

I voor het horizontaal bevestigen van een eerste handvat of lus terwijl bij een opvolgende I

I 15 te bevestigen lus gebruik wordt gemaakt van verbindingskoppen waardoor de I

I verbindingslijn anders dan horizontaal loopt (bijvoorbeeld vertikaal in een richting I

I loodrecht op de horizontale richting). Zo wordt de flexibiliteit van de inrichting ten I

I aanzien van de te vervaardigen producten nadrukkelijk vergroot. Met horizontaal wordt I

I daarbij gedoeld op een richting evenwijdig aan de longitudinale richting van de I

I 20 materiaallaag en met vertikaal wordt gedoeld op een richting loodrecht op de I

I longitudinale richting van de materiaallaag. I

I In een voorkeursuitvoering van de inrichting omvat de richting tevens een gestel I

I waarmee ten minste één van de verbindingskoppen zodanig verplaatsbaar is verbonden I

I 25 dat de richting van de lijn door twee samenwerkende verbindingskoppen variabel is ten I

I gevolge van verplaatsing van de verstelbare verbindingkop. Een dergelijke inrichting I

I kan volstaan met slechts twee koppen maar het is ook mogelijk de inrichting te voorzien I

I van meer dan twee verbindingskoppen. Het is daarbij wenselijk dat een positie van een I

I verplaatsbare verbindingskop door middel van borgmiddelen kan worden gefixeerd. I

I 30 Een verdere verbetering voor een eenvoudige en beheersbare verplaatsbaarheid van een I

I verbindingskoppen opzichte van het gestel kan worden gerealiseerd door een I

I verbindingskop onder tussenkomst van een geleiding te verbinden met het gestel. Zo I

I een geleiding loopt bij voorkeur evenwijdig aan de toevoer. Een verdere mechanisatie I

I of automatisering van de inrichting kan worden verkregen door deze ook te voorzien I

I 1025518 3 van aandrijfmiddelen voor verplaatsing van een verplaatsbaar met het gestel verbonden verbindingskop. Wanneer een dergelijke aandrijving wordt gekoppeld met een intelligent besturingssysteem kan het omstellen van de inrichting ten aanzien van de te verwerken producten geheel automatisch worden uitgevoerd.

5

In weer een andere voorkeursuitvoering is de inrichting voorzien van ten minste drie verbindingskoppen waarvan er ten minste één verplaatsbaar is ten opzichte van de overige verbindingskoppen, zodanig dat de verplaatsbare verbindingskop naar keuze kan samenwerken met één van de overige verbindingskoppen en waarbij de richting van 10 de lijn tussen de twee samenwerkende verbindingskoppen afhankelijk is het paar samenwerkende verbindingskoppen. Aldus kan een verplaatsbare verbindingskop pendelen tussen posities waarin wordt samengewerkt met een eerste stationaire kop . (voor bijvoorbeeld het horizontaal bevestigen van een lus) en waarin wordt samengewerkt met een tweede stationaire kop (voor bijvoorbeeld het vertikaal 15 bevestigen van een lus).

Nog een andere uitvoeringsvariant van de inrichting overeenkomstig de uitvinding is voorzien van ten minste vier verbindingskoppen, welke verbindingskoppen zijn opgesteld als vaste paren samenwerkende verbindingskoppen zodanig dat de lijnen door 20 de afzonderlijke paren samenwerkende verbindingskoppen hoeken insluiten. Zulke verbindingskoppen kunnen eventueel stationair zijn opgesteld. Met stationair wordt hierbij gedoeld op een opstelling waarbij natuurlijk wel de voor het aanbrengen van een bevestiging benodigde bewegingsvrijheid aanwezig is, eventueel gecombineerd met een verstelbaarheid van de onderlinge afstand (waarmee de lengte van een handgreep wordt 25 bepaald). Meer in het bijzonder biedt een uitvoeringsvariant met twee paren van samenwerkende verbindingskoppen, welke paren loodrecht op elkaar staande verbindingslijnen tussen de verbindingskoppen vertonen. Met zo een inrichting kunnen de in de praktijk meest voorkomende varianten ten aanzien van de te vervaardigen producten worden gerealiseerd.

30

In de praktijk zullen de verbindingskoppen gewoonlijk worden gevormd door naaimachinekoppen. Deze kunnen de verbinding realiseren door middel van naar keuze een vast naaipatroon of een variabel instelbaar naaipatroon. Als alternatief kan er ook worden gedacht aan andere verbindingstechnieken zoals thermisch verbinden, ultrasoon 1025515

I 4 I

I verbinden, het aanbrengen van verbindingselementen (zoals nagels) en zo voorts. Ook I

I wordt er opgemerkt dat de aangebrachte verbinding een definitieve verbinding kan zijn I

I of een voorlopige verbinding (bijvoorbeeld “getacked”) welke voorlopige verbinding in I

I een opvolgend bewerkingsproces wordt verstevigd (bijvoorbeeld bij het vastmaken I

5 vaneen matrasborder aan overige matrasdelen). I

I Een verdere mechanisatie van de inrichting vraagt om toevoermiddelen voor stroken, I

I bijvoorbeeld in de vorm van een manipulator waarmee stroken aan de I

I verbindingskoppen worden toegevoerd. Evenzo kan de inrichting tevens snijmiddelen I

I 10 omvatten voor het opdelen van de materiaallaag. De toevoer voor de materiaallaag kan I

I een geleiding omvatten waarop verplaatsingsmiddelen aansluiten, bijvoorbeeld in de I

I vorm van aandrijfwielen, al dan niet opgesteld als samenwerkend paar, en/of een I

I eindloze transporteur. I

I 15 De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het, met behulp van een inrichting I

I zoals voorgaand beschreven, tweezijdig met een materiaallaag verbinden van een strook I

I om zo een met de materiaallaag verbonden lus te vormen, waarbij de gewenste I

I oriëntatie van de strook op de materiaallaag wordt gerealiseerd door het aansturen van I

I de verbindingskoppen waarmee de verbindingen worden gerealiseerd. Met een I

I 20 dergelijke werkwijze kunnen op eenvoudige mechanische wijze verschillende I

I handvatten worden vervaardigd op een enkel inrichting. Voor verdere voordelen van I

I deze werkwijze wordt verwezen naar de bovengenoemde voordelen van de inrichting I

I overeenkomstig de onderhavige uitvinding. In een voorkeursvariant wordt door I

I aansturing van de verbindingskoppen de positie van ten minste één van de I

I 25 verbindingskoppen ten opzichte van het gestel bepaald. Additioneel of als alternatief is I

I het ook mogelijk dat de aansturing van de verbindingskoppen de selectie bepaald van I

I het samenwerkende paar verbindingskoppen waarmee de verbindingen worden I

I gerealiseerd. I

I 30 De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van de in I

I navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden van de I

I inrichting overeenkomstig de uitvinding. Hierin toont: I

I figuur IA een perspectivisch aanzicht op een matras met horizontale handvatten, I

I figuur 1B een perspectivisch aanzicht op een matras met verticale handvatten, I

I 1025518 I

5 figuur 2A een bovenaanzicht op een op een materiaalstrook bevestigd handvat, figuur 2B een bovenaanzicht op een alternatieve uitvoeringsvariant van op een materiaalstrook bevestigd handvat, 5 figuur 3 een schematische weergave van een inrichting overeenkomstig de uitvinding met drie bevestigingskoppen waarvan er een verplaatsbaar is, figuur 4 een perspectivisch aanzicht op een verplaatsbare bewerkingskop, figuur 5 een perspectivische weergave van een inrichting overeenkomstig de uitvinding met twee verplaatsbare bewerkingskoppen, en 10 figuur 6 een perspectivisch aanzicht op een inrichting overeenkomstig de uitvinding in een afgeschermde toestand.

Figuur IA toont een matras 1 met een matrasborder 2 waarop een tweetal handvatten 3 horizontaal is bevestigd. Een in figuur 1B weergegeven matras 4 is voorzien van een 15 tweetal vertikaal bevestigde handvatten 5.

Figuur 2A toont een materiaallaag 10 waarop een stook 11 is bevestigd door middel van het tweezijdig aanbrengen van stiksel 12. Figuur 2B toont ook een materiaallaag 13 waarop een strook 14 is bevestigd echter nu in een andere oriëntatie dan aangegeven in 20 figuur 2A. De strook 14 is middels summiere stikselverbindingen 15 aan de overliggende korte zijden van de strook 14 vastgezet aan de materiaallaag 13. Bij een latere bewerking wordt de materiaallaag 13 in een matras genaaid, tijdens welke bewerking ook de stook 14 steviger wordt vastgezet. De summiere stikselverbindingen 15 (“getackte verbindingen”) hebben in dit geval slechts een functie om de strook 14 25 tijdelijk te positioneren ten opzichte van de materiaallaag 13.

Figuur 3 toont een schematische waargave van een drietal bevestigingskoppen 20,21, 22. Twee van de bevestigingskoppen 20,22 zijn stationair opgesteld en de derde bevestigingskop 21 is, overeenkomstig de pijl PI, verplaatsbaar lang een geleiding 23 30 tussen een eerste eindepositie 21 ’ en een tweede eindpositie 22”. In de eerste positie 21 ’ is de bewerkingskop 21 gepositioneerd voor samenwerking met de bewerkingskop 20 zodanig dat, in deze figuur niet getoonde, handgrepen horizontaal aan een materiaallaag 24 kunnen worden bevestigd (zie daartoe de horizontale verbindingslijn 25 die tussen de bewerkingskoppen 20 en 21 is aangebracht). In de tweede positie 21” is de 1025518

I 6 I

I bewerkingskop 21 gepositioneerd voor samenwerking met de bewerkingskop 22 I

I zodanig dat, in deze figuur niet getoonde, handgrepen vertikaal aan een materiaallaag 24 I

I kunnen worden bevestigd (zie daartoe de verticale verbindingslijn 26 die tussen de I

I bewerkingskoppen 21 en 22 is aangebracht). I

I 5 I

I Figuur 4 toont een bewerkingskop 30 die verplaatsbaar is langs een geleiding 31 door I

I middel van een cilinder 32. I

I Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht op een inrichting 40 volgens de uitvinding I

I 10 met een transporteur 41 waarmee een materiaallaag 42 van een rol 43 wordt I

I afgewikkeld en langs een tweetal naaimachinekoppen 44,45 wordt gevoerd. De beide I

I naaimachinekoppen 44,45 zijn onafhankelijk vrij veiplaatsbaar in een vlak dat in I

I hoofdzaak evenwijdig is aan het transportoppervlak van de transporteur 41 (en dus I

I evenwijdig is aan de materiaallaag 42), zie de daartoe schematisch aangegeven I

I 15 vrijheidsgraden V1, V2 van de naaimachinekoppen 44,45. I

I Een manipulator 46 met een grijper 47 neemt met een mes 48 van een rol 49 I

I gesepareerde stoken 50 op en plaatst deze op de materiaallaag 42. De I

I naaimachinekoppen 44,45 verbinden de strook 47 vervolgens tot handvatten 51,52,53 I

I in iedere gewenste oriëntatie aan de materiaallaag 42. Nadat de materiaallaag 42 de I

I 20 naaimachinekoppen 44,45 is gepasseerd kan deze met snijmiddelen 54 worden I

I opgedeeld om verder te worden verwerk in matrassen (of voor eventuele andere I

I toepassingen dan matrassen). I

I Figuur 6 ten slotte toont een inrichting 60 overeenkomstig de uitvinding in een I

I grotendeel door een behuizing 61 afgeschermde toestand. Met een bedieningspaneel 62 I

I 25 wordt het functioneren van de inrichting 60 bestuurd. Tevens zijn duidelijk zichtbaar I

I een rol 63 waarvan de stroken ter vervaardiging van de handvatten worden gesepareerd I

I en een materiaalstrook 64 waarop de handvatten bevestigd gaan worden. I

I 102551ü

Claims (12)

1. Inrichting voor het tweezijdig met een materiaallaag verbinden van een strook om zo een met de materiaallaag verbonden lus te vormen, omvattende: 5. een in hoofdzaak vlakke toevoer voor de materiaallaag, en - ten minste twee verbindingskoppen voor het gelijktijdig lokaal aanbrengen van een onderling verband tussen de materiaallaag en de strook, waarbij door twee samenwerkende verbindingskoppen een evenwijdig aan de toevoer voor de materiaallaag gelegen lijn voert met een variabele richting. 10

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de richting tevens een gestel omvat waarmee ten minste één van de verbindingskoppen zodanig verplaatsbaar is verbonden dat de richting van de lijn door twee samenwerkende verbindingskoppen variabel is ten gevolge van verplaatsing van de verstelbare verbindingkop. 15

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat een verbindingskop onder tussenkomst van een geleiding is verbonden met het gestel.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de 20 inrichting is voorzien van ten minste drie verbindingskoppen waarvan er ten minste één verplaatsbaar is ten opzichte van de overige verbindingskoppen, zodanig dat de verplaatsbare verbindingskop naar keuze kan samenwerken met één van de overige verbindingskoppen en waarbij de richting van de lijn tussen de twee samenwerkende verbindingskoppen afhankelijk is het paar samenwerkende verbindingskoppen. 25

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van ten minste vier verbindingskoppen, welke de verbindingskoppen zijn opgesteld als vaste paren samenwerkende verbindingskoppen zodanig dat de lijnen door de afzonderlijke paren samenwerkende verbindingskoppen hoeken insluiten. 30

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de verbindingskoppen worden gevormd door naaimachinekoppen. 1025518 I δ

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de I I inrichting tevens een toevoermiddelen voor stroken omvat. I

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de I I 5 inrichting tevens snijmiddelen voor het opdelen van de materiaallaag omvat. I

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de I I toevoer voor de materiaallaag een geleiding omvat waarop verplaatsingsmiddelen I I aansluiten. I I 10 I

10. Werkwijze voor het, met behulp van een inrichting volgens een der voorgaande I I conclusies, tweezijdig met een materiaallaag verbinden van een strook om zo een met I I de materiaallaag verbonden lus te vormen, waarbij de gewenste oriëntatie van de strook I I op de materiaallaag wordt gerealiseerd door het aansturen van de verbindingskoppen I I 15 waarmee de verbindingen worden gerealiseerd. I

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de aansturing van de I I verbindingskoppen de positie van ten minste één van de verbindingskoppen ten opzichte I I van het gestel bepaald. I I 20 I

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat de aansturing van I I de verbindingskoppen de selectie bepaald van het samenwerkende paar I I verbindingskoppen waarmee de verbindingen worden gerealiseerd. I I 1025518