NL1025311C2 - Inrichting en werkwijze voor het vormen van een langwerpige deegportie. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het vormen van een langwerpige deegportie

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor het vormen van een langwerpige deegportie.

Het is bekend om uit deegbollen langwerpige 5 deegporties te vormen om die te gebruiken voor het bakken van brood. Voor lange broden wordt daarvoor gebruik gemaakt van een omvorminrichting waarin de deegbollen achter elkaar worden ingevoerd en worden platgemaakt tussen een walsrollenstel van een zogenaamde opmaker, vervolgens 10 worden opgerold tot deegrollen, de deegrollen worden gestrekt door een aantal opeenvolgende rolbewegingen. Tussen de opeenvolgende rolbewegingen zijn vaak rustperiodes voorzien om het deeg zoveel mogelijk in een spanningloze toestand terug te brengen, zulks ter bevordering van de 15 kwaliteit en verwerkbaarheid van het deeg.

Door de opeenvolgende bewerkingsstations en rustperiodes is een dergelijke inrichting omvangrijk en daarmee kostbaar.

Een doel van de uitvinding is hiervoor een verbe-20 tering danwel alternatief te verschaffen.

Vanuit een aspect voorziet de uitvinding daartoe in een inrichting voor het ontvormen van een deegbol naar een langwerpige deegportie, omvattend een toevoer voor de deegbol, een de deegbol van de toevoer ontvangende walsrol- 10253 1 1 I 2 I lenst el voor het tot een afzonderlijk plat stuk deeg I walsen van de deegbol, en middelen voor het oprollen van I het plat stuk deeg tot een langwerpige rol deeg, waarbij de I toevoer ingericht is voor het gezamenlijk afgeven aan het I 5 walsrollenstel van tenminste twee naast elkaar gelegen I deegbollen voor het vormen van het plat stuk deeg. Hiermee I kan uitgaande van een ongewijzigde deegbolmaat een vergrote I hoeveelheid deeg -in dwarsrichting beschouwd- worden inge- voerd in het walsrollenstel, waardoor op eenvoudige wijze I 10 al bij aanvang een veel bredere plak deeg wordt verkregen, die vervolgens opgerold wordt en op eenvoudige wijze ver- I lengd kan worden tot de gewenste lengtemaat. Er kan daar- door bespaard worden op vervolgbewerkingen en de daarbij I benodigde rustperiodes. De inrichting kan hierbij compact I 15 en goedkoop gehouden worden.

I Bij voorkeur zijn de toevoer en het walsrollen- stel in onderlinge afstemming ingericht voor het invoeren I en plat maken van naast elkaar gelegen deegbollen onder het I vormen van een overgangsgebied daartussen, beschouwd in een I 2 0 richting dwars op de procesrichting. Het deeg van de aan I elkaar grenzende deegbollen loopt aldus op vloeiende wijze over, waarbij discontinuïteiten worden vermeden.

I Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooi- I schrift 4.966.071 een opmaker bekend is, die voorzien is 25 van een invoergedeelte dat boven twee walsrollen geplaatst I is, waarbij het invoergedeelte een luik bezit dat wordt I voorgespannen naar een gesloten stand. Direct boven het luik bevinden zich twee geleidings-/centreerrollen voor het I van buitenaf tegen het luik te werpen stuk deeg. Aan weers- I 30 zijden van de centreerrollen is het luik voorzien van twee I openingen voor het invoeren van kleinere deegporties, die I afzonderlijk verwerkt gaan worden.

Opgemerkt wordt voorts dat de Europese octrooi- I aanvrage 0.251.138 een inrichting toont voor het vormen van I 3 5 één doorgaande platte strook of baan deeg uit een serie I paren naast elkaar gelegen deegporties.

I in een constructief eenvoudig op te bouwen uit- I 1025311 3 voering is de toevoer voorzien van een invoer voor opeenvolgend aangevoerde deegbollen en van een verdeler en buffer voor het omvormen van een reeks in serie aangevoerde deegbollen naar een reeks parallel aan het walsrollenstel 5 afgegeven deegbollen.

In een eenvoudige, compacte en goedkope uitvoering is de toevoer ingericht voor afgifte van twee deegbollen tegelijk.

Op op zich bekende wijze kan de inrichting voorts 10 omvatten een na de oprolmiddelen geplaatste uitroleenheid voor het verlengen van de rol deeg. Deze uitroleenheid kan de toch al relatief lange deegrol op gebruikelijk wijze verlengen tot een integrale, relatief lang eindproduct, dat in het bijzonder gebruikt kan worden voor bakken van stok-15 brood.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het ontvormen van deegbollen naar een langwerpige deegportie, waarbij tenminste twee deegbollen naast elkaar toegevoerd aan een walsrollenstel, daardoor-20 heen worden gevoerd en daarbij plat worden gemaakt om een afzonderlijk plat stuk deeg te vormen, waarbij tijdens het platmaken het deeg van in een richting dwars op de procesrichting naast elkaar gelegen deegbollen in innig contact met elkaar gedwongen wordt.

25 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het omvormen van een deegbol naar een langwerpige deegportie, waarbij tenminste twee deegbollen naast elkaar worden toegevoerd aan een walsrollenstel, daardoorheen worden gevoerd en daarbij plat worden gemaakt, 30 waarbij tijdens het platmaken het deeg van in een richting dwars op de procesrichting naast elkaar gelegen deegbollen tot een afzonderlijke, één geheel vormende plak deeg gevormd wordt.

In een mogelijke uitvoering worden de deegbollen 35 toegevoerd met een onderlinge afstand die groter is dan de afmeting van de deegbollen in een richting dwars op de procesrichting, 10253 1 1

I 4 I

I Bij voorkeur wordt een aantal deegbollen achter I

I elkaar aangevoerd, worden de deegbollen naast elkaar ge- I

I bracht en worden zij tegelijk afgegeven aan een walsrollen- I

I stel en daarin parallel worden platgemaakt. I

I 5 Bij voorkeur wordt het deeg na het plat maken I

I opgerold tot een deegrol, welke daarna bij voorkeur wordt I

I doorgevoerd door een inrichting voor het door rollen ver- I

I lengen van de deegrol. I

I In een mogelijke uitvoering worden deegbollen I

I 10 toegevoerd met een diameter van ongeveer 7-10 cm. De wals- I

I rollen kunnen daarbij de deegbollen ontvormen tot een plak I

I met een dikte van ongeveer 1,5-2,5 cm. De walsrollen kunnen I

I bijvoorbeeld twee deegbollen tegelijk omvormen tot een plak I

I deeg met een breedte van ongeveer 40-50 cm. De uit deze I

I 15 plak voortkomende deegrol kan eenvoudig worden verlengd tot I

I een lengte van minimaal 75 cm. I

I Bij voorkeur wordt de verlengde deegrol gebruikt I

I voor het vormen van een zogenoemde Zopfbrot of brioche, of I

I voor stokbrood. I

I 20 In een uitvoering van de werkwijze volgens de I

I uitvinding wordt gebruik gemaakt van deegbollen van tarwe- I

I meel of een tarwehoudend mengsel. I

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand I

I van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor- I

I 25 beelduitvoering. I

I Getoond wordt in: I

I Figuur 1 een schematisch zijaanzicht op een deel I

I van een voorbeelduitvoering van een inrichting als de I

uitvinding; en I

I 30 Figuur 2 een bovenaanzicht op de inrichting I

volgens figuur 1. I

I De in de figuren l en 2 weergegeven opma- I

I ker/inrichting 1 omvat een toevoer voor deegbollen K vanuit I

I de richting A. De toevoerinrichting omvat in dit voorbeeld I

I 35 een transportband 2, die omloopt om rollen, waarvan één I

keerrol 3 is weergegeven. I

I Boven de benedenstroomse rol 3 voor de transport- I 1025311 5 band 2 is een verdeler 20 geplaatst, omvattend een om rol 21a en aangedreven rol 21b omlopende transportband 22, welke verdraaibaar is in de richting M (figuur 2) om een verticale as 23 tussen de beide weergegeven standen.

5 Direct beneden het benedenst roomse eind van de verdeler 20 bevindt zich een buffer 4, met klepbodems 5a,b, waarop, zoals te zien is in figuur 2, twee deegbollen KI, K2 naast elkaar ondersteund kunnen zijn. De kleppen 5a,b zijn draaibaar in de richtingen N om assen 6a,b.

10 Beneden de buffer 4 is een walsrollenpaar 7, 8 opgesteld, bestaande uit een grote drukwals 7, die aangedreven wordt in de richting D, en een kleine contrawals 8, aangedreven in de richting E. Met verder niet weergegeven middelen kan de onderlinge afstand van de walsrollen 7 en 8 15 worden ingesteld, om de afmeting van de doorgang 19 in te stellen.

Benedenstrooms van het walsrollenpaar 7, 8 be vindt zich een verdere transporteur 9, met een transportband 12 die omloopt om rollen 10, 11, waarvan tenminste één 20 aangedreven is. Het boventraject van de transportband 12 wordt ondersteund door een vaste plaat 13.

Stroomafwaarts van de bovenstroomse keerrol 10 is aan een vaste stang 14 een fijnmazig metalen net 15 bevestigd.

25 Op enige afstand benedenstrooms daarvan is boven de transportband 12 een uitrolplank 16 geplaatst, die eventueel heen en weer bewogen kan worden in de richtingen J, en met transportband 12 een doorgang 17 bepaalt, die in een uitvoering in benedenstroomse richting kan toelopen.

30 In bedrijf van de inrichting van de figuren 1 en 2 worden deegbollen K aangevoerd in de richting A. De deegbol kan een diameter Dl bezitten van bijvoorbeeld 80 mm.

Voor het richten van de deegbollen K in de over-35 gang (B) naar de buffer 4 wordt de verdeler 22 in een schuine stand gezet om van een paar opeenvolgend op band-transporteur 2 aangevoerde deegbollen K de voorlopende ! i 1025311

6 I

deegbol KI naar de rechter helft van de buffer 4 te rich- I

ten, en daarnaar af te geven (B) en vervolgens gedraaid te I

worden in de richting M naar een tegengestelde schuine I

stand om de volgende deegbol K2 naar de linkerzijde van de I

5 buffer 4 te brengen. Andere verdeelmiddelen kunnen voorzien I

zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een dan in dwarsrichting I

heen en weer verplaatsbare transporteur 2,3. I

Nadat twee deegbollen KI en K2 zijn ondersteund I

op de bijvoorbeeld met teflon beklede kleppen 5a,b van de I

10 buffer 4, worden de kleppen 5a,b snel in de richtingen N I

opengedraaid, als gevolg waarvan de deegbollen KI en K2 I

tegelijk in de richting C, op geleide wijze zullen vallen I

om tegelijk opgevangen te worden door de beide walsrollen 7 I

en 8. I

15 De deegbollen Kl en K2 zullen tegelijk door de I

walsrollen 7 en 8 door de daartussen gevormde spleet 19 I

worden heengevoerd, onder het plat maken van het deeg tot I

één plak P. I

Zoals in figuur 2 aanschouwelijk is gemaakt zal I

20 de plak P meetkundig opgebouwd kunnen zijn uit twee min of I

meer ellipsvormige gebieden PI en P2, met een korte as of I

breedte bl, b2 van bijvoorbeeld 25 cm. Vanwege de meetkun- I

dige overlap is de totale breedte b3 iets kleiner dan bl en I

b2, bijvoorbeeld 45 cm. Duidelijk is echter dat de breedte I

25 b3 veel groter is dan de breedte bl danwel b2, en dat een I

als één geheel gevormde plak P gevormd is. De dikte kan I

ongeveer 1,5-2,5 cm bedragen, afhankelijk van de deegsamen- I

stelling. I

De plak P wordt verder gevoerd in de richting G, I

30 om een op zich bekende wijze bij doorgang onder het net 15 I

in de richting H opgerold te worden tot een langwerpige I

deegrol R. Deze deegrol R wordt in de richting I ingevoerd I

in de doorgang 17 tussen de transportband 12 en uit rolplank I

16. Aldaar wordt de deegrol uitgerold om een grotere lengte I

35 te verkrijgen, bijvoorbeeld een lengte van 80 cm. I

Het resultaat is dan dat men uitgaande van twee I

deegbollen van 7-9 cm één lange deegrol van 80 cm heeft I

1025311 7 verkregen, die bijvoorbeeld verwerkt kan worden in de zogenaamde Zopf-broden, waarin de deegrol als het ware in zichzelf gevlochten wordt. Alternatief verkrijgt men aldus op eenvoudige wijze een lang stokbrood.

i 1025311

Claims (19)

1. 8 I CONCLUSIES I
2. 1. Inrichting voor het ontvormen van een deegbol I naar een langwerpige deegportie, omvattend een toevoer voor I de deegbol, een de deegbol van de toevoer ontvangende I walarollenstel voor het tot een afzonderlijk plat stuk I 5 deeg walsen van de deegbol, en middelen voor het oprollen I van het plat stuk deeg tot een langwerpige rol deeg, waar· I bij de toevoer ingericht is voor het gezamenlijk afgeven I aan het walsrollenstel van tenminste twee naast elkaar I gelegen deegbollen voor het vormen van het plat stuk deeg. I
3. 2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de I toevoer en het walsrollenstel in onderlinge afstemming I ingericht zijn voor het invoeren en plat maken van naast I elkaar gelegen deegbollen onder het vormen van een over- I gangsgebied daartussen, beschouwd in een richting dwars op I 15 de procesrichting. I
4. 3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij I de toevoer voorzien is van een invoer voor opeenvolgend I aangevoerde deegbollen en van een verdeler en buffer voor I het omvormen van een reeks in serie aangevoerde deegbollen I 20 naar een reeks parallel aan het walsrollenstel afgegeven I deegbollen. I
5. 4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waar- I bij de toevoer ingericht is voor afgifte van twee deegbol- I len tegelijk. I
6. 5. Inrichting volgens een der voorgaande conclu- I sies, omvattend een na de oprolmiddelen geplaatste uitrol- I of opmaakeenheid voor het verlengen van de rol deeg. I
7. 6. Werkwijze voor het omvormen van een deegbol I naar een langwerpige deegportie, waarbij tenminste twee I 30 deegbollen naast elkaar worden toegevoerd aan een walsrol- I lenstel, daardoorheen worden gevoerd en daarbij plat worden I gemaakt om een afzonderlijk plat stuk deeg te vormen, I 1025311 I waarbij tijdens het platmaken het deeg van in een richting dwars op de procesrichting naast elkaar gelegen deegbollen in innig contact met elkaar gedwongen wordt.
8. 7. Werkwij ze voor het ontvormen van een deegbol 5 naar een langwerpige deegportie, waarbij tenminste twee deegbollen naast elkaar worden toegevoerd aan een walsrol-lenstel, daardoorheen worden gevoerd en daarbij plat worden gemaakt, waarbij tijdens het platmaken het deeg van in een richting dwars op de procesrichting naast elkaar gelegen 10 deegbollen tot een afzonderlijke, één geheel vormende plak deeg gevormd wordt.
9. 8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, waarbij de deegbollen worden toegevoerd met een onderlinge afstand die groter is dan de afmeting van de deegbollen in een richting 15 dwars op de procesrichting.
10. 9. Werkwijze volgens conclusie 6, 7 of 8, waarbij een aantal deegbollen achter elkaar wordt aangevoerd, naast elkaar worden gebracht en tegelijk worden afgegeven aan een walsrollenstel en daarin parallel worden platgemaakt.
11. 10. Werkwijze volgens een der conclusies 6-9, waarbij het deeg na het plat maken wordt opgerold tot een deegrol.
12. 11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de deegrol wordt doorgevoerd door een inrichting voor het door 25 rollen verlengen van de deegrol.
13. 12. Werkwijze volgens een der conclusies 6-11, waarbij deegbollen worden toegevoerd met een diameter van ongeveer 7-9 cm.
14. 13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de 30 walsrollen de deegbollen omvormen tot een plak met een dikte van ongeveer 1,5-2,5 cm.
15. 14. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij de walsrollen twee deegbollen tegelijk omvormen tot een plak deeg met een breedte van ongeveer 40-50 cm.
16. 15. Werkwijze volgens conclusie 11, in het bij zonder ook volgens conclusie 14, waarbij de deegrol wordt verlengd tot een lengte van minimaal 75 cm. 10253 1 1 Η 16. Werkwijze volgens een der conclusie 11, waarbij de verlengde deegrol gebruikt wordt voor het vormen van een zogenoemde Zopfbrot of brioche, stokbrood.
17. 17. Werkwijze volgens een der conclusies 6-16, 5 waarbij gebruik wordt gemaakt van deegbollen van tarwemeel of een tarwehoudend mengsel.
18. 18. Inrichting omvattend een of meer van de in de beschrijving omschreven en/of in de tekeningen weergegeven kenmerkende maatregelen.
19. 19. Werkwijze omvattend een of meer van de in de beschrijving omschreven en/of in de tekeningen weergegeven kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- I AF/MB I 1025311