NL1025063C2 - Droogmolen met lijnenspanner. - Google Patents

Description

Droogmolen met liinenspanner

De uitvinding betreft een droogmolen, omvattende een staander alsmede armen die rond de staander zijn aangebracht en die overbrengbaar zijn tussen een ingeldapte 5 stand in wezen evenwijdig aan de staander en een uitgeklapte stand, tussen welke armen zich lijnen uitstrekken die in een uiterste uitgeklapte stand van de armen onder trekspanning verkeren, een schuiforgaan dat verschuifbaar is langs de staander en waaraan elke arm elk door middel van een scharnier dat dwars op de staander is gericht is verbonden, alsmede steunen die elk aan een eind door middel van een scharnier 10 verbonden met de staander, en die aan het andere eind door middel van en scharnier zijn verbonden met een arm op een positie tussen beide einden van die arm.

Een dergelijke droogmolen is bekend. Door het uitklappen van de armen worden de lijnen onder een zekere voorspanning gebracht, zodanig dat bij het daaraan ophangen van wasgoed de lijnen niet al te zeer doorzakken. In de gespannen toestand IS van de lijnen worden de armen gewoonlijk geblokkeerd ten opzichte van de staander, Zodanig dat de gespannen toestand ook bij een vrij zware belasting kan worden bewaard.

Het aanbrengen van de spanning in de lijnen geschiedt gewoonlijk door het schuiforgaan waaraan de armen zijn bevestigd met de ene hand zoveel mogelijk 20 omhoog te duwen, terwijl met de ander hand de staander wordt vastgehouden. Een dergelijk handeling is lastig, ook al omdat het uitoefenen van een omhoog gerichte kracht in half gebukte houding onder de inmiddels uitgeklapte armen met lijnen niet goed mogelijk is. Bij andere bekende uitvoeringen kunnen de spanningen worden aangebracht door middel van katrollen.

25 Doel van de uitvinding is een droogmolen te verschaffen waarbij de lijnen op eenvoudige manier en met geringere bedieningskrachten te spannen rijn. Dat doel wordt bereikt doordat spanmiddelen rijn voorzien voor het vergroten van de trekspanning in de lijnen. In het bijzonder kan daartoe het schuiforgaan rijn voorzien van een hefboom die in samenwerking brengbaar is met de staander.

30 De staander heeft tenminste een aangrijpingspunt dat zich bevindt in het gebied van de staander waar zich het schuiforgaan bevindt in de uitgeklapte stand van de armen. Zodra het schuiforgaan voldoende omhoog geschoven is, komt de hefboom in samenwerking met het aangrijpingspunt op de staander waarna het verhogen van de 1025063 2 spanning in de lijnen kan plaatsvinden door de hefboom te bedienen. In het bijzonder kan de staander daartoe een tandheugel dragen. In dat verband kan het schuiforgaan zijn voorzien van een eerste getand rotatie-orgaan, zoals een tandsector of een tandwiel, dat in samenwerking is met de tandheugel in de uitgeklapte stand van de armen. De 5 hefboom kan een tweede getand rotatie-orgaan, zoals een tandsector of een tandwiel, dragen dat in ingrijping is met het eerste getande rotatie-orgaan. Tevens kunnen blokkeermiddelen zijn voorzien voor het blokkeren van de hefboom.

Het voordeel van het spanmiddel volgens de uitvinding is verder dat een eventuele verandering in de lengte van de draden daarbij geen invloed heeft. In de 10 praktijk kan het voorkomen dat na verloop van tijd enige blijvende rek in de draden optreedt. Deze blijvende rek wordt door het spanmiddel gecompenseerd. Het spanmiddel begint daarbij in te grijpen op een andere tand van de tandheugel dan aanvankelijk. Daardoor verplaatst het spanbereik zich automatisch, zonder dat de gebruiker daarop hoeft te letten of zich daarvan bewust is.

15 Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont een droogmolen volgens de uitvinding in ingeschoven en ingeklapte toestand.

Fig. 2 toont de droogmolen volgens figuur 1 in ingeschoven en half uitgeklapte 20 toestand.

Fig. 3 toont de droogmolen in ingeschoven en geheel uitgeklapte toestand.

Fig. 4 toont de droogmolen in ingeschoven en uitgeklapte toestand.

Fig. 5 toont een vergroot aanzicht van de grendelmiddelen voor het vergrendelen van de droogmolen in de uitgeschoven toestand.

25 Fig. 6 toont een axiale doorsnede door de vergrendelmiddelen.

Figuur 7 toont een aanzicht in perspectief van de spanmiddelen voor het spannen van de armen in de uitgeklapte toestand.

Figuur 8 toont een axiale doorsnede door de spanmiddelen in onwerkzame toestand.

30 Figuur 9 toont een axiale doorsnede door de spanmiddelen in werkzame toestand.

Figuur 10 toont een aanzicht in perspectief van de voet van de droogmolen.

Figuur 11 toont een axiale doorsnede door de voet.

1025063 3

De in de figuren 1-11 weergegeven droogmolen omvat een in zijn geheel met 1 aangeduide staander, waarvan het onderste einde 2 is gestoken in een ondergrond 3. De droogmolen bezit een viertal armen 4, die zijn bevestigd aan de staander 1.

Volgens de uitvinding is de staander 1 tweedelig, en omvat hij een vast 5 staanderdeel 5 waarvan het eind 2 is gestoken in de ondergrond 3, alsmede een ten opzichte daarvan telescopisch verschuifbaar staanderdeel 6. De staanderdelen S, 6 kunnen ook rond hun langsas ten opzichte van elkaar verdraaibaar zijn.

Het verschuifbare staanderdeel 6 is ten opzichte van het vaste staanderdeel 5 blokkeerbaar door middel van de blokkeermiddelen 7. Zoals weergegeven in figuur 5 10 en 6 omvatten deze blokkermiddelen een aan het verschuifbare staanderdeel 6 verbonden huis 60. In dit huis 60 is een ratel 8 opgenomen die schamierbaar is opgehangen rond draaipunt 12 en die inklikbaar is in een aantal aanslagen of grendelopeningen 9 van het vaste staanderdeel S. De ratel 8 omvat een schoot 10, die in de richting omhoog langs de grendelopeningen 9 ratelt. Bij de neerwaartse beweging 15 haakt de schoot 10 in een van die grendelopeningen 9. De schoot 10 wordt daartoe verend door middel van de veer 11 aangedrukt.

De schoot 10 kan ontgrendeld worden door de drukknop 13 in te drukken, in de richting naar het staanderdeel 6 toe. Deze drukknop 13 is door middel van de hefboom 14, die via het gat 61 uit het huis 60 steekt, verbonden met de ratel 8, zodanig dat de 20 schoot 10 door een druk op de drukknop 13 naar buiten uit de grendelopeningen 9 wordt bewogen. Het verschuifbare staanderdeel 6 kan dan omlaag bewogen worden over het vaste staanderdeel 5.

Het huis 60 heeft verder nog de functie van draaiverbinding tussen de staanderdelen 5,6. Deze zijn daardoor rond hun langsas ten opzichte van elkaar 25 draaibaar. Het huis 60 bezit daartoe een geïntegreerde kamer 62, bestaande uit de cilindrische kamerwand 63 en de naar binnen stekende flenzen 64, 65 aan de bovenzijde respectievelijk onderzijde daarvan. In de kamer 62, opgesloten tussen de flenzen 64, 65, is een huls 66 draaibaar rond de langsas opgenomen. Door middel van nokken 67, gehaakt in de gaten 68, is deze huls met het verschuifbare staanderdeel 6 30 verbonden. In gebruik vormt de onderrand van de huls 66 samen met het bovenoppervlak van de onderste flens een draailager voor het verschuifbare staanderdeel 6, zodanig dat het bovenste staanderdeel 6 rond de langsas verdraaibaar is ten opzichte van het onderste staanderdeel 5.

1025063 ' 1 j 4

Aan de onderzijde van het huis 60 is verder een handgreep 15 aangebracht, zodanig dat het verschuifbare staanderdeel 6 ook in een lage positie gemakkelijk kan worden gegrepen en opgetild. De handgreep is verdraaibaar rond scharnier 69, tussen de in figuur 5 en 6 weergegeven hefstand en een naar beneden geklapte, opbergstand 5 (niet getoond). Om te verhinderen dat het vaste staanderdeel 5 bij het omhoogschuiven van het staanderdeel 6 ook wordt opgetild, is een tredeoppervlak 16 aangebracht waarop men de schoen kan zetten, zoals hieronder verder zal worden toegelicht.

De armen 4 zijn door middel van steunen 17 verbonden met het verschuifbare staanderdeel 6. Deze steunen 17 zijn daartoe via scharnieren 18 verbonden met het 10 staanderdeel 6, en via de scharnieren 19 met de armen 4.

De armen 4 zijn verder aan hun naar de staander 1 gekeerde eind door middel van scharnieren 20 verbonden met een schuifring 21. Door het omhoog bewegen van de schuifring 21 over het verschuifbare staanderdeel 6 worden de armen 4 gespreid naar de in fig. 4 weergegeven toestand, waarbij de lijnen (niet getoond) tussen de 15 armen 4 worden gespannen. In die stand kan de schuifring 21 worden vastgezet ten opzichte van het verschuifbare staanderdeel 6. Doordat het verschuifbare staanderdeel 6 eerst omhoog kan worden geschoven, kan het uitklappen van de armen 4 daarna veel gemakkelijker worden uitgevoerd.

In verband met het vereenvoudigen van het op spanning brengen van de lijnen en 20 het beperken van de hiervoor benodigde kracht zijn de in hun geheel met 30 aangeduide spanmiddelen voorzien, zie fig. 8. Deze spanmiddelen 30 omvatten een hefboom 31 alsmede een tandheugel 32 op het oppervlak van het verschuifbare staanderdeel 6 zoals weergegeven in fig. 4. De hefboom 31 is draaibaar opgehangen in het scharnier 33 van het huis 34 dat aan de schuifring 31 is bevestigd, zoals 25 weergegeven in figuur 8.

Zoals te zien in fig. 8 is ter plaatse van het scharnier 33 een als tandsector uitgevoerd tandwiel 35 aangebracht, dat een omtreksgedeelte met vertanding heeft, en een omtreksgedeelte zonder vertanding. Naast dit als tandsector uitgevoerde tandwiel 35 bevindt zich het normale tandwiel 36, dat eveneens draaibaar is opgehangen in het 30 huis 34. De tandsector 35 is zodanig bevestigd aan de hefboom 31 om het scharnier 33, dat in de omhooggeklapte toestand van de hefboom 31, het niet vertande gedeelte van de tandsector 35 is gekeerd naar het normale tandwiel 36. Deze zijn dan niet met elkaar in ingrijping.

1025063 5

Wanneer nu in deze toestand de schuifring 21 omhoog wordt bewogen, kan het normale tandwiel 36 vrij verdraaien zodra dit in ingrijping komt met het tandheugel 32. Door vervolgens de hefboom 31 te grijpen en in fig. 9 naar links te verdraaien, wordt het vertande gedeelte van de tandwielas 35 in ingrijping gebracht met het normale 5 tandwiel 36, en als gevolg van de zo verkregen samenwerking tussen de tandwielen 35 en 36 wordt de schuifring 21 omhoog gedreven ten opzichte van de tandheugel 32, zodanig dat de armen 4 verder naar een horizontale stand worden geduwd en de lijnen worden gespannen.

In de uiteindelijke gewenste stand wordt de hefboom 31 vergrendeld door middel 10 van de grendelmiddelen 37, 39. Bij het inklappen van de armen worden eerst de grendelmiddelen 37, 39 ontgrendeld, waarna de hefboom 31 kan worden terugbewogen, vanuit de stand van figuur 9, naar de omhoog gerichte stand volgens fig. 8 zodanig dat het tandwiel 36 buiten samenwerking komt met de tandheugel 32 en de schuifring 21 verder omlaag bewogen kan worden voor het inklappen van de armen 4. 15 Door middel van de veer 38 wordt de hefboom in opgeklapte stand gehouden.

Zoals weergegeven in figuren 1-3, bevindt het zwaartepunt 8 van de armen 4 zich ongeveer in het midden daarvan. Het zwaartepunt 8 ligt in ieder geval buiten de scharnieren 19, in de in de figuren 2 en 3 weergegeven uitgeklapte toestand die derhalve stabiel is. Het is wenselijk dat de armen 4, naast een stabiele uitgeklapte stand, 20 ook een stabiele opgeklapte stand bezitten. Daartoe is zoals weergegeven in figuur 1 er voor gezorgd dat in de opgeklapte stand van de armen 4 de afstand 40 tussen de scharnieren 19 groter is dan de afstand 41 tussen de zwaartepunten van de armen 8. In de opgeklapte stand steunen de armen 4 volledig op de scharnieren 19. Doordat het zwaartepunt 8 van de armen 4 zich aan de naar de staander gekeerde zijde bevindt ten 25 opzichte van die scharnieren 19, hebben de armen 4 de neiging om rond de scharnieren 19 naar de staander te kantelen. Zodra zij daar tegen aan liggen bevinden zij zich in een stabiele opgeklapte toestand. Daardoor is verzekerd dat zowel de uitgeklapte stand als de opgeklapte stand van de armen 4 stabiel is.

Zoals duidelijk te zien in figuur 2 bezitten de steunen 17 elk een naar de 30 betreffende arm 4 toegekeerd gebogen gedeelte 42. Daardoor is verzekerd dat de scharnieren 19 zich dichter bij de buitenzijde 43 dan bij de binnenzijde 44 van de armen 4 zich bevinden. Deze armen 4 bezitten in dwarsdoorsnede een U-vormige of V-vormige doorsnede, met flenzen 45,46 zoals ook te zien in figuur 7, 8 en 9, verbonden 1025063 6 door een bodem 48. Daardoor kunnen de afgebogen delen 42 van de steunen 17 tussen de benen 45, 46 steken, en door middel van respectievelijke ophangpunten op beide benen 45,46 aangrijpen.

In de figuren 10 en 11 is de voet van de droogmolen nader weergegeven. Deze 5 voet, die in zijn geheel aangeduid is met het verwijzigingsteken 51, bezit zoals genoemd een tredeoppervlak 16 waarop de gebruiker de schoen kan plaatsen. Vervolgens kan dan door de handgreep 15 te grijpen, het verschuifbare staanderdeel 6 omhoog worden geschoven over het vaste staanderdeel, en ten opzichte daarvan worden vergrendeld zoals hiervoor beschreven. Teneinde te verhinderen dat de 10 droogmolen daarbij uit het gat 52 in de grond wordt getrokken, is de voet 51 voorzien van het tredeoppervlak 16.

De voet 51 kan verder een functie vervullen bij het in de ingeschoven toestand ten opzichte van elkaar vergrendelen van de staanderdelen 5, 6. Daartoe bezit de voet een grendel 54, die door een veer 55 voortdurend omhoog wordt aangedrukt De 15 grendel 54 kan tegen de door de veer 55 uitgeoefende veerkracht naar beneden worden gedrukt door met de schoen op het oppervlak 56 van de grendel 54 te drukken. Daardoor kantelt de grendelneus 57 uit de uitsparing 58 aan de onderzijde van het verschuifbare deel 6, los van de richel 47, waardoor de vergrendeling tussen het vaste deel 5 en het verschuifbare deel 6 wordt opgeheven. Het verschuifbare deel 6 kan 20 daardoor omhoog worden bewogen. Omgekeerd bij het naar beneden bewegen van het verschuifbare deel 6 wordt de grendel 54 langs zijn schuine oppervlak 59 weggeduwd tegen de veerkracht 55 in, waarna de grendelneus 57 in de grendeluitsparing 58 haakt en het vaste staanderdeel 6 en het verschuifbare staanderdeel 6 ten opzichte van elkaar vergrendeld zijn.

1 025063 '

Claims (9)

1. Droogmolen, omvattende een staander (1) alsmede armen (4) die rond de staander (1) zijn aangebracht en die overbrengbaar zijn tussen een ingeklapte stand in 5 wezen evenwijdig aan de staander (1) en een uitgeklapte stand, tussen welke armen (4) zich lijnen uitstrekken die in een uiterste uitgeklapte stand van de armen (4) onder trekspanning verkeren, een schuiforgaan (21) dat verschuifbaar is langs de staander (1) en waaraan elke arm (4) elk door middel van een scharnier (20) dat dwars op de staander (1) is gericht is verbonden, alsmede steunen (17) die elk aan een eind door 10 middel van een scharnier (18) verbonden met de staander (1), en die aan het andere eind door middel van een scharnier (19) zijn verbonden met een arm (4) op een positie tussen beide einden van die arm (7), met het kenmerk dat spanmiddelen (30) zijn voorzien voor het vergroten van de trekspanning in de lijnen.

2. Droogmolen volgens conclusie 1, waarbij het schuiforgaan (21) is voorzien van een hefboom (31) die in samenwerking brengbaar is met de staander (1).

3. Droogmolen volgens conclusie 2, waarbij de staander (1) tenminste een aangrijpingspunt (32) heeft dat zich bevindt in het gebied van de staander (1) waar zich 20 het schuiforgaan (21) bevindt in de uitgéklapte stand van de armen (4).

4. Droogmolen volgens conclusie 3, waarbij de staander (1) een tandheugel (32) draagt.

5. Droogmolen volgens conclusie 4, waarbij het schuiforgaan (21) een eerste getand rotatie-orgaan (36), zoals een tandsector of een tandwiel, draagt dat in samenwerking is met de tandheugel (32) in de uitgeklapte stand van de armen (2).

6. Droogmolen volgens conclusie 5, waarbij de hefboom (31) een tweede getand 30 rotatie-orgaan (35), zoals een tandsector of een tandwiel, draagt dat in ingrijping is met het eerste getande rotatie-orgaan (36). 1025063

7. Droogmolen volgens conclusie 6, waarbij het tweede rotatie-orgaan in de opgeklapte stand van de hefboom (31) buiten ingrijping is met het eerste rotatie-orgaan.

8. Droogmolen volgens een der conclusies 2-7, waarbij blokkeermiddelen (39, 5 40) zijn voorzien voor het blokkeren van de hefboom (31) in de uitgeklapte stand daarvan.

9. Droogmolen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de staand» (1) twee ten opzichte van elkaar in hun langsrichting verschuifbare staanderdelen (5, 6) 10 omvat, en de steunen (17) zijn verbonden met hetzelfde staanderdeel (6) als het staanderdeel (6) waarover het schuiforgaan (21) verschuifbaar is. 1025063