NL1025064C2 - In hoogte verstelbare droogmolen. - Google Patents

Description

In hoogte verstelbare droogmolen

De uitvinding betreft een droogmolen, omvattende een staander met staanderdelen die in de langsrichting ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn, een van 5 welke staanderdelen een onderste steuneind heeft dat opstelbaar is op en/of in een ondergrond, alsmede armen die rondom het andere staanderdeel zijn aangebracht en die overbrengbaar zijn tussen een ingeklapte stand in wezen evenwijdig aan de staander, en een uitgeklapte stand dwars op de staander, tussen welke armen zich draden uitstrekken, waarbij het van het steuneind voorziene staanderdeel is opgenomen in het 10 andere staanderdeel, dat de armen draagt, en waarbij blokkeermiddelen zijn voorzien voor het blokkeren van de staanderdelen ten opzichte van elkaar.

Een dergelijke droogmolen is bekend uit FR-A-2826673. Bij het uitklappen van de armen moet de gebruiker zich naar achteren bewegen, van de droogmolen af, om niet verstrikt te raken in de lijnen of de armen bovenop zich te krijgen. Dat maakt het IS uitklappen van de armen vrij omslachtig, te meer ook omdat wel steeds een opwaartse kracht moet worden uitgeoefend op de verschuifbare ring waaraan de armen aan hun binnenste einde zijn verbonden. Verder worden bij het uitklappen van de armen, gewoonlijk vier, de lijnen op een bepaalde hoogte boven de ondergrond gespannen. Dit betekent dat het wasgoed op een bepaalde, vaste hoogte moet worden opgehangen. Dat 20 is eveneens een nadeel, omdat niet alle personen even lang zijn en de lijnen derhalve voor de een te hoog, en voor de ander te laag zullen hangen.

Bij de bekende droogmolen is dat ondervangen doordat het van het steuneind voorziene staanderdeel is opgenomen in het andere staanderdeel dat de armen draagt. Bij deze droogmolen kan de staander langer of korter worden gemaakt door de 25 staanderdelen ten opzichte van elkaar te verschuiven. Bij het in gebruik nemen van de droogmolen volgens de uitvinding kan de gebruiker eerst het bovenste staanderdeel omhoog schuiven over het onderste. Die handeling is eenvoudig en gemakkelijk uit te voeren. De armen zijn immer nog ingeklapt, zodat de gebruiker goede toegang heeft tot het betreffende staanderdeel. De daarbij op te brengen kracht kan in een veel 30 geschiktere houding van de gebruiker worden uitgeoefend. Dat blijft ook zo bij het omhoog schuiven van het bovenste staanderdeel, aangezien de armen daarbij ook nog ingeklapt blijven. Pas nadat het bovenste staanderdeel op de gewenste hoogte gébracht en vergrendeld is, zal de gebruiker de armen uitklappen. De armen bevinden zich dan 102 5 0 64* 2 echter al op een zodanig hoog niveau, dat nauwelijks meer gevaar voor verstrikt raken bestaat. Een verder voordeel is dat de hoogte van de lijnen boven de grond naar keuze instelbaar is.

Het doel van de uitvinding is deze bekende droogmolen verder te verbeteren en S het blokkeren van de staanderdelen te vergemakkelijken. Dat wordt bereikt doordat de blokkeermiddelen een ratelmechanisme omvatten dat bewegingen van het onderste eind af toelaat, en dat in tegengestelde richting blokkeert. Het ratelmechanisme omvat een aantal zich achter elkaar bevindende aanslagen op het vaste staanderdeel, alsmede een grendelorgaan op het verschuifbare staanderdeel die in samenwerking kan worden 10 gebracht met telkens een der aanslagen.

Een der staanderdelen is met het onderste eind vast op of in een ondergrond opneembaar en het andere staanderdeel is verschuifbaar tussen een lage positie nabij of op relatief kleine afstand van het onderste eind van het andere staanderdeel, en een hoge positie, met welk verschuifbare staanderdeel de armen draaibaar rond een dwars 15 op de staander gerichte draaias samenwerken.

Het verschuifbare staanderdeel heeft bij vooikeur een handgreep voor het verschuiven daarvan met betrekking tot het vaste staanderdeel. Aan het vaste staanderdeel kan een vasthoudorgaan zijn bevestigd voor het vasthouden of tegenhouden van de staander. Dat vasthoudorgaan kan zich bevinden nabij het onderste 20 eind van het vaste staanderdeel, en een trede-oppervlak hebben waarop met de voet een neerwaartse kracht kan worden uitgeoefend. Met deze hulpmiddelen kan het verschuifbare staanderdeel ook wanneer dit tot op het trede-oppervlak is neergelaten goed worden gegrepen en opgetild. Door met een voet het trede-oppervlak neerwaarts gedrukt te houden, kan verhinderd worden dat bij het optillen van het verschuifbare 25 staanderdeel, ook het vaste staanderdeel mee omhoog wordt getrokken.

Op bekende wijze kan elke arm door middel van een stang zijn verbonden met de staander. Volgens de uitvinding zijn de stangen verbonden met het verschuifbare staanderdeel, welke stangen aan beide einden schamierbaar zijn ten opzichte van de arm respectievelijk het verschuifbare staanderdeel rond een hartlijn evenwijdig aan de 30 draaias, welke draaias zich bevindt op een schuiforgaan dat verschuifbaar is langs het verschuifbare staanderdeel.

1025 0 64 3

Het schuiforgaan kan ringvormig zijn zodanig dat dit het verschuifbare staanderdeel omgeeft. Het schuiforgaan is blokkeeibaar ten opzichte van het verschuifbare staanderdeel. Bij voorkeur zijn de staanderdelen telescopeeibaar.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de 5 figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Fig. 1 toont een droogmolen volgens de uitvinding in ingeschoven en ingeklapte toestand.

Fig. 2 toont de droogmolen volgens figuur 1 in ingeschoven en half uitgeklapte toestand.

10 Fig. 3 toont de droogmolen in ingeschoven en geheel uitgeklapte toestand.

Fig. 4 toont de droogmolen in ingeschoven en uitgeklapte toestand.

Fig. 5 toont een vergroot aanzicht van de grendelmiddelen voor het vergrendelen van de droogmolen in de uitgeschoven toestand.

Fig. 6 toont een axiale doorsnede door de vergrendelmiddelen.

15 Figuur 7 toont een aanzicht in perspectief van de spanmiddelen voor het spannen van de armen in de uitgeklapte toestand.

Figuur 8 toont een axiale doorsnede door de spanmiddelen in onwerkzame toestand.

Figuur 9 toont een axiale doorsnede door de spanmiddelen in werkzame toestand.

20 Figuur 10 toont een aanzicht in perspectief van de voet van de droogmolen.

Figuur 11 toont een axiale doorsnede door de voet.

De in de figuren 1-11 weergegeven droogmolen omvat een in zijn geheel met 1 aangeduide staander, waarvan het onderste einde 2 is gestoken in een ondergrond 3. De droogmolen.bezit een viertal armen 4, die zijn bevestigd aan de staander 1.

25 Volgens de uitvinding is de staander 1 tweedelig, en omvat hij een vast staanderdeel 5 waarvan het eind 2 is gestoken in de ondergrond 3, alsmede een ten opzichte daarvan telescopisch verschuifbaar staanderdeel 6. De staanderdelen 5, 6 kunnen ook rond hun langsas ten opzichte van elkaar verdraaibaar zijn.

Het verschuifbare staanderdeel 6 is ten opzichte van het vaste staanderdeel 5 30 blokkeerbaar door middel van de blokkeermiddelen 7. Zoals weergegeven in figuur 5 en 6 omvatten deze blokkermiddelen een aan het verschuifbare staanderdeel 6 verbonden huis 60. In dit huis 60 is een ratel 8 opgenomen die schamierbaar is opgehangen rond draaipunt 12 en die inklikbaar is in een aantal aanslagen of 025 0 64 4 grendelopeningen 9 van het vaste staanderdeel 5. De ratel 8 omvat een schoot 10, die in de richting omhoog langs de grendelopeningen 9 ratelt. Bij de neerwaartse beweging haakt de schoot 10 in een van die grendelopeningen 9. De schoot 10 wordt daartoe verend door middel van de veer 11 aangedrukt.

5 De schoot 10 kan ontgrendeld worden door de drukknop 13 in te drukken, in de richting naar het staanderdeel 6 toe. Deze drukknop 13 is door middel van de hefboom 14, die via het gat 61 uit het huis 60 steekt, verbonden met de ratel 8, zodanig dat de schoot 10 door een druk op de drukknop 13 naar buiten uit de grendelopeningen 9 wordt bewogen. Het verschuifbare staanderdeel 6 kan dan omlaag bewogen worden 10 over het vaste staanderdeel S.

Het huis 60 heeft verder nog de functie van draaiverbinding tussen de staanderdelen 5,6. Deze zijn daardoor rond hun langsas ten opzichte van elkaar draaibaar. Het huis 60 bezit daartoe een geïntegreerde kamer 62, bestaande uit de cilindrische kamerwand 63 en de naar binnen stekende flenzen 64, 65 aan de 15 bovenzijde respectievelijk onderzijde daarvan. In de kamer 62, opgesloten tussen de flenzen 64, 65, is een huls 66 draaibaar rond de langsas opgenomen. Door middel van nokken 67, gehaakt in de gaten 68, is deze huls met het verschuifbare staanderdeel 6 verbonden. In gebruik vormt de onderrand van de huls 66 samen met het bovenoppervlak van de onderste flens een draailager voor het verschuifbare 20 staanderdeel 6, zodanig dat het bovenste staanderdeel 6 rond de langsas verdraaibaar is ten opzichte van het onderste staanderdeel 5.

Aan de onderzijde van het huis 60 is verder een handgreep 15 aangebracht, zodanig dat het verschuifbare staanderdeel 6 ook in een lage positie gemakkelijk kan worden gegrepen en opgetild. De handgreep is verdraaibaar rond scharnier 69, tussen 25 de in figuur 5 en 6 weergegeven hefstand en een naar beneden geklapte, opbergstand (niet getoond). Om te verhinderen dat het vaste staanderdeel 5 bij het omhoogschuiven van het staanderdeel 6 ook wordt opgetild, is een tredeoppervlak 16 aangebracht waarop men de schoen kan zetten, zoals hieronder verder zal worden toegelicht

De armen 4 zijn door middel van steunen 17 verbonden met het verschuifbare 30 staanderdeel 6. Deze steunen 17 zijn daartoe via scharnieren 18 verbonden met het staanderdeel 6, en via de scharnieren 19 met de armen 4.

De armen 4 zijn verder aan hun naar de staander 1 gekeerde eind door middel van scharnieren 20 verbonden met een schuifring 21. Door het omhoog bewegen van 1025064 5 de schuifring 21 over het verschuifbare staanderdeel 6 worden de armen 4 gespreid naar de in fig. 4 weergegeven toestand, waarbij de lijnen (niet getoond) tussen de armen 4 worden gespannen. In die stand kan de schuifring 21 worden vastgezet ten opzichte van het verschuifbare staanderdeel 6. Doordat het verschuifbare staanderdeel 6 5 eerst omhoog kan worden geschoven, kan het uitklappen van de armen 4 daarna veel gemakkelijker worden uitgevoerd.

In verband met het vereenvoudigen van het op spanning brengen van de lijnen en het beperken van de hiervoor benodigde kracht zijn de in hun geheel met 30 aangeduide spanmiddelen voorzien, zie fig. 8. Deze spanmiddelen 30 omvatten een 10 hefboom 31 alsmede een tandheugel 32 op het oppervlak van het verschuifbare staanderdeel 6 zoals weergegeven in fig. 4. De hefboom 31 is draaibaar opgehangen in het scharnier 33 van het huis 34 dat aan de schuifring 31 is bevestigd, zoals weergegeven in figuur 8.

Zoals te zien in fig. 8 is ter plaatse van het scharnier 33 een als tandsector IS uitgevoerd tandwiel 35 aangebracht, dat een omtreksgedeelte met vertanding heeft, en een omtreksgedeelte zonder vertanding. Naast dit als tandsector uitgevoerde tandwiel 35 bevindt zich het normale tandwiel 36, dat eveneens draaibaar is opgehangen in het huis 34. De tandsector 35 is zodanig bevestigd aan de hefboom 31 om het scharnier 33, dat in de omhooggeklapte toestand van de hefboom 31, het niet vertande gedeelte van 20 de tandsector 35 is gekeerd naar het normale tandwiel 36. Deze zijn dan niet met elkaar in ingrijping.

Wanneer nu in deze toestand de schuifiing 21 omhoog wordt bewogen, kan het normale tandwiel 36 vrij verdraaien zodra dit in ingrijping komt met het tandheugel 32. Door vervolgens de hefboom 31 te grijpen en in fig. 9 naar links te verdraaien, wordt 25 het vertande gedeelte van de tandwielas 35 in ingrijping gebracht met het normale tandwiel 36, en als gevolg van de zo verkregen samenwerking tussen de tandwielen 35 en 36 wordt de schuifring 21 omhoog gedreven ten opzichte van de tandheugel 32, zodanig dat de armen 4 verder naar een horizontale stand worden geduwd en de lijnen worden gespannen.

30 In de uiteindelijke gewenste stand wordt de hefboom 31 vergrendeld door middel van de grendelmiddelen 37, 39. Bij het inklappen van de armen worden eerst de grendelmiddelen 37, 39 ontgrendeld, waarna de hefboom 31 kan worden terugbewogen, vanuit de stand van figuur 9, naar de omhoog gerichte stand volgens fig.

025064 6 8 zodanig dat het tandwiel 36 buiten samenwerking komt met de tandheugel 32 en de schuifiing 21 verder omlaag bewogen kan worden voor het inklappen van de armen 4. Door middel van de veer 38 wordt de hefboom in opgeklapte stand gehouden.

Zoals weergegeven in figuren 1-3, bevindt het zwaartepunt 8 van de armen 4 zich 5 ongeveer in het midden daarvan. Het zwaartepunt 8 ligt in ieder geval buiten de scharnieren 19, in de in de figuren 2 en 3 weergegeven uitgeklapte toestand die derhalve stabiel is. Het is wenselijk dat de armen 4, naast een stabiele uitgeklapte stand, ook een stabiele opgeklapte stand bezitten. Daartoe is zoals weergegeven in figuur 1 er voor gezorgd dat in de opgeklapte stand van de armen 4 de afstand 40 tussen de 10 scharnieren 19 groter is dan de afstand 41 tussen de zwaartepunten van de armen 8. In de opgeklapte stand steunen de armen 4 volledig op de scharnieren 19. Doordat het zwaartepunt 8 van de armen 4 zich aan de naar de staander gekeerde zijde bevindt ten opzichte van die scharnieren 19, hebben de armen 4 de neiging om rond de scharnieren 19 naar de staander te kantelen. Zodra zij daar tegen aan liggen bevinden zij zich in een 15 stabiele opgeklapte toestand. Daardoor is verzekerd dat zowel de uitgeklapte stand als de opgeklapte stand van de armen 4 stabiel is.

Zoals duidelijk te zien in figuur 2 bezitten de steunen 17 elk een naar de betreffende arm 4 toegekeerd gebogen gedeelte 42. Daardoor is verzekerd dat de scharnieren 19 zich dichter bij de buitenzijde 43 dan bij de binnenzijde 44 van de 20 armen 4 zich bevinden. Deze armen 4 bezitten in dwarsdoorsnede een U-vormige of V-vonnige doorsnede, met flenzen 45,46 zoals ook te zien in figuur 7, 8 en 9, verbonden door een bodem 48. Daardoor kunnen de afgebogen delen 42 van de steunen 17 tussen de benen 45, 46 steken, en door middel van respectievelijke ophangpunten op beide benen 45,46 aangrijpen.

25 In de figuren 10 en 11 is de voet van de droogmolen nader weergegeven. Deze voet, die in zijn geheel aangeduid is met het verwijzigingsteken 51, bezit zoals genoemd een tredeoppervlak 16 waarop de gebruiker de schoen kan plaatsen. Vervolgens kan dan door de handgreep 15 te grijpen, het verschuifbare staanderdeel 6 omhoog worden geschoven over het vaste staanderdeel, en ten opzichte daarvan 30 worden vergrendeld zoals hiervoor beschreven. Teneinde te verhinderen dat de droogmolen daarbij uit het gat 52 in de grond wordt getrokken, is de voet 51 voorzien van het tredeoppervlak 16.

025064 7

De voet 51 kan verder een functie vervullen bij het in de ingeschoven toestand ten opzichte van elkaar vergrendelen van de staanderdelen 5, 6. Daartoe bezit de voet een grendel 54, die door een veer 55 voortdurend omhoog wordt aangedrukt De grendel 54 kan tegen de door de veer 55 uitgeoefende veerkracht naar beneden worden 5 gedrukt door met de schoen op het oppervlak 56 van de grendel 54 te drukken. Daardoor kantelt de grendelneus 57 uit de uitsparing 58 aan de onderzijde van het verschuifbare deel 6, los van de richel 47, waardoor de vergrendeling tussen het vaste deel 5 en het verschuifbare deel 6 wordt opgeheven. Het verschuifbare deel 6 kan daardoor omhoog worden bewogen. Omgekeerd bij het naar beneden bewegen van het 10 verschuifbare deel 6 wordt de grendel 54 langs zijn schuine oppervlak 59 weggeduwd tegen de veerkracht 55 in, waarna de grendelneus 57 in de grendeluitsparing 58 haakt en het vaste staanderdeel 6 en het verschuifbare staanderdeel 6 ten opzichte van elkaar vergrendeld zijn.

025064

Claims (20)

1. Droogmolen, omvattende een staander (1) met staanderdelen (S, 6) die in de langsrichting ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn, een van welke staanderdelen 5 (5, 6) een onderste steuneind (2) heeft dat opstelbaar is op en/of in een ondergrond (3), alsmede armen (4) die rondom het andere staanderdeel (6) zijn aangebracht en die overbrengbaar zijn tussen een ingeklapte stand in wezen evenwijdig aan de staander (1), en een uitgeklapte stand dwars op de staander (1), tussen welke armen (4) zich draden uitstrekken, waarbij het van het steuneind (2) voorziene staanderdeel (5) is 10 opgenomen in het andere staanderdeel (6), dat de armen (4) draagt, en waarbij blokkeermiddelen (7) zijn voorzien voor het blokkeren van de staanderdelen (5, 6) ten opzichte van elkaar, met het kenmerk dat de blokkeermiddelen (7) een ratelmechanisme (8, 9) omvatten dat bewegingen van het onderste eind af toelaat, en dat in tegengestelde richting blokkeert. 15

2. Droogmolen volgens conclusie 1, waarbij de blokkeermiddelen (7) meerdere blokkeeiposities bezitten.

3. Droogmolen volgens conclusie 1 of 2, waarbij het ratelmechanisme (8, 9) een 20 aantal zich achter elkaar bevindende aanslagen (9) op het vaste staanderdeel (5) omvat, alsmede een grendelorgaan (8) op het verschuifbare staanderdeel die in samenwerking kan worden gebracht met telkens een der aanslagen (9).

4. Droogmolen volgens conclusie 3, waarbij het grendelorgaan (8) onder 25 veervoorspanning in de grendelpositie aangedrukt wordt gehouden.

5. Droogmolen volgens conclusie 4, waarbij het grendelorgaan (8) tegen de veervoorspanning in verwijderbaar is uit de grendelpositie.

6. Droogmolen volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verschuifbare staanderdeel (6) een handgreep (15) heeft voor het verschuiven daarvan met betrekking tot het vaste staanderdeel (5). 025064

7. Droogmolen volgens conclusie 6, waarbij aan het vaste staanderdeel (S) een vasthoudorgaan (51) is bevestigd voor het grijpen en/of vasthouden en/of tegenhouden van de staander (1).

8. Droogmolen volgens conclusie 7, waarbij het vasthoudorgaan (51) zich bevindt nabij het onderste steuneind (1) van het vaste staanderdeel (5), en een trede-oppervlak (16) heeft waarop met de schoen een neerwaartse kracht kan worden uitgeoefend.

9. Droogmolen volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke arm (4) door 10 middel van een stang (17) is verbonden met het verschuifbare staanderdeel (6), welke stang (17) schamierbaar is ten opzichte van het verschuifbare staanderdeel (6) rond een hartlijn (18) dwars op de staander (1).

10. Droogmolen volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke arm 15 draaibaar rond een hartlijn (19) dwars op de staander (1) is verbonden met een schuiforgaan (21) dat verschuifbaar is langs het verschuifbare staanderdeel (6).

11. Droogmolen volgens conclusie 10, waarbij het schuiforgaan (21) ringvormig is. 20

12. Droogmolen volgens conclusie 10 of 11, waarbij het schuiforgaan (21) blokkeerbaar is ten opzichte van het verschuifbare staanderdeel (6).

13. Droogmolen volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 25 staanderdelen (5,6) telescopeerbaar zijn.

14. Droogmolen volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de staanderdelen (5,6) rond hun langsas ten opzichte van elkaar draaibaar zijn.

15. Droogmolen volgens conclusie 14, waarbij aan het onderste eind van het de armen (4) dragende staanderdeel (6) een huis (61) is verbonden. 1025 0 64 L

16. Droogmolen volgens conclusie 15 in combinatie met een der conclusies 2-7, waarbij de blokkeermiddelen (7) samenwerken met het huis (61).

17. Droogmolen volgens conclusie 15 of 16, waarbij het huis (61) is voorzien van 5 middelen (62-68) voor het draaibaar ondersteunen van het de armen (4) dragende staanderdeel (6).

18. Droogmolen volgens conclusie 17, waarbij het onderste eind van het de armen (4) dragende staanderdeel (6) is opgenomen in een kamer (62) van het huis (61).

19. Droogmolen volgens conclusie 18, waarbij het onderste eind van het de armen (4) dragende staanderdeel (6) is verbonden met een huls (66) die draaibaar is opgenomen in de kamer (62).

20. Droogmolen volgens conclusie 19, waarbij de kamer (61) een cilindrische wand (63) omvat die aan de uiteinden is begrensd door naar binnen stekende flenzen (64,65) waartussen de huls (66) draaibaar is opgenomen. 025064