NL1024583C2 - Kantelraam. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Kantelraam.

De uitvinding heeft betrekking op een kantelraam in het bijzonder voor plaatsing in een dak volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijk kantelraam is algemeen bekend en wordt 5 bijvoorbeeld door de firma Velux op de markt gebracht.

Een nadeel van het bekende kantelraam is dat het afsluitelement voor het ventileren via het ventilatiekanaal bij gesloten stand van het kantelbare frame slechts in één ventilatiestand te plaatsen is. Omdat het debiet van de ventilatieluchtstroora afhankelijk is van het 10 luchtdrukverschil tussen de beide uiteinden van het ventilatiekanaal, zal bij een klein luchtdrukverschil er een relatief kleine. ventilatieluchtstroom zijn, terwijl er bij een groot luchtdrukverschil juist een relatief grote ventilatieluchtstroom zal zijn. Omdat met name dit laatste oncomfortabel kan zijn, bijvoorbeeld 15 bij harde wind in de winter, is het dwarsoppervlak van het ventilatiekanaal bij het bekende kantelraam beperkt en zijn er soms stroomremmende middelen voorzien. Dit heeft als gevolg dat bij een klein luchtdrukverschil een ongewenst kleine ventilatieluchtstroom zal optreden. Het is met het bekende kantelraam dus niet mogelijk om 20 in een relatief groot bereik van luchtdrukverschillen over het kantelraam een comfortabele ventilatieluchtstroom te verkrijgen.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een kantelraam dat het bovengenoemde nadeel niet heeft.

Het doel is bereikt met een kantelraam volgens de aanhef van 25 conclusie 1 gekenmerkt doordat het kantelraam is voorzien van regelmiddeleri, waarmee een debiet van een luchtstroom die door het ventilatiekanaal gaat, regelbaar is.

Door het voorzien van regelmiddelen is het mogelijk de luchtstroom door het ventilatiekanaal zodanig te beïnvloeden dat er 30 zowel bij een klein als bij een groot luchtdrukverschil tussen de beide zijden van het kantelraam een comfortabele ventilatieluchtstroom kan worden verkregen.

De regelmiddelen zijn bij voorkeur tussen een in hoofdzaak 1024583 - 2 - geheel gesloten stand waarin het ventilatiekanaal in hoofdzaak is gesloten, en een in hoofdzaak geheel geopende stand, waarin het ventilatiekanaal in hoofdzaak maximaal is geopend, instelbaar in meerdere geopende standen, bij voorkeur traploos. Met regelmiddelen 5 die in meerdere standen, bij voorkeur vier of meer, bij verdere voorkeur traploos in te stellen zijn, is het mogelijk om bij een groot aantal drukverschillen een comfortabele ventilatieluchtstroom te verkrijgen.

De regelmiddelen kunnen bijvoorbeeld een scharnierende 10 ventilatieklep, schuifrooster of dergelijke omvatten. Ook is het mogelijk dat de. regelmiddelen het mogelijk maken het afsluitelement in meerdere open standen te plaatsen.

Met voordeel is het minimale oppervlak van de dwarsdoorsnede van het ventilatiekanaal ten minste een kwart, bij voorkeur ten 15 minste de helft van het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de ventilatieopening, en bij voorkeur is de hoogte van de ventilatieopening 3-8 centimeter is. Een dergelijke uitvoering van het ventilatiekanaal waarborgt dat ook bij een klein luchtdrukverschil een voldoende ventilatieluchtstroom wordt verkregen 20 om een comfortabele ventilatie mogelijk te maken.

Bij voorkeur omvat het kantelraam een beschermkap, welke beschermkap zich aan een buitenzijde van het kantelraam over de ventilatieopening uitstrekt, waarbij de beschermkap een luchtinlaat heeft die zich in een gemonteerde toestand van het kantelraam aan de 25 laaggelegen zijde van de beschermkap bevindt, waarbij het ventilatiekanaal gedeeltelijk door de beschermkap loopt. De beschermkap is bij voorkeur bevestigd aan het kozijn van het kantelraam. Met een dergelijke beschermkap kan de ventilatieopening worden beschermd tegen het binnentreden van neerslag, bijvoorbeeld 30 regen, waarbij de beschermkap tevens een luchtinlaat omvat voor het binnenlaten van de ventilatieluchtstroom.

Met voordeel omvat de beschermkap een of meer profielen die tenminste met een gedeelte ervan aan een en/of tweede zijden van het ventilatiekanaal het ventilatiekanaal althans gedeeltelijk begrenzen. 35 Door het voorzien van een aantal profielen die het ventilatiekanaal begrenzen is het mogelijk om een relatief rustige luchtstroom in het ventilatiekanaal te krijgen. Door een dergelijke rustige luchtstroom wordt het debiet bij een bepaald luchtdrukverschil groter, waardoor 1024583 - 3 - het met name bij lagere luchtdrukverschillen gemakkelijker mogelijk wordt om een comfortabele luchtstroom te verkrijgen.

Bij voorkeur omvat het kantelraam een wateropvangholte die is ingericht om in het bijzonder over het venster opstuwend water op te 5 vangen, zodanig dat dit water niet het ventilatiekanaal binnengaat.

De uitvinding heeft verder betrekking op regelmiddelen kennelijk bestemd voor een kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-19 en een beschermkap kennelijk bestemd voor een kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-19. Met dergelijke 10 regelmiddelen en eventueel een dergelijke beschermkap is het bij bepaalde uitvoeringsvormen ervan mogelijk het bekende kantelraam volgens de aanhef van conclusie 1 aan te passen tot een kantelraam volgens de uitvinding.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen 15 hiernavolgend verder worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een in de bijgevoegde tekening getoonde voorkeursuitvoeringsvorm van een kantelraam volgens de uitvinding.

In de tekening toont: figuur 1 een verticale dwarsdoorsnede van een eerste 20 uitvoeringsvorm van het gebied van een kantelraam dat een ventilatiekanaal omvat.

Iri figuur 1 is het bovenste gedeelte van een kantelraam 1 volgens de uitvinding getoond. Het kantelraam is in het geheel aangeduid met het verwijzingscijfer 1 en omvat een kozijn 2 en een 25 kantelbaar frame 3. Het kantelbare frame 3 is scharnierachtig verbonden met het kozijn 2, bijvoorbeeld in het midden van het kozijn 2, en te verplaatsen van een gesloten positie, waarin het kantelraam 1 gesloten is, naar een of meer open posities, waarin het kantelraam 1 open is en er dus frisse lucht door het raam de ruimte, waarin het 30 kantelraam 1 is geplaatst, kan binnengaan. In de figuur 1 is het kantelbare frame 3 in de gesloten positie getoond.

Het kantelbare frame 3 is voorzien van een venster 4 dat met een bevestigingselement 5 is vastgezet op het kantelbare frame 3. Het kozijn 2 en het kantelbare frame 3 zijn voorzien van 35 afdichtingsprofielen 6 zodat de ruimte tussen de het kozijn 2 en het kantelbare frame 3 in hoofdzaak is afgedicht tegen een luchtstroom tussen het kozijn 2 en het kantelbare frame 3.

In het kantelbare frame 3 is een ventilatieopening 7a 1024583 - 4 - aangebracht, welke vèntilatieopening 7a deel uitmaakt van een ventilatiekanaal 7 dat zich van de ene zijde van het kantelraam 1 uitstrekt naar de andere zijde, zodat in de gesloten positie van het kantelbare frame 3 een luchtstroom zich van de ene zijde van het 5 kantelraam 1 naar de andere zijde ervan kan gaan om zo de ruimte waarin het kantelraam 1 is ingebouwd te ventileren, ook wanneer het kantelraam 1 op zich is gesloten.

Het kantelbare frame 3 omvat verder een afsluitelement 8 dat scharnierachtig is verbonden met het kantelbare frame 3. Dit 10 afsluitelement 8 heeft twee functies. Een eerste functie is het vergrendelen van het kantelbare frame 3 in de gesloten toestand in het kozijn 2. Een tweede functie van het afsluitelement 8 is het afsluiten van het ventilatiekanaal. Om deze twee functies te vervullen is het afsluitelement 8 te plaatsen in drie posities.

15 In een eerste positie ligt het vlak van het afsluitelement 8 tegen een uiteinde van de ventilatieopening 7a aanligt en daarmee het ventilatiekanaal 7 afsluit. In deze positie is tevens het kantelbare frame 3 vergrendelt in het kozijn 2. In een tweede positie wordt de ventilatieopening 7a vrijgegeven zodat er een luchtstroom door het 20 ventilatiekanaal 7 kan gaan. In deze tweede positie blijft het kantelbare frame 3 vergrendeld in het kozijn 2. In een derde positie wordt ook het kantelbare frame 3 ontgrendeld van het kozijn 2 en kan het worden gekanteld ten opzichte van het kozijn 2, zodat het kan worden bewogen van de gesloten positie naar een of meer open 25 posities, waarbij het kantelraam 1 geopend is. In figuur 1 is het afsluitelement 8 getoond in de tweede positie. Indien het afsluitelement 8 naar het kantelbare frame 3 wordt gescharnierd zal het overgaan in de eerste positie. Indien het daarentegen van het kantelbare frame 3 af wordt bewogen, zal het afsluitelement 8 30 overgaan naar de derde positie.

In de ventilatieopening zijn regelraiddelen 9 aangebracht, waarmee een debiet van een luchtstroom die door het ventilatiekanaal 7 gaat, regelbaar is. De regelmiddelen 9 zijn uitgevoerd als een ventilatieklep 10 die door middel van een of meer klemelementen 11 35 scharnierend wordt gehouden in de ventilatieopening 7a. De klemelementen 11 zijn door middel van een schroef of dergelijke (aangegeven door een hartlijn) bevestigd op het kantelbare frame 3.

De ventilatieklep 10 is bijvoorbeeld vervaardigd uit een metaal 1024583 - 5 - zoals aluminium. De klemelementen 11 zijn bij voorkeur vervaardigd uit een verenstaal, zodat zij hun klemwerking op termijn niet of zo weinig mogelijk verliezen. Eventueel kunnen er ter plaatse van de scharnierende verbinding op het klemelement 11 en/of de 5 ventilatieklep 10 ribbels of dergelijke zijn voorzien om de positievastheid van de ventilatieklep te waarborgen/verbeteren.

Door de klemwerking van de klemelementen 11 is een traploze instelling van de ventilatieklep 10 in het ventilatiekanaal 7 mogelijk. Hierdoor kan ook het luchtstroomdebiet dat zich door het 10 ventilatiekanaal 7 begeeft traploos worden ingesteld.

De ventilatieklep 10 kan in een gewenste stand worden geplaatst door het zwenken ervan. In de getoonde uitvoeringsvorm is de ventilatieklep voorzien van een bedieningsknop 12 die aan een van de uiteinden van de ventilatieklep 10 is bevestigd, zodanig dat deze 15 uitsteekt voorbij het afsluitelement 8.

De ventilatieklep 10 is met voordeel nabij het uiteinde van de ventilatieopening 7a geplaatst zodat door het sluiten van de ventilatieopening 7a met het afsluitelement 8, d.w.z. het plaatsen ervan in de eerste positie, ook de ventilatieklep 10 wordt geplaatst 20 in de gesloten stand. Bij het weer openen van het afsluitelement 8 zal de ventilatieklep 10 in de gesloten stand blijven staan. Het is eventueel ook mogelijk om middelen te voorzien waarmee de ventilatieklep 10 weer in de oorspronkelijke stand, d.w.z. de stand voor het sluiten van het afsluitelement 8, wordt teruggebracht.

25 Als alternatief voor de ventilatieklep 10 is het ook mogelijk om een schuifrooster te voorzien of om het afsluitelement 8 zodanig aan te passen dat daarmee de mate van afsluiten van het ventilatiekanaal 7 kan worden ingesteld.

Het kantelraam 1 omvat verder een beschermkap 13 die zich 30 tenminste aan een buitenzijde van het kantelraam 1 over de ventilatieopening 7a uitstrekt om te zorgen dat er geen regen, of andere neerslag, de ventilatieopening 7a kan binnentreden. Het ventilatiekanaal 8 loopt door de beschermkap en mondt aan de buitenzijde van het kantelraam 1 uit.

35 De beschermkap 13 omvat een buitenprofiel 14 dat in hoofdzaak evenwijdig aan het venstervlak van het gesloten kantelraam 1 loopt. Het buitenprofiel 14 strekt zich uit tot net voorbij het begin van het venster 4. Tussen het venster 4 en het uiteinde van het 1024583 - 6 - buitenprofiel 14 bevindt zich een luchtinlaat 15 om lucht in het ventilatiekanaal 7 te laten. De luchtinlaat 15 bevindt zich in het in gemonteerde toestand van het kantelraam 1 aan de laaggelegen zijde van de beschermkap 13, zodat regen of andere neerslag die in de 5 luchtinlaat 15 is gekomen niet verder het ventilatiekanaal 7 kan instromen.

Om de inslag van neerslag te beperken, maar tevens het buitenprofiel 14 niet te ver over het venster 4 te laten uitsteken, omdat daarmee de lichtdoorgang van het venster 4 wordt beperkt, is 10 het buitenprofiel 14 aan het naar het venster 4 gekeerde uiteinde ervan in de richting van het venster 4 af gebogen. Om daarentegen de luchtinlaat 15 niet te klein te maken is het van belang het buitenprofiel 14 niet te ver naar het venster 4 toe te laten lopen.

De hoek α tussen het vlak van het venster 4 in gesloten positie en 15 het uiteinde van het buitenprofiel, zoals aangegeven in de figuur, zal in dat geval dus tussen 0 en 90 graden zijn en ligt bij voorkeur tussen 10 en 60 graden.

Het buitenprofiel 14 is voorzien van een isolatielaag 16 om de geluidshinder als gevolg van op de beschermkap neerkomende neerslag 20 te beperken.

In de beschermkap 13 is een eerste binnenprofiel 17 aangebracht dat tenminste met een gedeelte 17a ervan aan een eerste zijde het ventilatiekanaal 7 althans gedeeltelijk begrenst. Het gedeelte 17a van het binnenprofiel 17 is zodanig vormgegeven dat de luchtstroom 25 die door het ventilatiekanaal 7 gaat, van de luchtinlaat 15 wordt geleid naar de ventilatieopening 7' in het kantelbare frame 3. Aan de tegenoverliggende zijde van het ventilatiekanaal 7 is een tweede binnenprofiel 18 aangebracht welke tweede binnenprofiel 18 een gedeelte 18a omvat dat het ventilatiekanaal 7 althans gedeeltelijk 30 begrenst. Ook dit eerste gedeelte 18a van het tweede binnenprofiel 18 is zodanig vormgegeven dat de lucht van de luchtinlaat 15 naar de ventilatieopening 7' in het kantelbare frame 3 wordt geleid.

Het tweede binnenprofiel 18 omvat een tweede gedeelte 18b dat het ventilatiekanaal oversteekt naar de andere zijde. Dit tweede 35 gedeelte 18b heeft een aantal openingen en vormt een insectenrooster om te voorkomen dat insecten en dergelijke door het ventilatiekanaal 7 kunnen gaan. Het tweede binnenprofiel 18 omvat verder nog een derde gedeelte 18c dat in het verlengde van het eerste profiel 17 een 1024583 - 7 - gedeelte van het ventilatiekanaal 7 begrenst en een vierde gedeelte 18d van het tweede binnenprofiel 18 ligt aan tegen het kozijn 2 om bevestiging van het tweede binnenprofiel 18 aan het kozijn 2 mogelijk te maken. Het eerste binnenprofiel 17 is via de verbindingssleuf 17b 5 bevestigd aan het tweede binnenprofiel 18.

Het tweede binnenprofiel 18 heeft verder een bevestigingsklem 19 voor het daaraan vastklemmen van een afdichtingsprofiel 20. Het kantelbare frame 3 wordt met het bevestigingselement 5 in de gesloten positie van het kantelbare frame 3 afdichtend tegen dit 10 afdichtingsprofiel 20 gedrukt.

Met voordeel steekt het eerste gedeelte 18a van het tweede binnenprofiel 18 een bepaalde afstand uit voorbij de bevestigingsklem 19, zodat er tussen het tweede binnenprofiel 18 en het kantelbare frame 3 een ruimte 21 is gevormd. Deze ruimte 21 dient als 15 wateropvangholte 21 om in het bijzonder over het venster 4 opstuwend water op te vangen, zodat het opstuwende water niet het ventilatiekanaal binnengaat. Water of eventueel andere neerslag die in de wateropvangholte 21 wordt opgevangen zal daarna weer uit de wateropvangholte 21 naar beneden lopen over het kantelbare frame 3 en 20 vandaar op bekende wijze verder worden afgevoerd.

Om de grootte van de luchtinlaat 15 van het ventilatiekanaal 7 te vergroten loopt met voordeel ten minste het uiteinde van het eerste gedeelte 18a van het tweede binnenprofiel 18 naar het kantelbare frame 3 toe. De hoek β tussen het vlak van het venster in 25 gesloten positie en het uiteinde van het eerste gedeelte 18a is dus groter dan 0 graden, bij voorkeur 10-50 graden.

In de tekening is een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een kantelframe getoond dat verschillende onderdelen van het kantelraam 1 volgens de uitvinding, in het bijzonder met betrekking tot de 30 ventilatievoorziening toont. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat deze ventilatievoorziening zich in de praktijk over een aanzienlijk gedeelte van bij voorkeur over in hoofdzaak de gehele breedte van het kantelbare frame uitstrekt.

35 .1024583

Claims (21)

1. Kantelraam/ in het bijzonder voor plaatsing in een dak, omvattende een kozijn en een kantelbaar frame met een venster, waarbij het kantelbare frame om een horizontale as kantelbaar is verbonden met het kozijn en tenminste te plaatsen is in een gesloten 5 en een open positie, waarbij het kantelraam voorzien is van een ventilatiekanaal dat tenminste gedeeltelijk door een ventilatieopening in het kantelbare frame loopt en in de gesloten positie van het kantelbare frame een luchtstroom van de ene zijde naar de andere zijde van het kantelraam mogelijk maakt, waarbij het kantelbare frame 10 verder een afsluitelement omvat waarmee in een eerste positie het ventilatiekanaal afsluitbaar is en in een tweede positie het ventilatiekanaal geopend is, met het kenmerk, dat het kantelraam is voorzien van regelmiddelen, waarmee het debiet van een luchtstroom die door het ventilatiekanaal gaat, regelbaar is. 15

2. Kantelraam volgens conclusie 1, waarbij de regelmiddelen zijn aangebracht in de ventilatie-opening van het kantelbare frame.

3. Kantelraam volgens conclusie 1 of 2, waarbij de regelmiddelen 20 in meerdere geopende standen, bij voorkeur traploos instelbaar zijn tussen een in hoofdzaak geheel gesloten stand waarin het ventilatiekanaal in hoofdzaak is gesloten, en een in hoofdzaak geheel geopende stand, waarin het ventilatie-kanaal in hoofdzaak maximaal is geopend.

4. Kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarbij de regelmiddelen een zich in hoofdzaak over de breedte van het ventilatiekanaal uitstrekkende, scharnierende ventilatieklep omvatten, welke ventilatieklep te plaatsen is in een gesloten stand waarin het ventilatiekanaal in hoofdzaak is gesloten en ten minste 30 twee open standen, waarin het ventilatiekanaal geheel of gedeeltelijk geopend is.

5. Kantelraam volgens conclusie 4, waarbij de ventilatieklep op twee of meer scharnierpunten is gehouden door twee of meer 35 klemelementen die de ventilatieklep in een gewenste stand kunnen houden. 1024583 - 9 -

6. Kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarbij de regelmiddelen een van openingen voorzien rooster omvatten, welke geheel of gedeeltelijk kunnen worden geopend.respectievelijk 5 afgesloten door een schuifelement.

7. Kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-3, waarbij de regelmiddelen de stand van het afsluitelement beïnvloeden, zodat het afsluitelement in meerdere posities te plaatsen is, in welke 10 posities een debiet van een luchtstroom die door het ventilatiekanaal gaat, regelbaar is.

8. Kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-7, waarbij bij het in de eerste positie plaatsen van het afsluitelement de 15 regelmiddelen ook worden verplaatst naar de gesloten positie.

9. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij in het ventilatiekanaal een insectenrooster is voorzien.

10. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het minimale oppervlak van de dwarsdoorsnede van het ventilatiekanaal ten minste een kwart, bij voorkeur ten minste de helft van het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de ventilatieopening is. 25

11. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de hoogte (h) van de ventilatieopening 3-8 centimeter is.

12. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande, conclusies, 30 waarbij het kantelraam een beschermkap omvat, welke beschermkap zich aan een buitenzijde van het kantelraam over de ventilatieopening uitstrekt, waarbij de beschermkap een luchtinlaat heeft die zich in een gemonteerde toestand van het kantelraam aan de laaggelegen zijde van de beschermkap bevindt, waarbij het ventilatiekanaal gedeeltelijk 35 door de beschermkap loopt.

13. Kantelraam volgens conclusie 12, waarbij de beschermkap een eerste profiel omvat dat tenminste met een gedeelte ervan aan een 1 0245 o3 - 10 - eerste zijde het ventilatiekanaal althans gedeeltelijk begrenst.

14. Kantelraam volgens conclusies 12 of 13, waarbij de beschermkap een tweede profiel omvat dat tenminste met een gedeelte ervan aan een 5 tweede zijde het ventilatiekanaal althans gedeeltelijk begrenst.

15. Kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-14, waarbij het kantelraam een wateropvangholte omvat die is ingericht om in het bijzonder over het venster opstuwend water op te vaingen, zodanig dat 10 dit water niet het ventilatiekanaal binnengaat.

16. Kantelraam volgens conclusie 15, waarbij de wateropvangholte is begrensd door het tweede profiel dat zich over het kantelbare frame uitstrekt zodat tussen het kantelbare frame en het tweede profiel de 15 wateropvangholte wordt gevormd.

17. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het afsluitelement verder een bedieningselement is van een vergrendelinrichting waarmee het kantelbare frame ten minste in 20 gesloten positie te vergrendelen is in het kozijn.

18. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een aan de van het kantelbare frame afgekeerde zijde gelegen wand van de luchtinlaat van het ventilatiekanaal in de richting van 25 het uiteinde van de luchtinlaat toeloopt naar het kantelbare frame, bij voorkeur onder een hoek van 10-60 graden.

19. Kantelraam volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een aan de zijde van het kantelbare frame gelegen wand van de 30 luchtinlaat van het ventilatiekanaal in de richting van het uiteinde van de luchtinlaat toeloopt naar het kantelbare frame, bij voorkeur onder een hoek van 10-50 graden.

20. Regelmiddelen kennelijk bestemd voor een kantelraam volgens een 35 of meer van de conclusies 1-19.

21. Beschermkap kennelijk bestemd voor een kantelraam volgens een of meer van de conclusies 1-19. 1024583